Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR722214
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR722214/1
Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland
Geldend van 11-07-2024 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk RivierenlandDe colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel,
gezien het besluit van de onderscheiden gemeenteraden waarbij toestemming is verleend voor het wijzigen van deze regeling;
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
hebben besloten:
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1: Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
algemeen bestuur het algemeen bestuur van de UBR;
- b.
colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
- c.
dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van de UBR
- d.
desintegratiekosten alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de UBR, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingenrisico’s alsmede de afbouw ervan ontstaan als direct gevolg van de vermindering van taakuitvoering;
- e.
frictiekosten: alle incidentele kosten te maken door UBR die het directe gevolg van de beslissing tot vermindering van taakuitvoering van een deelnemer
- f.
gedeputeerde staten: de gedeputeerde staten van de provincie Gelderland;
- g.
gemeenten: de gemeenten Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel;
- h.
raden: de raden van de gemeenten;
- i.
regeling: de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland;
- j.
UBR Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland, het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de regeling;
- k.
wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen, en
- l.
voorzitter: de voorzitter van de UBR.
Artikel 2: Belang
Deze regeling wordt getroffen teneinde de aanleg en het beheer van een breedbandnetwerk door de gemeenten in gezamenlijkheid te realiseren in de gemeenten. Voornoemd breedbandnetwerk staat open voor alle private aanbieders om diensten zoals internettoegang, televisie, telefonie, zorg en onderwijs op afstand aan te bieden aan de inwoners van de gemeenten. Dit om zoveel mogelijk inwoners van de gemeenten in staat te stellen om gebruik te kunnen maken van een hoogwaardig netwerk voor data-transport.
Artikel 3: Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland
-
1. Er is een openbaar lichaam genaamd Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland (UBR).
-
2. De UBR is gevestigd in de gemeente Tiel.
Artikel 4: Taken
-
1. Het algemeen bestuur heeft als taak zorg te dragen voor het aanleggen, beheren en onderhouden van een breedbandnetwerk binnen de gemeenten.
-
2. De colleges kunnen ook andere taken opdragen aan het bestuur, voor zover het algemeen bestuur daar unaniem mee instemt.
-
3. Er worden geen bevoegdheden overgedragen aan de UBR.
-
4. De colleges onderscheidenlijk de burgemeesters van de gemeenten kunnen waar nodig machtiging, volmacht dan wel mandaat verlenen aan het dagelijks bestuur indien dit vereist is voor effectieve en efficiënte uitvoering van de taken.
-
5. Gemeenten kunnen ieder afzonderlijk met de UBR overeenkomsten sluiten ten aanzien van de taken, bedoeld in het eerste en het tweede lid.
-
6. Het dagelijks bestuur stelt een gelijkluidende overeenkomst vast ten behoeve van de overeenkomsten, bedoeld in het vijfde lid.
-
7. De UBR kan ook diensten verlenen aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de gemeenten dan wel aan andere privaatrechtelijke overheidsorganisaties, met dien verstande dat de UBR ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden voor de gemeenten verricht. Het algemeen bestuur beslist met betrekking tot het al dan niet verlenen van diensten aan een derde als hiervoor bedoeld.
Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur
Afdeling 2.1 Samenstelling bestuur
Artikel 5: Algemeen
-
1. Het bestuur van de UBR bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
-
2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de UBR.
-
3. Het bestuur verstrekt onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 5 ongevraagd aan de raden door toezending alle inlichtingen en informatie die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid.
-
4. Ingezetenen van de deelnemers en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering door de UBR kunnen, indien gewenst via de bestaande mogelijkheden bij de bestuursorganen van de deelnemers inbreng hebben op inbreng hebben op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid In afwijking van het voorgaande kan het algemeen bestuur besluiten om incidenteel ten behoeve van een concreet vraagstuk ten behoeve van ingezetenen en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering middels geschikte wijze inbreng te laten plaatsvinden op voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Bij de inbreng hiervoor bedoeld kan een andere procedure dan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevolgd.
