Gemeentelijk geluidbeleid Duiven

Geldend van 28-03-2017 t/m 16-07-2024

Intitulé

Gemeentelijk geluidbeleid Duiven

Geluidhinder is lokaal van aard. De gemeenten hebben in 2007 meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de kaders van de Wet geluidhinder gekregen. Dit biedt de gemeente meer gelegenheid om naar eigen inzicht te werken en maatwerk te leveren. Hiervoor geldt de voorwaarde dat het gemeentelijke geluidsbeleid is vastgesteld. Binnen dit beleid geeft het geluidbeleid de gemeente de mogelijkheid om eigen keuzes te maken en eigen prioriteiten te stellen. Op het raakvlak van milieu en ruimtelijke ontwikkeling kan de gemeente daarmee flexibeler en slagvaardiger opereren.

Het ‘Gemeentelijk geluidbeleid Duiven 2010’ is op 4 oktober 2010 door de raad van de gemeente Duiven vastgesteld. De nieuwe normen zijn alleen van toepassing op nieuwe situaties/ontwikkelingen. Reeds afgegeven vergunningen/ontheffingen blijven onverwijld van kracht.

Nota geluidbeleid

Samenvatting

Deze nota bevat het gemeentelijke geluidbeleid. De uitwerking van dit beleid is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. In de hoofdnota is het beleid op basis van deze uitgangspunten nader uitgewerkt. In de bijlage zijn deelnota‟s (Nota hogere grenswaarden, Nota Bedrijven en Geluid, Nota Bouwlawaai en Nota Evenementen en Geluid) opgenomen waarin diverse deelonderwerpen zijn uitgewerkt.

De doelstelling van het beleid is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het mogelijk en noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied.

Voor verschillende gebieden binnen de gemeente is de geambieerde geluidskwaliteit vastgesteld. Hiervoor is de gemeente ingedeeld in gebieden. Hiervoor is de landelijke MILO-systematiek als basis gebruikt. Voor de verschillende deelgebieden is de geluidsambitie bepaald en is aangegeven tot welke bovengrens, bij (hoge) uitzondering, daarvan mag worden afgeweken.

Geluidhinder is daarbij lokaal van aard. De gemeente wordt daarom primair verantwoordelijk geacht voor het geluidbeleid. De gemeente hebben daarvoor in 2007 meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de kaders van de Wet geluidhinder gekregen. Dit biedt de gemeente meer gelegenheid om naar eigen inzicht te werken en maatwerk te leveren. Hiervoor geldt de voorwaarde dat het gemeentelijke geluidbeleid is vastgesteld.

De verschuiving van verantwoordelijkheden en bevoegdheden biedt de gemeente de mogelijkheid om eigen keuzes te maken en eigen prioriteiten te stellen. Op het raakvlak tussen milieu en ruimtelijke ontwikkeling kan de gemeente daarmee flexibeler en slagvaardiger opereren.

In het geluidbeleid zijn ambities vastgesteld. Dit leidt tot de consequentie dat op het gemeentelijk grondgebied woningen zijn waar niet aan deze ambities wordt voldaan. Voor wat betreft het geluid vanwege weg- en railverkeer zijn deze woningen geïnventariseerd. Het wegnemen van deze geluidsbelasting vindt zo veel mogelijk plaats op momenten dat reconstructie- of onderhoudswerkzaamheden plaatsvinden. Door het daarbij toepassen van bronmaatregelen (bijvoorbeeld stiller asfalt) is het mogelijk de geluidsbelasting terug te brengen. Naast de wettelijke beschermde objecten en functies wil de gemeente Duiven ook nieuw te vestigen kinderdagverblijven beschermen. Kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermd tegen bouwlawaai of geluid als gevolg van een evenement.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

redelijk rustig

zeer rustig

rustig

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

uiterwaarden en overig deel buitengebied

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

dorpskern en overig woongebied Groessen

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

woongebieden kern Duiven

rustig

onrustig

rustig 2)

redelijk rustig

zeer onrustig 1) 

historische lintbebouwing in buitengebied

redelijk rustig

zeer onrustig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

onrustig

spoorzone Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig

onrustig

redelijk rustig 2)

onrustig

lawaaiig 1) 

Remigiusplein (horeca-omgeving)

 

onrustig

onrustig

bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

onrustig

lawaaiig

gezoneerd industrieterrein (Roelofshoeve)

n.v.t. (geen woningen)

n.v.t. (geen woningen)

  • 1)

    bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

  • 2)

    geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

Het geluidbeleid heeft vooral betrekking op nieuwe situaties zoals de aanleg van nieuwe wegen en woonwijken. Met name voor deze ontwikkelingen gelden de vastgestelde ambities. In de ontwikkelingsfase kan daarmee immers rekening worden gehouden. Om deze ambities te realiseren worden ter beperking van de geluidhinder maatregelen genomen. Hierbij wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd: eerst de maatregelen bij de bron van het geluid, dan in de overdracht en als laatste maatregelen bij de ontvanger. Bij het nemen van maatregelen wordt naast de kostenefficiëntie ook de duurzaamheid van de maatregel beoordeeld.

Het geluidbeleid wordt om de vier jaar geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Hiervoor is het noodzakelijk dat de uitvoering wordt gemonitord. De huidige geluidssituatie van de gebieden wordt daarvoor vastgelegd in een geluidsprofiel. Door de geluidsprofielen regelmatig te actualiseren kan worden vastgesteld of de doelstellingen van het geluidbeleid wordt gehaald.

1. Inleiding

Voor u ligt de Nota Geluidbeleid van de gemeente Duiven. Met deze nota wordt invulling gegeven aan de wens om een transparant document voorhanden te hebben waarmee niet alleen de beleidsmaker mee uit de voeten kan maar ook bijvoorbeeld een projectontwikkelaar, de handhaver, de vergunningverlener of een bedrijf dat zich in Duiven wil vestigen. De veelal complexe en aan specialisten voorbehouden discussie over akoestiek, voorkeurswaarden, etc. is vertaald naar een begrijpelijk samenhangend beleid.

1.1 Waarom geluidbeleid?

Met een Nota geluidbeleid wordt bewerkstelligd dat de verschillende partijen met elkaar het beoordelingskader voor geluid scherp hebben. Men kan bij de beoordeling de juiste afwegingen maken doordat men vooraf weet waar ruimte zit voor toekomstige ontwikkelingen. Dit zorgt binnen de gemeentelijke organisatie voor een betere afstemming tussen „milieu‟ en „ruimtelijke ordening‟.

Een tweede belangrijke oorzaak voor de behoefte aan geluidbeleid is de gewijzigde Wet geluidhinder (Staatsblad 350, 2006), die op 1 januari 2007 van kracht is geworden. De gemeenten hebben een grotere beleidsvrijheid dan voorheen. Zij kunnen deze beleidsvrijheid gebruiken om een geluidbeleid te ontwikkelen dat is toegespitst op de plaatselijke omstandigheden. Met andere woorden: de bevoegdheid om geluidsnormen te stellen verschuift van het Rijk naar de gemeenten. Met de wijziging van de Wet geluidhinder wordt onder andere de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd. De beleidsvrijheid die de nieuwe Wet geluidhinder biedt gaat gepaard met een verhoogde motiveringsplicht. In plaats van lastige ad hoc motivering, waarmee juridische afbreukrisico‟s worden gelopen, is het wenselijk consistent en transparant beleid te formuleren om keuzen te onderbouwen.

1.2 Voordelen van een gemeentelijk geluidbeleid

Het formuleren van een eigen geluidbeleid levert de volgende voordelen op:

  • 1.

    Het stimuleert een systematische werkwijze van het vaststellen van ambities voor de geluidskwaliteit voor de verschillende delen van de gemeente en bevordert op deze wijze de verbetering en de versterking van deze kwaliteiten. Wanneer ambities voor een gebied zijn bepaald, dan kunnen deze al in een vroegtijdig stadium van een ruimtelijk planproces worden meegenomen en gewogen.

  • 2.

    Het levert, in samenwerking met andere beleidsterreinen, ambities en beleid voor geluid op als onderdeel van de leefomgevingskwaliteit. Dit bevordert een goede afstemming en maakt een transparante afweging mogelijk tussen de verschillende visies op kwaliteiten en belangen in een gebied. Het beleid krijgt, door de wensen van de betrokken actoren serieus mee te wegen, een breder draagvlak met meer kans van slagen.

  • 3.

    Geluid krijgt een steviger positie in de lastige, integrale afwegingsprocessen die spelen bij de stedelijke herstructureringsprogramma‟s. Wanneer gebiedsgerichte visies en ambities beschikbaar zijn vóór het stadium van planvorming dan kunnen andere spelers en partijen hiermee beter rekening houden.

  • 4.

    Bij vergunningverlening ontstaat meer duidelijkheid over de te hanteren akoestische uitgangspunten en normen. De Nota geluidbeleid geeft ook het gemeentelijk beleid weer met betrekking tot industrie. Hierdoor wordt de juridische basis van de (milieu)vergunning versterkt.

1.3 Actoren binnen het beleidsveld

Geluidbeleid is relevant voor diverse actoren binnen de gemeente Duiven, zoals:

  • a.

    Gemeentelijke organisatie en de politiek

  • Het geluidbeleidsplan bevat het gemeentelijke beleid en is vastgesteld door de gemeenteraad. De ambities en de doelstellingen in dit plan sluiten aan bij de gangbare praktijk in de gemeente. Er is gebruik gemaakt van en er heeft afstemming plaatsgevonden met relevante beleidsplannen en heersende beleidsuitgangspunten, zie ook hoofdstuk 3.

  • Het plan geeft voor alle betrokken afdelingen en beleidsterreinen de geluidskaders die gehanteerd worden voor de uitvoering van gemeentelijk beleid. Het gaat dan vooral om de afdeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken, de afdeling Milieu en Bouwzaken en de afdeling Openbare Werken.

  • b.

    Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties

  • Het geluidbeleidsplan is bedoeld voor burgers, bedrijven en maatschappelijke groeperingen van allerlei aard. Het beleidsplan geeft inzicht in de ambities van de gemeente en de initiatieven die de gemeente de komende jaren gaat ontplooien om de huidige geluidskwaliteiten te behouden of te verbeteren.

  • c.

    Overige belanghebbenden en externe partijen

  • Het beleidsplan is tenslotte een belangrijk document voor andere overheden, intermediairs en belangenorganisaties. Voor deze organisaties vervult het plan een belangrijke doorwerkende of afstemmende (informatieve) functie.

1.4 Doelstelling

De gemeente Duiven streeft niet overal dezelfde geluidsniveaus na. De ambities zijn afhankelijk van de eigenheden van de lokale situatie. Het functionele gebruik speelt daarbij een belangrijke rol bij het toekennen van de geluidskwaliteiten en -ambities voor een gebied. Geluidsbelastingniveaus die passen bij een verstedelijkt centrum (centrumgebied van Duiven) of een gebied met een mengvorm van wonen en werken (bijvoorbeeld de historische invalswegen van en naar de dorpskernen) kunnen en mogen afwijken van die voor woonwijken of voor een landelijk gebied en/of natuurgebieden.

Doel van het beleid:

Het doel van het gemeentelijke geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de gebieden de geluidskwaliteit te verbeteren.

Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een per gebied passende geluidskwaliteit.

Het project levert de volgende documenten op:

  • 1.

    Een algemene Nota Geluidbeleid waarin de uitgangspunten, het huidige beleid en het nieuwe gebiedsgerichte geluidsambities aan bod komen (de onderliggende nota).

  • 2.

    Een separate Nota hogere grenswaarden waarin de ambities, de ontheffingscriteria en de visie van de provincie Gelderland zijn verwerkt.

  • 3.

    Een Nota Bedrijven en Geluid waarin is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met het geluidsaspect bij bedrijven.

  • 4.

    Een Nota Bouwen en Geluid waarin is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met het geluidsaspect bij (grootschalige) bouw- en sloopwerkzaamheden.

  • 5.

    Een Nota Evenementen en Geluid waarin is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met het geluidsaspect bij evenementen.

  • 6.

    Een separaat zonebeheersplan voor het industrieterrein Roelofshoeve, die afspraken bevat over de milieukwaliteiten geur en geluid in de omgeving van het terrein, de inzet aan instrumenten om de milieukwaliteit te bepalen, te bereiken en te bewaken en de manier waarop de gemeente als zonebeheerder andere betrokken partijen aanstuurt, bevraagt, informeert en de overige betrokken partijen (onder andere de provincie) dat ook doen richting de gemeente.

  • 7.

    Een inventarisatiedocument (de zogenaamde Eindmelding) waarin de wettelijke saneringswoningen (voor zowel weg- als railverkeer) zijn opgenomen.

  • 8.

    Gemeentelijke geluidverordening met betrekking tot de buitengebieden.

1.5 Opbouw van de nota

In deze nota wordt in hoofdstuk 1 het belang van het gemeentelijke geluidbeleid beschreven en wordt de doelstelling van het plan aangegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de gezondheidseffecten van geluid in de leefomgeving. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het algemene beleidskader en het wettelijke kader. Het bestaand beleid van de gemeente Duiven wat relevant is voor het geluidbeleid wordt in hoofdstuk 4 samengevat. Hoofdstuk 5 beschrijft de algemene uitgangspunten. Hoofdstuk 6 geeft de gebiedstyperingen en bijhorende ambities. In hoofdstuk 7 wordt het thema verkeer conform de modelnota van de regiogemeenten uitgewerkt. Hoofdstuk 9 geeft een overzicht van de beleidsuitgangspunten.

2. Geluid en gezondheid

Geluid hoort bij het leven en is zelfs onmisbaar bij de communicatie tussen mensen. De acceptatie van geluid is vaak subjectief; de één geniet van een metalconcert en de ander ervaart het als een aanslag op het gehoor. Door wetenschappelijk onderzoek is de laatste jaren meer bekend geworden over de gevolgen van geluid voor de gezondheid. Geluidsoverlast kan slaapverstoring, stress en ergernis veroorzaken, kan het vegetatieve zenuwstelsel aantasten en het gehoororgaan beschadigen. De Gezondheidsraad heeft in 1994 vijf categorieën effecten onderscheiden waarbij de relatie tussen blootstelling aan geluid en nadelige gezondheidseffecten wetenschappelijk is aangetoond. De vijf categorieën zijn:

  • hinder (uitgewerkt in paragraaf 2.1);

  • slaapverstoring (uitgewerkt in paragraaf 2.2);

  • aan stress gerelateerde ziekten;

  • functionele effecten;

  • gehoorschade.

De onderstaande figuur laat de verschillende geluidsbronnen en -effecten zien.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1 Effecten van verschillende geluidsbronnen

2.1 Hinder

Wanneer geluid hinderlijk is noemen wij dit meestal lawaai. Lawaai werkt verstorend, is ongewenst en is daarom een probleem. De belangrijkste factoren daarbij zijn:

Het geluidsniveau

Hoe hoger het geluidsniveau hoe meer verstoring van onze gesprekken en hoe meer irritatie en stress. Het geluid eist te veel aandacht op en dat gaat ten koste van andere taken.

Het soort geluid

Ruisende bomen of een bulderende branding, ze zijn natuurlijk en niemand kan er iets aan veranderen. De acceptatie is daarom groot ondanks de hoge geluidsniveaus. Een zeer laag geluidsniveau housemuziek, afkomstig van walkman van een andere passagier, in een rustige treincoupé kan echter als zeer hinderlijk worden ervaren.

De voorspelbaarheid

Onvoorspelbare en onregelmatige geluiden zijn vaak hinderlijker dan voorspelbare en constante geluiden. Hoe onvoorspelbaarder een geluid is hoe meer irritatie en stress er kan ontstaan.

Het gevoel van beheersbaarheid

Als er geen gevoel van beheersbaarheid is dan ontstaat er ook steeds meer prikkeling en stress.

Daarnaast neemt de geluidhinderbeleving toe als er sprake is van één of meer van de volgende meer subjectieve factoren:

  • het geluid wordt als onnodig en/of niet nuttig ervaren;

  • de geluidsveroorzakers schijnen zich niets aan te trekken van anderen;

  • de gedachte dat het geluid schadelijk is voor de gezondheid;

  • de associatie van het geluid met gevaar;

  • de ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.

Strikt genomen heeft alleen het geluidsniveau direct met het geluid zelf te maken; de andere zijn zogenaamde “niet akoestische” factoren.

Communicatie speelt een belangrijke rol bij de beheersing van het geluidsklimaat. Als geluidsveroorzakers aan hun omgeving duidelijk maken wat ze doen en waarom, dan draagt dit bij tot acceptatie en het kunnen verdragen van geluid.

In figuur 4 is voor een aantal bronnen weergegeven hoeveel geluid ze gemiddeld produceren. Een geluidsniveau van 60 dB(A) is vergelijkbaar met het voeren van een gesprek op de werkplek.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 Vergelijking dB(A) en soort geluid

2.2 Slaapverstoring

Mensen kunnen door geluid moeilijker in slaap vallen en „s nachts vaker wakker worden. De Gezondheidsraad heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de effecten van geluid op slaap en gezondheid. Deze effecten zijn niet bij ieder mens gelijk en hangen af van persoonlijke en omgevingsfactoren. Belangrijke effecten van omgevingsgeluiden tijdens de slaap zijn:

  • verminderde slaapkwaliteit;

  • verminderd algemeen welbevinden;

  • hogere prikkelbaarheid;

  • verminderde concentratie en prestatie;

  • voortijdige sterfte door hartziekten en verhoogde bloeddruk.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3 voornaamste veroorzakers van slaapverstoring

3. (Wettelijke en beleidsmatige) Kaders

3.1 Algemeen

De Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van geluid is aan verandering onderhevig. MIG is de afkorting van Modernisering Instrumentatrium Geluidbeleid. Doel van het MIG-beleid is stap voor stap het huidige geluidbeleid te moderniseren. Met de op 18 juli 2002 gepubliceerde Europese Richtlijn Omgevingslawaai wordt het principe van MIG overeind gehouden. Deze richtlijn is bepalend voor ondermeer het gemeentelijke geluidbeleid. Per 18 juli 2004 is de richtlijn in de Nederlandse wetgeving opgenomen1. Als gevolg hiervan heeft een deel van de Nederlandse gemeenten verplichtingen tot het maken van geluidskaarten, het opstellen van actieplannen2 en het geven van voorlichting aan het publiek en het geven van inspraak.

De gemeente geeft met een Nota Geluidbeleid tevens duidelijkheid over de wijze waarop zij omgaat met de bevoegdheid om hogere geluidswaarden vast te stellen. Deze bevoegdheid hebben de gemeenten gekregen na de wijziging van de Wet geluidhinder. De gewijzigde Wet geluidhinder is van kracht sinds 1 januari 2007.

Het beperken en voorkomen van geluidsoverlast is grotendeels een gemeentelijke taak. De gemeente beschikt hiervoor over een juridisch- en beleidskader op verschillende bestuursniveaus:

  • Rijksniveau: beleid, wetten, algemene maatregelen van bestuur (AMvB‟s)en circulaires; provinciaal niveau: Provinciale Milieuverordening Gelderland (PmG);

  • gemeentelijk niveau: Algemene Plaatselijke Verordening (APV), gemeentelijk geluidbeleid.

3.2 Rijksniveau

Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) [18]

In het NMP4 wordt de 'aantasting van de leefomgeving' als één van de zeven hardnekkige milieuproblemen genoemd. Al deze milieuproblemen hebben een relatie met de volksgezondheid. Het NMP4 geeft de volgende doelstellingen weer:

  • In 2010 een geluidsbelasting van 70 dB(A) op woningen niet meer wordt overschreden.

  • De 'akoestische kwaliteit' in het stedelijke en landelijke gebied in 2030 gerealiseerd moet zijn,

  • onder andere door de aanpak van de rijksinfrastructuur (lees: autowegen en spoorwegen).

  • De 'akoestische kwaliteit' in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2030 is gerealiseerd.

  • De situatie in 2010 ten opzichte van die van 2000 niet is verslechterd.

Het Rijk heeft in het NMP4 gebiedsgericht geluidbeleid als strategie voorgesteld om bovenstaande doelstellingen te halen. Zo kan men maatwerk leveren om bij te dragen aan de lokale akoestische kwaliteit. De aanpak die men hier voor ogen heeft is brongericht beleid. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de best toepasbare technieken, waarbij aandacht zal zijn voor een redelijke verhouding tussen de kosten en baten. Om de haalbaarheid van de doelstellingen te vergroten zal het Rijk inzetten op innovatie. Een voorbeeld hiervan is stiller asfalt.

„Vaste waarden, nieuwe vormen: Milieubeleid 2002-2006' [17]

Deze notitie van VROM gaat alleen in op die onderwerpen van het NMP4, waaronder geluid, waarvoor gezien de gewijzigde economische en politieke omstandigheden aanpassing noodzakelijk is. Het gaat daarbij vooral om het Innovatieprogramma Geluid. De beoogde doelstellingen worden, zonder extra financiële middelen, niet allemaal in 2010 gehaald. Burgers worden dus langer aan meer geluid blootgesteld. Het kabinet werkt echter aan alternatieve maatregelen. In het 'Nationaal Verkeers- en Vervoersplan' (NVVP) en in de 'Nota Verkeer en emissies' zal daarom een pakket aan alternatieve maatregelen en acties worden gepresenteerd.

Door VROM wordt een aangescherpt handhavingsbeleid nagestreefd ter beperking van geluidhinder in de woonomgeving.

Wet geluidhinder (Wgh) [20]

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen (waarop zich bedrijven kunnen vestigen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken). Een belangrijk principe uit de wet is dat maatregelen zo dicht mogelijk bij de geluidsbron moeten worden genomen. De wet werkt verder met zones. Dit zijn gebieden rond geluidsbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.

Besluit geluidhinder (Bg) [15]

Dit besluit is gebaseerd op de Wet geluidhinder en is op 1 januari 2007 in werking getreden. Op grond van dit besluit is onder meer de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden grotendeels overgegaan van de provincie naar de gemeente. Tevens bevat het een nieuwe regelgeving over industrielawaai en over het geluid van weg- en railverkeer.

Richtlijn omgevingslawaai [19]

De Europese richtlijn omgevingslawaai is voor de Nederlandse situatie omgezet in de Richtlijn omgevingslawaai. Voor Duiven zal deze richtlijn nog geen directe gevolgen hebben.

  • De richtlijn richt zich namelijk op agglomeraties, inrichtingen en wegbeheerders.

  • De inwerkingtreding zal in twee tranches plaatsvinden. De eerste tranche richt zich op: agglomeraties met een bevolking van meer dan 250.000 inwoners;

  • beheerders van hoofdspoorwegen waarop jaarlijks meer dan 60.000 treinen passeren;

  • beheerders van wegen waarop jaarlijks meer dan 6 miljoen voertuigen passeren;

  • beheerders van burgerluchthavens met jaarlijks meer dan 50.000 vliegtuigbewegingen.

Zij moeten in 2007 een geluidsbelastingkaart aanleveren en in 2008 een actieplan hebben opgesteld.

De tweede tranche richt zich op agglomeraties met een bevolking van meer dan 100.000 inwoners en (spoor-) wegen en vliegvelden met een lagere intensiteit (resp. 3 miljoen auto's, 30.000 treinen of 50.000 vliegtuigen). Zij moeten in 2012 een geluidsbelastingkaart aanleveren en in 2013 actieplannen hebben opgesteld.

Wet ruimtelijke ordening (Wro) [22]

De Wro bepaalt dat de ruimtelijke inrichting van Duiven moet voldoen aan de eis van een “goede ruimtelijke ordening”. Verschillende functies mogen elkaar niet onaanvaardbaar negatief beïnvloeden en moeten op elkaar worden afgestemd. Door onder andere milieuzonering worden milieubelastende en milieugevoelige functies gescheiden. De Wro bepaalt verder dat de gemeente de geluidszonering uit de Wet geluidhinder in acht moet nemen. Als de gemeente via een bestemmingsplanwijziging, een geluidsgevoelige bestemming in de zone van een weg mogelijk wil maken dan kan dit alleen als de geluidsbelasting, bepaald door middel van een akoestisch onderzoek, wordt getoetst aan de geluidsnormen uit de Wet geluidhinder.

Wet milieubeheer (Wm) [21]

Bijna alle bedrijven vallen onder de regels van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat er geluidsnormen op de bedrijven van toepassing zijn om de woonomgeving te beschermen tegen geluidhinder. Vergunningsplichtige bedrijven hebben te maken met op maat gesneden geluidsvoorschriften en de geluidsnormen (grenswaarden) die gebaseerd zijn op de Circulaire Industrielawaai (1979) of de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (1998) van VROM. Een groot aantal bedrijven valt sinds 1 januari 2008 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer), tenzij ze zijn opgenomen in een limitatieve lijst van vergunningsplichtige bedrijven (bijlage 1 van het besluit). Op basis van art. 8.40 Wm zijn (geluids-)voorschriften van toepassing op deze inrichtingen. Op een aantal inrichtingen blijven de bestaande algemene maatregelen van bestuur (AMvB‟s) met de bijbehorende (geluids-)voorschriften van toepassing (zoals Besluit landbouw milieubeheer). De gemeente heeft de bevoegdheid om bij overtredingen van de geluidsvoorschriften te handhaven.

Woningwet [23]

Op basis van de Woningwet worden bouwvergunningen verleend. De geluidprestatie-eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Bij de toetsing van de bouwaanvraag en het toezicht tijdens de bouw dient de gemeente er op toe te zien dat de prestatie-eisen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om:

  • de geluidsisolerende eigenschappen van de gevel voor geluid van buiten;

  • het beperken van geluidsoverlast tussen woningen;

  • het geluid dat veroorzaakt wordt door installaties zoals ventilatie en de CV.

3.3 Provinciaal niveau

De provincie Gelderland heeft een aantal taken die relevant zijn voor dit geluidsplan:

  • beheer, aanleg en onderhoud van provinciale wegen;

  • verlening en handhaving van milieuvergunningen voor de grotere bedrijven;

  • vaststelling van streekplannen; het ruimtelijke kader van de WRO;

  • goedkeuring van bestemmingsplannen.

In het Gelderse Milieuplan (GMP-3, 2004) is een visie opgenomen hoe de provincie Gelderland met deze taken om gaat. Het behoud of herstel van de kwaliteit van de leefomgeving staat daarbij centraal. De sectorale aanpak van individuele bronnen wordt niet langer toereikend geacht. De maatregelen in het GMP-3 zijn gericht op het bereiken van een bepaalde basiskwaliteit in 2010.

3.4 Gemeentelijk niveau

De gemeente heeft een aantal taken die relevant zijn voor deze geluidnota:

  • beheer, aanleg en onderhoud van gemeentelijke wegen;

  • verlening en handhaving Wm- milieuvergunningen voor bedrijven;

  • vaststelling van het ruimtelijke beleid en de bestemmingsplannen.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In de APV van Duiven zijn voor een aantal situaties regels opgenomen om overlast te beperken. Het gaat hierbij onder andere om het verbod om overlast te veroorzaken zonder ontheffing en de regeling op grond waarvan horecabedrijven individueel en eventueel tijdens collectief aangewezen festiviteitendagen, niet gehouden zijn aan de reguliere geluidnormen.

Op basis hiervan worden evenementenvergunningen verleend en moet bij bouw- en sloopactiviteiten rekening worden gehouden met de geluidseffecten op de omgeving. Ook wordt de APV als vangnet gebruikt indien overlast optreedt waarin andere regelingen niet voorzien. De handhaving daarvan ligt vaak in het verlengde van het handhaven van de openbare orde.

4. Bestaand beleid in de gemeente Duiven

Het geluidbeleid van Duiven is niet alleen van toepassing op nieuwe situaties. Er dient ook rekening te worden gehouden met de bestaande (beleids)stukken en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze kunnen van invloed zijn op het geluidbeleid, maar het geluidbeleid kan (en moet) soms ook invloed hebben op deze aspecten. Dit hoofdstuk omschrijft de betrokkenheid van het bestaand beleid in de gemeente Duiven ten aanzien van geluid.

4.1 Structuur visie

De structuur visie Duiven beschrijft de toekomst van Duiven met, in hoofdlijnen, de ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden en de bijbehorende en infrastructuur. Ten tijden van het opstellen van het gemeentelijk geluidbeleid werd tevens gewerkt aan de structuur visie. Met betrekking tot geluid stelt het document dat een stand-still en step forward de uitgangspunten zijn voor het geluidbeleid. Dit houdt in, dat – in tegenstelling tot het huidige beleid – lokaal de geluidsituatie mag verslechteren zolang de geluidsituatie op gebiedsniveau maar niet verslechterd.