-
5. De raden kunnen gezamenlijk op voorstel van een van hen een onderzoek instellen naar het gevoerde bestuur en voor dat doeleinde een onderzoekscommissie instellen. De artikelen 155g en 155h van de Gemeentewet zijn van toepassing. Een en ander onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamers van deelnemers op grond van artikel 184 Gemeentewet.
Afdeling 2.2 Algemeen bestuur
Artikel 6: Aanwijzing leden
-
1. De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het algemeen bestuur aan.
-
2. De colleges wijzen één plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.
Artikel 7: Einde van het lidmaatschap
-
1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden men is aangewezen.
-
2. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger is aangewezen.
-
3. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslagen worden door het college dat hem heeft aangewezen overeenkomstig artikel 35, derde lid.
Artikel 8: Vergaderorde
-
1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
-
2. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als het daartoe heeft besloten. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.
-
3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. De oproeping geschiedt ten minste acht weken voor de vergadering, behoudens spoedeisende gevallen.
-
4. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de wet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
-
5. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst in ieder geval twee-derde van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
-
6. Indien ingevolge het vijfde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
-
7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vijfde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 9: Handhaving vergaderorde
-
1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.
-
2. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.
-
3. De voorzitter kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 10: Open en besloten vergaderingen
-
1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
-
2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
-
3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd, een en ander conform artikel 22 en 23 van de wet.
Artikel 11: Immuniteit
De leden van het bestuur van de UBR en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor, dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over wat zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
Artikel 12: Besluitvorming
-
1. Het algemeen bestuur stemt met inachtneming van de volgende stemverhouding:
- a.
de gemeente Culemborg: 2 stemmen;
- b.
de gemeente Maasdriel: 2 stemmen;
- c.
de gemeente Neder-Betuwe: 4 stemmen;
- d.
de gemeente Tiel: 2 stemmen;
- e.
de gemeente West Betuwe: 5 stemmen
- f.
de gemeente West Maas en Waal: 3 stemmen;
- g.
de gemeente Zaltbommel: 3 stemmen.
- a.
-
2. Het algemeen bestuur besluit, tenzij deze regeling anders bepaalt, bij meerderheid van stemmen, waarbij aanvullend geldt dat deze meerderheid van stemmen in ieder geval meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur vertegenwoordigt.
-
3. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn gemeente in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.
-
4. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
-
5. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, en samen ten minste de helft van de stemmen vertegenwoordigt en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
-
6. Het vijfde lid is niet van toepassing:
- a.
ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;
- b.
voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.
- a.
-
7. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
Afdeling 2.3 Dagelijks bestuur
Artikel 13: Samenstelling en aanwijzing leden
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit de voorzitter en twee andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden, met inachtneming van artikel 14, derde lid, van de wet.
-
2. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
Artikel 14: Ontslag leden
-
1. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter uitgezonderd, ontslag verlenen overeenkomstig artikel 32, vijfde lid.
-
2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
-
3. De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.
-
4. De artikelen 28 tot en met 31 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing bij besluiten van het algemeen bestuur ingevolge dit artikel.
Artikel 15: Vergaderorde
-
1. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.
-
2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.
-
3. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.
Artikel 16: Besluitvorming
-
1. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover niet anders is bepaald in de regeling.
-
2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien alle zitting hebbende leden tegenwoordig zijn.
-
3. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
-
4. Op de vergadering, bedoeld in het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Afdeling 2.4 Voorzitter
Artikel 17: Aanwijzing
-
1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Voor ontslag van de voorzitter geldt de bepaling van artikel 33, zesde lid.
-
2. Uit de overige leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.
Afdeling 2.5 Commissies
Artikel 18: Adviescommissies
-
1. Het algemeen bestuur kan een adviescommissie instellen ter advisering aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter een adviescommissie instellen ten behoeve van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk ten behoeve de voorzitter, voor zover deze adviescommissie een tijdelijk karakter heeft.
-
3. Op voorstel van de raden gezamenlijk stelt het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 24a van de wet een gemeenschappelijke adviescommissie in.
Artikel 19: Bestuurscommissies
-
1. Het algemeen bestuur kan een bestuurscommissie instellen, waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur worden overgedragen.
-
2. Een bestuurscommissie geeft de raden alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.
Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden
Artikel 20: Algemeen bestuur
-
1. Alle bevoegdheden die niet bij of krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, berusten bij het algemeen bestuur.
-
2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.
-
3. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:
- a.
het vaststellen of wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen van de jaarrekening;
- c.
het beslissen tot het verlenen van diensten aan andere partijen dan de gemeenten, en
- d.
het benoemen, ontslaan of schorsen van leden van het dagelijks bestuur.
- a.
-
4. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van, en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
Artikel 21: Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur heeft in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden ten behoeve van het voeren van het dagelijks bestuur:
- a.
beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;
- b.
regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van de UBR;
- c.
ambtenaren benoemen, schorsen en ontslaan;
- d.
te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van UBR, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 20, vierde lid, en
- e.
te besluiten namens UBR, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Artikel 22: Voorzitter
-
1. De voorzitter:
- a.
bevordert een goede behartiging van de taken van UBR;
- b.
is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;
- c.
ondertekent alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, en
- d.
vertegenwoordigt UBR in en buiten rechte.
- a.
-
2. Indien de voorzitter aan een ander volmacht of machtiging verleent tot vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid onder d, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 4: Financiën
Artikel 23: Algemene financiële uitgangspunten
-
1. UBR draagt de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taken die UBR bij de regeling zijn opgedragen. Ten behoeve van de noodzakelijke investeringen voor de aanleg van het breedbandnetwerk in de gemeenten, sluit de UBR (een) lening(en) af. De gemeenten staan garant voor het te lenen bedrag.
-
2. De kosten voor de UBR worden per gemeente verdeeld naar rato van het gedeelte van de stemmen dat elke gemeente heeft ten opzichte van het totale aantal stemmen. Voorgaande in overeenstemming met de stemverdeling van artikel 12, eerste lid. Indien gewenst kan het algemeen bestuur, mede gelet op de werkelijke kosten en bijbehorende kostenverdeling, bij vaststelling van de bijdrageverordening bedoeld in het vierde lid, een andere kostenverdeelsleutel vaststellen. Indien een beroep wordt gedaan op de garantstelling verdelen de gemeenten het te betalen bedrag conform de kostenverdeelsleutel hiervoor bedoeld.
-
3. De berekening van kosten overeenkomstig het tweede lid vindt plaats op basis van de werkelijk gemaakte kosten dan wel de werkelijke kostprijs voor de UBR.
-
4. Het algemeen bestuur kan een bijdrageverordening vaststellen, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor instandhouding van UBR. Nadere financieringsafspraken worden opgenomen in de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, vijfde lid.
-
5. In het geval de UBR door de exploitatie van het door haar aangelegde netwerk positieve resultaten behaalt, worden deze resultaten verplicht gereserveerd ten behoeve van de rente en aflossing van de door de UBR aangegane lening(en) benodigd voor de aanleg, het beheer en onderhoud van het breedbandnetwerk.
-
6. Slechts in het geval dat de reservevorming de UBR in staat stelt alle gesloten leningen, bedoeld in het eerste lid, af te lossen vermeerderd met een percentage van 20%, kan het algemeen bestuur bij unaniem besluit vaststellen dat verdere reservevorming, bedoeld in het vijfde lid, niet meer noodzakelijk is en dat tegoeden kunnen worden uitgekeerd aan de gemeenten. Voornoemde uitkeringen geschieden naar rato van de verdeelsleutel bedoeld in het tweede lid, dan wel naar een rato vast te stellen door het algemeen bestuur bij besluit als bedoeld in de vorige zin.