4.2 Duivens Verkeers en Vervoers Plan (DVVP)

Dit Duivens Verkeers- en Vervoerplan (DVVP) schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoerbeleid voor de komende tien jaar. De maatregelen en het beleid in dit plan zijn echter gebaseerd op een doorkijk verder dan tien jaar.

Voorkomen is beter dan genezen. Het plan schetst eerst de uitgangssituatie en de ontwikkelingen die mogen worden verwacht. Van daaruit geeft dit DVVP de beleidskeuzen voor de toekomst weer. Het plan mondt uit in een concrete aanpak en een projectenlijst. Zo biedt dit DVVP beleidsmatige en concrete handvatten voor wat Duiven wil met verkeer en vervoer.

4.3 Zonebeheer

Binnen het grondgebied van Duiven ligt één op basis van de Wet geluidhinder, gezoneerd industrieterrein, Roelofshoeve.

Voor dit industrieterreinen is een zonebeheer model gemaakt. Op 22 april 2008 zijn de beleidsregels en de verkavelingkaart voor de verdeling van de geur- en geluidruimte van bedrijventerrein de Roelofshoeve in Duiven vastgesteld. Door deze nieuwe manier van verdelen van de milieuruimte hebben bedrijven én de omgeving zekerheid over de maximale belasting vanuit het gehele bedrijventerrein.

5. Algemene uitgangspunten

In dit hoofdstuk worden de algemene principes en uitgangspunten beschreven die worden gehanteerd in het gemeentelijke geluidbeleid.

5.1 Afbakening geluidthema’s

De keuze voor geluidsonderwerpen hangt samen met de vraag of het noodzakelijk of wenselijk is om voor bepaald type geluidsonderwerpen beleid te ontwikkelen. Een thema is opgenomen wanneer het een belangrijk probleemveld betreft en de investering voor het ontwikkelen van het thematische beleid in verhouding staat tot de winst die met het ontwikkelde beleid kan worden gehaald (bijvoorbeeld verkorting van procedures, het ontwikkelen van een goede leefomgevingkwaliteit, duidelijkheid voor alle betrokkenen).

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven stelt beleid op voor de volgende geluidthema‟s:

  • wegverkeer;

  • railverkeer;

  • bedrijven (incl. horeca);

  • bouwlawaai;

  • evenementen;

  • hogere grenswaarden.

5.2 Beschermde objecten en functies

Onderstaande objecten en functies worden vanuit de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beschermd:

  • woningen;

  • geluidsgevoelige gebouwen:

    • -

      onderwijsgebouwen;

    • -

      ziekenhuizen en verpleeghuizen;

    • -

      verzorgingstehuizen;

    • -

      psychiatrische inrichtingen;

    • -

      medische centra;

    • -

      poliklinieken;

    • -

      medische kleuterdagverblijven.

  • Geluidsgevoelige terreinen:

    • -

      terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen;

    • -

      terreinen die behoren bij verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

    • -

      woonwagenstandplaatsen;

  • gebieden die beschermd worden volgens een provinciale milieuverordening (als bedoeld in artikel 1.2 lid 2 van de Wet milieubeheer).

Beleidsuitspraak:

Naast de objecten die door de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer worden beschermd, beschermt de gemeente Duiven ook nieuw te vestigen kinderdagverblijven. Kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermd tegen bouwlawaai of geluid als gevolg van een evenement.

5.3 Maatregelen: bron – overdracht – ontvanger

Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder wordt al van oudsher de prioriteit gelegd bij maatregelen aan de bron. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt komen maatregelen in de overdrachtssfeer (wallen of schermen) in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld gevelisolatie) overwogen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4 mogelijke maatregelen (bron – overdracht – ontvanger)

De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidsniveau bloot te stellen. Dit leidt tot een efficiënt gebruik van de ruimte. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element in de Wet geluidhinder.

Beleidsuitspraak:

In bestaande situaties hanteert de gemeente Duiven bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder in beginsel de voorkeursvolgorde:

  • 1.

    maatregelen bij de bron;

  • 2.

    maatregelen in de overdracht;

  • 3.

    maatregelen bij de ontvanger.

Van deze standaard volgorde kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.

Als het gaat om de geluidsemissie van auto's en treinen kan de gemeente deze moeilijk in directe zin beïnvloeden. Hiervoor is het Rijk (en op een hoger niveau: de Europese Unie) verantwoordelijk. Het Rijk bepaalt de eisen voor de typekeuring en is daarin op zijn beurt weer afhankelijk van de afspraken op Europees niveau.

Er zijn maatregelen die ook tot de “maatregelen bij de bron” behoren en waarop een gemeente, voor zover het gemeentelijke wegen betreft, invloed heeft. Dit zijn:

  • de tracékeuze;

  • de verkeersintensiteit;

  • de maximumsnelheid;

  • de samenstelling van het verkeer (bijvoorbeeld het percentage vrachtwagens);

  • de uitvoering van het wegdek.

Bij nieuwe situaties, bijvoorbeeld een weg of woningbouwplan, dan is het vaak mogelijk om bij het ontwerp rekening te houden met het aspect geluid. In die gevallen is het wenselijk eerst te kijken naar overdrachtsmaatregelen of gevelmaatregelen alvorens gekozen wordt voor een bronmaatregel. Bij het hanteren van deze voorkeursvolgorde kan in de toekomst, wanneer alsnog sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, makkelijker een maatregel getroffen worden.

Beleidsuitspraak:

Bij nieuwe situaties hanteert de gemeente Duiven bij het nemen van maatregelen ter

beperking van geluidhinder in beginsel de voorkeursvolgorde:

  • Maatregelen in de overdracht.

  • Maatregelen bij de ontvanger.

  • Maatregelen bij de bron.

Van deze standaard volgorde kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.

Ter verduidelijking wordt de situatie aangehaald dat een eenmaal geplaatst geluidsscherm in een later stadium slechts tegen zeer hoge kosten kan worden opgehoogd. In specifieke gevallen zal dat aanleiding kunnen zijn bij het ontwerp van een nieuwe wijk duurzamere maatregelen bij de woningen te treffen. Iets vergelijkbaars geldt eveneens voor het toepassen van stille wegdekken. Duiven hecht belang aan het behouden van „wisselgeld', dat in een later stadium kan worden ingezet om bijvoorbeeld de effecten van een verdere mobiliteitsgroei te compenseren.

Wanneer het gaat om geluidsemissie bij bedrijven wordt de verplichting om maatregelen bij de bron te nemen middels vergunningvoorschriften of algemene regels (het Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Wet Milieubeheer) bij het bedrijf neergelegd. De gemeente controleert de naleving van de vergunningvoorschriften en de algemene regels.

Maatregelen in de overdracht (zoals schermen of wallen) hebben als voordeel dat de buitenruimte van woningen ook wordt beschermd. Een evident probleem van deze voorzieningen is de inpasbaarheid in een stedelijke omgeving vanwege de beperkte ruimte. Het is daar vaak niet mogelijk een scherm in te passen. Ook indien er wel ruimte is voor afscherming bestaat er vaak weerstand tegen het idee van een scherm of een wal. Met de conventionele uitvoeringen hiervan krijgen zowel de wijk als de weg een afgesloten karakter.

Bovendien hebben veel mensen het beeld bij een geluidsscherm van een saai scherm van ongeveer twintig jaar geleden, al dan niet voorzien van graffiti. Inmiddels zijn oplossingen bedacht die ook visueel aantrekkelijk kunnen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een wallenstelsel als een fraai parklandschap3. Ook kan in sommige gevallen een verdiepte ligging van de weg uitkomst bieden.

Maatregelen bij de ontvanger (zoals gevelisolatie) zorgen ervoor dat in ieder geval in de woning een goed woonklimaat is gewaarborgd. Speciale geluidsisolerende beglazing en geluidswerende ventilatievoorzieningen zijn de meest toegepaste middelen om de gevelisolatie te verbeteren. Uitgangspunt voor voldoende geluidswering is de aanname dat de ramen gesloten worden gehouden. Ventilatie wordt bereikt met suskasten nabij de ramen. Wil de bewoner een raam openzetten, dan heeft dit uiteraard tot gevolg dat geluid de woning binnendringt. Dit is een minpunt van een dergelijke oplossing.

5.4 Oude en nieuwe situaties

Het ministerie van VROM hanteert 1 maart 1986 als peildatum om te bepalen of een vanwege het wegverkeer hoogbelaste woning wel of niet gesaneerd moet worden. Voor railverkeer geldt als peiljaardatum 1987. Onderdeel van het geluidplan is de inventarisatie van deze sanerings-woningen ten behoeve van de zogenaamde eindmelding aan het ministerie van VROM. Woningen die na die data een te hoge belasting hebben gekregen worden niet op kosten van VROM gesaneerd. Als gevolg van de beleidsmatige keuzen liggen er woningen in gebieden waarbij de geluidsbelasting niet overeenkomt met de ambitie die voor het betrokken gebied is vastgesteld.

Beleidsuitspraak:

De gemeente brengt alle hoogbelaste woningen in beeld. Het gaat hierbij om zowel de wettelijke saneringswoningen als de woningen die ten gevolge van autonome groei na 1986 respectievelijk hoogbelast zijn geworden.

Aan de hand van de geluidskaarten en de geformuleerde ambities voor de verschillende gebiedstypen zal in 2009 een definitief voorstel met scenario‟s voor de aanpak van deze situaties worden gemaakt.

Bij de afweging voor het aanpakken c.q. oplossen van de knelpuntsituaties wordt in het vervolg van dit project gekeken naar:

  • de (sanerings)normstelling die de gemeente wil hanteren;

  • de recente data van geluidsbelastingen;

  • de effecten van toekomstige ingrepen in de verkeersinfrastructuur, vooral voor die wegen waar de belasting in de toekomst toeneemt door een hogere intensiteit.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven gaat de bouwakoestische normen zoals vastgelegd in het Bouwbesluit niet aanscherpen.

5.5 Woningkwaliteit

Uit alle landelijke onderzoeken die op het gebied van geluidhinder zijn verricht blijkt dat overlast door het geluid van de „buren‟ hoog scoort. Men hoeft slechts te denken aan het geluid van de muziekinstallatie en het getik van naaldhakken op een parketvloer. Niet zelden leiden dergelijke geluiden uiteindelijk tot verstoorde verhoudingen tussen buren.

Circa 40% van de Nederlanders wordt regelmatig door geluiden van de buren gehinderd, waarvan 22% zelfs ernstig. Het aantal Nederlandse huishoudens dat geluidhinder ondervindt van de buren is in vijf jaar tijd met meer dan 50% toegenomen. Dit landelijke beeld wordt bevestigd door het door Intomart uitgevoerde onderzoek naar Leefbaarheid en Veiligheid in de regio Gelderland-Midden, in opdracht van de politie Regio Gelderland-Midden4.

Voor een deel heeft het probleem een sociale component. Er is echter ook een technische invalshoek: hoe beter de geluidsisolatie tussen woningen is, des te kleiner is de kans op geluidhinder. In bestaande woningen is de geluidsisolatie een gegeven; hier liggen voor de gemeente geen of nauwelijks aangrijpingspunten voor verbetering.

In nog te bouwen woningen is dat anders. De eisen voor nieuwbouwwoningen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Hierin worden onder meer eisen gesteld aan isolatie van luchtgeluid en van contactgeluid tussen aangrenzende woningen. Betere geluidsisolatie tussen woningen kan leiden tot afname van het aantal gehinderde. Dit is gedeeltelijk te bewerkstelligen door hogere technische eisen5 te stellen aan de geluidsisolatie tussen woningen. Het Bouwbesluit6 voorziet hierin voor een deel: vanaf 1 april 2002 is de norm ten aanzien van de isolatie van contactgeluid verscherpt.

De Duivense praktijkervaring is dat bij eengezinswoningen (zowel voor de vrije sector als voor de betaalbare bouw) geen noemenswaardige klachten over een slechte akoestische woningkwaliteit (gehorige woningen) worden ervaren. Dit is de reden waarom aan bouwvergunningen voor deze typen woningen de gemeente geen nadere aandacht aan dit aspect wil besteden.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven gaat geen actie ondernemen om bij bestaande bouw de akoestische woningkwaliteit te verbeteren.

Bij bouwvergunningverlening voor appartementencomplexen en voor hoogbelaste woningen (waarvoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld) wil Duiven wel extra aandacht besteden aan dit aspect. De meerwaarde hiervoor kan gevonden worden bij het verlangen van nadere detaillering (onder andere ontkoppeling van vloerdelen bij appartementen, dit kan bij de plantoetsing geschieden. Meer details aanleveren en daarop toetsen kost geen extra menskracht.

Beleidsuitspraak:

Bij de bouw van hoogbelaste woningen en appartementencomplexen wordt van de bouwaanvrager nadere akoestisch relevante detaillering verlangd;

Bij bouwplantoetsing en bij het houden van toezicht op de bouwplaats besteedt Duiven uitdrukkelijk a andacht aan deze akoestisch relevante detaillering

Vergunningsvrije bouwwerken of bouwwerken waar een lichte bouwvergunning aan ten grondslag ligt, zullen niet nader worden getoetst op akoestische eisen. Ook niet indien de woning binnen de zone van een weg ligt of langs een drukke 30 km/uurweg. Dit zou immers een relatief grote inspanning van het ambtelijk apparaat vereisen zonder dat dit een grote meerwaarde tot gevolg heeft.

5.6 Cumulatie

Soms wordt een woning door meerdere bronnen belast, bijvoorbeeld door wegverkeer én railverkeer. Als die belasting betrekking heeft op eenzelfde gevel dan dient conform de strekking van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer de gemeente rekening te houden met deze cumulatie. Hoe de gemeente dat doet is niet op voorhand aan te geven, daar zijn de mogelijkheden te divers voor. Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening verdient cumulatie van geluid de benodigde aandacht. De gemeente houdt in dit soort situaties bij het ontwerpen van de gevelisolatie rekening met de hogere geluidsbelasting. Dit is immers de situatie waar een bewoner mee te maken heeft. In bijlage 1 behorende bij het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is een rekenmethode beschreven voor de cumulatieve geluidsbelasting.

afbeelding binnen de regeling

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven houdt rekening met cumulatie van geluid, zowel bij het akoestisch ontwerpen van nieuwe woongebieden als bij het bepalen van de noodzakelijke geluidwering van gevels.

5.7 Compensatie

Niet alleen decibellen op de gevel bepalen of iemand geluidhinder ondervindt. Compenserende factoren kunnen de ervaren hinder doen afnemen. Het nadeel van een hoge geluidsbelasting kan worden gecompenseerd door factoren die ook in de akoestische sfeer liggen. Daarbij kan gedacht worden aan de volgende zaken:

  • een geluidsluwe gevel;

  • een 'privé-gebied' (een tuin, balkon of park) aan de rustige kant van het huis;

  • aangepaste indeling van de woning;

  • gevelisolatie (met ventilatievoorzieningen grotere woning.

Naast de akoestische compensatie, die gedeeltelijk wettelijk is verankerd, zijn er ook niet-akoestische compenserende factoren die als positief element kunnen worden gezien in een omgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld om:

  • veel stedelijk groen, in de vorm van een park, uitloopgebieden, etc.;

  • goede openbaar vervoervoorzieningen;

  • een kinderspeelplaats.

In de literatuur wordt dit wel aangeduid als 'niet-akoestische compensatie'. Deze niet-akoestische compensatie heeft echter geen wettelijke grondslag. De juridische verankering van compensatie vindt vooral plaats in de procedure hogere grenswaarden (zie Nota hogere grenswaarden).

afbeelding binnen de regeling

Beleidsuitspraak:

  • In het ontwerpstadium wordt het nadeel van een hoog geluidsniveau beperkt door koestische compensatie en aanvullend door niet-akoestische compensatie.

  • Hoe hoger het geluidsniveau, hoe meer compensatie wordt toegepast.

5.8 30 km/uurwegen

In het gemeentelijke verkeersbeleid is vastgelegd dat 30 km/uurwegen als zodanig worden uitgevoerd. In de praktijk kan dit betekenen dat in de “verblijfsgebieden” het asfalt wordt vervangen door klinkerbestrating en de maximum snelheid wordt verlaagd tot 30 km/uur. Bij te hoge gevelbelastingen kunnen vervolgens nog “fluisterklinkers” worden toegepast. Als deze bronmaatregelen niet voldoen dan kunnen maatregelen aan de woning worden genomen.

afbeelding binnen de regeling

30 km/uur wegen zijn wettelijk niet gezoneerd en vallen daarmee niet onder de Wet geluidhinder. De geluidsbelastingen van geluidsgevoelige bestemmingen hoeven op basis van de Wet geluidhinder bij nieuwbouw en/of reconstructie van wegen niet onderzocht te worden. In verband met "een goede ruimtelijke ordening" dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed (inzichtelijk te worden gemaakt) aan de geluidssituatie (AbRvS 3 september 2003, 200203751/1). 30 km/uur wegen nemen vanwege duurzame verkeersveiligheid in aantal toe.

Beleidsuitspraak:

Duiven beschouwt 30 km/uurwegen voor wat betreft het aspect geluid als “gewone” wegen. Dit betekent dat voor deze wegen, bij het veranderen van bijvoorbeeld de weg of het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, onderzoek wordt gedaan naar de akoestische effecten en/of gevolgen. Dit uitgangspunt geldt alleen voor de 30 km/uurwegen die zijn opgenomen in de RVMK.

Bij het in beeld brengen van bestaande knelpuntsituaties wordt eveneens gekeken naar de 30 km/uurgebieden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat bij het oplossen van deze knelpunten gekeken kan worden naar het toepassen van fluisterklinkers. Als de belasting bij oude woningen dan nog te hoog is, kan vervolgens overwogen worden om te sturen op akoestische of niet-akoestische compensatie.

6. Gebiedstyperingen en gebiedsgerichte ambities

6.1 De gebiedstypen

Het doel van het gemeentelijke geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de gebieden de geluidskwaliteit te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een per gebied passende geluidskwaliteit.

Het functioneel ruimtelijk gebruik van de betreffende gebieden is bepalend voor de indeling van de gebiedstypen en leidend voor het benoemen van algemeen geformuleerde geluidskwaliteiten. De functies in een gebied bepalen immers welke kwaliteiten gewenst, maar ook mogelijk zijn. Daarom is gekozen voor een gebiedstype indeling die is gebaseerd op de zogenoemde MILO-systematiek7, zoals deze door de VNG, het IPO, de UvW en het ministerie van VROM is ontwikkeld in het kader van het MILO-project (milieukwaliteiten in de leefomgeving). Deze systematiek is een landelijk gangbare systematiek voor gebiedsgericht beleid.

Dit hoofdstuk is een beschrijving van de gebiedstypen en de gebiedsgerichte ambities. Maar het beschrijven alleen van de gewenste geluidskwaliteit is niet voldoende. De ambities moeten ook tastbaar worden door ze terug te laten komen in ruimtelijke plannen. Het gebiedsgericht geluidbeleid moet er toe leiden dat geluid nog vaker vanaf het prille begin van een ruimtelijke ontwikkeling wordt meegenomen.

Voor de gemeente Duiven zijn 11 gebiedstypen geïdentificeerd, die in paragraaf 6.3 worden beschreven. De daaraan gekoppelde ambities zijn in een tabel weergegeven. Achter tabblad 6 is kaart met daarop de geografische afbakening van de gebiedstypen weergegeven.

6.2 De systematiek

Op een geluidskaart worden de geluidsniveaus van de bronnen wegverkeer, railverkeer en industrie weergegeven. Aan technici geeft een dergelijke kaart met getallen veel inzicht. Een samenhangende beoordeling is echter niet mogelijk. In het schema hieronder zijn geluidsniveaus vertaald in geluidsklassen, die zijn weergegeven met een getal, een woord en een kleur. Per geluidsklasse staan bij iedere geluidssoort verschillende getallen. Dit heeft te maken met het feit dat het geluid van verschillende bronnen verschillend wordt ervaren. Het geluid van een trein wordt bijvoorbeeld als minder hinderlijk ervaren dan dat van auto‟s.

Op deze wijze is voor een breder publiek een eenvoudiger weergave mogelijk. Door de gebruikte bandbreedte hebben deze kaarten een indicatieve status. Om de ambities per gebiedstype vast te stellen is voor de herkenbaarheid en werkbaarheid dan ook deze systematiek toegepast.

afbeelding binnen de regeling

De dosismaat voor weg- en railverkeerslawaai is Lden8. Dit is de dosismaat die na 1 januari 2007 in de gewijzigde Wet geluidhinder wordt gebruikt. Als dosismaat voor het geluid van bedrijven is Letmaal gehanteerd. Duiven heeft ervoor gekozen om voor railverkeerslawaai geen beleid te formuleren, omdat zij geen beheerder zijn van de sporen die op het grondgebied van de gemeente Duiven zijn gelegen.

De keuze van de klassen stemt overeen met wat landelijk gebruikelijk is en sluit bovendien aan op het systeem van de Wet geluidhinder.

Het volstaat niet om alleen de ambitie van een gebied aan te geven. Dit heeft te maken met het feit dat langs en door iedere woonwijk, zeker in stedelijk gebied, wegen met veel verkeer kunnen lopen. De realiteit gebiedt te erkennen dat ook in een „stille‟ woonwijk langs de rand hogere geluidsniveaus kunnen optreden. Hierdoor is het noodzakelijk de maximaal mogelijke afwijking van het ambitieniveau per gebiedstype aan te geven (bovengrens). Bij woongebieden, centrumgebieden en werkgebieden gaat het om de bescherming van woningen en overige objecten. Voor de gebiedstypen in het buitengebied (natuur- & extensiveringsgebied en verwevings- & landbouwontwikkelingsgebied) gaat het daarnaast ook om bescherming van het gebied zelf.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

redelijk rustig

zeer rustig

rustig

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

uiterwaarden en overig deel buitengebied

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

dorpskern en overig woongebied Groessen

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

woongebieden kern Duiven

rustig

onrustig

rustig 2)

redelijk rustig

zeer onrustig 1) 

historische lintbebouwing in buitengebied

redelijk rustig

zeer onrustig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

onrustig

spoorzone Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

Centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig

onrustig

redelijk rustig 2)

onrustig

lawaaiig 1) 

Remigiusplein (horeca-omgeving)

 

onrustig

onrustig

Bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

onrustig

lawaaiig

Gezoneerd industrieterrein (Roelofshoeve)

n.v.t. (geen woningen)

n.v.t. (geen woningen)

  • 1)

    bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

  • 2)

    geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

De ambitietabel geeft per gebiedstype twee mogelijkheden aan:

  • 1.

    Ambitiewaarde: betreft de basiskwaliteit in een gebied. Deze omvat de na te streven geluidsklasse voor de te beschermen objecten en functies in een bepaald gebied.

  • 2.

    Bovengrens: deze geluidsklasse wordt bij (hoge) uitzondering toegepast en mag niet worden overschreden. Aan de toepasselijke norm van de Wet geluidhinder kan nog juist worden voldaan. Akoestische compensatie is hierbij vereist (zie Nota hogere grenswaarden).

6.3 Indeling gebiedstypen

6.3.1Vogelrichtlijn- en stiltegebieden

Onder vogelrichtlijn- en stiltegebieden worden de vastgestelde gebieden verstaan; deze gebieden hebben een speciale status. De typering kan verder uiteenlopen van natuurgebied met een hoge ecologische waarde zonder nevenfuncties tot meer robuustere natuurgebieden met een sterkere functiemenging met bijvoorbeeld recreatie en waterwinning. De milieukwaliteitwaarde is voornamelijk afhankelijk van de menselijke (mede)gebruiker met betrekking tot extensieve recreatie. Voor natuur zelf zijn deze aspecten minder relevant, de referentie aan voor geluid geeft de behoefte aan het in stilte kunnen genieten van de natuur.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de vogelrichtlijn- en stiltegebieden is “zeer rustig”, zowel voor verkeerslawaai als het geluid van bedrijven. Vogelrichtlijn- en stiltegebieden zijn de rustigste gebieden van de gemeente. In deze gebieden, aan de zuidrand van de gemeente, wordt voornamelijk scheepvaartgeluid waargenomen. In de vogelrichtlijngebieden wordt niet de woonfunctie maar de gebruiker van het gebied beschermd.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

Vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

redelijk rustig

zeer rustig

rustig

6.3.2Dorpskern en overig woongebied Loo

afbeelding binnen de regeling

Bij het dorpswonen in Loo gaat het om een overwegend rustige gebied met een overwegende woonfunctie. De woonfunctie is deels gemengd met kleinschalige (agrarische) bedrijvigheid. In omvang is dit gebied kleiner dan de woongebieden in de kern Duiven en gaat het om lintbebouwing en kleinschalige geplande ontwikkelingen. De dichtheid is lager dan in de woongebieden in de kern Duiven, het aandeel vrijstaande woningen is relatief groot. Het aanbod is in grote mate gericht op eengezinshuishoudens. Gestreefd wordt echter naar (beperkte) ontwikkeling van woningen. Het woonmilieu is te karakteriseren als een dorps woonmilieu.

Vervoer is overwegend individueel, auto en fiets. Ten opzichte van de woongebieden in de kern Duiven is er minder aangelegd groen aanwezig. Speelplekken zijn echter wel aanwezig, en de aanwezigheid van het omringende platteland geeft een groen, open en landelijk gevoel.

Tussen de oude linten zijn open plekken wat maakt dat de dorpsomgeving met het achterliggende landelijk gebied op veel plaatsen zicht- en „voelbaar‟ is. Daarnaast zijn er functionele open plekken in de zin van speelvoorzieningen en hebben sommige open plekken een agrarische functie. Het instandhouden van voorzieningen is van belang om zorg te dragen voor de leefbaarheid en de kernen aantrekkelijk te houden voor jong en oud.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in dit gebied is “rustig” voor zowel verkeerslawaai en het geluid van bedrijven. De wegen in het gebied kunnen een belangrijke invloed hebben op de geluidniveaus.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

6.3.3Uiterwaarden en overig deel van het buitengebied

De uiterwaarden zijn vaak uitloopgebied voor diverse gebruikers. Voor het grootste deel is sprake van een rustig gebied, waar incidenteel als gevolg van diverse activiteiten wat lawaai kan ontstaan.

Onder dit gebiedstype wordt eveneens het overige deel van het buitengebied verstaan. Een kenmerk van dit gebied, die agrarische activiteiten als hoofdfunctie hebben, is de lage dichtheid en lage gebruiksintensiteit. In deze gebieden komt menging met andere functies voor, zoals wonen en waterberging. De grondgebonden landbouw is dominant. Daarbij gaat het om akkerbouw, bollenteelt en groenteteelt van de koude grond en veehouderij met beweiding. De hoofdfunctie landbouw stelt weinig specifieke eisen aan milieukwaliteiten.

afbeelding binnen de regeling

De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het buitengebied/uiterwaarden is “rustig”. Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan kunnen ook hogere geluidniveaus optreden, de geluidskwaliteit wordt dan ook beïnvloed door het wegverkeer.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

uiterwaarden en overig deel buitengebied

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

6.3.4Dorpskern en overig woongebied Groessen

Bij het dorpswonen in Groessen gaat het eveneens om een overwegend rustig gebiedstype met een overwegende woonfunctie. De woonfunctie is deels gemengd met kleinschalige (agrarische) bedrijvigheid. In omvang is dit gebied kleiner dan de woongebieden in de kern Duiven en gaat het om lintbebouwing en kleinschalige geplande ontwikkelingen. De dichtheid is lager dan in de woongebieden in de kern Duiven, het aandeel vrijstaande woningen is relatief groot. Het aanbod is in grote mate gericht op eensgezinshuishoudens. Gestreefd wordt echter naar (beperkte) ontwikkeling van woningen voor senioren. Het woonmilieu is te karakteriseren als een dorps woonmilieu.

afbeelding binnen de regeling

Vervoer is overwegend individueel, auto en fiets. Ten opzichte van de woongebieden in de kern Duiven is er minder aangelegd groen aanwezig. Speelplekken zijn echter wel aanwezig, en de aanwezigheid van het omringende platteland geeft een groen, open en landelijk gevoel.