-
7. Bij de vaststelling van de financiële verplichtingen van de gemeenten jegens de UBR, overeenkomstig het derde en vierde lid, kan onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten waar het gaat om hun bijdrage aan de reservevorming gelet op de lengte van de periode waarin een gemeente deelnemer is. Hiermee kan worden geborgd dat alle deelnemers uiteindelijk evenredig hebben bijgedragen aan reservevorming.
-
8. De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat UBR te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen en staan daarmee garant voor de volledige nakoming van de financiële verplichtingen van de UBR. Hiervoor geldt de kostenverdeelsleutel, bedoeld in het tweede lid.
-
9. Het algemeen bestuur besluit ten aanzien van het vierde, zesde en zevende lid van dit artikel bij unanimiteit.
Artikel 24: Kadernota
Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk op 1 december van elk jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden voor het begrotingsjaar twee jaar later.
Artikel 25: Begroting
-
1. Voor alle aan de UBR opgedragen taken brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de van de gemeenten te ontvangen bijdragen en andere financiële middelen die naar verwachting kunnen worden aangewend.
-
2. Ten laste van de UBR kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.
Artikel 26: Begrotingsprocedure
-
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, vóór 15 april maar in elk geval ten minste twaalf weken voor de in artikel 27, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de UBR en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
-
2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. De terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt bij openbare kennisgeving.
-
3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
-
4. Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Artikel 27: Vaststelling begroting
-
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 1 juli vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting is vastgesteld wanneer de leden van het algemeen bestuur unaniem voor het voorstel hebben gestemd.
-
2. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
-
3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
Artikel 28: Begrotingswijzigingen
-
1. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.
-
2. De artikelen 26 en 27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de begrotingswijzigingen die geen verandering brengen in de hoogte van de bijdrage per gemeente ten opzichte van de begroting die wordt gewijzigd. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan gedeputeerde staten.
Artikel 29: Jaarrekening
-
1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vóór 1 juli vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. De jaarrekening is vastgesteld wanneer de leden van het algemeen bestuur unaniem voor het voorstel hebben gestemd.
-
2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.
-
3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de voorlopige jaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de voorlopige jaarrekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
-
4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten en aan de raden.
Artikel 30: Financiële verordening
-
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
-
2. De verordening bevat in ieder geval:
- a.
regels voor waardering en afschrijving van activa, en
- b.
regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.
- a.
-
3. Bij het dekken van kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten uit reserves kan het algemeen bestuur besluiten dat een dergelijke dekking slechts ten gunste van sommige gemeenten wordt aangewend en dat andere gemeenten, gelet op de periode van deelname, hun aandeel in die kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten door middel van een extra bijdrage dienen te betalen. Hiermee kan een proportionaliteit worden geborgd tussen bijdrage aan de opbouw van reserves en het kunnen profiteren daarvan.
Artikel 31: Financiële controleverordening
-
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.
-
2. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 29 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
Hoofdstuk 5: Verantwoordingsrelaties
Artikel 32: Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
-
2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
-
3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang.
-
4. Het dagelijks bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang.
-
5. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
-
6. Het dagelijks bestuur legt geen besluiten voor zienswijze voor aan de raden.
Artikel 33: Verantwoordelijkheid voorzitter
-
1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.
-
2. De voorzitter geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
-
4. De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang.
-
5. De voorzitter geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang.
-
6. Het algemeen bestuur kan besluiten de voorzitter ontslag te verlenen, indien de voorzitter het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
-
7. De voorzitter legt geen besluiten voor zienswijze voor aan de raden.
Artikel 34: Verantwoordelijkheid algemeen bestuur
-
1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de UBR.
-
2. Het algemeen bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang.
Artikel 35: Verantwoordelijkheid leden algemeen bestuur
-
1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
-
2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, alsmede aan de betreffende raad de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.
-
3. Het algemeen bestuur legt besluiten, die een aanzienlijk politiek of financieel belang hebben voor een van de deelnemers ter zienswijze voor aan de raden. Hiervoor geldt een termijn van acht weken. Met de kaders bedoeld in artikel 24, stuurt het algemeen bestuur aan de raden een lijst van beoogde besluitvorming en besluiten die het voornemens is ter zienswijze zoals hiervoor bedoeld, voor te leggen.
-
4. Een college kan besluiten een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.
Artikel 36: Platformbijeenkomsten
-
1. Bij de oproeping tot de vergadering van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 8, derde lid, kan de voorzitter jaarlijks twee maal tevens alle raadsleden oproepen voor een platformbijeenkomst, die plaatsvindt niet eerder dan twee weken na de oproeping en niet later dan twee weken voor de betreffende vergadering van het algemeen bestuur.
-
2. De platformbijeenkomst staat open voor alle raadsleden van de gemeenten, alsmede voor eventuele leden van raadscommissies, bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Wethouders en burgemeesters van de gemeenten kunnen aan de beraadslagingen van de platformbijeenkomst deelnemen. Personen die wensen deel te nemen, melden zich hiertoe aan bij de voorzitter, of een hiertoe door de voorzitter gemachtigde.
-
3. De platformbijeenkomst heeft tot doel de raadsleden met elkaar in gesprek te brengen over de voorstellen op de agenda van het algemeen bestuur, om zo de wensen en bedenkingen van de verschillende raden te betrekken bij de besluitvorming in het algemeen bestuur.
-
4. Geen platformbijeenkomst hoeft te worden belegd, indien niet ten minste raadsleden van drie betrokken gemeenten zich hebben aangemeld voor deelname aan de platformbijeenkomst. Aanmelding geschiedt ten minste vierentwintig uur voor de start van de platformbijeenkomst.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing bij spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 8, derde lid.
-
6. Ten behoeve van de inbreng van leden van de raden op voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur, neemt de UBR deel aan regionale initiatieven en instrumenten zoals raadsavonden en informatieprotocol.
Artikel 37: Governance-protocol
-
1. Het algemeen bestuur stelt een governance-protocol vast, waarin nader wordt uitgewerkt op welke wijze voldaan wordt aan de verantwoording en de informatierechten van de raden, als bedoeld in de artikelen 32 tot en met 36.
-
2. Het governance protocol, bedoeld in het eerst lid beschrijft op toegankelijke wijze welke instrumenten voor sturing, toezicht en controle de raden en colleges hebben ten aanzien van UBR.
Hoofdstuk 6: Organisatie
Artikel 38: Directeur
-
1. De directeur wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.
-
2. De directeur staat als secretaris het algemeen bestuur en dagelijks bestuur ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur en kan aan de beraadslagingen deelnemen. Hij ondertekent de stukken mede, die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.
-
3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op degene die de directeur vervangt.
-
4. De ambtelijke organisatie van de UBR staat onder leiding van de directeur.
-
5. Ten aanzien van medewerkers van de organisatie is artikel 5.14 van de Telecomwet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 39: Archief
-
1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij deze regeling.
-
2. Het algemeen bestuur stelt in een verordening regels betreffende de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde zorg dient te worden verricht. Deze verordening wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.
-
3. De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemende organen gemandateerde taken berust bij deze organen.
-
4. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.
-
5. De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van de UBR.
-
6. Voor de bewaring van archiefbescheiden van de organen van de UBR is aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland te Tiel, of diens opvolger.
-
7. De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de streekarchivaris van het Regionaal Archief Rivierenland.
-
8. De Streekarchivaris van het Regionaal Archief Rivierenland oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.
-
9. Bij opheffing van de regeling wordt het archief van de Gemeenschappelijke regeling UBR overgedragen aan het Regionaal Archief Rivierenland, of diens opvolger.