Tussen de oude linten zijn open plekken wat maakt dat de dorpsomgeving met het achterliggende landelijk gebied op veel plaatsen zicht- en „voelbaar‟ is. Daarnaast zijn er functionele open plekken in de zin van speelvoorzieningen en hebben sommige open plekken een agrarische functie.

Het instandhouden van voorzieningen is van belang om zorg te dragen voor de leefbaarheid en de kernen aantrekkelijk te houden voor jong en oud.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in dit gebied is “rustig” voor zowel verkeerslawaai en het geluid van bedrijven. De enige weg door het gebied is meteen ook de drukste weg door het gebied, omdat buiten dit gebied landbouwgebieden zijn gelegen zal tijdens de oogstseizoenen meer zwaar verkeer door het gebied rijden. De drukke wegen in het gebied kunnen een belangrijke invloed hebben op de geluidsniveaus.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

dorpskern en overig woongebied Groessen

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

6.3.5De woongebieden van de kern Duiven

De woongebieden liggen tussen het centrum, het buitengebied en de werkgebieden (bedrijven en industrieterreinen). Het gaat hier om rustige, ruim opgezette gebieden met een overwegende woonfunctie, ingebed in een groene structuur. De dichtheid varieert van laag (circa 20 woningen per hectare) tot relatief hoog (circa 30 woningen per hectare). De verschijningsvorm varieert tussen vrijstaand, geschakeld, rijen en appartementen. In dit suburbane woongebied ligt de nadruk op bewoning door eensgezinshuishoudens, op een aantal plaatsen komt seniorenhuisvesting voor. Het woonmilieu is te typeren als suburbaan.

afbeelding binnen de regeling

De aanwezige voorzieningen zijn voornamelijk scholen en kleinschalige detailhandel. Er zijn ook woon- en werkmilieus voor specifieke doelgroepen.

Vervoer is overwegend individueel, auto en fiets. Een fietsnetwerk verbindt de wijken met het centrum en het buitengebied. Door de wijken en langs de hoofdwegen rijden bussen. De verkeersfunctie is ondergeschikt aan de verblijfsfunctie van het gebied.

Groen en water zijn nadrukkelijk als kwaliteiten in de wijken aanwezig, vormen een groene structuur. Deze structuur heeft een belangrijke recreatieve waarde (spelen, wandelen, hond uitlaten, vissen) voor de bewoners in de buurten. Extra aandacht gaat uit naar de leefbaarheid en de sociale veiligheid in de buurten.

Open plekken in dit gebiedsprofiel hebben veelal een functie als onderdeel van de groene structuur met een recreatieve en esthetische functie.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in dit gebiedstype “rustig”. Het verkeerslawaai als gevolg van de ontsluiting van deze gebieden is voornamelijk dominant. Verkeer in het gebied is ondergeschikt, hierdoor kan in de kernen van deze gebieden een rustiger ambitieniveau gehanteerd worden.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

woongebieden kern Duiven

rustig

onrustig

rustig 2)

redelijk rustig

zeer onrustig 1) 

  • 1)

    bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

  • 2)

    geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

6.3.6Lintbebouwing in het buitengebied

De lintbebouwing is gelegen langs de van oudsher belangrijke wegen in het buitengebied. De bebouwing langs deze wegen bestaat veelal uit enkel een eerste lijnsbebouwing. Hieronder vallen buurtschappen en woonkernen in het buitengebied. Wonen is slechts een van de voorkomende functies, vaak zijn er bij de woningen kleinschalige bedrijven gelegen. De milieukwaliteitwaarde van de lintbebouwing is voornamelijk afhankelijk van de gevestigde bedrijven en/of de wegen waarlangs de lintbebouwing gesitueerd is.

afbeelding binnen de regeling

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de lintbebouwing is “redelijk rustig”. De enige weg door het gebied is meteen ook de drukste weg door het gebied, omdat buiten de kernen vaak landbouw gebieden zijn gelegen zal tijdens de oogstseizoenen meer zwaar verkeer door het gebied rijden. De drukke wegen in het gebied kunnen een belangrijke invloed hebben op de geluidniveaus aan de rand van het gebied.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

historische lintbebouwing in buitengebied

redelijk rustig

zeer onrustig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

2) geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

6.3.7Historische lintbebouwing in Duiven

Het lint heeft een historisch gegroeid stedenbouwkundig karakteristiek, uit verschillende typen bestaande bebouwing uit diverse periodes. De bebouwing dateert van het begin van de 20e eeuw tot heden. Wonen aan de Rijksweg heeft een divers karakter: naast vrijstaande en aaneengesloten woningen komen combinaties van wonen en werken voor. Als gevolg van de functie die de Rijksweg heeft als toegangsweg naar Duiven is sprake van een levendige (woon)omgeving.

Het historisch lint dient behouden te blijven en versterkt te worden als onderdeel van de identiteit van Duiven. Kleinschalige inbreiding is mogelijk binnen de bestaande structuur. Hierbij dient aandacht uit te gaan naar de inrichting van de openbare ruimte, het laankarakter en het stedenbouwkundige ritme en de structuur.

Evenals bij het centrum van Duiven is voor wat betreft het wonen sprake van een gemengd milieu.

afbeelding binnen de regeling

Het versterken van de Rijksweg als historisch lint met diverse soorten bebouwing maakt onderdeel uit van de planvorming rond de woonwijk De Ploen. Delen van het lint worden bestemd voor wonen, andere delen worden bestemd voor werken.

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in dit gebiedstype is “redelijk rustig”. Het verkeerslawaai als gevolg van de ontsluiting van het centrum en de woongebieden van Duiven is voornamelijk dominant.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

onrustig

2) geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

6.3.8De spoorzone

De spoorzone (“ontwikkelingszone”) wordt gekenmerkt door de menging van een groot aantal functies. Dit zijn bijvoorbeeld scholen, kantoren, binnensport en cultuur-voorzieningen, het O.V.-knooppunt en wonen. Voor de toekomst wordt een verdere ontwikkeling van voorzieningen met een (boven)lokaal verzorgingsniveau voorzien. Een en ander is mede afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de aanleg van eventuele nieuwe spoorverbindingen en/of intensivering van het gebruik van de huidige spoorlijn. Het wonen in de spoorzone komt voor in combinatie met andere functies. Daarom wordt dit getypeerd als een gemengd woonmilieu.

afbeelding binnen de regeling

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in de spoorzone is “redelijk rustig”. Ook het geluid van bedrijven is mede van belang.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

spoorzone Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

2) geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

6.3.9 Centrum Duiven

Het centrumgebied biedt allerlei voorzieningen zoals koopcentra en uitgaansgelegenheden, maar ook kleinschalige kantoren en zorgcentra. Er is dus een hoge functiemenging, het ruimtegebruik is vaak meervoudig.

De identiteit van deze gebieden wordt bepaald door de stedenbouwkundige kwaliteit en de kwaliteit van de architectuur. Als de fysieke leefomgeving voor iemand „leesbaar‟ is, zal deze persoon de omgeving ook herinneren. Er zijn duidelijke oriëntatiepunten en een duidelijke structuur. De aanwezigheid van een oude historische kern geeft een positieve bijdrage aan een hoge ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De hoge dichtheid en gebruiksintensiteit zorgen ervoor dat er een relatief lage omgevingskwaliteit aanwezig is, dit betekent dat met name de geluidniveaus hoger zijn dan in andere gebiedstypen.

afbeelding binnen de regeling

De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie in het centrum van Duiven is “redelijk rustig”. Ook het geluid van bedrijven is van belang omdat op een aantal plaatsen horecabedrijven bepalend zijn voor de geluidkwaliteit. Voor het gebied rond het Remigiusplein is daarom voor het geluid van horecabedrijven een ambitie “onrustig” geformuleerd.

Wie met de auto door het centrum rijdt of op zaterdagavond door het gebied loopt denkt al snel dat hier alleen lawaai heerst. Toch kent het centrum ook relatief rustige plekken. Niet alle wegen in het centrum zijn drukke, doorgaande wegen en de horeca is niet overal. Bovendien worden door de compacte bouw veel binnenterreinen afgeschermd, zodat daar een aangename rust heerst. Al met al is het centrum een gebied van uitersten: aan de ene kant drukke wegen en horeca, aan de andere kant redelijk rustige binnengebieden.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig

onrustig

redelijk rustig 2)

onrustig

lawaaiig 1) 

  • 1)

    bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

  • 2)

    geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

Remigiusplein (horecaomgeving)

 

onrustig

onrustig

6.3.10 Bedrijventerreinen

Binnen dit gebiedstype vallen zowel de grootschalige bedrijventerreinen (Centerpoort-Noord en - Zuid en –Nieuwgraaf) als de kleinschaliger terreinen (‟t Holland, De Helhoek, De Nieuweling en Graafstaete).

De eerstgenoemde hebben een overwegend monofunctioneel karakter. Het gaat om gebieden met een divers aanbod aan bedrijven waar de (boven)regionale functie de gemeenschappelijke karakteristiek is.

De bedrijvenfuncties variëren van volumineuze detailhandel tot bedrijven uit de transport- en logistieke sector.

Deze terreinen zijn ruim van opzet, maar waar mogelijk wordt intensivering van het grondgebruik.

De ontsluiting ten behoeve van het autoverkeer is goed, gericht op zowel de A12 als op provinciale wegen. De bezoekersaantallen van de terreinen Centerpoort-Noord en –Zuid zijn beperkt, openbaar vervoer is hier niet aanwezig. Nieuwgraaf kent echter grotere bezoekersaantallen. Het gaat hier overwegend om autobezoekers maar het gebied is wel ontsloten per openbaar vervoer. De aanwezige open plekken hebben een groene functie of maken deel uit van de parkeervoorzieningen.

afbeelding binnen de regeling

De kleinschaliger bedrijventerreinen hebben als gemeenschappelijke karakteristiek primair een lokale functie, in sommige gevallen in combinatie met een bedrijfswoning. Het streven is om op de nieuwe terreinen dienstwoningen wel mogelijk te maken, maar niet alleen in de traditionele vorm van een bedrijfshal met een woning. Meer gedacht zal worden aan gecombineerde woon-/werklocaties waar de bedrijfs- en woonbebouwing geïntegreerd zijn.

Omdat het werken op deze locaties gecombineerd wordt met wonen, is dit te kenschetsen als een gemengd woonmilieu.

De terreinen zijn gelegen aan lokale ontsluitingswegen en daarmee voor lokaal auto- én fietsverkeer goed bereikbaar. Streven is naar verdere verbetering van de fietsbereikbaarheid. Ontsluiting per openbaar vervoer is aanwezig alhoewel de noodzaak hiervoor niet groot is. De aanwezige open plekken hebben een parkeerfunctie.

afbeelding binnen de regeling

De activiteiten binnen dit gebiedstype stellen weinig eisen aan de milieukwaliteit maar kunnen wel belangrijke negatieve effecten op de milieukwaliteit in de omgeving van het gebied hebben. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities voor deze terreinen is “onrustig”. In tegenstelling tot het centrum en de woongebieden bevinden zich op de industrie- en bedrijventerreinen nauwelijks geluidsgevoelige objecten. De woningen op deze terreinen zijn vaak bedrijfswoningen. Door de drukke wegen en het zware verkeer kan er sprake van hoge geluidniveaus.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

onrustig

lawaaiig

6.3.11 Industrieterrein Roelofshoeve

Het gaat hier om een monofunctioneel en grootschalig gebied met relatief lage aantallen werknemers per hectare en weinig bezoekers. Het terrein biedt plaats aan bedrijven uit de zwaardere milieucategorieën (4 en 5). Door middel van een scheiding van milieugevoelige functies én milieuafspraken met de individuele bedrijven wordt getracht de belasting van de omgeving tot een aanvaardbaar niveau beperkt te houden. Belangrijke vestingers zijn een afvalverbrandingsinstallatie en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).

Thans wordt het terrein aan de noordoostzijde uitgebreid zijn met netto 20 hectare. Bij de locatiekeuze en de uitwerking van het ontwerp zal ruimschoots aandacht worden besteed aan de overgang naar het aangrenzende bedrijventerrein oostelijk van Roelofshoeve. Gewerkt zal worden met een bufferzone om hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt te houden. Het gebied is voor autoverkeer goed ontsloten op de A12. Omdat het terrein met geringe bezoekersaantallen te maken heeft, is sprake van een beperkte openbaar vervoeraansluiting.

Aanwezige open plekken zijn functioneel: parkeervoorzieningen en groene ruimte ten behoeve van de bufferzone.

afbeelding binnen de regeling

Duurzaam beheer van het terrein is gericht op de controle op naleving milieuafspraken.

Op het industrieterrein Roelofshoeve zijn geen geluidsgevoelige objecten gesitueerd.

Voor dit industrieterreinen is een zonebeheermodel gemaakt. Op 22 april 2008 zijn de beleidsregels en de verkavelingkaart voor de verdeling van de geur- en geluidsruimte van bedrijventerrein de Roelofshoeve in Duiven vastgesteld. Door deze nieuwe manier van verdelen van de milieuruimte hebben bedrijven én de omgeving zekerheid over de maximale belasting vanuit het gehele bedrijventerrein.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

gezoneerd industrieterrein (Roelofshoeve)

n.v.t. (geen woningen)

n.v.t. (geen woningen)

7. Verkeer

Als gevolg van de groei van het wegverkeer neemt de geluidsbelasting ook toe. Er wordt weliswaar rekening gehouden met technische innovaties waardoor voertuigen steeds stiller worden, maar dit zal niet voldoende zijn om de groei van de geluidsbelasting tegen te gaan. Voor een aantal situaties zijn dan ook verdergaande maatregelen wenselijk.

In de gemeente Duiven worden hoge geluidbelastingen gemeten rondom de hoofdinfrastructuur zoals de A12, de Westsingel, de Oostsingel en de Rijksweg. In de zuidrand liggen de meest rustige gebieden; EHS en de Vogelrichtlijn-, en stilte gebieden. De gemeente Duiven heeft een aantal mogelijkheden om de geluidsbelasting terug te dringen, waaronder maatregelen in de verkeersstructuur, type wegdek, aanpassing van functies en invulling van een plangebied. Een groot deel van die maatregelen heeft de gemeente Duiven vertaald in haar verkeers- en vervoersplan. Voor een optimale toepassing van verkeersmaatregelen is het vroegtijdig betrekken van geluidsaspecten bij de verkeersinrichting en beheer en onderhoud van het wegennet essentieel. Geluid zal dan ook een vast onderdeel moeten zijn van de integrale afweging.

Door de gemeente Duiven lopen twee spoorlijnen. De gemeente Duiven kan weinig invloed uit oefenen op de geluidhinder die hierdoor ontstaat. Het beheer van de spoorlijnen ligt in de handen van ProRail.

7.1 Geluidscontourenkaarten

Aan de hand van geluidskaarten voor de huidige en toekomstige situatie is de geluidssituatie in beeld gebracht. Deze kaarten zijn gemaakt voor zowel het wegverkeerslawaai als het railverkeerslawaai. De kaarten hebben betrekking op het hele gemeentelijke grondgebied.

Voor het geluid vanwege het weg- en het railverkeer zijn kaarten gemaakt met de geluidscontouren van de etmaalwaarde. De geluidscontouren zijn bepaald voor de huidige situatie en de toekomstige situatie. Bij het bepalen van de geluidscontouren is rekening gehouden met afscherming door clusters van woningen en bedrijven en door geluidsschermen.

Beleidsuitspraak

De gemeente Duiven zal twee jaarlijks een update maken van de geluidskaarten om een middel in handen te hebben voor een snelle ruimtelijke afweging.

7.2 Ambitiewaarden voor de geluidsniveaus

De geluidsbelasting vanwege het verkeer in de gemeente Duiven is groot; het streven is dan ook om voor verkeer aan de voorkeurswaarde van 48 dB (redelijk rustig) te voldoen. In de buurten waar voornamelijk gewoond wordt, ligt de ambitie wat hoger: „rustig‟.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

redelijk rustig

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

onrustig

uiterwaarden en overig deel

buitengebied

rustig

onrustig

dorpskern en overig woongebied

Groessen

rustig

onrustig

woongebieden kern Duiven

rustig

onrustig

zeer onrustig 1) 

historische lintbebouwing in

buitengebied

redelijk rustig

zeer onrustig

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

spoorzone Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

Centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig

onrustig

lawaaiig 1) 

Remigiusplein (horecaomgeving)

 

Bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

Gezoneerd industrieterrein

(Roelofshoeve)

n.v.t. (geen woningen)

  • 1)

    bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

  • 2)

    geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

De kaarten met de gebiedstyperingen zijn opgenomen als figuren in bijlage 3. Hieruit kan voor ieder gebied de basiskwaliteit voor geluid vanwege verkeer bepaald worden. Hierbij wordt opgemerkt dat de basiskwaliteiten gelden voor zowel woningen als voor andere geluidgevoelige objecten.

Om aan de ambities met betrekking tot verkeersgeluid te kunnen voldoen worden in de volgende paragrafen een aantal uitgangspunten verder uitgewerkt:

  • autonome ontwikkelingen;

  • mogelijke maatregelen;

  • saneringsprogramma voor weg- en railverkeer;

  • toepassing stillere wegdektypen.

7.3 Autonome ontwikkelingen

De geluidsbelasting in een gebied is geen statisch gegeven. De algemene lijn is dat de wegverkeersintensiteit in de tijd - zonder het treffen van maatregelen - zal toenemen. Wanneer niet met deze autonome ontwikkelingen rekening wordt gehouden zal de geluidsbelasting als gevolg van verkeerswegen, die nu nog aan de geluidsnormen voldoen, op termijn de geluidsnormen overschrijden.

Ook bestaan situaties die ooit zijn ontworpen met een bepaalde geluidsbelasting, maar waar als gevolg van de autonome toename van het wegverkeer de geluidsbelasting hoger is geworden (het zogenaamde handhavingsgat). In de paragraaf over stille wegdekken (verderop) is aangegeven dat toepassing van stille wegdekken in stedelijk gebied een kosteneffectief middel is, dan wel kan zijn, om het geluidsniveau terug te brengen.

7.4 Toepassing stille wegdektypen

In bestaande situaties word bij de bestrijding van geluidhinder bij voorkeur eerst gekeken of men bronmaatregelen kan treffen. Een voorbeeld van een bronmaatregel is het gebruik van stille wegdektypen. Stille wegdektypen zijn relatief gezien duurder in aanleg en onderhoud ten opzichte van de gebruikelijke wegdektypen. Toch kan de toepassing van stille wegdektypen kostenefficiënter zijn.

Vaak moet men bij de gebruikelijke wegdektypen toch geluidsmaatregelen treffen. Voorbeelden hiervan zijn plaatsing van schermen of het isoleren van de gevels van woningen. Ook kan een stiller wegdektype uitkomst bieden in situaties waar de hiervoor genoemde maatregelen niet mogelijk zijn. Zo zijn in een stedelijke omgeving geluidsschermen vaak moeilijk in te passen.

De extra maatregelen, zoals een geluidsscherm, kunnen met de aanleg van een stil wegdektype gedeeltelijk of volledig worden uitgespaard. De milieuwinst in termen van reductie van het totale aantal geluidgehinderde en de totale geluidsbelasting die toepassing van stillere wegdektypen oplevert komt hier nog eens extra bij.

Beleidsuitspraak

Wanneer groot onderhoud plaatsvindt op de gebiedsontsluitingswegen, welke in beheer zijn van de gemeente, zal het bestaande wegdektype zoveel mogelijk vervangen worden door een stil wegdektype (indien kostenefficiënt en doelmatig).

Wanneer op basis van de geluidkaarten van Duiven blijkt dat mogelijk sprake is van een knelpunt dienen in ieder geval de geluidvoordelen akoestisch in beeld gebracht te worden. Bij 30 km/uurwegen worden, indien er voor geluid knelpunten zijn, zo mogelijk stille klinkers of stil asfalt toegepast (waar dit past bij het karakter van de omgeving).

Het ministerie van VROM heeft in 2002 de „Richtlijn stille wegdekken‟ opgesteld. Deze richtlijn geeft onder andere aan waar men op moet letten bij de keuze voor een type stil wegdek en wat de meerkosten zijn van een stil wegdektype. De regeling is te vinden op www.stillerverkeer.nl.

7.5 Trillingen

Om trillingsproblemen te voorkomen besluit de gemeente Duiven, conform het advies uit de CROW-publicatie 172 'Richtlijn Verkeersdrempels', in kritische gevallen de trillingsgevolgen van een voorgenomen aanleg van verkeersdrempels vooraf in kaart te brengen. Dit geldt in ieder geval voor de aanleg van drempels binnen 20 meter vanuit de gevel en nabij woningen in slechte bouwtechnische staat. Uit de opgedane ervaringen blijkt dat de prognoseberekening, mits voorzien van juiste input, en mits er toepassing wordt gegeven aan de veiligheidsfactor in verband met de betrouwbaarheid van de berekening, voldoende resultaten oplevert.

8. Wat nog verder?

8.1 Separate Beleidsnota’s

De gemeente heeft per geluidsthema (zie paragraaf 5.1) separaat een beleidsnota opgesteld. Voor de inhoud van deze nota's wordt naar de deelnota's verwezen. Hieronder wordt van elke deelnota een korte weergave van de inhoud gegeven.

Nota Hogere grenswaardenbeleid

In deze nota is vastgelegd onder welke voorwaarden van de geformuleerde ambitieniveaus kan worden afgeweken. De ambities zijn per gebied vastgesteld. Het hogere grenswaardenbeleid is hierop afgestemd.

Nota Bedrijven en Geluid (inclusief horeca)

In deze nota is het gemeentelijke geluidbeleid vastgelegd voor het gebiedsgericht beoordelen van het aspect geluid bij bedrijven in het kader van milieuvergunningen en algemene regels die gelden voor bedrijven (AMvB's).

Nota Bouwlawaai

In deze nota is het gemeentelijke beleid vastgelegd voor het beoordelen van het aspect geluid bij (grootschalige) bouw- en sloopwerkzaamheden.

Nota Evenementen en Geluid

Deze nota heeft betrekking op het aspect geluid bij evenementen. Hiermee wordt een duidelijk kader vastgelegd voor het voorkomen en beperken van geluidoverlast bij evenementen.

8.2 Uitwerking beleid

De in deze nota vastgelegde ambities zijn uitgewerkt in een gebiedsgericht beleid. Het formuleren van de ambities verplicht tegelijk tot het maken van een knelpuntenanalyse. Deze analyse zal in begin 2009 worden uitgevoerd als het gaat om de hoogbelaste woningen ten gevolge van het wegverkeer.

Het oplossen van deze knelpunten (hoge overschrijdingen ten opzichte van het ambitieniveau) vindt zoveel mogelijk plaats bij reconstructie en onderhoud van de betrokken wegen. De planning van de uitvoering van deze sanering zal daarom gelijke tred houden met de onderhoudsplanning van de betrokken wegen.

Daarnaast is ten behoeve van de eindmelding aan VROM een inventarisatie uitgevoerd van de saneringswoningen die met geld van VROM zullen worden gesaneerd. Hierbij gaat het om woningen die voor 1986 als hoogbelast zijn aangemerkt. Deze woningsaneringen hebben overigens geen relatie met het in deze nota vastgestelde geluidbeleid.

Verder zijn in verband met de uitvoering en de monitoring van het beleid geluidsprofielen van de gebieden opgesteld. Hierbij wordt per gebied de aantallen woningen binnen de verschillende geluidsklassen in beeld gebracht.

Deze geluidsprofielen worden elke vier jaar opgesteld. Hiermee kan worden vastgesteld of met de beleidsuitvoering de geformuleerde ambities en kwaliteitsverbeteringen worden gerealiseerd. Dit biedt de mogelijkheid om het geluidbeleid gericht te evalueren en zonodig bij te sturen.

Beleidsuitspraak

Het geluidbeleid wordt om de vier jaar geëvalueerd en zonodig bijgesteld.

9. Overzicht beleidsuitgangspunten

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven stelt beleid op voor de volgende geluidthema‟s:

  • wegverkeer;

  • railverkeer;

  • bedrijven (incl. horeca);

  • bouwlawaai;

  • evenementen;

  • hogere grenswaarden.

Beleidsuitspraak:

Naast de objecten die door de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer worden beschermd, beschermt de gemeente Duiven ook nieuw te vestigen kinderdagverblijven. Kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermd tegen bouwlawaai of geluid als gevolg van een evenement.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven gaat geen actie ondernemen om bij bestaande bouw de akoestische woningkwaliteit te verbeteren.

Beleidsuitspraak:

In bestaande situaties hanteert de gemeente Duiven bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder in beginsel de voorkeursvolgorde:

  • 1.

    maatregelen bij de bron;

  • 2.

    maatregelen in de overdracht;

  • 3.

    maatregelen bij de ontvanger.

Van deze standaard volgorde kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.

 

Beleidsuitspraak:

 

Bij de bouw van hoogbelaste woningen en appartementencomplexen wordt van de bouwaanvrager nadere akoestisch relevante detaillering verlangd;

 

Bij bouwplantoetsing en bij het houden van toezicht op de bouwplaats besteedt Duiven uitdrukkelijk aandacht aan deze akoestisch relevante detaillering

Beleidsuitspraak:

Duiven beschouwt 30 km/uurwegen voor wat betreft het aspect geluid als “gewone” wegen. Dit betekent dat voor deze wegen, bij het veranderen van bijvoorbeeld de weg of het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, onderzoek wordt gedaan naar de akoestische effecten en/of gevolgen. Dit uitgangspunt geldt alleen voor de 30km/uur-wegen die zijn opgenomen in de RVMK.

Beleidsuitspraak:

De gemeente brengt alle hoogbelaste woningen in beeld. Het gaat hierbij om zowel de wettelijke saneringswoningen als de woningen die ten gevolge van autonome groei na 1986 respectievelijk hoogbelast zijn geworden.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven gaat de bouwakoestische normen zoals vastgelegd in het Bouwbesluit niet aanscherpen.

Beleidsuitspraak

De gemeente Duiven zal twee jaarlijks een update maken van de geluidskaarten om een middel in handen te hebben voor een snelle ruimtelijke afweging.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven houdt rekening met cumulatie van geluid, zowel bij het akoestisch ontwerpen van nieuwe woongebieden als bij het bepalen van de noodzakelijke geluidwering van gevels.

Beleidsuitspraak:

  • In het ontwerpstadium wordt het nadeel van een hoog geluidsniveau beperkt door akoestische compensatie en aanvullend door niet-akoestische compensatie;

  • Hoe hoger het geluidsniveau, hoe meer compensatie wordt toegepast.

Beleidsuitspraak:

Bij nieuwe situaties hanteert de gemeente Duiven bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidhinder in beginsel de voorkeursvolgorde:

  • 1.

    maatregelen in de overdracht;

  • 2.

    maatregelen bij de ontvanger;

  • 3.

    maatregelen bij de bron.

Van deze standaard volgorde kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.

Beleidsuitspraak

Wanneer groot onderhoud plaatsvindt op de gebiedsontsluitingswegen, welke in beheer zijn van de gemeente, zal het bestaande wegdektype zoveel mogelijk vervangen worden door een stil wegdektype (indien kostenefficiënt en doelmatig).

Wanneer op basis van de geluidkaarten van Duiven blijkt dat mogelijk sprake is van een knelpunt dienen in ieder geval de geluidvoordelen akoestisch in beeld gebracht te worden. Bij 30 km/uurwegen worden, indien er voor geluid knelpunten zijn, zo mogelijk stille klinkers of stil asfalt toegepast (waar dit past bij het karakter van de omgeving).

Beleidsuitspraak

Het geluidbeleid wordt om de vier jaar geëvalueerd en zonodig bijgesteld.

Arnhem, 19 januari 2010

DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.

Nota hogere grenswaarden Gemeente Duiven

Samenvatting

Met de wijziging van de Wet geluidhinder is sinds 1 januari 2007 de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd naar de gemeente. Ook is het merendeel van de wettelijke ontheffingscriteria en randvoorwaarden vervallen: de gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren

Deze nota bevat het hogere grenswaardenbeleid van de gemeente Duiven en is gebaseerd op de nieuwe Wet geluidhinder en de gemeentelijke beleidsuitgangspunten (Nota geluidbeleid). De Nota geluidbeleid beschrijft welke geluidsambities de gemeente Duiven heeft met betrekking tot verkeer en bedrijven. Deze nota beschrijft voor de gemeente Duiven de ontheffingscriteria en de aandachtspunten voor de uitvoeringspraktijk (hoofdstukken 3 en 4). De ontheffingscriteria en aandachtspunten zijn toegespitst op de lokale situatie.

In hoofdstuk 5 wordt vorm gegeven aan de procesmatige inbedding van het beleid en wordt aangegeven wanneer in de hogere grenswaarde procedure welk deelonderwerp aan bod komt.

1. Inleiding

De Wet geluidhinder kent een stelsel van normen ter voorkoming van hinder. Ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zijn in dit stelsel voor verschillende geluidsbronnen grenswaarden opgenomen, waarbij een ondergrens (de voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de maximaal toelaatbare geluidsbelasting) gelden. In het gebied tussen de onder- en de bovengrens kan voor woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) een zogenaamde hogere waarde worden vastgesteld.

De hogere waarde procedure is de procedure die gevolgd moet worden voor het vaststellen van een geluidsbelasting waar deze, in een specifieke situatie, hoger is dan de voorkeursgrenswaarde.

In de gewijzigde Wet geluidhinder (Staatsblad 350, 2006) hebben gemeenten een grotere beleidsvrijheid dan voorheen gekregen, die zij kunnen gebruiken om een geluidbeleid te ontwikkelen dat is toegespitst op de plaatselijke omstandigheden. Met de wijziging van de Wet geluidhinder wordt het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd. Ook vervalt het merendeel van de ontheffingscriteria en randvoorwaarden: de gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren. Met de voorliggende nota en de daaraan verbonden bijlagen, is de uitwerking gemaakt van het gemeentebrede, gebiedsgerichte geluidbeleid.

1.1 De hoofdlijnen van het Duivense geluidbeleid

Het doel van het geformuleerde beleid is het zoveel mogelijk beperken van het aantal gehinderden en het aantal hinderlijke situaties. Daarnaast staat bij nieuwe ontwikkelingen de geluidskwaliteit centraal. Geluidskwaliteit is hierbij een breder begrip dan het slechts toetsen aan de geluidsnormering in de Wet geluidhinder.

Uiteraard is er bij het opstellen van het gemeentelijk geluidbeleid uitvoering gegeven aan de wet-en regelgeving en het reeds geformuleerde beleid. Dit is vastgelegd in de Wet geluidhinder. In deze wet is een voorkeursgrenswaarde en een maximale grenswaarde opgenomen. Duiven kiest er niet automatisch voor altijd gebruik te maken van het wettelijk toegestane maximum geluidsniveau. Bij het invullen van de bandbreedtes die de Wet geluidhinder biedt wordt getracht, daar waar mogelijk, de voorkeurswaarden aan te houden. Ook bij het treffen van geluidsreducerende maatregelen wordt bij bestaande situaties in eerste instantie uitgegaan van de voorkeursvolgorde 'bron, overdracht, ontvanger1

'.

Bij nieuwe situaties, bijvoorbeeld een weg of woningbouwplan, is het vaak mogelijk om bij het ontwerp rekening te houden met het aspect geluid. In die gevallen is het wenselijk eerst te kijken naar overdrachtsmaatregelen of gevelmaatregelen alvorens gekozen wordt voor een bronmaatregel. Bij het hanteren van deze voorkeursvolgorde kan in de toekomst, wanneer alsnog sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, makkelijker een maatregel getroffen worden.

Ter verduidelijking wordt de situatie aangehaald dat een eenmaal geplaatst geluidsscherm in een later stadium slechts tegen zeer hoge kosten kan worden opgehoogd. In specifieke gevallen zal dat aanleiding kunnen zijn, bij het ontwerp van een nieuwe wijk, duurzamere maatregelen bij de woningen te treffen. Iets vergelijkbaars geldt eveneens voor het toepassen van stille wegdekken. Duiven hecht belang aan het behouden van „wisselgeld‟, dat in een later stadium kan worden ingezet om bijvoorbeeld de effecten van een verdere mobiliteitsgroei te compenseren.

Indien bronmaatregelen onvoldoende effect hebben, kunnen overdrachtsmaatregelen worden overwogen Als laatste komen maatregelen aan geluidsgevoelige bestemmingen aan de orde, zoals het isoleren van woningen. De gemeente Duiven kiest er echter uitdrukkelijk voor om bij nieuwe situaties naast de kostenefficiëntie ook de duurzaamheid van de maatregel(en) te beoordelen.

De gemeente Duiven heeft het geluidbeleid gebiedsgericht ontwikkeld. Het grondgebied van de gemeente Duiven is onderverdeeld in een elftal gebiedstypen. De ruimtelijke- en functionele kenmerken zijn hierbij bepalend geweest. Per gebied is voor geluid een ambitie vastgesteld.

Bij ontwikkelen binnen deze gebieden vormt deze ambitie naast de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan ook het toetsingskader. Uiteraard moet afwijking van de ambitie voor het gebied tot de maximale grenswaarde mogelijk blijven. In die gevallen moet, evenals nu het geval is, wel een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Deze nota gaat in onder welke voorwaarden afwijking van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder c.q. onze ambitie mogelijk moet zijn.

1.2 Waarom een hogere grenswaardenbeleid?

De Wet geluidhinder in haar huidige vorm kent een stelsel van normen ter voorkoming van hinder. Ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is voor de verschillende geluidsbronnen (wegverkeer, railverkeer en industrie) een voorkeursgrenswaarde opgenomen en een maximaal toelaatbare geluidsbelasting als bovengrens. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de bovengrens kan voor woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) een zogenaamde hogere waarde worden vastgesteld. Door de wijziging van de Wet geluidhinder (opgenomen in Staatsblad 350, 2006) is het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd. De gemeente krijgt ten aanzien van het vaststellen van een hogere waarde veel meer beleidsvrijheid. Ook vervalt het merendeel van de ontheffingscriteria en randvoorwaarden: De gemeente zal het vaststellen van hogere grenswaarden zelf moeten motiveren.

Met de voorliggende nota en de daaraan verbonden bijlagen, is de uitwerking gemaakt van het gemeentebrede, gebiedsgerichte beleid voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Per gebied wordt beschreven welke ambitie de gemeente Duiven heeft voor geluid en onder welke voorwaarden hiervan mag worden afgeweken (ontheffingscriteria).

1.3 Opbouw van de nota

In hoofdstuk 2 staat een nadere toelichting op de wettelijke procedure met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden. In het daarop volgende hoofdstuk komen de gebiedsgerichte ambities en ontheffingscriteria aan bod. In hoofdstuk 4 worden de aandachtspunten voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk beschreven. Tenslotte beschrijft het laatste hoofdstuk de procesmatige inbedding van de beleidsuitvoering.

2. Nadere toelichting hogere grenswaarden procedure

In dit hoofdstuk worden de algemene kaders voor de beoordeling van hogere grenswaarden beschreven.

2.1 Inleiding

Procedures voor hogere grenswaarden zijn mogelijk aan de orde wanneer de gemeente een bestemmingsplan vaststelt, herziet of wijzigt, of wanneer een vrijstelling van het bestemmingsplan wordt verleend, waarbij (een gedeelte van) het plan ligt binnen de zone van een weg, een spoorlijn en/of een gezoneerd industrieterrein. Na de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening vanaf 1 juli 2008, kunnen hogere waarden procedures eveneens aan de orde komen bij de vaststelling van een projectbesluit. Dit kan zowel een bestaande als een geprojecteerde weg, spoorlijn of industrieterrein zijn. Ook bij de aanleg of wijziging van een weg of spoorweg en bij de aanleg of wijziging van een zoneringsplichtig industrieterrein kan een hogere grenswaarden procedure aan de orde zijn.

In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn normen en grenswaarden opgenomen voor de toelaatbare geluidsbelasting van onder meer industrielawaai en weg- en railverkeerslawaai. Een geluidsbelasting onder de voorkeurswaarde is in het algemeen toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Voorop staat dat Duiven terughoudend om wil gaan met het verlenen van hogere waarden. Met het inzetten van ruimtelijke ordeningsmaatregelen (bijvoorbeeld het vergroten van de afstand) is het immers in veel gevallen mogelijk bouwplannen te realiseren zonder dat voor veel nieuwe woningen afgeweken wordt van de wettelijke voorkeurswaarde.

Een geluidsbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is de geluidsbelasting alleen toelaatbaar na bestuurlijke afweging. Dit afwegingsproces heeft vorm gekregen in de zogenoemde hogere waarden-procedure. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de huidige normstellingen en procedures rond het verlenen van hogere waarden.

Relatie met de ruimtelijke ordening

Indien voor een nieuw bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen worden vastgesteld, of een bestaand bestemmingsplan wordt herzien binnen de geluidszones langs wegen, spoor of industrieterreinen, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

Gemeenten moeten zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat in het kader van een bestemmingsplan bekeken moet worden of het vanuit het aspect geluid mogelijk is om een bepaalde functie op een bepaalde plek te bestemmen. Als uit onderzoek blijkt dat bij geluidsgevoelige bestemmingen de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld. Voor de reconstructie van bestaande wegen en bestaande spoorwegen kan in sommige situaties ook een procedure hogere grenswaarde noodzakelijk zijn, zonder dat sprake is van een herziening (of projectbesluit) van het bestemmingsplan.

De geluidszones van de Wet geluidhinder

Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen een geluidszone. De geluidszone is het gebied, waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De breedte van de zone langs wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken. De breedte van de zones zijn wettelijk vastgesteld in de Wet geluidhinder. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens vastgesteld per traject. Deze zijn te vinden in het Besluit geluidhinder.

De geluidszones voor gezoneerde industrieterreinen zijn voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgelegd door middel van zonebesluiten met zonekaarten of door middel van bestemmingsplannen of bestemmingsplankaarten. Niet ieder industrieterrein is zoneringsplichtig. Zoneringsplichtig zijn alleen die industrieterreinen waarop bepaalde soorten bedrijven aanwezig zijn of zich kunnen vestigen (deze categorieën zijn aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer).

2.2 Wettelijk kader voor de procedure hogere grenswaarde

De basis voor de hogere grenswaardenbesluiten wordt gevormd door de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten. Het vaststellen of herzien van een hogere grenswaarde gaat altijd gelijktijdig met het vast te stellen of te herzien bestemmingsplan.

Tabel 1

Samenvatting wettelijke kaders

geluidsbron

relevante artikelen Wgh

uitvoeringsbesluit

wegverkeerslawaai (VL) railverkeerslawaai (RL) industrielawaai (IL)

art. 82, 85, 89, 100b en 104

art. 105, 107 en 129

art. 44, 47, 49, 50, 51, 59, 65 en 66

Besluit geluidhinder

Besluit geluidhinder

Besluit geluidhinder

2.2.1Wegverkeerslawaai

De voorkeurswaarde voor woningen bedraagt 48 dB. Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed. Voor het toestaan van hogere grenswaarden dan de voorkeurswaarde bestaan bepaalde bandbreedtes.

  • Hierbij geldt als hoofdregel:

  • bij nieuwe situaties gelden strengere eisen dan bij bestaande;

  • in buitenstedelijke2 situaties gelden strengere eisen dan in stedelijke situaties;

  • indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, kunnen eisen worden gesteld aan de indeling van de woningen.

In de volgende tabel zijn de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden voor wegverkeerslawaai opgenomen bij nieuwe woningbouw binnen de geluidszone van een bestaande weg en bij de aanleg van een nieuwe weg langs bestaande woningen.

Tabel 2

Voorkeurswaarde en maximale ontheffingswaarde wegverkeerslawaai nieuwe situaties (in dB)

situatie

geluidsgevoelige bestemming

voorkeurswaarde

ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting

hoogst toelaatbaar binnenniveau

stedelijk

woningen

48

63

33

 

scholen en ziekenhuizen/

verpleeghuizen

48

63

28

 

andere gezondheidszorggebouwen

48

53

33

 

woonwagenstandplaatsen

48

53

28

 

andere geluidsgevoelige terreinen3

53

58

 

buitenstedelijk

woningen

48

53 bij nieuwe bestemming

33

 

scholen en ziekenhuizen/

verpleeghuizen

48

53 bij nieuwe bestemming

28

58 bij aanleg/wijzig. weg

 

andere gezondheidszorggebouwen

48

53

33

 

woonwagenstandplaatsen

48

53

28

 

andere geluidsgevoelige terreinen

53

58

 

De Wet geluidhinder kent een afzonderlijke beoordelingssystematiek voor de reconstructie van wegen. Er is sprake van een reconstructie van een weg, indien:

  • een bestaande weg wordt gewijzigd en

  • aanliggende woningen een verhoging van de geluidsbelasting ondervinden van 2 dB of meer tengevolge van deze wijziging. Indien uitgangssituatie en eindsituatie hoger is dan 48 dB. Het effect van de wijziging wordt daarbij gebaseerd op akoestisch onderzoek, waarbij de akoestische situatie 10 jaar na reconstructie wordt vergeleken met de akoestische situatie vóór reconstructie. In tabel 3 is een verkorte weergave gegeven van de voorkeurswaarde en hoogst toelaatbare geluidsbelasting na ontheffing.

situatie

voorkeursgrenswaarde

maximale ontheffings- waarde (wettelijk)

hoogst toelaatbaar binnenniveau

heersende geluidsbelasting < 48

48

 

33

eerder is een hogere waarde vastgesteld

laagste van:

  • -

    heersende waarde voor reconstructie

  • -

    hogere vastgestelde waarde

63

(stedelijk)

58 (buiten- stedelijk)

niet eerder hogere waarde vastgesteld en geluidsbelasting < 53

Heersende waarde vóór reconstructie

63

(stedelijk)

58 (buiten- stedelijk)

eerder is een hogere waarde vastgesteld in het kader van sanering

hogere vastgestelde waarde door minister VROM

68

geluidsreductie elders, ten minste gelijk aantal woningen een vermindering met dezelfde waarde als de toename t.p.v. reconstructie

 

68

niet eerder hogere waarde vastgesteld en geluidsbelasting >53

53 dB(A)

68

43

2.2.2Railverkeerslawaai

De voorkeurswaarde voor woningen ten gevolge van railverkeerslawaai bedraagt 55 dB. Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan railverkeerslawaai in feite geen aandacht te worden besteed. Voor het toestaan van hogere grenswaarden dan de voorkeurswaarde bestaan bepaalde bandbreedtes. Hierbij wordt in vergelijking met wegverkeerslawaai geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande situaties en binnen- en buitenstedelijke situaties. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, kunnen eisen worden gesteld aan de indeling van de woningen.

In de onderstaande tabel zijn de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden voor railverkeerslawaai opgenomen voor nieuwe woningbouw binnen de geluidszone van een spoorlijn en bij de aanleg van een nieuwe spoorlijn langs bestaande woningen.

Tabel 4

Railverkeerslawaai (in dB)

situatie

voorkeurs- grenswaarde

maximale ontheffings- waarde

hoogst toelaatbaar binnenniveau

alle situaties:

nieuwe woningen langs bestaand spoor;

nieuwe spoorwegen langs bestaande woningen; wijziging aan de spoorweg

55

68

35

2.2.3Industrielawaai

Sinds september 1982 dient op grond van de Wet geluidhinder4 een zone te worden vastgesteld rondom industrieterreinen waarop de zogenaamde „grote lawaaimakers‟ zijn of mogen worden gevestigd. Ook terreinen met andersoortige lawaaimakers kunnen worden gezoneerd. In de onderstaande tabel zijn de voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden voor Industrielawaai opgenomen.

Tabel 5

Voorkeurswaarde en maximale grenswaarde Industrielawaai (in dB(A))

situatie woning op moment zonevaststelling

voorkeurs- grenswaarde

maximale ontheffingswaarde

hoogst toelaatbaar binnenniveau

woningen/woonwagenstandplaatsen

50

55

30

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en

50

60

35

verpleeghuizen

 
 
 

andere gezondheidsgebouwen

50

55

30

geluidsgevoelige terreinen

50

55

 

In de gemeente Duiven ligt één geluidsgezoneerd industrieterrein; het gaat hierbij om het industrieterrein Roelofshoeve. Dit terrein is gesitueerd ten noorden van de A12.

De zone is een aandachtsgebied rondom een industrieterrein, waarbuiten door de bedrijven op dat terrein gezamenlijk geen hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) mag worden veroorzaakt. De zone ligt tussen de grens van het industrieterrein en de vastgestelde zonegrens (het industrieterrein zelf maakt geen deel uit van de zone). Dit betekent dus dat de ruimte tussen de vergunde 50 dB(A)-contour en de vastgestelde zone in feite de beleidsruimte is, die de betrokken overheden hebben ten aanzien van de vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven (zie tekening).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: zone rond een industrieterrein

Met het vaststellen van de geluidszone rond een industrieterrein, is ook de in totaal beschikbare geluidsruimte voor dat industrieterrein vastgelegd. Immers, buiten de zone mag de geluidsbelasting niet hoger worden dan 50 dB(A). Samengevat: de zone werkt twee kanten op. In de eerste plaats in de richting van de industrie. Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) moeten bij het beschikken op een aanvraag voor het verlenen van een milieuvergunning de uit de zonering voortvloeiende grenswaarden in acht worden genomen. We noemen dit het toetsen aan de geluidszone.

In de tweede plaats gelden binnen de zone beperkingen voor woningbouw, immers hoe dichter bij

  • het industrieterrein, des te hoger de geluidsbelasting. Als hoofdregel geldt hier:

  • buiten de zone zijn er geen belemmeringen voor woningbouw;

  • bij nieuwe situaties gelden strengere eisen dan bij bestaande;

  • binnen de zone (daar wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) overschreden), worden eisen gesteld aan het binnenniveau in de woningen.

Op het gezoneerde industrieterrein zelf is bouw van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet mogelijk.

3 Gebiedsgerichte ambities en ontheffingscriteria hogere waarden

De gemeente Duiven heeft een gebiedsgericht geluidbeleid ontwikkeld. Binnen het grondgebied van de gemeente Duiven worden elf gebiedtypen onderscheiden. Per gebied is voor geluid een ambitie vastgesteld die dus in de plaats komt voor de voorkeursgrenswaarde. Alvorens in te gaan op de ontheffingscriteria die bij een verzoek om hogere grenswaarde worden gehanteerd, zal in paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk de ambities die per gebiedstype zijn vastgesteld worden beschreven en in hoeverre wij afwijking van deze gestelde ambitie willen accepteren. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 beschreven onder welke voorwaarden dan vinden dat afwijking mogelijk is.

3.1 Gebiedsgerichte aanpak

Zoals beschreven in de algemene nota geluidbeleid hanteert de een gebiedsgerichte aanpak. Immers, het ene gebied is het andere niet en de ambities voor de verschillende gebieden zijn dan ook gedifferentieerd geformuleerd.

afbeelding binnen de regeling

Om de communicatie rondom ambities makkelijker te maken is ervoor gekozen om de ambities van de gebiedstype aan te geven in een geluidsklasse en niet met normen c.q. getallen. Uiteraard is de geluidsklasse wel gekoppeld aan een traditionele geluidnormen die we kennen uit de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder komt dus overeen met redelijk rustig. In de figuur hierboven is dit aangegeven.

Binnen de gemeente Duiven worden de volgende gebiedstypen onderscheiden. De daaraan gekoppelde ambities zijn in de onderstaande tabel weergegeven.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

weg- en railverkeer

bedrijven

vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

redelijk rustig

zeer rustig

rustig

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

uiterwaarden en overig deel buitengebied

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

dorpskern en overig woongebied Groessen

rustig

onrustig

rustig

redelijk rustig

woongebieden kern Duiven

rustig

onrustig

rustig 2)

redelijk rustig

zeer onrustig 1) 

historische lintbebouwing in buitengebied

redelijk rustig

zeer onrustig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

onrustig

spoorzone Duiven

redelijk rustig

lawaaiig

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

Centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig

onrustig

redelijk rustig 2)

onrustig

lawaaiig 1) 

Remigiusplein (horecaomgeving)

 

onrustig

onrustig

Bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

onrustig

lawaaiig

Gezoneerd industrieterrein (Roelofshoeve)

n.v.t. (geen woningen)

n.v.t. (geen woningen)

1) bij opvullen open plaats, bij vervangende nieuwbouw of bij nieuwbouw langs hoofdinfrastructuur

2) geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

De ambitie ten aanzien van geluid is gekoppeld aan het onderscheiden gebiedstype. Hierbij is het karakter van het gebiedstype bepalend voor de ambitie. Bij de hoogdynamische gebieden, zoals woonwijken en centrumgebieden gaat het om de bescherming van woningen. In de laagdynamische functies (natuur en agrarisch) gaat het niet om specifiek om de woningen maar om het gebied zelf. De aangegeven geluidsklassen hebben door de gehanteerde bandbreedte een indicatieve status. Op figuur 1 is de geografische afbakening van de gebiedstypen weergegeven. De geografische afbakening wekt de schijn van nauwkeurigheid. Het is echter uitdrukkelijk van belang dat de huidige situatie en de nu bekende ruimtelijke ontwikkelingen zijn gedefinieerd en getypeerd.

In de gehanteerde systematiek wordt onderscheid gemaakt tussen ambities en bovengrenzen. De maximale afwijking is als een bovengrens per gebiedstype aangegeven. Bij het toekennen van een hogere waarde zal op basis van de criteria in paragraaf 3.2 een afweging gemaakt moeten worden.

Het toetsen aan de ambities zoals die zijn opgenomen in tabel 5 zijn overigens alleen van toepassing voor de nieuwe situaties. Hiermee wordt bedoeld:

  • de aanleg van een nieuwe weg of spoorlijn bij bestaande woningen;

  • de bouw van woningen bij een bestaande weg of spoorlijn;

  • de vestiging van een bedrijf bij bestaande woningen;

  • de bouw van woningen bij een bestaand bedrijf.

In deze situaties is het immers mogelijk om keuzes te maken ten aanzien van het situeren van een geluidsgevoelige bestemming ten opzichte van een geluidsbron. Dit zijn overigens veel voorkomende situaties. Daarnaast komt het natuurlijk ook voor dat er geheel nieuwe woongebieden worden ontwikkeld. Op dat moment ontstaat de situatie dat zowel de woningen als de weg nieuw zijn.

Voor de bronnen weg- en railverkeer zijn de ambities en de daaraan gekoppelde ontheffingswaarden in dit document vastgelegd. Voor industrielawaai wordt hierop in Nota Bedrijven en Geluid verder ingegaan.

3.2 Criteria voor hogere grenswaarden:

Slechts wanneer voldoende gemotiveerd wordt aangetoond dat toepassing van een maatregel niet doeltreffend is of niet aan de hoofd- en of locatie specifieke criteria kan worden voldaan, kan een hogere grenswaarde worden toegekend.

In deze paragraaf worden de criteria beschreven, waaraan een hogere grenswaarde afweging wordt getoetst en wat de overwegingen zijn om een verzoek al dan niet toe te kennen.

3.2.1Hoofdcriteria

In artikel 110a lid 5 van de Wet geluidhinder is bepaald dat een hogere grenswaarde alleen kan worden verleend indien:

Toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg o f spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

In hoofdstuk 4 is vastgelegd wat de gemeente Duiven hieronder verstaat.

Naast deze harde hoofdcriteria heeft de gemeente Duiven een ontheffingenbeleid in voorliggende nota opgesteld dat deze criteria verder invult en tevens is gebaseerd op de uitgangspunten uit de Nota geluidbeleid van de gemeente Duiven ( met onder andere de gebiedsgerichte ambities).

3.2.2Ontheffingscriteria

Ieder verzoek om hogere grenswaarde wordt in ieder geval aan de voornoemde criteria getoetst. Daarnaast worden bij de afweging over het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde ook de ontheffingscriteria betrokken.

Beleidsuitspraak:

Naast de hoofdcriteria toetst de gemeente Duiven een verzoek tot een hogere grenswaarde aan de ontheffingscriteria zoals deze op 31 december 2006 (oude Wet geluidhinder) geldig waren. Deze criteria zijn goed bruikbaar en doen recht aan de problematiek.

Wegverkeerslawaai

Nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom:

  • Woningen zijn / worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom: hierbij moet worden gedacht aan woningen buiten de bebouwde kom, waarbij de afstand tot de dichtstbijzijnde bestaande woningen minimaal 50 meter is en waarbij vergroten van de afstand tot de weg (om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde) niet haalbaar is.

  • Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid: hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen. De noodzaak moet worden aangetoond/onderbouwd.

  • Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op:

    hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een planmatige verdichting met één of meerdere woningen van een bestaande buitenstedelijke structuur (bijvoorbeeld bestaande lintbebouwing); aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing en ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur. Een stedenbouwkundige onderbouwing dient te worden aangeleverd.

  • Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing: het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen die gebouwd worden op de plaats van reeds bestaande bebouwing (bijvoorbeeld bestaande schuur wordt afgebroken en er komen woningen voor terug, zoals bij rood voor rood regeling).

Nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom:

  • Woningen welke in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen:

    hierbij gaat het om grootschalige ruimtelijke projecten waarbij sprake is van een algehele vernieuwing/verbetering van de bestaande woonomgeving.

  • Woningen vervullen doelmatige akoestische afscherming:

    het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen als gevolg waarvan het afschermende effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen, waarbij het aantal af te schermen woningen minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.

  • Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid:

    hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedrijfswoningen of aanleunwoningen.

    De noodzaak moet worden aangetoond.

  • Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op: hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting met enige woningen van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing en ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur. Een stedenbouwkundige onderbouwing dient te worden aangeleverd.

  • Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing: het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen die gebouwd worden op de plaats van reeds bestaande bebouwing (bijvoorbeeld bestaande school wordt afgebroken en er komen woningen voor terug).

Geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde weg, voor zover die weg:

  • Weg vervult noodzakelijke verkeer- en vervoersfunctie: een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota‟s kan hierover duidelijkheid verschaffen.

  • Weg vervult verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsbelastingen optreden: ook hier kan een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen en/of veranderingen in geluidsbelastingen duidelijkheid verschaffen.

Industrielawaai

Ontheffingsgronden, conform het voormalig Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen:

  • het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde is verzocht, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidsniveau vanwege het betrokken industrieterrein;

  • de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid; de woningen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan worden opgenomen, dan wel door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen; de ligging van de geluidsbronnen op het betrokken industrieterrein zodanig is dat de geluidsbelasting, vanwege dit industrieterrein en vanwege andere geluidsbronnen, van ten minste één uitwendige scheidingsconstructie van elk van de woningen lager is dan of gelijk is aan 50 dB(A);

  • de woningen ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing.

Railverkeerslawaai

Ontheffingsgronden, conform het voormalig Besluit geluidhinder spoorwegen:

  • nog niet geprojecteerde dan wel geprojecteerde woningen, die:

    • -

      in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden;

    • -

      verspreid gesitueerd worden buiten de bebouwde kom;

    • -

      ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

    • -

      ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing;

    • -

      in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen;

  • door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen; door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen. Een nog niet geprojecteerde, geprojecteerde of te wijzigen spoorweg, voor zover deze spoorweg een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen.

3.2.3Voorwaarden voor het verlenen van een hogere grenswaarde

Wanneer het verzoek tot een hogere grenswaarde getoetst is op de hiervoor genoemde hoofdcriteria en de ontheffingscriteria wordt gekeken aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor het verlenen van een hogere grenswaarde.

Deze kleinste schaal, de woning, richt zich voornamelijk op akoestische maatregelen aan het huis. Voor het verlenen van een hogere grenswaarde in de situaties genoemd in paragraaf 3.1, moet gekeken worden naar alle mogelijk te nemen maatregelen op alle niveaus.

Beleidsuitspraak:

Indien aangetoond is dat het verzoek tot een hogere grenswaarde voldoet aan de hoofd- en ontheffingscriteria kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden verleend. De gemeente Duiven past hierbij primair akoestische compensatiemaatregelen toe. Deze zijn per geluidsklasse verschillend.

Locatie specifieke criteria

Ieder verzoek om hogere grenswaarde wordt in ieder geval aan de voornoemde criteria getoetst. Daarnaast wordt bij de afweging over het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde ook de locatiespecifieke kenmerken betrokken. De gemeente Duiven kiest ervoor om de onderstaande locatiespecifieke kenmerken in de overwegingen als positief aspect mee te nemen dan

  • wel als zwaarwegend argument mee te nemen.

  • de locatie bevindt zich in de nabijheid van een trein- of busstation;

  • de nieuwbouw is ter plaatse noodzakelijk om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;

  • de nieuwbouw ter plaatse dient ter vervanging van bestaande bebouwing;

  • de locatie is opgenomen in herstructureringsplannen;

  • de nieuwbouw vult een open plaats op tussen aanwezige bebouwing;

  • met de ontwikkeling van de betreffende locatie worden één of meerdere andere milieuknelpunten (bijv. luchtkwaliteit, bodemsanering) elders opgelost.

Voorwaarden voor het toekennen van een hogere waarde tot en met de geluidsklasse onrustig‟ (is tot VL 53 dB / RL 58 dB):

Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen tot en met de geluidsklasse onrustig‟ worden aanvullend ook de volgende voorwaarden bij de afweging betrokken:

  • indien mogelijk bronmaatregelen (bijvoorbeeld stillere asfalttypen) treffen;

  • indien mogelijk de afstand tussen de geluidsbron en de nieuwe woning(en) vergroten; in ieder geval dient bij woningen/appartementen de buitenruimte (tuin/balkon) te voldoen aan de ambitiewaarde van het betreffende gebied;

  • getracht wordt het stedenbouwkundig ontwerp zodanig vorm te geven om zoveel mogelijk afscherming voor het achterliggende gebied te creëren;

  • vanaf de geluidsklasse onrustig‟ dient bij een aanvraag om bouwvergunning voor een woning en andere geluidsgevoelige bestemmingen een bouwakoestisch onderzoek te worden gevoegd en wordt getoetst of wordt voldaan aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit.

Voorwaarden voor het toekennen van een hogere waarde tot en met de geluidsklasse zeer onrustig‟ (is tot VL 58 dB / RL 63 dB):

Bij het toekennen van een verzoek om een hogere grenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen tot en met de geluidsklasse; zeer onrustig‟ worden aanvullend ook de volgende voorwaarden bij de afweging betrokken:

  • rekening houden met de indeling van de woning: bij appartementen en seniorenwoningen dient minimaal één verblijfsruimte5 in de woning aan de geluidsluwe zijde te worden gesitueerd; bij eengezinswoningen minimaal drie verblijfsruimten in de woning aan de geluidsluwe zijde;

  • wanneer de woning een balkon heeft dan moet deze bij voorkeur afsluitbaar zijn, zodat men zelf kan kiezen of men zich wil afzonderen van de hoge geluidsbelasting of niet;

  • bij een aanvraag behorend bij een bouwvergunning voor een woning en andere geluidsgevoelige bestemmingen dient een bouwakoestisch onderzoek te worden gevoegd en wordt getoetst of wordt voldaan aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit; de buitenruimtes (tuin of balkon) worden bij voorkeur aan de geluidsluwe zijde gesitueerd.

Voorwaarden voor het toekennen van een hogere waarde tot en met de geluidsklasse lawaaiig‟ (is tot VL 63 dB / RL 68 dB):

Bij het toekennen van een verzoek om hogere grenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen tot en met de geluidsklasse lawaaiig‟ worden aanvullend de volgende voorwaarden bij de afweging betrokken:

  • in de geluidsklasse lawaaiig‟ worden slechts in het geval van een zwaarwegend maatschappelijk en/of stedenbouwkundig belang, nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gebouwd. Bijvoorbeeld indien er sprake is van vervangende nieuwbouw of een aantoonbare stedenbouwkundige verbetering van de bestaande situatie;

  • naast de akoestische compensatie wordt bij grotere bouwplannen ook niet-akoestische compensatie toegepast (bijvoorbeeld veel groen, een kinderspeelplaats of de nabijheid van openbaar vervoer).

Niet akoestische compensatie

Daarnaast zal de gemeente bij de realisatie van woningen vanaf de geluidklasse „onrustig‟ niet-akoestische compensatie positief betrekken bij de overwegingen om een hogere waarde toe te staan. Bij niet-akoestische compensatie kan gedacht worden aan de volgende zaken:

  • grotere woningen / appartementen;

  • meer dan gemiddeld aantal parkeerplaatsen, liefst door middel van parkeren uit het zicht;

  • de nieuwe locatie “groen” in te richten;

  • de woningen / appartementen te voorzien van een hoger afwerkingsniveau;

  • de hoogst belaste woningen / appartementen te situeren op een locatie met uitzicht;

  • de hoogbelaste woningen / appartementen te situeren in de nabijheid van “uitloopgebieden” / natuurgebieden.

Grote woningbouwprojecten

De gemeente Duiven wil bij grotere bouwplannen (meer dan 200 woningen) in geluidsbelaste omgevingen (nabij drukke wegen, spoorweg of industrieterrein) met projectontwikkelaars vooraf (voordat met de planvorming wordt begonnen) afspraken maken om toekomstige nieuwe bewoners te beschermen tegen cumulatie van geluid. Bovenstaande akoestische compensatiemaatregelen kunnen dan vooraf worden besproken.

Bij deze plannen geldt aanvullend een specifiek nader criterium dat voor maximaal 10% van de te realiseren woningen een hogere waarde, dan de ambitie voor het betreffende gebied wordt vastgesteld.

Reconstructie wegen

Bij reconstructies van wegen (of bij wijziging van de verkeersstructuur) worden slechts hogere grenswaarden vastgesteld dan nadat doelmatige bronmaatregelen (stillere wegdektypen) zijn getroffen, mits deze kosteneffectief en duurzaam kunnen worden toegepast.

4. Aandachtspunten voor de uitvoeringspraktijk

De ervaring leert dat niet alle aspecten die zich in de praktijk voordoen op eenduidige wijze in de wetgeving zijn beschreven. In veel gevallen moet op lokaal niveau een keuze gemaakt worden hoe de wet- en regelgeving geïnterpreteerd wordt. In dit hoofdstuk wordt waar mogelijk een aantal van deze aspecten met betrekking tot de hogere grenswaarden nader toegelicht:

  • 1.

    Wat verstaan we onder bezwaren uit het hoofdcriterium (paragraaf 4.1)?

  • 2.

    Aan welke eisen moet een verzoek om hogere grenswaarde voldoen (paragraaf 4.2)?

  • 3.

    Welke functies en objecten willen we beschermen (paragraaf 4.3)?

  • 4.

    Hoe gaan we om met cumulatie van verschillende geluidsbronnen (paragraaf 4.4)?

  • 5.

    Hoe willen we omgaan met dove gevels (paragraaf 4.5)?

  • 6.

    Hoe gaan we om met 30 km/uur gebieden (paragraaf 4.6)?

  • 7.

    Hoe gaan we om met de Stad en Milieu benadering (paragraaf 4.7)?

4.1 Bezwaren uit het hoofdcriterium

In de praktijk is al veel ervaring opgedaan met de afwegingen die ten aanzien van bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard zijn gemaakt. Onderstaand worden voorbeelden van overwegingen gegeven die een hogere grenswaarde verzoek motiveren:

  • Stedenbouwkundige overwegingen: de aanvrager moet aantonen dat woningbouw ter plaatse noodzakelijk is (bijvoorbeeld vervanging of invulling lege plek) en dat de bebouwing ten opzichte van een geluidsbron om stedenbouwkundige of locatiespecifieke kenmerken niet anders kan worden gesitueerd.

  • Verkeerskundige overwegingen: indien een belangenafweging zal moeten plaatsvinden, weegt de huidige verkeersstructuur uit het Integraal Verkeers Beleidsplan (hierin zijn ook de uitgangspunten van het programma „Duurzaam Veilig‟ opgenomen) zwaarder mee dan geluid. Hierbij prevaleert verkeersveiligheid boven geluid.

  • Vervoerskundige overwegingen: indien er een belangenafweging zal moeten plaatsvinden, weegt de huidige verkeersstructuur uit het Integraal Verkeers Beleidsplan zwaarder mee dan geluid. Het is niet gewenst om in het kader van individuele bouwplannen hiervan af te wijken; landschappelijke overwegingen: voorkom dat een open landschap door geluidsafschermende voorzieningen (schermen) doorsneden wordt. Dit is altijd een locatiespecifieke afweging, die gemotiveerd dient te worden in het hogere grenswaarde besluit.

  • Financiële overwegingen: in dit kader is het van belang dat de meerkosten van maatregelen (getalsmatig) worden aangetoond. Daarnaast moet in de bestemmingsplanexploitatie rekening worden gehouden met de kosten van geluidsmaatregelen zoals geluidsafschermende voorzieningen dan wel gevelisolatie. Daardoor wordt voorkomen dat in een latere planfase deze kosten als onvoorzien, dan wel onredelijk worden beschouwd.

Door in de hogere grenswaarden afweging rekening te houden met eventuele bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke en financiële aard wordt een integrale afweging gemaakt.

Maatregelen die bij het vaststellen van een hogere grenswaarde getroffen kunnen worden, zijn bijvoorbeeld de keuze voor een stiller wegdektype, een andere indeling van het bouwplan of een geluidsluwe gevel. Bij de financiële overwegingen is de centrale vraag wanneer de kosten en baten van de maatregelen tegen elkaar opwegen. Om de meest kosteneffectieve maatregelen te kunnen bepalen, moeten de mogelijke maatregelen worden doorgerekend. Daarbij worden eerst de bron- en overdrachtsmaatregelen bekeken en pas daarna de maatregelen bij de ontvanger. Op basis van de doorrekening wordt bepaald welke maatregelen het meest doelmatig zijn (hoe wordt met de minste kosten het wettelijke binnenniveau gehaald). Op deze wijze is sprake van een financieel akoestische afweging. Bij de besluitvorming over een pakket van maatregelen spelen natuurlijk ook andere factoren een rol (bijvoorbeeld stedenbouwkundige inpassing, veiligheid). Het kan dan ook zijn dat de uiteindelijke keuze toch valt op een andere maatregel dan de meest doelmatige maatregel.

4.2 Eisen aan verzoek om hogere grenswaarde

In de regel wordt door of namens de initiatiefnemer van het bestemmingsplan, bouwplan of de aanleg/reconstructie van een weg of spoorweg in de voorbereidende fase een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek wordt de geluidsbelasting voor de huidige en toekomstige situatie in kaart gebracht. Ook wordt bepaald of bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk en haalbaar zijn om de toekomstige geluidsbelasting tot de voorkeurswaarde te beperken. Hierbij worden de criteria zoals deze in hoofdstuk 3 beschreven zijn meegenomen. Indien dat niet mogelijk is, dient dat voldoende te worden gemotiveerd. Als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard, kan een verzoek tot vaststelling van een hogere grenswaarde worden opgesteld.

Aan een verzoek tot vaststelling van hogere grenswaarden worden inhoudelijke eisen gesteld.

Het verzoek dient minimaal de volgende informatie te bevatten:

  • de verzochte hogere grenswaarde;

  • de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

  • de resultaten van het akoestisch onderzoek;

  • een beschrijving van de mogelijkheden om de geluidsbelasting te verminderen (inclusief een

  • berekening van de extra kosten);

  • een schatting van de kosten die verwacht worden om te voldoen aan het wettelijk

  • binnenniveau (gevelmaatregelen);

  • tekeningen met daarop de lokale situatie;

  • een ruimtelijke onderbouwing op basis van een akoestisch onderzoek;

  • een financiële onderbouwing.

4.3 Te beschermen functies en objecten

In de Nota Geluidbeleid is de keuze gemaakt niet alleen de objecten te beschermen die wettelijk zijn aangewezen, aangaande hogere grenswaarden. De wettelijk te beschermen objecten zijn:

  • woningen;

  • geluidsgevoelige gebouwen:

    • -

      onderwijsgebouwen;

    • -

      ziekenhuizen en verpleeghuizen;

    • -

      verzorgingstehuizen;

    • -

      psychiatrische inrichtingen;

    • -

      medische centra;

    • -

      poliklinieken;

    • -

      medische kleuterdagverblijven.

  • geluidsgevoelige terreinen:

    • -

      terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen;

    • -

      terreinen die behoren bij verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

    • -

      gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

  • woonwagenstandplaatsen.

  • natuurbeschermingsgebieden.

Beleidsuitspraak:

Naast de objecten die door de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer worden beschermd, beschermt de gemeente Duiven ook nieuw te vestigen kinderdagverblijven. Kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermd tegen bouwlawaai of geluid als gevolg van een evenement.

4.4 Cumulatie van geluid

In het concept van de Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu van het ministerie van VROM is vastgelegd dat bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met het eventueel optreden van cumulatie van geluid. In de Wet geluidhinder (art. 110a) is deze aanpak vertaald. Ter bescherming van (toekomstige) bewoners mag de gecumuleerde geluidsbelasting niet onaanvaardbaar hoog worden.

De gemeente Duiven is van mening dat bij een hogere grenswaardenafweging de gecumuleerde geluidsbelasting in beeld gebracht dient te worden als sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen. Dit is de situatie waar een bewoner mee te maken heeft.

Daar waar als gevolg van cumulatie een hogere geluidsbelasting optreedt, moet bij het dimensioneren van de gevelisolatie rekening worden gehouden met deze gecumuleerde geluidsbelasting. Op deze manier blijft de geluidskwaliteit van het binnenklimaat in woningen (bijvoorbeeld belangrijk voor een goede nachtrust) gewaarborgd. Op grond van het Bouwbesluit moet bij het ontwerp van woningen voldaan worden aan de wettelijke binnenniveaus.

Indien een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, geldt immers voor de geluidsgevoelige bestemming nog wel een limiet aan het wettelijk toelaatbare binnenniveau in de geluidsgevoelige vertrekken. Op basis van een bouwakoestisch onderzoek dient aangetoond te worden dat het wettelijk toelaatbare binnenniveau niet wordt overschreden.

Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waar een woonwijk is gesitueerd nabij een weg en een spoorbaan (weg- of railverkeerslawaai) of nabij een (al dan niet gezoneerd) industrieterrein (industrielawaai).

De vereiste geluidswering van de gevel wordt berekend op basis van de energetische sommatie van de isolatiewaarde per geluidsbron. Bij de bepaling van de noodzakelijke isolatiewaarden van de gevels wordt voor wegverkeerslawaai geen aftrek op basis van artikel 110g van de Wet geluidhinder toegepast. Bij de bepaling van de vereiste gevelwering worden de volgende stappen doorlopen:

  • bepaal per bron het wettelijk binnenniveau;

  • bepaal de minimaal noodzakelijke geluidswering per bron;

  • sommeer energetisch de minimaal noodzakelijke geluidsweringen;

  • de aldus berekende geluidswering dient minimaal gerealiseerd te worden;

  • hanteer het meest ongunstige frequentiespectrum van de optredende lawaaisoorten voor de berekende geluidswering van de gevel(s) om maatregelen te bepalen.

In de bijlage 2 zijn ter verduidelijking een aantal rekenvoorbeelden opgenomen, waarbij deze stappen zijn doorlopen.

4.5 Dove gevels

In het kader van de Wet geluidhinder is de dove gevel sinds begin jaren negentig een „erkend‟ begrip. Op een dove gevel mogen geluidsbelastingen voorkomen die hoger zijn dan de maximale ontheffingswaarde. Een dove gevel is in artikel 1b van de Wet geluidhinder gedefinieerd als zijnde:

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Van een dove gevel is dus voortaan ook sprake als een gevel delen bevat die in bijzondere omstandigheden moeten kunnen worden geopend, mits achter deze delen geen geluidsgevoelige ruimte is gelegen. Wat betreft de te openen delen, valt te denken aan een nooduitgang. De andere kant van de woning moet echter wel geluidsluw zijn; op basis van jurisprudentie geldt dat hierbij alle overige geluidsbronnen in beschouwing moeten worden genomen bij een dergelijke afweging. Daarnaast ligt het voor de hand, hoewel dit geen wettelijke eis is, dat geen buitenruimten (tuin of balkon) aan de kant van de dove gevel worden gesitueerd. Zolang het gaat om toepassing van de Wet geluidhinder, kan een dove gevel een oplossing bieden in gevallen waarin de maximale ontheffingswaarde zal worden overschreden.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven wil in beginsel geen dove gevels toelaten uit oogpunt van leefbaarheid.

In bijzondere situaties is maximaal één dove gevel toelaatbaar.

4.6 30 km/uurwegen

In het kader van het project “Duurzaam veilig” zijn diverse verkeersmaatregelen bedacht, waaronder de inrichting van gebieden met een maximum snelheid van 30 km/uur. Volgens artikel 74 Wgh zijn deze gebieden gedezoneerd en zijn de bepalingen over voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden niet meer van toepassing. Volgens de regels van de Wet geluidhinder hoeft aan het geluidsaspect van deze wegen geen aandacht te worden geschonken.

Daar de gemeente Duiven een duurzaam woonklimaat voorstaat kiest Duiven ervoor bij planontwikkeling hieraan uitdrukkelijk wel aandacht te besteden, zeker nu dergelijke wegen vanwege duurzame verkeersveiligheid in aantal toenemen. Deze keuze wordt onderschreven door een aantal recente uitspraken van de Raad van State. Bij het verlenen van vrijstellingen of het vaststellen van bestemmingsplannen zal de gemeente zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van deze niet-zoneringsplichtig wegverkeerslawaai. De overwegingen zullen zich met name richten op de gevelbelasting vanwege het wegverkeer en het binnenniveau binnen geluidsgevoelige vertrekken. Deze dienen wel akoestisch inzichtelijk gemaakt te worden.

4.7 Binnenniveaus

Bij de beleidskeuzen voor de hogere waarden afweging heeft de gemeente ervoor gekozen om bij de behandeling van bouwvergunningsaanvragen bouwakoestisch onderzoek en bouwakoestische detailleringen te verlangen en de deze te toetsen. Dit om actief te zorgen voor het naleven van wettelijke grenswaarden binnen woningen. Naast het beoordelen van deze onderzoeken bij bouwvergunningverlening, kiest de gemeente Duiven ervoor om bij het houden van toezicht op de bouwplaats aandacht te besteden aan de realisatie van het noodzakelijke voorzieningenniveau.

Bij nieuwe woningen in de geluidsklassen “lawaaiig” verlangt de gemeente van ontwikkelende partijen dat deze voor de oplevering door middel van metingen wordt aangetoond dat de binnenniveaus in deze woningen voldoen aan de gestelde eisen.

5. Procesmatige inbedding en protocol hogere grenswaarden

In het kader van de Wabo is de HGW-procedure geen geïntegreerde toestemming. De Wabo geeft de mogelijkheid de HGW-procedure aan te laten haken bij een omgevingsvergunning.

De gemeente Duiven heeft er op dit moment voor gekozen de HGW-procedure vooralsnog niet te laten aanhaken bij de Wabo. Wellicht zal dit in een later stadium wel gebeuren.

Echter is wel aangegeven dat daar waar sprake is van een omgevingsvergunning waarbij een HGW-procedure noodzakelijk is, wel zoveel mogelijk aansluiting gezocht wordt bij de Wabo-procedure zodat deze procedure zoveel mogelijk gestroomlijnd kunnen verlopen.

Indien sprake is van een Wabo-gerelateerde activiteit (denk aan projectbesluit) waarbij een HGW-procedure noodzakelijk blijkt, zal de HGW uiteraard met de omgevingsprocedure parallel lopen, omdat de Wro aangeeft dat in de ontwerpfase zowel het op RO-ontwerp als het HGW-ontwerp gelijktijdig beschikt dient te worden en dus gelijktijdig gepubliceerd en ter inzage gelegd moeten worden. Ontkoppeling is in dit geval dan ook niet mogelijk.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan waarbij een HGW noodzakelijk is, dient de HGW ook parallel te lopen met het ontwerpbestemmingsplan, echter is het vaststellen van een bestemmingsplan geen Wabo-gerelateerde activiteit en daarmee behoeft ook geen Wabo-procedure doorlopen te worden, maar dienen de procedures volgend uit de Wro en Awb gevolgd te worden.

Algemeen

In artikel 110c van de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij het vaststellen van een hogere grenswaarde de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure moet worden gevolgd. Hierin is opgenomen welke stappen moeten worden gevolgd en welke wettelijke termijnen in acht moeten worden genomen nadat de aanvraag is ontvangen.

In paragraaf 4.2 is beschreven welke informatie een verzoek om een hogere grenswaarde moet bevatten, De procedure start (formeel) na ontvangst van de aanvraag (ingevuld aanvraagformulier en nadere stukken zoals onder andere een akoestisch onderzoek).

De inhoudelijke afwegingen voor ruimtelijke plannen moeten op het juiste moment aan bod komen. Het aspect geluid speelt daarbij, met name voor die gevallen waar een hogere grenswaarde afweging moet worden gemaakt, een rol. Bij de procesmatige inbedding van het geluidbeleid krijgt de uitvoering van de procedure vorm en wordt aangegeven wanneer welk deelonderwerp aan bod dient te komen.

In het planvormingsproces wordt cyclisch-trechterend, oftewel van grof naar fijn, gewerkt. Om te zorgen dat op het juiste moment de juiste keuzen worden gemaakt, is het van belang in elke fase zowel terug, naar de geformuleerde doelstellingen, als vooruit, naar de mogelijkheden, te kijken. Bij het maken van keuzen spelen visie op kwaliteit en ambities een belangrijke rol. Bijna nooit kunnen keuzen kwantitatief worden onderbouwd. Ze zijn gebaseerd op integrale afwegingen tussen verschillende planaspecten.

Het planproces hoort open en toegankelijk te zijn voor iedereen die zich betrokken voelt of belangen heeft. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen krijgen een plek. Het proces moet voldoende zekerheid geven dat alles wat van belang is aan de orde komt en dat alle onderwerpen zorgvuldig worden behandeld. In feite is de planvorming een keuzeproces. In grote lijnen kan het traject om te komen tot een hogere grenswaarde besluit in zes stappen beschreven worden. Deze stappen worden in de volgende paragraaf beschreven.

Stap 1: Vooroverleg en Aanvraag

In paragraaf 4.2. is aangegeven aan welke inhoudelijke eisen een aanvraag tot vaststelling van hogere grenswaarden moet voldoen.

Voordat een aanvraag wordt ingediend, is het gewenst een vooroverleg tussen gemeente en de aanvrager (initiatiefnemer) te houden (in sommige gevallen is de gemeente zelf initiatiefnemer). Namens de gemeente is bij dit vooroverleg zowel de behandelaar van de ruimtelijke planvorming als de contactpersoon geluid betrokken. In het vooroverleg wordt kenbaar gemaakt wat het geluidbeleid van de gemeente Duiven is en worden er op basis van de concrete situatie afspraken gemaakt over de informatie die moet worden aangeleverd en over de uitvoering van het akoestisch onderzoek. De verkeersmilieukaart kan hierbij een hulpmiddel zijn voor wat betreft de heersende en toekomstige geluidsbelasting in de specifieke situatie.

Tijdens het vooroverleg kan ook worden beoordeeld of het college van burgemeester en wethouders inderdaad het bevoegd gezag is (in artikel 110a van de Wet geluidhinder is aangegeven in welke gevallen het rijk, provincie of een andere gemeente bevoegd gezag is).

Stap 2: De beoordeling van de aanvraag

Na ontvangst van de aanvraag vindt de ambtelijke beoordeling plaats. In eerste instantie zal er overleg plaatsvinden tussen de behandelaar van de ruimtelijke planvorming en de beoordelaar van de aanvraag zijnde de contactpersoon geluid over de ontvankelijkheid van de aanvraag. Voldoet de aanvraag aan de inhoudelijke eisen en is rekening gehouden met de afspraken uit het vooroverleg. Indien de aanvraag compleet is verstuurd de behandelaar van de ruimtelijke planvorming een ontvangstbevestiging naar de aanvrager/initiatiefnemer.

Als de aanvraag volledig is, kan het ontwerpbesluit worden opgesteld (stap 3). Uiterlijk binnen zes maanden moet een definitief besluit zijn genomen. Als de aanvraag niet compleet is of onduidelijk is, kan voor een goede beoordeling aanvullende informatie worden gevraagd bij de aanvrager. Na ontvangst van de aanvullende gegevens wordt opnieuw beoordeeld of er voldoende informatie is om in de procedure verder te gaan. Er kan worden besloten om de aanvraag buiten behandeling te laten. Is de aanvraagde situatie zeer complex, dan kan worden besloten om de beslissingstermijn te verruimen met een redelijke termijn. De lengte van een redelijke termijn zal per situatie moeten worden afgewogen.

Als het verzoek om hogere grenswaarden betrekking heeft op geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd zijn in een andere gemeente, zal in deze fase afstemming over het verlenen van de hogere grenswaarde moeten plaatsvinden met deze gemeente. De provincie kan worden ingeschakeld bij eventuele aanzienlijke meningsverschillen.

Stap 3: Opstellen ontwerpbesluit

Na afronding van stap 2 kan een ontwerpbesluit worden opgesteld. In het ontwerpbesluit wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld. Deze inhoudelijke beoordeling geschiedt door de contactpersoon geluid (productgroep Bouwkunde en Milieu). De volgende vragen dienen beantwoord te worden in het ontwerpbesluit:

  • beantwoord te worden in het ontwerpbesluit:

  • wat is de huidige geluidssituatie zonder het treffen van maatregelen?

  • komt de aangevraagde hogere grenswaarde overeen met de ambities die de gemeente Duiven heeft?

  • zijn er toekomstige ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de geluidsbelasting?

  • wat is de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregelen?

  • zijn er bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard?

  • voldoet de aanvraag aan de locatiespecifieke ontheffingscriteria uit paragraaf 3.2?

Het concept ontwerpbesluit wordt voorbereid en opgesteld door de contactpersoon geluid. De verdere procedure (zie hierna) wordt uitgevoerd door de behandelaar van de ruimtelijke planvorming. In bijlage 1a is een voorbeeld van een ontwerpbesluit opgenomen.

Stap 4: Ter inzage legging en publicatie ontwerpbesluit

Als het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan (of projectbesluit) wordt genomen, moet het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. De inzage termijn bedraagt zes weken.

Voorafgaand aan de ter inzage legging geeft de gemeente in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerpbesluit.

Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden is gericht, zendt de gemeente voorafgaand aan de ter inzage legging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In bijlage 1b is een voorbeeld van een publicatie opgenomen.

Belanghebbenden kunnen bij de gemeente naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt de gemeente de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt de gemeente degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen. Van de mondeling naar voren gebrachte zienswijzen wordt een verslag gemaakt.

Stap 5: Definitief besluit

Na de termijn van de ter inzage legging en het indienen van zienswijzen wordt het verzoek voor een hogere grenswaarde door het college van burgemeester en wethouders in een definitief besluit vastgesteld. Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen kan het definitieve besluit afwijken van het ontwerpbesluit.

Indien er een zienswijze is ontvangen wordt de inhoudelijke behandeling en reactie op de zienswijze voorbereid en opgesteld door de contactpersoon geluid. De verdere procedure (opstellen definitief besluit met inachtneming reactie op zienswijze) wordt uitgevoerd door de behandelaar van de ruimtelijke planvorming.

Tegen het definitieve besluit is beroep mogelijk bij de Raad van State (artikel 146 van de Wet geluidhinder).

Stap 6: Registratie Kadaster

In artikel 110i Wgh is bepaald dat burgemeester en wethouders een door hen genomen onherroepelijk geworden besluit voor het verlenen van een hogere waarde zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, dus in het Kadaster. De gemeente stelt het Kadaster eveneens op de hoogte als een besluit tot vaststelling van een hogere waarde, door een uitspraak van de rechter, waarbij het besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren. De gegevens in het Kadaster moeten hierop worden aangepast of worden verwijderd.

6. Overzicht beleidsuitspraken

Beleidsuitspraak:

Naast de hoofdcriteria toetst de gemeente Duiven een verzoek tot een hogere grenswaarde aan de ontheffingscriteria zoals deze op 31 december 2006 (oude Wet geluidhinder) geldig waren. Deze criteria zijn goed bruikbaar en doen recht aan de problematiek.

Beleidsuitspraak:

Indien aangetoond is dat het verzoek tot een hogere grenswaarde voldoet aan de hoofd- en ontheffingscriteria kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden verleend. De gemeente Duiven past hierbij primair akoestische compensatiemaatregelen toe. Deze zijn per geluidsklasse verschillend.

Beleidsuitspraak:

Naast de objecten die door de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer worden beschermd, beschermt de gemeente Duiven ook nieuw te vestigen kinderdagverblijven. Kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermd tegen bouwlawaai of geluid als gevolg van een evenement.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven wil in beginsel geen dove gevels toelaten uit oogpunt van leefbaarheid.

In bijzondere situaties zijn maximaal een dove gevel toelaatbaar.

Arnhem, 18 januari 2010

DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.

Ontwerpbesluit

Wet geluidhinder

Ontwerpbeschikking

Vaststelling hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ingevolge artikel 83 Wet geluidhinder.

Gelet op artikel 83 van de Wet geluidhinder, beschouwende de noodzaak tot vaststelling van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in het kader van het <<middel>> van het plan “<<plannaam>>” betreffende de percelen gelegen aan de <<straten>> te Duiven,

Overwegende dat;

Het Plan

Het plan voorziet erin dat op de locatie <<ontwikkeling>> zowel aan de <<straat>> gerealiseerd gaan worden. Het betreft in totaal <<aantal blokken + m2>> waarin <<aantal woningen/wooneenheden>> gerealiseerd zullen worden.

De hogere waarden worden aangevraagd voor <<aantal woningen>>.

De Wet geluidhinder

Ingevolge artikel 76a Wet geluidhinder worden bij een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening - dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, ter zake van de geluidsbelasting vanwege die weg, van de gevel van de woningen de waarden in acht genomen die ingevolge artikel 83 Wet geluidhinder als de ten hoogste toelaatbare worden geacht.

De geluidsbronnen

De woningen en appartementen zijn gelegen in de zone van;

  • <<straat 1>>

  • <<straat 2>>

De overige wegen binnen de invloedsfeer van <<plannaam>> (zoals, <<straatnamen>>) zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en hebben ingevolge artikel 74 tweede lid Wet geluidhinder geen zone. Derhalve is op deze wegen de Wet geluidhinder niet van toepassing en dient voor overige geluidsgevoelige bestemmingen geen ontheffing om een hogere grenswaarde aangevraagd te worden. Deze zullen dan ook buiten deze beschikking gelaten worden

Wettelijke basis van het besluit

Ten behoeve van onderhavig plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone langs een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, wordt ter zake van de geluidsbelasting, vanwege die weg van de gevels van de woningen en appartementen binnen die zones de waarden in acht genomen die ingevolge artikel 82 Wet geluidhinder als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt (48 dB voor de geluidsbelasting van de woningen, appartementen, verpleeghuisplaatsen en de tijdelijke opvangplaats in de zone langs de weg, dit is de zogenaamde voorkeursgrenswaarde).

In afwijking hiervan kan het college van burgemeester en wethouders met toepassing van artikel 83 van de Wet geluidhinder, een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarden vaststellen, met dien verstande dat deze de 63 dB niet te boven gaat.

De aangevraagde waarden voor de woningen en appartementen van maximaal <<getal>> dB gaat de maximaal te ontheffen waarde ingevolge artikel 83 Wet geluidhinder wel/niet te boven.

Ontheffingscriterium

De woningen, appartementen, verpleeghuisplaatsen en de tijdelijke opvangplaats waarvoor een hogere waarde wordt verzocht zijn gelegen binnen/buiten de bebouwde kom van de gemeente Duiven. De betreffende locatie geeft een opvulling van een open locatie tussen reeds aanwezige bebouwing.

Onderbouwing noodzaakplan ivm voorwaarden Wgh

Met het realiseren van een woon-, zorg- en de gezondheidscentrum wordt een specifieke woongroep bediend en tevens voorziet het plan in realisatie van betaalbare woningen. De locatie maakt deel uit van de „<<Visie Wonen en Werken of anders>>‟ waarin een overkoepelende visie op het aantal te realiseren woningen in de periode 2005 – 2009 binnen de gemeente Duiven wordt gegeven.

Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden welke aan de toepassing van artikel 83 eerste en tweede lid Wet geluidhinder wordt gesteld door het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder (besluit van 20 oktober 2006).

De aanvraag heeft in principe voor de rekenpunten betrekking op geluidsbelasting vanwege <<aantal>> wegen. Het onderliggende akoestisch onderzoek (<<naam, datum en kenmerk>>) heeft de geluidsbelasting per bron berekend. Hieruit blijkt duidelijk wat de gevelbelastingen op de diverse punten zijn vanwege de separate wegverkeersbronnen.

De aanvraag heeft voor de rekenpunten <<nummers>> betrekking op de gecumuleerde geluidsbelasting van zowel de <<straatnamen>>. De aangevraagde ontheffingswaarde voor deze punten ligt daardoor wat hoger dan de afzonderlijke gevelbelastingen van <<aantal>> wegen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat ook bij deze cumulatieve waarden de maximaal toelaatbare gevelbelasting ingevolge artikel 83 Wet geluidhinder niet overschreden wordt.

Als gevolg van het aanvragen op basis van gecumuleerde geluidsbelastingen zal de akoestisch gevelwering welke gerealiseerd dient te worden om een binnenniveau van 33 dB te garanderen, groter moeten zijn dan wanneer de waarden voor de afzonderlijke wegen wordt aangevraagd.

De betreffende woningen genieten hierdoor een grotere bescherming ten aanzien van wegverkeerslawaai waardoor het binnenniveau meer dan zeker gegarandeerd zal. Wij achten de hogere op basis van cumulatie aanvraag daarom acceptabel.

Ten aanzien van een mogelijke verlaging van de geluidsbelasting op de gevels kan het volgende opgemerkt worden;

  • Het aanbrengen van stil asfalt voor de betreffende wegen nabij de nieuwbouwlocatie, zal de exploitatie van het project dusdanig beïnvloeden dat hiermee de haalbaarheid van het project in het geding komt. Tevens kan hierbij opgemerkt worden dat de aanvrager geen invloed heeft op het aanbrengen van nieuw wegdek op de wegen gelegen in de nabijheid van de nieuwbouw.

  • Ook voor de realisatie van een overdrachtsmaatregelen dient opgemerkt te worden dat in zowel esthetisch, stedenbouwkundig en bouwtechnisch opzicht, dit niet wenselijk is op deze locatie.

Overige wetten en regels

Het vaststellen van deze hogere grenswaarden houdt niet in dat hiermee voldaan is aan de bepalingen die in andere wetten, verordeningen, etc. (zoals bijvoorbeeld Woningwet en Bouwverordening) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven.

Besluit

In aanmerking genomen hetgeen wij in het vorenstaande hebben overwogen, gelet op het bij en krachtens de Wet geluidhinder en Algemene wet bestuursrecht bepaalde, hebben wij op grond van artikel 83, eerste en tweede lid, van de Wet geluidhinder besloten de hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van de bouw van een <<omschrijving>>, op de locatie “<<naam>>”, (Gemeente Duiven, sectie <<>>, nummers <<>>) vast te stellen als volgt:

Rekenpunt

Omschrijving

Vastgestelde

Toegepaste

Geluid

De maatregelen aan de gevel die tot gevolg hebben dat het binnenniveau voldoet aan de waarde van 33 dB dienen gebaseerd te zijn op de berekende geluidsbelasting zonder rekening te houden met de genoemde aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder.

Rechtsbescherming

Een belanghebbende kan gedurende 4 weken, met ingang van de dag waarop deze ontwerpbeschikking ter inzage is gelegd, zijn zienswijze over deze ontwerpbeschikking naar voren brengen. Voor nadere informatie over het indienen van een zienswijze verwijzen wij naar de openbare kennisgeving van deze ontwerpbeschikking. Op grond van vaste jurisprudentie wordt alleen diegene als belanghebbende in de zin van de Wet geluidhinder aangemerkt die een bijzondere en rechtens te erkennen relatie heeft tot het object waarop het besluit betrekking heeft. Die relatie is er niet wanneer het hogere waardebesluit niet de woning/object van appellant betreft.

Duiven, <<datum>>

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van Duiven

de secretaris,

de burgemeester,

Publicatie voorbeeld

Verzoek hogere grenswaarde Wet geluidhinder in het kader van het artikel <<procedure>> van het plan “<<naam>>” betreffende de percelen gelegen aan de <<straatnaam>> te Duiven.

in het kader van het <<procedure>> van het plan “<<naam>>” betreffende de percelen gelegen aan de <<straatnaam>> te Duiven is ambtshalve een verzoek om een hogere grenswaarde bij het college van burgemeester en wethouders ingediend.

Alle wegen hebben wettelijke geluidszones. Nieuwe woningen die binnen de zone van een weg liggen, moeten in principe op zodanige afstand van de weg liggen dat de geluidsbelasting niet te hoog wordt (de zogenaamde „voorkeursgrenswaarde‟ die de Wet geluidhinder stelt). Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de <<straatnaam>> een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde optreedt.

7. Zienswijze

De ontwerpbeschikking heeft van <<datum>> ter inzage gelegen, hierop zijn geen zienswijze tegen het verzoek hogere grenswaarde ingebracht.

Het college van burgemeester en wethouders heeft voor bovengenoemde bouwmogelijkheid op grond van art. 83 van de Wet geluidhinder een hogere grenswaarde vastgesteld. De definitieve vergunning en alle andere stukken die erbij horen kunt u vanaf <<datum>> tot en met <<datum>> inzien op het gemeentehuis op de afdeling <<naam>>, <<adres>> te Duiven. U kunt daar terecht op werkdagen van 08.30 uur tot 12.30 uur en van 14.00 uur tot 16.00 uur. Bovendien kunt u de stukken op een <<dag>>avond van 18.00 uur tot 20.00 uur inzien bij de balie van sector <<naam>>. Indien hierom wordt verzocht kan een mondelinge toelichting worden gegeven.

Beroep.

Gedurende de zes weken waarin de vergunning ter inzage ligt kan tegen de vergunning in beroep worden gegaan door:

  • a.

    de aanvrager en de betrokken wettelijke adviseurs;

  • b.

    belanghebbenden die zienswijzen hebben ingediend tegen de ontwerpvergunning;

  • c.

    andere belanghebbenden die kunnen aantonen dat zij niet in staat waren om tijdens de terinzageligging van de ontwerpvergunning bedenkingen in te dienen.

De vergunning wordt na <<datum>> van kracht, tenzij voor die datum beroep is ingesteld bij de Raad van State en tevens een verzoek is gedaan tot schorsing van de vergunning of tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het beroepschrift moet (in tweevoud) worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoek om schorsing (ook in tweevoud) dient u te richten aan de voorzitter van die afdeling. Deze beslist dan op korte termijn of de vergunning van kracht wordt. Beide stukken kunnen worden verzonden naar Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA te 's-Gravenhage.

Voor de duidelijkheid wijs ik u erop dat alleen belanghebbenden die zienswijzen tegen de ontwerpvergunning hebben ingebracht in beroep kunnen gaan als de vergunning definitief is verleend.

Nota bedrijven en geluid

1. Inleiding

1.1 Waarom een nota Bedrijven en Geluid?

Waar industrie en andere bedrijvigheid is, kan geluidhinder in de omgeving optreden. Vanzelfsprekend zal primair met het ruimtelijke ordeningsinstrument, dat wil zeggen het afstand bewaren tussen geluidsbron en ontvanger, moeten worden getracht hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen. De gemeente Duiven hanteert hierbij de richtafstanden uit de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG, ook wel ‘Het Groene Boekje’ genoemd. Mede omdat niet altijd kan worden voorkomen dat het geluid van bedrijven invloed heeft op de omgeving waar derden, bijvoorbeeld omwonenden, zich bevinden, is het noodzakelijk de geluidssituatie formeel vast te leggen. Het instrumentarium van de Wet milieubeheer (Wm), waartoe vergunningverlening behoort, kan hiervoor worden ingezet. Met behulp van vergunningvoorschriften kan hinder worden voorkomen en beperkt.

De aard van de industriële bronnen is echter zo verschillend dat niet voor iedere inrichting gelijke vergunningvoorschriften kunnen worden vastgesteld. Derhalve zal bij het stellen van voorschriften en beperkingen voor industrielawaai bij de vergunningverlening sprake moeten zijn van maatwerk, waarbij veelal elk geval op zich staat en er niet met algemeen geldende emissiegetallen of immissiewaarden kan worden gewerkt. Niettemin kan er natuurlijk wel sprake zijn van de nodige uniformering en onderlinge afstemming, waarvoor deze beleidsnota de nodige kaders stelt.

Naast vergunningsplichtige bedrijven is er ook een groot aantal bedrijven die vallen onder algemene regels, zoals het Activiteitenbesluit. Bedrijven die onder algemene regels vallen moeten zich houden aan landelijk opgestelde regels. Echter ook voor dergelijke bedrijven is maatwerk mogelijk door het opleggen van afwijkende (geluids-)voorschriften.

In de gemeente Duiven ligt één geluidsgezoneerd industrieterrein; het gaat om het terrein Roelofshoeve. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor geluidsgezoneerde industrieterreinen een afwijkend toetsingskader. Dit kader wordt middels een separate beleidsregel nader ingevuld.

1.2 Doelstelling

In dit hoofdstuk wordt het kader weergegeven dat richtinggevend is voor het aspect geluid bij milieuvergunningverlening en bij de beoordeling van het aspect geluid bij AMvB-bedrijven. Om vooraf duidelijkheid te bieden aan inwoners en bedrijven worden ook de toegestane geluidsniveaus (ambitiewaarden) vastgelegd. Toetsing behoeft vervolgens nog slechts plaats te vinden aan het geambieerde geluidsniveau; er hoeft niet meer per vergunningsaanvraag of per vestiging van een AMvB-bedrijf een referentieniveau te worden bepaald.

In toenemende mate vallen bedrijven onder de werkingssfeer van een AMvB ex art. 8.40 Wm. Voor deze bedrijven geldt nu dat een gemeente de discretionaire bevoegdheid heeft maatwerkvoorschriften te stellen.

Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en het Besluit landbouw milieubeheer kunnen de gebiedsgerichte geluidsnormen die een gemeente in een gemeentelijke verordening vaststelt een directe werking voor de betreffende bedrijven hebben. Voorliggend beleid heeft niet de status van een dergelijke verordening.

Met voorliggend beleid wordt enerzijds het stellen van voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder vereenvoudigd en gestandaardiseerd, anderzijds zal wat betreft geluid, snel kunnen worden beoordeeld of een inrichting zich kan vestigen of uitbreiden op de voorgestane locatie. Het beleid biedt een toetsingskader. Dat wil zeggen dat het handvatten biedt bij het opstellen van voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder en het zal uitsluitsel geven over de geluidsambitiewaarden in het kader van bedrijfsvestiging.

1.3 Ambitiewaarden voor de geluidsniveaus

Vergunningverlening en de beoordeling van geluid bij meldingsplichtige bedrijven is en blijft maatwerk. Dit houdt in dat onder andere bij het beoordelen van een vergunningsaanvraag en het opstellen van de geluidsvoorschriften zowel aandacht moet worden besteed aan de specifieke aspecten van de inrichting (de geluidsemissie), als aan de specifieke aspecten van de omgeving (de afscherming en geluidsimmissie). Het leveren van maatwerk betekent echter niet automatisch dat de akoestische situatie op en rond het bedrijf altijd tot op het kleinste detailniveau moet worden onderzocht. Maatwerk mag ook best pragmatisch zijn.

Door het opstellen van gebiedsgericht geluidbeleid kan de gemeente meer maatwerk bieden. De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening beschrijft een gelijksoortige systematiek zoals deze in dit beleid is toegepast. In de systematiek uit deze handreiking wordt ook per soort gebied een richtwaarde toegekend.

gebiedstypering

geluidsklasse (ambitie)

geluidsklasse (bovengrens)

 

bedrijven

Vogelrichtlijn- en stiltegebieden

zeer rustig

rustig

dorpskern en overig woongebied Loo

rustig

redelijk rustig

uiterwaarden en overig deel buitengebied

rustig

redelijk rustig

dorpskern en overig woongebied Groessen

rustig

redelijk rustig

woongebieden kern Duiven

rustig 2)

redelijk rustig

historische lintbebouwing in buitengebied

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

historische lintbebouwing in Duiven

redelijk rustig 2)

onrustig

spoorzone Duiven

redelijk rustig 2)

redelijk rustig

Centrum stedelijk (centrum Duiven)

redelijk rustig 2)

onrustig

Remigiusplein (horeca-omgeving)

onrustig

onrustig

Bedrijventerreinen

onrustig

lawaaiig

Gezoneerd industrieterrein (Roelofshoeve)

n.v.t. (geen

1) bij opvullen open plaats, bij vervangende

2) geluidsluwe zijde 1 of 2 geluidsklassen stiller

Figuur 1: ambitietabel industrielawaai

De ambitiewaarde voor geluid bij bedrijven kan dus voor elke etmaalperiode uit de gebiedsgerichte kaarten bepaald worden. Hierbij worden de volgende opmerkingen gemaakt:

  • De ambitiewaarden hebben betrekking op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT);

    Beleidsuitspraak:

    De gemeente Duiven kiest ervoor om voor bedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in agrarische AMvB’s. In het gebiedstype buitengebied begint de dagperiode om 06.00 uur en eindigt om 19.00 uur; de avondperiode duurt van 19.00 tot 22.00 uur en de nachtperiode van 22.00 tot 06.00 uur.

  • De ambitiewaarden gelden zowel voor woningen als voor andere geluidsgevoelige objecten; Voor de gebieden in het buitengebied gelden de ambitiewaarden op referentiepunten in de nabijheid van de bedrijven, als een manier om gebieden te beschermen indien woningen op grote afstand zijn gelegen;

    Beleidsuitspraak:

    De gemeente Duiven kiest ervoor om als manier van gebiedsbescherming voor bedrijven in het buitengebied en voor bedrijven op de bedrijventerreinen (o.a. Centerpoort en Nieuwgraaf) de ambitiewaarden vast te stellen op referentiepunten op 50 meter vanaf de inrichtingsgrens. Dit is alleen van toepassing op situaties waarbij op een kortere afstand geen woningen van derden (of andere geluidgevoelige bestemmingen) zijn gelegen.

1.4 Maximale geluidsniveaus (LAmax)

In het voorgaande zijn de geluidsniveaus aan de orde geweest die gemiddeld per periode kunnen optreden. Geluiden die kortstondig optreden (maximale geluidsniveaus, LAmax), worden in het algemeen als meer hinderlijk ervaren naarmate die verder boven het tijdgemiddelde geluidsbeeld uitkomen. In de Circulaire lndustrielawaai 1979 en in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is aanbevolen 10 dB als maximum verschil aan te houden bij het opstellen van voorschriften. In dit hoofdstuk is aangegeven hoe om kan worden gegaan met maximale geluidsniveaus (LAmax). In sommige gevallen is het optreden van die maximale geluiden verbonden met (inherent aan) de bedrijfsvoering, maar in sommige gevallen is het een gevolg van een calamiteit.

In lijn met de algemene zorgplicht zoals geformuleerd in art. 8.8 van de Wet milieubeheer dienen maximale geluidsniveaus zoveel mogelijk te worden beperkt, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen. Treden maximale geluidsniveaus op, dan kunnen de door de inrichting veroorzaakte maximale geluidsniveaus aan grenswaarden worden gebonden. Uitgangspunt is de bedrijfssituatie zoals die in de vergunningsaanvraag wordt beschreven.

Zoals hiervoor reeds staat beschreven worden maximale geluidsniveaus in het algemeen als meer hinderlijk ervaren naarmate dat niveau verder boven het tijdgemiddelde geluidsbeeld uit komt.

In de voorgaande paragraaf is verder beschreven dat in Duiven het achtergrondniveau met name bepaald wordt door het verkeerslawaai.

De aanbeveling uit de Circulaire Industrielawaai en de Handreiking ten aanzien van maximale geluidsniveaus betekent voor Duiven dat deze niveaus niet mogen uitstijgen boven het heersende geluidbeeld vanwege het wegverkeer. In de overige situaties geldt dat er gestreefd dient te worden naar het voorkomen van maximale geluidsniveaus die meer dan 10 dB boven het aanwezige tijdgemiddelde geluidsniveau uitkomen. Als aan de grenswaarden voor maximale geluidsniveaus wordt voldaan is in ieder geval sprake van een acceptabele situatie. Dat betekent ook dat de optredende inherente en beperkbare maximale geluidsniveaus acceptabel zijn. Extra maatregelen zijn dan niet nodig.

Als ondergrens voor maximale geluidsniveaus geldt dat de waardes van 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode worden aangehouden, zijnde de richtwaarde voor het LAeq + 10 dB voor stille landelijke gebieden. Lagere maximale geluidsniveaus worden gezien de van nature aanwezige geluiden niet als hinderlijk beschouwd. Mede door de beperkte handhaafbaarheid voegen lagere grenswaarden niets toe aan het voorkomen of beperken van hinder. Het is dan ook niet zinvol lagere maximale geluidsniveaus in vergunningen op te nemen.

In die gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan, kunnen op basis van de afwijkingsbevoegdheid wegens bijzondere omstandigheden hogere maximale geluidsniveaus worden vergund. Op basis van de beschikbare kennis omtrent hinder door maximale geluidsniveaus en de vaste jurisprudentie hieromtrent mag de maximale geluidsniveaus (LAmax) echter niet hoger mogen zijn dan:

  • 70 dB(A) voor de dagperiode (7.00 uur – 19.00 uur);

  • 65 dB(A) voor de avondperiode (19.00 uur – 23.00 uur);

  • 60 dB(A) voor de nachtperiode (23.00 uur – 7.00 uur).

Het vergunnen van maximale geluidsniveaus hoger dan de grenswaarden dient in de considerans van de vergunning te worden gemotiveerd. Tenminste moet worden aangegeven welke technische en/of organisatorische maatregelen zijn getroffen om de nadelige gevolgen voor het milieu te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen.

Op de vorenbedoelde grenswaarden kunnen zich nog de volgende ontheffingsmogelijkheden voordoen.

  • Dagperiode

    In het geval dat sprake is van een voor de bedrijfsvoering onvermijdbare situatie waarin technische noch organisatorische maatregelen soelaas bieden om het geluidsniveau te beperken, zou los van het bovenstaande de grenswaarde van 70 dB(A) voor de dagperiode met ten hoogste 5 dB mogen worden overschreden. Deze uitzonderlijke bedrijfssituaties dienen in de vergunning te worden aangegeven. Uiteraard is de uitzondering ter beoordeling van de vergunningverlener. Het gebruik van de ontheffingsmogelijkheid dient te worden gemotiveerd.

  • Avondperiode

    Voor de avondperiode is geen ontheffing van de grenswaarde van 65 dB(A) mogelijk.

  • Nachtperiode

    Vergelijkbaar met de dagperiode is voor de nachtperiode eveneens een ontheffing van de grenswaarde van 60 dB(A) mogelijk. In het geval dat sprake is van een onvermijdbare situatie waarin technische noch organisatorische maatregelen soelaas bieden om het maximale geluidsniveau te beperken, zou de grenswaarde van 60 dB(A) met ten hoogste 5 dB mogen worden overschreden. Deze uitzonderlijke bedrijfssituaties dienen in de vergunning te worden aangegeven. Uiteraard is de uitzondering ter beoordeling van de vergunningverlener. Het gebruik van de ontheffingsmogelijkheid dient specifiek te worden gemotiveerd.

In bijzondere gevallen waarin sprake is van het algemeen belang worden de maximale geluidsniveaus (LAmax) niet aan voorschriften gebonden. Voorbeelden zijn sociaal/medische hulpdiensten zoals:

  • het uitrukken van gladheidbestrijdingsvoertuigen;

  • uitrukken van brandweer-, politie- en ziekenwagens.

Ook andere maximale geluidsniveaus (LAmax) in de dagperiode, indien deze niet worden veroorzaakt door de hoofdactiviteit van het bedrijf, kunnen na bestuurlijke afweging worden uitgezonderd van voorschriften. Voorbeelden daarvan zijn maximale geluidsniveaus als gevolg van de volgende niet in hoge frequentie voorkomende activiteiten:

  • het laden en lossen van goederen op het terrein van de inrichting;

  • het maandelijks legen van een vuilcontainer.

Voorwaarde is wel dat er in redelijkheid geen mogelijkheden zijn om de maximale geluidsniveaus te beperken. Het gebruik van een ontheffingsmogelijkheid moet expliciet in de vergunning vermeld worden en de maximale geluidsniveaus die worden uitgezonderd moet indien mogelijk expliciet in een voorschrift worden genoemd.

De bepaling van de maximale geluidsniveaus dient plaats te vinden conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999.

1.5 Cumulatie

In de algemene nota, M.2007.5748.05.R001, is aangegeven dat de gemeente Duiven rekening houdt met cumulatie van geluid. Wanneer door cumulatie van twee of meerdere bedrijven de geluidsambitie in het gebied niet kan worden bereikt dan dienen deze bedrijven door toepassing van maatregelen de geluidsbelasting zoveel mogelijk te minimaliseren.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven houdt rekening met cumulatie van geluid, zowel bij het akoestisch ontwerpen van nieuwe woongebieden als bij het bepalen van de noodzakelijke geluidwering van gevels.

Op grond van de Wet milieubeheer dient het bevoegd gezag toepassing te geven aan het BBT1-beginsel. Art. 8.11, derde lid Wm stelt:

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk – bij voorkeur bij de bron – te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

BBT is bij geluid - meer dan bij de overige compartimenten zoals lucht en water - een lastig te hanteren begrip. Een compressor die tussen afschermende bedrijfsgebouwen staat, behoeft in veel gevallen geen afscherming. Staat diezelfde compressor echter nabij de terreingrens naast de woonbebouwing dan kan afscherming of het toepassen van andere maatregelen wel noodzakelijk zijn.

Alhoewel het BBT-beginsel in theorie leidt tot het streven naar een nul-emissie, is geluid geen vorm van milieuvervuiling die na te zijn geëmitteerd voor langere termijn ongewenste sporen in het milieu nalaat. Dit houdt in dat een toets of de geluiduitstraling van een bedrijf voldoet aan de ambitiewaarden voor de normering zoals die in deze nota zijn vastgesteld, in principe bepaalt of en zo ja in hoeverre er (verder) uitvoering moet worden gegeven aan het BBT-beginsel. Met andere woorden, als uit een eerste toets blijkt dat de aangevraagde situatie met de daarbij opgenomen voorzieningen en rekening houdend met eventuele cumulatieve effecten van andere bedrijven, voldoet aan de ambitiewaarden, behoeven er in principe verder geen maatregelen te worden getroffen, ook al zouden die in een andere situatie wel als BBT kunnen worden beschouwd.

De toepassing van BBT blijft maatwerk. Per geval zal moeten worden bezien welke maatregelen in beginsel mogelijk zijn (verplaatsing geluidsbronnen, omkastingen, schermen, vervanging door geluidarmere uitvoering, enz.), welke geluidreductie op de immissiepunten daarmee bereikt kan worden en wat daarvan de kosten zijn. In overleg zal dan moeten worden bezien wat "redelijk" is.

1.6 Bedrijfswoningen

Bij woningen op een industrie- of bedrijventerrein is het bestemmingsplan primair bepalend voor de vraag of woningbouw/bewoning wordt toegestaan en zo ja, om welk soort woningen het gaat: bedrijfswoningen of burgerwoningen. Vaak is er sprake van een niet duidelijk planologisch geregelde woonvorm. Soms betreft het een woning bij een bedrijf die wordt bewoond door de eigenaar van het bedrijf, soms betreft het een woning waarin bijvoorbeeld een portier of bedrijfsleider woont: in deze gevallen is sprake van een zogeheten bedrijfswoning.

Ook is het mogelijk dat in de nabijheid van een bedrijf woningen staan waarvan de bewoners geen functionele relatie hebben met dat bedrijf: in dat geval is sprake van burgerwoningen.

In het kader van de vergunningverlening en voor de meldingsplichtige AMvB-bedrijven doet zich dan de vraag voor of en zo ja welke ambitiewaarde voor deze woningen moet worden gehanteerd.

Als ambitiewaarde voor woningen op bedrijven- en industrieterreinen geldt 50 dB(A) etmaalwaarde; de geluidsklasse ‘redelijk rustig’. Voor dergelijke woningen wordt echter als maximale grenswaarde 60 dB(A) gehanteerd (geluidsklasse ‘zeer onrustig’). Wellicht ten overvloede zij hierbij nog opgemerkt dat er geen geluidgrenswaarden worden gesteld voor eigen (bedrijfs-)woningen, gelegen binnen de grenzen van de inrichting.

Vooral voor het gebiedstype bedrijven- en industrieterrein geldt dat bewoning moet worden voorkomen. Op de gezoneerde industrieterreinen zijn nieuwe burger- en bedrijfswoningen niet toegestaan. Op bedrijventerreinen moeten nieuwe burgerwoningen en bedrijfswoningen ook zo veel mogelijk worden voorkomen. In de woon-werkzones die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd worden nieuwe bedrijfswoningen wel toegestaan, echter het bouwen van nieuwe burgerwoningen niet.

Beleidsuitspraak:

Op gezoneerde industrieterreinen zijn nieuwe burger- en bedrijfswoningen niet toegestaan. Op industrieterreinen moeten nieuwe burgerwoningen en bedrijfswoningen ook zo veel mogelijk worden voorkomen. In de woon-werkzones op bedrijventerreinen, die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd, worden nieuwe bedrijfswoningen wel toegestaan, echter het bouwen van nieuwe burgerwoningen niet. De woningen worden niet extra beschermd.

1.7 Functiemenging

In het recente verleden werden wijken vooral gebouwd om te wonen. Voor sommigen is dit aantrekkelijk; anderen hebben echter behoefte aan meer leven in de brouwerij. Voor hen lijkt het mengen van functies meer geschikt: wonen en werken dicht op elkaar. Veel kleine bedrijven produceren slechts weinig geluid en zijn gemakkelijk in een woonomgeving in te passen. Levendigheid moet echter niet ontaarden in geluidhinder. Met een goed ontwerp kan dit worden voorkomen. Twee situaties springen daarbij in het oog.

Wanneer een laad- en losplaats ongunstig is gelegen, veroorzaakt de bevoorrading van winkels vaak geluidhinder. Zo nodig wordt speciaal gelet op de verkeersafwikkeling bij winkelbedrijven en aan het laden en lossen. Om geluidhinder als gevolg hiervan te verminderen of te voorkomen is het mogelijk om een laad- en lospunt te overkappen of inpandig te realiseren. Voor de transporteurs bestaat er een subsidieregeling voor vrachtwagens met een 'stille carrosserie'.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven schenkt bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij laad- en losplaatsen van nieuwe winkels in een woonomgeving;

De gemeente Duiven schenkt eveneens bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij nieuwe woningen in een winkelomgeving.

Zie ook www.piek.org.

1.8 Binnenniveaus

De vergunninghouder of -aanvrager dient voor het voldoen aan het wettelijke binnenniveau van in- of aanpandige woningen zorg te dragen. Bij vergunningverlening dient het toegestane binnenniveau in die woningen in een geluidvoorschrift vast gelegd te worden. Een uitzondering geldt voor de gevallen waarin de bewoners van de aanpandige woningen geen toestemming verlenen om (controle)metingen uit te voeren. De rechtszekerheid van de vergunninghouder wordt gewaarborgd door in een ontbindende voorwaarde op te nemen dat het geluidvoorschrift niet van toepassing is als de betreffende bewoner geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van de benodigde geluidsmetingen. Metingen dienen uitgevoerd te worden conform het gesteld in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999.

1.9 Horeca

Het merendeel van de horecabedrijven valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Een horecaondernemer moet alvorens met de onderneming te beginnen of te wijzigen op grond van deze AMvB meestal een melding doen. De betreffende meldingsplichtige bedrijven moeten in principe voldoen aan de voorschriften die in dit besluit zijn opgenomen (voor wat betreft geluid de standaard grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van woningen).

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven toetst horecabedrijven aan de ambitiewaarde voor het gebied en zal, indien hiertoe aanleiding bestaat, maatwerkvoorschriften opleggen. Wanneer nieuw op te richten horecabedrijven zich willen vestigen in de kernen van Loo, Groessen of Duiven kan onder voorwaarden van de geldende ambitiewaarde afgeweken worden. De gemeente legt hiervoor maatwerkvoorschriften op en het horecabedrijven moet uitvoering geven aan het BBT-beginsel.

In bijzondere gevallen kan het echter voorkomen dat een bedrijf niet aan de standaardnormen kan voldoen. Het besluit biedt de mogelijkheid om gedurende een aantal malen per jaar de normale geluidsnormen niet van toepassing te verklaren (de zogenaamde twaalfdagen regeling). Hierbij maakt het besluit onderscheid tussen collectieve dagen, die gelden voor alle bedrijven in een bepaald gebied, en individuele dagen, die alleen gelden voor één bepaald bedrijf.

In de Algemene plaatselijke verordening Duiven 2009 [3] zijn de volgende ontheffingsregelingen opgenomen:

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het College per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voorde aanvang van de festiviteit het College daarvan in kennis heeft gesteld.

Zo kunnen in een gemeente individuele horecabedrijven in principe twaalf maal per jaar ontheffing krijgen van de geluidsvoorschriften. Voor de gemeente Duiven geldt het beleid dat het jaarlijks gaat om maximaal twaalf incidentele festiviteiten vrij invulbaar zijn voor de ondernemer.

Beleidsuitspraak:

De APV van de gemeente Duiven biedt horeca voldoende gelegenheid om gebruik te maken

van de maximale geluidsruimte tijdens collectieve en incidentele festiviteiten.

De voorschriften waar in de APV naar verwezen wordt staan vermeld in artikel 2.21 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

2. Geluidsvoorschriften

2.1 Akoestisch onderzoek bij een vergunningsaanvraag

Voor het opstellen van geluidsvoorschriften naar aanleiding van een vergunningsaanvraag moet het bevoegd gezag beschikken over informatie betreffende de geluidsproductie van de inrichting en de daarmee samenhangende geluidsbelasting in de omgeving. Zonder deze informatie kan niet worden beoordeeld welke eisen in redelijkheid kunnen worden gesteld, met andere woorden waaraan het bedrijf redelijkerwijs kan voldoen.

In art. 5.10 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer is een aantal bedrijfscate-gorieën omschreven, waarbij als onderdeel van de vergunningsaanvraag akoestische informatie wordt verlangd. Het gaat hierbij onder meer om bedrijven waarvoor gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn maar ook beton(waren)fabrieken, asfaltinstallaties, metaalbewerkingsbedrijven, reparatiebedrijven voor motorvoertuigen, schietbanen en horecabedrijven.

Het betreffende artikel stelt dat de aanvrager inzicht moet geven in:

  • De aard van de geluiden en hoogte van de te verwachten geluidsbelasting welke de inrichting binnen een door het bevoegd gezag aangegeven gebied buiten de inrichting kan veroorzaken.

  • De tijden waarop die geluidsbelasting zich zal voordoen.

  • De methode waarmee de aard van de geluiden en hoogte van de geluidsbelasting zijn vastgesteld.

Daarnaast bieden hoofdstuk 5 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en de Handleiding Meten en Rekenen lndustrielawaai 1999 in algemene zin voldoende mogelijkheden om ook bij de niet in art. 5.10 genoemde bedrijven een voor de beoordeling geschikt akoestisch onderzoek te verlangen. Bij dergelijke bedrijven zal veelal een opgave van geluidsbronnen, bedrijfstijden en emissiegegevens voldoende zijn, doch in sommige gevallen kan het gewenst zijn toch een volledig akoestisch onderzoek te verlangen. Wanneer dat zinvol is, is echter in zijn algemeenheid niet te zeggen. Bijvoorbeeld bij bedrijven waar woningen op korte afstand of zelfs aanpandig zijn gelegen, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk.

In overleg met de aanvrager moeten in het akoestisch onderzoek tenminste de volgende onderwerpen aan de orde komen:

De geluidsproductie en bedrijfstijden van relevante geluidsbronnen (representatieve en incidentele bedrijfssituaties).

  • De ter plaatse van nabijgelegen woningen, andere geluidgevoelige bestemmingen en andere beoordelingspunten veroorzaakte tijdgemiddelde geluidsbelasting en maximale geluidsniveaus (LAmax).

  • De overwogen en getroffen maatregelen teneinde de geluidsbelasting zoveel mogelijk te beperken.

  • De door de inrichting veroorzaakte indirecte hinder.

  • De eventuele toekomstige situatie.

Afhankelijk van de plaatselijke situatie en/of de aard van de geluidsbronnen kan de vergunningverlener bepalen dat het akoestisch onderzoek meer omvat dan de vorenstaande onderwerpen, zoals bijvoorbeeld een trillingsonderzoek of onderzoek naar het optreden van laagfrequent geluid.

Uit het akoestisch onderzoek moet in ieder geval blijken of het bedrijf meer geluid veroorzaakt dan de grenswaarde die uit deze nota volgt. Verder is in dit kader ook van belang dat de vergunningverlener zich er van te voren van moet vergewissen of een bedrijf aan de stellen geluidseisen kan voldoen.

2.2 De geluidsvoorschriften

Met het in werking treden van de Wet milieubeheer is bij het stellen van vergunningvoorschriften meer vrijheid aan de vergunninghouder gelaten om zelf te bepalen met welke voorzieningen aan de gestelde normen kan worden voldaan. De Wet milieubeheer gaat uit van zogeheten doelvoorschriften2 (art. 8.12, eerste lid 1), alleen wanneer dat noodzakelijk is kunnen concrete middelvoorschriften worden voorgeschreven. Zoals ook al in de vorige paragraaf is aangegeven, kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat bij het stellen van voorschriften tevoren vast moet staan dat aan de voorschriften kan worden voldaan. Dat geldt zowel voor de doelvoorschriften als voor de middelvoorschriften.

Bij het opstellen van voorschriften moet "maatwerk" geleverd worden, met andere woorden om de mate van detaillering van de voorschriften af te stemmen op de aard en complexiteit van de inrichting. Hoe complexer/dynamischer/gevoeliger de situatie, des te eerder kan worden volstaan met doelvoorschriften. Over het algemeen is bij grote bedrijven meer kennis ten aanzien van de geluidhinderbestrijding aanwezig of zullen deze gebruik maken van een akoestisch adviseur.

Doelvoorschriften verdienen op grond van de Wet milieubeheer de voorkeur en hebben tevens het voordeel dat het bedrijf flexibeler kan omgaan met wijzigingen en ontwikkelingen in de bedrijfsvoering. Bij het stellen van doelvoorschriften moeten aparte voorschriften (zowel voor de tijdgemiddelde als voor de maximale geluidsniveaus) opgenomen worden voor de dag-, avond- en nachtperiode. Daarmee wordt aan de inrichting die geluidsruimte vergund die goed past bij de benodigde ruimte, welke per periode sterk kan verschillen. Daarnaast wordt voorkomen dat meer geluidsruimte wordt vergund dan is aangevraagd. Zo zal een inrichting die alleen gedurende de dagperiode in bedrijf is, doorgaans in de avond- en nachtperiode veel minder geluidsruimte nodig hebben (afgezien van ventilatoren, automatisch werkende apparatuur en dergelijke).

Hoewel in beginsel ook in eenvoudige gevallen doelvoorschriften worden opgelegd, heeft het soms zin om tevens middelvoorschriften in de vergunning op te nemen. Deze verhogen de handhaafbaarheid van een vergunning en vergroten de duidelijkheid voor de vergunninghouder, zeker als het een relatief kleine, eenvoudige inrichting betreft. Het toepassen van middelvoorschriften houdt in het algemeen in dat zonder metingen (meestal zelfs alleen al visueel) kan worden vastgesteld of aan het voorschrift wordt voldaan. Bij afwezigheid daarvan kan meteen worden opgetreden.

2.3 Representatieve bedrijfssituatie

Geluidsvoorschriften dienen (mede) te zijn afgestemd op de geluidsemissie die de inrichting onder normale omstandigheden veroorzaakt, veelal aangeduid als de representatieve bedrijfssituatie (RBS). Het gaat hier om de beoordelingsgrootheden die representatief zijn voor de geluidsemissie. Bij inrichtingen waarvan die emissie in hoofdzaak wordt bepaald door constante geluidsbronnen (bijvoorbeeld ventilatoren) geeft het vaststellen van de RBS geen problemen. Anders ligt dat bij inrichtingen waarbij er sprake is van discontinue bedrijfssituaties, voortdurend wisselende activiteiten en dergelijke. De representatieve bedrijfssituatie zal in dat geval betrekking hebben op een voor de geluiduitstraling kenmerkende bedrijfsvoering bij volledige capaciteit van de inrichting.

Daarnaast kunnen zich regelmatige en incidentele afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie voordoen. Van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld welke situatie als representatieve bedrijfssituatie moet worden gezien.

2.3.112 dagen-criterium (niet-representatieve bedrijfssituaties)

Het is in de jurisprudentie inmiddels geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar (uitgangspunt is dat het per keer steeds gaat om één, aaneengesloten, periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de RBS uit de vergunning. Het gaat dan om bijzondere activiteiten (incidentele bedrijfssituaties), welke niet worden gerekend tot de RBS.

Dat wil niet zeggen dat daaraan geen limiet gesteld kan worden: jurisprudentie en BBT-beginsel (zie ook hoofdstuk 1.5) vereisen dat in deze gevallen wordt nagegaan in hoeverre de hinder kan worden beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door minder dan 12 ontheffingen te verlenen, meldplicht vast te stellen, maximale geluidgrenzen op te leggen of de duur van de ontheffing te beperken. Overigens is de ontheffing tot maximaal 12 activiteiten geen recht. De vergunningverlener zal steeds een afweging van belangen moeten maken. Derhalve moeten, indien mogelijk, de genoemde (verzoeken om) toepassing van het "12 dagencriterium" reeds bij de aanvraag worden omschreven, zodat ook derden zich daarover kunnen uitspreken.

2.4 Het beoordelingspunt

In deze paragraaf wordt meer gedetailleerd ingegaan op de concrete formuleringen van het beoordelingspunt in vergunningen, mede vanwege het belang dat de geluidsvoorschriften eenduidig zijn en dat van tevoren vaststaat dat er aan voldaan kan worden. Daarbij zijn te onderscheiden:

  • de plaats van de beoordelingspunten;

  • de (meet-) en beoordelingshoogte;

  • de gevelreflectie;

2.4.1Plaats van de beoordelingspunten

In de meeste gevallen zullen de punten gelegen zijn 'ter plaatse van de gevel' van de geluidgevoelige bouwwerken dan wel in een bepaald gebied (bos, wandelgebied en dergelijke). Ten behoeve van de handhaving kan het echter verstandiger zijn om de beoordelingspunten op een andere plaats te leggen. Dit is bijvoorbeeld het geval als er veel stoorgeluid is dat een directe immissiemeting belemmert.

In die gevallen kan er voor worden gekozen om een getalsmatige norm op te leggen op een punt (zogeheten referentiepunt) dat gelegen is tussen de geluidsbron (c.q. de inrichting) en het te beschermen object. Met zogeheten extrapolatieberekeningen kan dan worden vastgesteld wat de geluidsbelasting is ter plaatse van het te beschermen object.

2.4.2Beoordelingshoogte

Bij geluidsimmissie afkomstig van bedrijven op niet-gezoneerde bedrijventerreinen is de beoordelingshoogte afhankelijk van de te beschermen verblijfsruimte en afhankelijk van de periode van het etmaal.

Als regel (voor de standaard eengezinswoning) betekent dat, dat in de dagperiode een meethoogte kan worden aangehouden van 1,5 meter boven maaiveld, aangezien de buitenruimten en de woonkamers dan voornamelijk de te beschermen ruimten zijn. In de avond-en nachtperiode kan dat een hoogte van 5 meter zijn, ter bescherming van slaapruimten.

In een aantal situaties zal een andere hoogte meer in de rede liggen, als de te beschermen ruimten op een andere hoogte liggen, bijvoorbeeld in het geval van:

  • woningen in een flatgebouw of woningen boven winkels of garages; als beoordelingshoogte moet in de dagperiode dan 1,5 meter boven de vloer van de betreffende woning worden aangehouden;

  • bungalows en andere bouwwerken met één bouwlaag; een beoordelingshoogte van 1,5 meter in alle perioden volstaat dan;

  • andere geluidgevoelige objecten dan woningen (zoals scholen, ziekenhuizen en dergelijke): ook hier zal per periode moeten worden bezien op welke hoogte de hinder daadwerkelijk wordt ondervonden.

Een en ander houdt dus ook in dat in vergunningen voor de dagperiode een andere beoordelingshoogte kan gelden dan voor de avond- en nachtperiode.

2.4.3Gevelreflectie

In het verleden was het regel dat bij bedrijven de zogeheten gevelreflectie in de beoordeling werd betrokken. Dat betekende dat zowel het zogeheten invallende geluid werd gemeten, alsook het teruggekaatste geluid. Doel hiervan was om buitenruimten (tuinen, balkons) voldoende te beschermen.

Het toepassen van de gevelreflectie, welke tot gevolg had dat de berekende geluidsbelasting maximaal 3 dB(A) hoger uitviel, gold niet voor bedrijven op geluidsgezoneerde industrieterreinen. Deze rechtsongelijkheid werd als inconsequent ervaren. Bovendien werd in veel gevallen de vraag gesteld naar de zin van gevelreflectie.

In de meeste situaties kunnen geluidsvoorschriften gesteld worden, zonder daarbij de gevelreflectie te betrekken. Indien de ruimte vóór de gevel is ingericht voor buitenverblijf (tuin) zal in de dag- en avondperiode gevelreflectie evenwel betrokken kunnen worden bij de bepaling van de geluidsimmissie. In de motivatie dient opgenomen te worden waarom de gevelreflectie van belang is en voor welke periode(n) deze geldt.

2.5 Beoordelingsperioden

De geluiduitstraling van een inrichting wordt primair beoordeeld op basis van de "etmaalwaarde". Hieronder verstaat men (Wgh, art. 1) de hoogste waarde van de volgende drie tijdgemiddelde geluidsniveaus (LAr,LT):

  • het LAr,LT over de dagperiode tussen 07.00 en 19.00 uur;

  • het LAr,LT over de avondperiode tussen 19.00 en 23.00 uur, verhoogd met 5 dB;

  • het LAr,LT over de nachtperiode tussen 23.00 en 07.00 uur, verhoogd met 10 dB.

Met de voorschriften wordt deze etmaalwaarde of worden de LAr,LT's over de perioden van het etmaal vastgelegd.

Voor wat betreft de richtwaarden op zon- en feestdagen moet onderscheid gemaakt worden tussen continubedrijven en niet-continubedrijven. Bij de eerste categorie bedrijven is het veelal niet mogelijk om voor de zon- en feestdagen een strengere richtwaarde te hanteren. In het algemeen is dit ook niet bezwaarlijk, dergelijke lawaaiige bedrijven zullen in het algemeen op gezoneerde industrieterrein zijn gevestigd. De zone en daarbij vastgestelde hogere grenswaarden gelden dan ook 7 dagen per week.

Bij niet-continubedrijven zal in het algemeen wel een strengere richtwaarde kunnen worden opgelegd voor zon- en feestdagen (de zaterdag wordt beschouwd (ook in de jurisprudentie) als een gewone werkdag). Doorgaans is een 5 dB lagere grenswaarde ten opzichte van die voor de werkdagen voldoende, tenzij het achtergrondniveau even hoog of zelfs hoger is dan op werkdagen.

Zoals eerder aangegeven kiest de gemeente Duiven ervoor om voor bedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in agrarische AMvB’s. In het buitengebied begint de dagperiode om 06.00 uur en eindigt om 19.00 uur; de avondperiode duurt van 19.00 tot 22.00 uur en de nachtperiode van 22.00 tot 06.00 uur.

2.6 Onderscheid bestaande en nieuwe situaties

De onderhavige nota Bedrijven en Geluid bevat grenswaarden waarmee bij de vergunningverlening rekening moet gehouden. Deze gelden in ieder geval voor nieuw te vestigen bedrijven die een oprichtingsvergunning aanvragen.

Bij uitbreidingen of wijzigingen van bestaande (d.w.z. vergunde) bedrijven, moeten de akoestische gevolgen daarvan in principe ook getoetst worden aan de ambitiewaarden uit de nota. Daarbij moet echter bedacht worden dat er soms sprake is van een moeilijk aanpasbare feitelijke situatie, als gevolg waarvan het aantal vrijheidsgraden om de uitbreiding of wijziging akoestisch gezien te optimaliseren, beperkt is. In dergelijke gevallen zou, na een bestuurlijke afweging, afgeweken kunnen worden van de ambitiewaarde en meer aansluiting kunnen worden gezocht bij de normstelling uit de vigerende vergunning(en). Een en ander neemt niet weg dat getracht zou moeten worden om zoveel mogelijk op of onder de grenswaarde voor het betreffende gebied te blijven, voor zover dat redelijkerwijs uitvoerbaar is (het BBT-beginsel).

Ingeval er sprake is van bestaande (d.w.z. vergunde) bedrijven, waarvoor een vergunning mede strekt ter vervanging van de eerder verleende vergunning(en) kan het bedrijf vanzelfsprekend rechten uit die eerder verleende vergunning(en) ontlenen. Het zal dan niet zonder meer mogelijk zijn om strengere geluidgrenzen op te leggen.

Art. 8.4, derde lid juncto art. 8.22, tweede lid van de Wm bepaalt immers dat het bevoegd gezag de rechten die een vergunninghouder aan eerder verleende vergunningen ontleende, uitsluitend kan wijzigen voor zover blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu verder kunnen, of, gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder moeten worden beperkt.

Vooral bij oudere vergunningen doet zich daarbij de situatie voor, dat de toenmalige aanvraag en de destijds verleende vergunning de werkzaamheden slechts summier hebben beschreven. Uit jurisprudentie volgt dat voor de vaststelling van de "bestaande rechten" (en de daarbij behorende geluidsruimte) moet worden uitgegaan van de feitelijke bedrijfsvoering op basis van de eerder verleende vergunning(en). Daarbij moet het vanzelfsprekend gaan om activiteiten die redelijkerwijs (expliciet of impliciet) in de aanvraag om vergunning van destijds zijn genoemd en niet om uitbreidingen die in een later stadium - zonder vergunning - hebben plaatsgevonden. Overigens geldt dit ook voor situaties waarbij in het verleden dusdanig strenge geluidsvoorschriften zijn gesteld dat het bedrijf daar nooit aan zou hebben kunnen voldoen (impliciete weigering). In het verleden werd nogal eens een vergunning verleend, waarbij bijvoorbeeld 45 dB(A) op de erfgrens werd toegestaan. Op het moment dat zich een geluidbron nabij de erfgrens is opgesteld kan nooit aan dit voorschrift voldaan worden.

2.7 Bedrijfswoningen en burgerwoningen

Bij woningen op een industrie- of bedrijventerrein is het bestemmingsplan primair bepalend voor de vraag om welk soort woningen het gaat: bedrijfswoningen of burgerwoningen. Vaak is er sprake van een niet duidelijk planologisch geregelde woonvorm. Soms betreft het een woning bij een bedrijf welke wordt bewoond door de eigenaar van het bedrijf, soms betreft het een woning waarin bijvoorbeeld een portier of bedrijfsleider woont: in deze gevallen is sprake van een zogeheten bedrijfswoning.

Ook is het mogelijk dat in de nabijheid van een bedrijf woningen staan waarvan de bewoners geen functionele relatie hebben met dat bedrijf: in dat geval is sprake van burgerwoningen. In het kader van de vergunningverlening doet zich dan de vraag voor of en zo ja welke geluidgrenswaarde voor deze woningen moet worden gehanteerd.

Als ambitiewaarde voor woningen op bedrijven- en industrieterreinen geldt 55 dB(A) etmaalwaarde. Voor dergelijke woningen wordt echter als maximale grenswaarde 60 dB(A) gehanteerd (etmaalwaarde). Overschrijding van de ambitiewaarde zal gemotiveerd moeten worden in de vergunning.

Wellicht ten overvloede zij hierbij nog opgemerkt dat er geen geluidgrenswaarden kunnen worden gesteld voor eigen (bedrijfs-)woningen, gelegen binnen de grenzen van de inrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

2.8 Indirecte hinder

Onder indirecte hinder wordt verstaan (art.1.1, lid 2 van de Wet milieubeheer): de nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt door activiteiten die, hoewel plaatsvindend buiten het terrein van de inrichting, aan de inrichting zijn toe te rekenen. Gezien vanuit het perspectief van geluidhinder zijn verkeersbewegingen van en naar inrichtingen een belangrijke vorm van indirecte hinder.

Er zijn echter ook andere vormen, waarbij gedacht kan worden aan bevoorradingsactiviteiten op de openbare weg buiten de inrichting of bij horeca en evenementen: indirecte geluidhinder door stemgeluid en transportmiddelen van bezoekers.

Directe hinder en indirecte hinder worden niet gecumuleerd omdat de verschillende vormen van directe en indirecte hinder elk een eigen normenstelsel en beoordelingsystematiek kennen. Voor alle vormen van indirecte hinder geldt dat de veroorzaakte geluidsbelasting in het kader van de vergunningverlening niet mag worden gecumuleerd met de directe geluidsbelasting vanwege de inrichting zelf. Er mogen ook geen geluidsvoorschriften in de vergunning worden opgenomen die betrekking hebben op de gecumuleerde geluidsbelasting.

Voor indirecte hinder ten gevolge van mobiele geluidsbronnen (bijvoorbeeld vrachtwagens) geldt een beperking van de reikwijdte van de milieuvergunning. Die reikwijdte is op verschillende manieren vast te stellen:

  • de afstand waarbinnen sprake is van indirecte hinder veroorzaakt door een bedrijf blijft beperkt tot die afstand, waarbinnen de herkomst van de veroorzakende geluidsbronnen in redelijkheid kan worden teruggevoerd op de aanwezigheid van het bedrijf in kwestie.

    Toepassing van dit criterium houdt voor transportverkeer van en naar inrichtingen in dat de reikwijdte van de milieuvergunning beperkt blijft tot die afstand, waarbinnen voertuigen (met in acht name van de maximum snelheid) de ter plaatse optredende snelheid hebben bereikt;

  • de reikwijdte blijft beperkt tot dat gebied waarbinnen de voertuigen van en naar de inrichting voor het gehoor nog herkenbaar zijn ten opzichte van andere voertuigen op de openbare transportroutes;

  • de reikwijdte blijft beperkt tot dat gebied waarbinnen de voertuigen van en naar de inrichting nog niet zijn opgenomen in het heersend verkeersbeeld, bijvoorbeeld tot de eerste kruising;

  • de reikwijdte blijft beperkt tot de akoestische herkenbaarheid (2 dB criterium zoals ook bij de reconstructies in de zin van de Wet geluidhinder wordt toegepast);

  • de reikwijdte blijft beperkt tot dat gebied waarbinnen de voertuigen van en naar de inrichting nog niet op een voor meerdere bedrijven functionerende ontsluitingsroute rijden.

  • Is dat wel het geval dan zou de afweging ter zake van de met die ontsluitingsroute gepaard gaande geluidsbelasting niet op het microniveau van de individuele vergunninghouder moeten worden gemaakt maar op macroniveau in een structuur of bestemmingsplan.

In de overwegingen van de te verlenen vergunning moet echter duidelijk worden aangegeven welke methode gebruikt is opdat daarover geen rechtsonzekerheid kan ontstaan.

Buiten de hiervoor aangegeven reikwijdte is het hoofdstuk wegverkeerslawaai of railverkeerslawaai van de Wet geluidhinder van toepassing. Indien de geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder veroorzaakt door voertuigbewegingen van en naar de inrichting lager is dan die van het overige verkeer, zal eventueel benodigde isolatie afgestemd moeten worden op de hoogste geluidsbelasting. Dit heeft uiteraard ook consequenties voor de kostendrager van de eventueel noodzakelijke gevelisolatie.

Niet voor alle vormen van indirecte hinder is een pasklaar toetsingskader beschikbaar. Dat neemt echter niet weg dat de mate waarin indirecte hinder optreedt kan worden vastgesteld. Dat biedt tenminste de mogelijkheid om met het bedrijf in kwestie te onderzoeken of technische en/of organisatorische maatregelen mogelijk zijn teneinde de optredende hinder te beperken. Op basis van vrijwilligheid kan het bedrijf maatregelen gericht op het beperken van de indirecte hinder in de vergunningsaanvraag meenemen.

2.8.1Indirecte hinder door wegverkeer

Voor de beoordeling van indirecte hinder wordt verwezen naar de Circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting' van het ministerie van VROM d.d. 29 februari 1996.

2.8.2Overige vormen van indirecte hinder

Voor de indirecte hinder door bezoekers wordt verwezen naar paragraaf 4.6, onder 'Horeca en geluid' en 'Menselijk stemgeluid'. In sommige gevallen (cumulatie van indirecte hinder van meerdere inrichtingen) kan de Algemene Plaatselijke Verordening uitkomst bieden voor het voeren van beleid ter zake.

3. Bijzondere geluiden

3.1 Algemeen

Bij het verlenen van milieuvergunningen moet rekening worden gehouden met bijzondere geluiden die als extra hinderlijk worden beschouwd. Het betreft bijvoorbeeld tonaal geluid, geluid met een impulsachtig karakter en muziekgeluid. Bij de beoordeling wordt, als er sprake is van deze bijzondere geluiden, een toeslag op de gemeten (of berekende) geluidsbelasting in meerdering gebracht alvorens aan de geluidsvoorschriften wordt getoetst. Bij het opstellen van de geluidsvoorschriften moet rekening worden gehouden met de toeslag (welke overigens, als er sprake is van én tonaal én impulsachtig geluid, maar één keer wordt toegepast).

Het verdient aanbeveling om die bronnen, waarvan geconstateerd is dat daarop de toeslag in rekening moet worden gebracht, met naam en toenaam in de vergunning te noemen. Hiermee kunnen problemen bij handhaving van de voorschriften worden voorkomen.

De toeslag heeft betrekking op de gemeten (of berekende) tijdgemiddelde geluidsbelasting vanwege de gehele inrichting. De toeslag heeft nadrukkelijk geen betrekking op de deelbijdrage van die geluidsbronnen, die de aanleiding vormen voor het in rekening brengen van de toeslagfactor.

Hoe vastgesteld moet worden of er sprake is van extra hinderlijke componenten is niet eenduidig vastgelegd. In onderstaande paragrafen worden methoden aangegeven hoe een beoordeling zou kunnen plaatsvinden.

3.2 Tonaal geluid

In sommige gevallen kan een (smalbandige) spectrale analyse de aanwezigheid van een zuivere toon aantonen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van "pieken" in het spectrum. Het is mogelijk dat de pieken in het spectrum onder het niveau van het LAeq liggen. Een tertsbandanalyse geeft in de regel onvoldoende informatie.

In ieder geval moet als criterium worden aangehouden dat het tonale karakter duidelijk hoorbaar is bij de ontvanger. Vanwege het subjectieve karakter van deze beoordelingssystematiek verdient het aanbeveling een tonaal karakter door twee of meer representanten van het bevoegd gezag te laten vaststellen. Bij de vaststelling dient bijzonder aandacht te worden besteed aan mogelijke interferentieverschijnselen, zoals bijvoorbeeld voorkomt bij trilzeven die in elkaars nabijheid zijn geplaatst en op een zelfde trilfrequentie werkzaam zijn.

Verwacht mag worden dat sprake is van tonaal geluid als de geluidsbelasting bij de ontvanger wordt bepaald door bijvoorbeeld jankende tandwielkasten, brommende transformatoren, gierende ventilatoren en modelvliegtuigen.

Als er sprake is van een tonaal karakter dient er, zie hiervoor ook het gestelde in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999, op de gemeten of berekende tijdgemiddelde geluidsbelasting vanwege de gehele inrichting in de betreffende etmaalperiode een toeslagfactor van 5 dB in rekening te worden gebracht. Op welke wijze de correctiefactor moet worden toegepast als het tonale geluid niet continu optreedt, zij verwezen naar de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai: de correctiefactor wordt toegepast voor dat deel van de tijd dat er sprake is van tonaal geluid.

3.3 Impulsachtig geluid

In het algemeen geldt dat sprake is van impulsachtig geluid als in het geluidsbeeld met enige regelmaat geluidstoten voorkomen die minder dan 1 seconde duren. Een bijzondere vorm is impulsachtig geluid met een continu (soms periodiek) karakter. Voor de definitie van impulsachtig geluid wordt verder verwezen naar de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999.

Als criterium moet worden aangehouden dat het impulsachtig karakter duidelijk waarneembaar moet zijn bij de ontvanger. Verwacht mag worden dat sprake is van impulsachtig geluid als de geluidsbelasting bij de ontvanger wordt bepaald bijvoorbeeld door geluid uit een constructiewerkplaats ten gevolge van hameren, bikken, het geluid van een stansmachine (continu en periodiek) of door blaffende honden.

Als er sprake is van impulsachtig geluid dient er, zie hiervoor ook het gestelde in de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999, op het gemeten of berekende tijdgemiddelde geluidsbelasting vanwege de gehele inrichting in de betreffende etmaalperiode een toeslagfactor van 5 dB in rekening te worden gebracht. Op welke wijze de correctiefactor moet worden toegepast als het impulsachtige geluid niet continu optreedt, zij verwezen naar de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai: de correctiefactor wordt toegepast voor dat deel van de tijd dat er sprake is van impulsachtig geluid.

Tenslotte zij in dit kader voor een bijzondere vorm van impulsachtig geluid, het schietgeluid, verwezen naar de (ministeriële) Circulaire Schietlawaai van 1 augustus 1979.

3.4 Muziekgeluid

Als criterium voor het toekennen van een straffactor moet worden aangehouden dat het muzikale karakter (duidelijk) hoorbaar moet zijn bij de ontvanger. Veelal zal de herkenbaarheid van het muziekgeluid (zeker bij inpandige geluidsoverdracht) worden bepaald door de lage frequentiebanden.

Als er sprake is van muziekgeluid dient op het gemeten of berekende tijdgemiddelde geluidsbelasting vanwege de gehele inrichting in de betreffende etmaalperiode een toeslagfactor van 10 dB in rekening te worden gebracht. Bij de beoordeling mag geen bedrijfsduurcorrectie conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai worden verdisconteerd. Dit moet expliciet in de vergunningvoorschriften worden vermeld.

Het in een inrichting heersende muziekgeluidsniveau is in het algemeen afhankelijk van het type muziek en dus veelal afhankelijk van het type inrichting. De SBR-brochure 'Horeca de baas' biedt hiervoor geschikte achtergrondinformatie. Speciale aandacht is daarnaast nodig voor het gehanteerde geluidspectrum voor de bepaling van de noodzakelijke geluidsreducerende voorzieningen of het maximaal in de inrichting toegestane geluidsniveau door middel van een begrenzer.

Voor reguliere bars/discotheken moet worden uitgegaan van het "standaard popmuziekspectrum". Voor de housemuziek die in bars/discotheken, feestzalen, feesttenten, sporthallen en dergelijke ten gehore wordt gebracht moet bij de akoestische berekeningen uit gegaan worden van het "standaard housemuziekspectrum". Beide spectra3 zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Correctiewaarden voor het A-gecorrigeerde "standaard popmuziekspectrum" resp. “standaard housemuziekspectrum

 

31,5

63

125

250

500

Ik

2k

4k

Correctiewaarde popmuziek, Cpm

-

-27

-14

-9

-6

-5

-6

-10

Correctiewaarde housemuziek, Chm

-38

-13

-8

-8

-7

-7

-9

-10

Waarschijnlijk kan in 95% van de gevallen van de bovengenoemde spectra worden uitgegaan.

In bijzondere situaties kan uiteraard gemotiveerd een ander spectrum worden gehanteerd.

3.5 Laagfrequent geluid

Laagfrequent geluid (lf-geluid) is geluid met frequenties beneden circa 100 Hz. Lf-geluid heeft eigenschappen waardoor het zich sterk van "gewoon" hoorbaar geluid onderscheidt. Het wordt slecht gedempt en kan nauwelijks worden afgeschermd. Gevelisolaties zijn er niet op afgestemd, door resonanties kan het lf-geluid tussen of in woningen versterkt worden en de richting ervan kan op het gehoor moeilijk worden vastgesteld.

Er zijn veel bronnen die lf-geluid veroorzaken. De meeste lf-bronnen die hinder veroorzaken zijn echter een gevolg van de industrialisatie van de laatste eeuwen. Hieronder behoren bijvoorbeeld tal van motoren, pompen, (schud- )roosters, ponsmachines, gasturbines, ketelhuizen en transformatoren.

Lf-geluid kan ernstige hinder veroorzaken. Per decibel toename is lf-geluid veel hinderlijker dan gewoon geluid. Langdurig blootstaan aan lf-geluid geeft geen gewenning, maar verergert de hinder. Een bijkomstig probleem is dat lf-geluid ook kan worden gevoeld, bijvoorbeeld in de ledematen, spieren, oogkassen of als druk op de maag of borst. Hierdoor kunnen er zich lichamelijke klachten voordoen. In de frequenties tussen 5 en 8 Hz kunnen zich zeeziekte verschijnselen voordoen.

Indien lf-geluid wordt waargenomen wordt dit tegelijk als hinderlijk ervaren. Met andere woorden, wordt door een individu lf-geluid waargenomen, dan is er voor die persoon sprake van hinder. Dit houdt in dat de waarnemingsdrempel voor lf-geluid een belangrijke graadmeter is voor de beoordeling. Echter, de waarnemingsdrempel voor lf-geluid verschilt sterk per individu.

Op grond van art. 8.11, lid 3 van de Wet milieubeheer mogen in milieuvergunning enkel voorschriften worden gesteld in het belang van de bescherming van het milieu. Uit jurisprudentie blijkt dat dergelijke voorschriften slechts mogen worden opgenomen in vergunningen, indien de te voorkomen hinder objectiveerbaar is. Ten aanzien van de objectiveerbaarheid van lf-geluid het volgende.

Vast staat dat wanneer lf-geluid hoorbaar is, dit meteen ook hinder veroorzaakt. Bij welk geluidniveau lf-geluid hoorbaar is, verschilt per individu.

Dit patroon is vergelijkbaar met geurhinder. Immers de concentratie waarbij mensen geuren waarnemen verschilt sterk per persoon. Overigens gaat de vergelijking voor andere factoren niet op. Zo zal bij geurhinder adaptatie optreden, hetgeen inhoudt dat bij continue blootstelling de gevoeligheid van de waarnemer afneemt. Bij lf-geluid is er zeker geen sprake van adaptatie.

Bij het aspect geurhinder is het probleem van objectiveerbaarheid opgelost door de invoering van de zogenaamde geureenheid. Dit is die concentratie van lucht met een geur dat door 50% van een geselecteerd panel wordt waargenomen. De tijdsfactor wordt bij geurhinder meegenomen door toepassing van percentielwaarden.

In de ‘NSG Richtlijn laagfrequent geluid’ wordt een referentiecurve gehanteerd als hulpmiddel om te kunnen vaststellen of een bepaalde klacht mogelijk gegrond of ongegrond is. De referentiecurve in wezen een weergave van de 90%-gehoordrempel bij oudere personen (50-60 jaar). Analoog aan het milieuaspect geur, ligt een grens van 50% meer in de reden dan 90%. Uit de ‘NSG Richtlijn laagfrequent geluid’ blijkt dat 50%-gehoordrempel voor alle tertsbanden 11 dB boven de 10%-gehoordrempel ligt. Als grenswaarde voor vergunningverlening wordt dus de meergenoemde referentiecurve vermeerderd met 11 dB gehanteerd. In de onderstaande tabel is zowel de referentiecurve als de grenswaarde weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Lf-geluid kan worden gemeten, doch het vergt praktijkervaring en goede apparatuur. De Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 is niet geschikt voor het uitvoeren van lf-geluidsmetingen.

4. Overzicht beleidsuitspraken

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven kiest ervoor om voor bedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in agrarische AMvBs’. In het gebiedstype buitengebied begint de dagperiode om 06.00 uur en eindigt om 19.00 uur; de avondperiode duurt van 19.00 tot 22.00 uur en de nachtperiode van 22.00 tot 06.00 uur.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven kiest ervoor om als manier van gebiedsbescherming voor bedrijven in het buitengebied en voor bedrijven op de bedrijventerreinen (o.a. Centerpoort en Nieuwgraaf) de ambitiewaarden vast te stellen op referentiepunten op 50 meter vanaf de inrichtingsgrens. Dit is alleen van toepassing op situaties waarbij op een kortere afstand geen woningen van derden (of andere geluidgevoelige bestemmingen) zijn gelegen.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven houdt rekening met cumulatie van geluid, zowel bij het akoestisch ontwerpen van nieuwe woongebieden als bij het bepalen van de noodzakelijke geluidwering van gevels.

Beleidsuitspraak:

Op gezoneerde industrieterreinen zijn nieuwe burger- en bedrijfswoningen niet toegestaan. Op industrieterreinen moeten nieuwe burgerwoningen en bedrijfswoningen ook zo veel mogelijk worden voorkomen. In de woon-werkzones op bedrijventerreinen, die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd, worden nieuwe bedrijfswoningen wel toegestaan, echter het bouwen van nieuwe burgerwoningen niet. De woningen worden niet extra beschermd.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven schenkt bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij laad- en

los plaatsen van nieuwe winkels in een woonomgeving;

De gemeente Duiven schenkt eveneens bijzondere aandacht aan het geluidsontwerp bij nieuwe

woningen in een winkelomgeving.

Beleidsuitspraak:

De gemeente Duiven toetst horecabedrijven aan de ambitiewaarde voor het gebied en zal, indien hiertoe aanleiding bestaat, maatwerkvoorschriften opleggen. Wanneer nieuw op te richten horecabedrijven zich willen vestigen in de kernen van Loo, Groessen of Duiven kan onder voorwaarden van de geldende ambitiewaarde afgeweken worden. De gemeente legt hiervoor maatwerkvoorschriften op en het horecabedrijven moet uitvoering geven aan het BBT-beginsel.

Beleidsuitspraak:

De APV van de gemeente Duiven biedt horeca voldoende gelegenheid om gebruik te maken

van de maximale geluidsruimte tijdens collectieve en incidentele festiviteiten.

Arnhem, 18 januari 2010

DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.

Nota bouwlawaai

Samenvatting

Ook in de gemeente Duiven worden bouw-, sloop en infrastructurele werken en werkzaamheden uitgevoerd die voor de omliggende woningen en andere gevoelige bestemmingen geluidhinder veroorzaken of kunnen veroorzaken. In het kader van het ontwikkelen van het gemeentelijke geluidsbeleid heeft Duiven ervoor gekozen dit thema nader uit te werken.

Het is immers aan de gemeente om te beoordelen of het lawaai van een bouw- of sloopactiviteit hinderlijk is. Vanuit het publieke belang is de rol van de gemeente prominent als het gaat om grote projecten waarvan veel inwoners hinder kunnen ondervinden. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening heeft de gemeente een regulerende taak. Als het gaat om relatief kleine bouwprojecten, zoals het verbouwen van een huis, dan is eventuele hinder zeer lokaal. De reikwijdte van de beleidsnota is aldus beperkt tot sloop- en civiele projecten en grote bouwprojecten.

Landelijke regels met concrete beoordelingscriteria, zoals de toegestane geluidniveaus, het tijdstip en duur van het geluid, enzovoorts ontbreken. De gemeente Duiven hanteert de “Circulaire Bouwlawaai (1981)” als leidraad. Deze door het ministerie van VROM opgestelde circulaire heeft op zichzelf geen juridische status en krijgt die eerst als de gemeente in de hoedanigheid van bevoegd gezag, de circulaire van toepassing verklaart.

De gemeente Duiven sluit zich aan bij het uitgangspunt van deze circulaire om overlast veroorzakende werken en werkzaamheden bij voorkeur in de dagperiode uit te voeren of uit te laten voeren.

De gemeente Duiven hanteert bij het beoordelen van dergelijke meldingen/ontheffingsverzoeken een tweetal inhoudelijke afwegingsmatrixen: allereerst de afweging of avond- en/of nachtwerk noodzakelijk is en vervolgens de afweging op welke wijze geluidhinder van werken en/of werkzaamheden gereguleerd kan worden.

Met de gemaakte beleidskeuzen verwacht de gemeente voldoende grip te hebben om onnodige, overmatige hinder te kunnen reguleren.

1. Inleiding

In de gemeente Duiven vinden momenteel veel grote bouw- en infrastructurele projecten plaats (Bijvoorbeeld nieuwbouw Ploen Zuid en de Nieuweling). Op grond van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009 (APV) dient voor het uitvoeren van luidruchtige werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd.

Momenteel worden de aanvragen per project beschouwd (ad hoc-benadering). Vanwege het aantal aanvragen en de aard van de werkzaamheden vindt de gemeente Duiven het wenselijk om de besluitvorming rond de aanvragen structureel te gaan benaderen.

Hiertoe is een gezamenlijke aanpak voor het behandelen van de aanvragen voor een ontheffing APV geformuleerd. Bij de grote bouwprojecten zijn immers meerdere gemeentelijke afdelingen en taakvelden betrokken: Vergunningen, Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving. Inhoudelijk gaat het daarbij om in te spelen op de factoren die een rol spelen bij geluidhinder. Tevens wordt aandacht besteed aan de procesmatige inbedding van het beleid.

Leeswijzer

In de navolgende hoofdstukken komen de volgende onderwerpen aan bod.

  • hoofdstuk 2: de hinderaspecten;

  • hoofdstuk 3: het juridisch kader;

  • hoofdstuk 4: de visie op hoofdlijnen en de uitwerking ervan op onderdelen;

  • hoofdstuk 5: de normstelling en uitzonderingssituaties;

  • hoofdstuk 6: uitwerking ontheffing;

  • hoofdstuk 7: handhaving;

  • hoofdstuk 8: taakverdeling binnen de gemeentelijke organisatie.

2.Hinderaspecten van geluid

Of geluid als hinderlijk wordt ervaren, hangt af van diverse factoren. Grofweg wordt het

  • onderscheid gemaakt tussen twee groepen:

  • akoestische factoren;

  • sociaal-psychologische factoren.

Om geluidhinder te voorkomen, te beperken of te verzachten, dient rekening te worden gehouden met de bovengenoemde twee groepen van factoren. Wordt één van beide buiten beschouwing gelaten, dan wordt een deel van de problematiek veronachtzaamd; de hinder die wordt ervaren bestaat uit een aantal factoren met een onderlinge samenhang.

Korte toelichting bij de factoren van geluidhinder

De factoren van geluidhinder worden hieronder kort opgesomd en toegelicht. De eerste vijf factoren worden als het meest belangrijk beschouwd.

Akoestische factoren

  • 1.

    het niveau. Hoe hoger het niveau, hoe groter de prikkeling (arousal) en de stress worden;

  • 2.

    de aard van het geluid. Tonaal geluid en muziek zijn hinderlijker dan verkeersgeluid dat op afstand meer het karakter heeft van „ruis‟. Pulsief geluid, zoals bij heiwerkzaamheden is ook hinderlijker. Dit is een niet-limitatieve opsomming.

  • 3.

    de blootstellingduur. De hinder neemt toe naarmate men langer wordt blootgesteld aan geluid;

Sociaal-psychologische factoren

  • 4.

    de voorspelbaarheid. Onverwachte of onregelmatige blootstelling aan geluid of trillingen leidt tot meer hinder dan in een situatie waarin het optreden van geluid en trillingen voorspelbaar is;

  • 5.

    gevoel van beheersbaarheid (perceived control). Als er geen gevoel van beheersbaarheid is, dan ontstaat er ook steeds meer prikkeling en stress. Onder beheersbaarheid wordt ondermeer verstaan: het zelf kunnen beïnvloeden of stoppen van geluid en trillingen; het kunnen ontlopen van geluid en trillingen (bijvoorbeeld door uit logeren te gaan); zekerheid over het eindtijdstip;

Sociaal-psychologische factoren van iets minder belang

  • 6.

    geluid en/of de trillingen worden als niet nuttig of onnodig ervaren;

  • 7.

    de veroorzakers lijken zich niet te bekommeren om uw of andermans welzijn;

  • 8.

    het denken dat het geluid en/of de trillingen schadelijk is, c.q. zijn voor uw of andermans gezondheid;

  • 9.

    associatie met angst;

  • 10.

    ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.

3 Juridisch kader

Deze notitie vormt een nadere uitwerking van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009. Dit artikel is onderdeel van “Afdeling 1 Geluid- en lichthinder” van “Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente”:

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale milieuverordening.

3.1 Regulering van geluidhinder in de APV.

Geluidhinder die niet is geregeld in algemene wetgeving zoals de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Luchtvaartwet kan in principe worden geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De gemeente is hiervoor het bevoegd gezag. Óf en hoe het is geregeld, hangt af van de plaatselijke invulling door de gemeente. Dit kan per gemeente verschillen. Veelal is er sprake van een vrij algemene formulering van het ter zake doende artikel, zoals ook in Duiven.

Het is aan de gemeente om te beoordelen of het geluid vanwege het werk hinderlijk is. Er zijn geen concrete beoordelingscriteria, zoals toegestane geluidniveaus, het tijdstip en duur van het geluid, enzovoorts opgenomen. De gemeente kan de “Circulaire Bouwlawaai” als leidraad gebruiken, maar dat hoeft niet. Deze door het ministerie van VROM opgestelde circulaire heeft op zichzelf geen juridische status en krijgt die pas als de gemeente in de hoedanigheid van bevoegd gezag, de circulaire van toepassing verklaart.

Het eenvoudigweg van toepassing verklaren van de circulaire volstaat overigens meestal niet voor de problematiek van de beoordeling van geluidhinder omdat aan de hierin opgenomen streefwaarden vaak niet kan worden voldaan.

3.2 Circulaire Bouwlawaai

Voor de beoordeling van geluid geproduceerd bij grootschalige bouwprojecten heeft het Ministerie van VROM in 1981 de „Circulaire Bouwlawaai‟ opgesteld. Deze is bedoeld voor gebruik door lagere overheden als dergelijke projecten aan de orde zijn. De circulaire is in 1991 geëvalueerd waarbij de richtwaarden voor de beoordeling van geluidhinder ongewijzigd zijn gebleven. De circulaire heeft op zich geen juridische status maar wordt wel door overheden en adviesbureaus nog steeds als referentie gehanteerd.

Kortweg komt de beoordeling

  • werkzaamheden bij voorkeur in de dagperiode uitvoeren;

  • voor activiteiten korter dan een maand: een toetsingsnorm van 65 dB(A) voor het equivalente geluidniveau;

  • voor activiteiten langer dan een maand: een toetsingsnorm van 60 dB(A) voor het equivalente geluidniveau.

Opgemerkt wordt dat er sprake is van een blinde vlek: in veel bouwprojecten biedt de bovenstaande beoordeling geen soelaas. Dit heeft twee oorzaken:

  • Het is duidelijk dat sommige lawaaiige werkzaamheden ‟s nachts moeten plaatsvinden. Bijvoorbeeld bepaalde werkzaamheden aan het spoor kunnen doorgaans alleen zonder exploitatie worden uitgevoerd.

  • De circulaire gaat niet in op situaties in de dagperiode, waar veel hogere geluidniveaus vanwege bouwlawaai optreden. Dit betreft het gebied boven de toetsingsnorm van 60 dB(A) en 65 dB(A) voor werkzaamheden langer, respectievelijk korter dan een maand. In veel gevallen in het stedelijk gebied wordt deze norm (ruim) overschreden.

De aanleiding voor het uitbrengen van de eerste circulaire bouwlawaai in 1981 was het toenemende besef dat geluidsoverlast door bouw- en sloopactiviteiten verder beperkt dient te worden. Achtergrond daarvan was dat het bouwlawaai als een van de hinderlijkste vormen van geluidhinder kon worden beschouwd. Deze circulaire richtte zich vooral op wettelijke (juridische) mogelijkheden, akoestisch gezien op het verlagen van de bronvermogens van bouwmachines (bronbeleid) en bood een toetsingsnorm voor de geluidsbelasting. De circulaire bouwlawaai van 1991 kan gezien worden als een update van de eerste circulaire. Deze bevat een terugblik op de omvang van de geluidhinder door bouwmachines en de technische ontwikkelingen inzake het verlagen van (geluid-)bronvermogens en de strategische invulling hiervan in het actieprogramma toestellen.

3.3 Ontwikkelingen na de laatste circulaire

Er is natuurlijk veel veranderd in de tijdspanne van vijftien jaar na de tweede circulaire van 1991. Kort worden kenmerkende veranderingen opgesomd:

  • het Nederlandse bronbeleid kan succesvol worden genoemd. Dit is inmiddels ingebed in Europese regelgeving. Fase II hiervan, met aangescherpte geluidsnormen, is in januari van dit jaar van kracht geworden;

  • de berekeningsmodellen voor akoestische onderzoeken naar de te verwachten geluidniveaus zijn aanmerkelijk verbeterd, waardoor de intensiteit en de duur van geluidsoverlast voor afzonderlijke woningen of wijken gespecificeerd in beeld kan worden gebracht; de puur akoestisch/technische en sectorale benadering van geluidhinder heeft plaatsgemaakt voor een integrale benadering van overlast:

  • o

    de sociaal-psychologische hinderfactoren spelen ook een rol bij de beoordeling van geluidhinder;

  • o

    geluidhinder van het bouwproject wordt afgezet tegen andere vormen van hinder vanwege het project, zoals stofoverlast, ongunstige (stagnerende) verkeersafwikkeling en dergelijke.

Uit de TNO/RIVM-rapportage Hinder door milieufactoren en de beoordeling van de leefomgeving in Nederland, 2004‟ (Franssen, E.A.M; Dongen, J.E.F. van; Ruysbroek, J.M.H.; Vos, H.; Stellato, R.) blijkt een significante toename van hinder door bouwlawaai in het jaar 2003 ten opzichte van voorgaande rapportagejaren 1998 en 1993. Deze onderzoeksgegevens bevestigen het belang van de aanpak van bouwlawaai en het nut en noodzaak van een gemeentelijke nota.

afbeelding binnen de regeling

3.4 Invulling van de gemeentelijke beoordelingsvrijheid

De gemeente Duiven baseert de beoordeling van bouwlawaai op de uitgangspunten van de „Circulaire Bouwlawaai‟ zoals opgenomen in paragraaf 3.2. In gevallen waarin de circulaire niet voorziet, is in deze nota invulling gegeven. Daarbij is ook gebruik gemaakt van uitgangspunten/principes uit de Wet geluidhinder, Wet milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Tevens is er nadere invulling gegeven aan aandachtspunten en mogelijkheden die verband houden met ontwikkelingen van na het jaar 1991, het jaar waarvan de laatste circulaire dateert.

4 Visie op hoofdlijnen

Het voorgestelde beleid omvat vijf hoofdlijnen:

  • 1.

    het streven is dat lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode dienen te worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van avond- en nachtwerk is goede onderbouwing nodig;

  • 2.

    inzicht in de mate van geluidhinder bij grote bouwwerken door een akoestisch onderzoek (naar verwachte geluidniveaus) is noodzakelijk;

  • 3.

    de toepassing van stil materieel en, zo mogelijk, stille technieken;

  • 4.

    adequate communicatie met omwonenden;

  • 5.

    controle op de uitvoering.

4.1 Streven lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode

Motivering

Het streven dat lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode dienen te worden uitgevoerd is ontleend aan de Circulaire Bouwlawaai. Dit principe is algemeen aanvaard en in praktijk toepasbaar gebleken bij veel grootschalige bouwprojecten.

Hierbij zijn twee kanttekeningen te plaatsen:

  • 1.

    veel werkzaamheden aan het spoor kunnen doorgaans alleen zonder exploitatie worden uitgevoerd en moeten daarom ‟s nachts plaatsvinden;

  • 2.

    op onderdelen van een project kunnen er specifieke werkzaamheden of specifieke redenen zijn die avond- en/of nachtwerk noodzakelijk maken. Voorbeelden hiervan zijn:

    • het vlinderen van betonwerk kan uitlopen tot de avond- en nachtperiode;

    • gebrek aan capaciteit van asfaltcentrales in de dagperiode, maakt asfalteren in de avond en nacht noodzakelijk.

Voor het uitvoeren van avond- en nachtwerk is goede onderbouwing nodig

Het bovengenoemde streven sluit avond- en nachtwerk niet uit. Hiervoor wordt verwezen naar de twee geplaatste kanttekeningen. Om toestemming hiervoor te krijgen, is wel een goede onderbouwing nodig. Het college hanteert een duidelijk afwegingskader voor besluitvorming over avond- en/of nachtwerk.

Toelichting: hiermee wordt automatisch de keuze voor avond- en/of nachtwerk in plaats van dagwerk expliciet ter discussie gesteld. De afweging kan worden gebruikt voor de onderbouwing van de aanvraag. Hiervoor is een aantal elementen benoemd:

  • dagwerk is uitgesloten: dit is bijvoorbeeld regelmatig aan de orde bij werk aan het spoor;

  • de geluidsproductie: dit element speelt altijd een belangrijke rol, maar bij avond- en nachtwerk speelt slaapverstoring een buitengewoon belangrijke rol. Het is daarom een belangrijk aandachtspunt;