Hoofdstuk 7: Regeling
Artikel 40: Duur en evaluatie
-
1. De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.
-
2. Deze regeling wordt op verzoek van één of meer van de deelnemers geëvalueerd, met dien verstande dat evaluatie niet vaker plaatsvindt dan eens in de drie jaar. Het algemeen bestuur beslist over de evaluatiecriteria en legt deze ter zienswijze voor aan de raden van de gemeenten. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken. Het algemeen bestuur beslist over inhoud, proces en werkwijze van een evaluatie.
Artikel 41: Wijziging
-
1. De regeling kan gewijzigd worden bij unaniem daartoe strekkende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.
-
2. Het algemeen bestuur kan een voorstel tot wijziging sturen naar de colleges. Een voorstel tot wijziging kan ook worden ingediend bij het bestuur door ten minste twee colleges of een college indien de regeling twee deelnemers kent. Het algemeen bestuur zendt het voorstel, bedoeld in de vorige volzin, onverwijld door aan de colleges.
Artikel 42: Toetreding
-
1. Dagelijkse besturen van andere gemeenten of andere rechtspersonen, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen schriftelijk een verzoek tot toetreding indienen bij het bestuur.
-
2. Toetreding is slechts mogelijk indien:
- a.
na eerste inwerkingtreding van deze regeling reeds vijf jaren zijn verstreken; én
- b.
in het verzoek tot toetreding de beoogd toetreder heeft verklaard garant te zullen staan voor een bedrag gelijk aan de benodigde investering om in de gemeente van de beoogd toetreder een breedbandnetwerk aan te leggen. Artikel 23, tweede lid, is voor het overige van overeenkomstige toepassing.
- a.
-
3. Het bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de colleges.
-
4. De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogd toetreder en de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet, unaniem daartoe besluiten.
-
5. Het bestuur kan voorwaarden vaststellen die gelden bij toetreding.
-
6. In het geval sprake is van door de UBR opgebouwde reserves, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, stelt het algemeen bestuur in overleg met de beoogd toetreder een regeling vast om – hetzij ineens, hetzij door een verhoging van de bijdrage voor de beoogd toetreder gedurende vijf jaren – ervoor te zorgen dat de beoogd toetreder in ieder geval vijf jaren na toetreding, naar rato heeft bijgedragen aan de tot het moment van toetreding reeds opgebouwde reserves. Als ijkdatum voor de bepaling van de hoogte van het door de beoogd toetreder extra te voldoen bedrag, wordt aangehouden de hoogte van de opgebouwde reserves op de datum van de daadwerkelijke toetreding. Artikel 23, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 43: Uittreding
-
1. Uittreding is niet mogelijk binnen vijf kalenderjaren nadat de regeling is getroffen onderscheidenlijk binnen vijf kalenderjaren na toetreding, voor zover het de toetreder betreft.
-
2. Indien de regeling slechts twee colleges als deelnemers heeft, wordt een verzoek tot uittreding beschouwd als verzoek tot opheffing conform artikel 44.
-
3. Het college dat voornemens is uit te treden, maakt dit schriftelijk kenbaar aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges. De uittreding geschiedt per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een vol kalenderjaar.
-
4. Het algemeen bestuur stelt een voorstel op voor de financiële, personele en overige gevolgen van de voorgenomen uittreding voor de UBR. Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het vierde lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet. De kosten voor het maken van het voorstel komen voor rekening van het college dat voornemens is uit te treden.
-
5. Ten behoeve van het voorstel voor de financiële, personele en overige gevolgen, bedoeld in het vorige lid wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verstrekt om de genoemde gevolgen in kaart te brengen. De opdracht wordt verstrekt door het dagelijks bestuur. Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking wordt de uitredende deelnemer in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de opdracht.
-
6. Het voorstel bedoeld in het vierde lid wordt definitief vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de uittredende deelnemer in de gelegenheid is gesteld een zienswijze te geven. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken voor vaststelling. Na vaststelling zijn de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen bindend. Het definitieve voorstel wordt vastgesteld uiterlijk acht kalendermaanden nadat de deelnemer zijn voornemen tot uittreding overeenkomstig het derde lid bekend heeft gemaakt.
-
7. Tot het voorstel bedoeld in het vierde en het zesde lid behoort in ieder geval de verplichting dat de beoogd uittreder het bedrag waarvoor die garant staat, bedoeld in artikel 23, tweede lid, volledig zal voldoen aan de UBR. Eventuele gunstige financiële vooruitzichten voor de UBR doen niets af aan de verplichting bedoeld in de eerste volzin.
-
8. UBR en de uittredende deelnemer en de blijvende deelnemers spannen zich gezamenlijk in om frictiekosten en desintegratiekosten zo laag mogelijk te houden.
-
9. Het voorstel bedoeld in het vierde en zesde lid vermeldt de verdeling van desintegratiekosten en frictiekosten. Financieel uitgangspunt voor de bepaling van kosten en prijzen vormt de meest recente vastgestelde jaarrekening op dat moment. Bij de verdeling komen in ieder geval, maar niet uitsluitend, de volgende aspecten aan de orde:
- a.
overname door deelnemers van geactiveerde goederen dan wel vergoeding wegens niet overnemen;
- b.
overname van contractuele verplichtingen jegens leveranciers, dan wel vergoeding wegens niet overname;
- c.
overname door deelnemers van personeelsleden, dan wel vergoeding wegens niet overname;
- d.
eventuele nadelige financiële consequenties ten gevolge van de uittreding;
- e.
eventuele fiscale consequenties in verband met omzetbelasting en/of vennootschapsbelasting.
- a.
-
10. Nadat het voorstel overeenkomstig het zesde lid is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan UBR te voldoen. De UBR stelt de uittredende deelnemer desgewenst in de gelegenheid door de overname van personeel, materieel, activa, passiva de hoogte van de desintegratiekosten te verminderen.
-
11. De gevolgen van de uittreding worden, op basis van het voorstel, bedoeld in het zesde lid, bij gelijkluidend besluit vastgesteld door de colleges.
-
12. Bij geschillen naar aanleiding van de vorige leden, is de geschillenregeling van artikel 47 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 44: Opheffing
-
1. De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkend unaniem besluit van de colleges
-
2. Het bestuur stelt een liquidatieplan vast, dat de gevolgen van de opheffing en de liquidatie van de UBR regelt.
Hoofdstuk 8: Slotbepalingen
Artikel 45: Citeerwijze
De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling UBR.
Artikel 46: Inwerkingtreding
-
1. Het college van de gemeente Tiel draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, onverminderd het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet.
-
2. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 47: Geschillen
-
1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, spant het algemeen bestuur zich sterk in om een en ander minnelijk met elkaar op te lossen.
-
2. Indien een minnelijke oplossing niet wordt bereikt, wordt het geschil voorgelegd aan geschillencommissie die een niet-bindend advies uitbrengt.
-
4. De geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, bestaat uit drie leden. Elke partij, betrokken bij het geschil, wijst een deskundige aan als lid van de geschillencommissie. De partijen wijzen gezamenlijk een onafhankelijke derde deskundige aan, die tevens voorzitter van de geschillencommissie is.
-
5. Op basis van het advies van de geschillencommissie hervatten de partijen het overleg in een streven alsnog tot een oplossing in der minne te komen. In het geval niet binnen een jaar na het ontstaan van het geschil tot een oplossing in der minne wordt gekomen, wordt de beslissing van Gedeputeerde Staten, bedoeld in het eerste lid, ingeroepen.
-
6. Elke gemeente draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedures betreffende dit artikel. Eventuele gezamenlijke kosten zullen gelijkelijk worden verdeeld.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door:
Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg 2 juli 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op 20 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe op 13 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Tiel op 24 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe op 24 juni 2024;
Het College van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal op 30 mei 2024;
Het College van burgemeester en wethouders van Zaltbommel op 25 juni 2024.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl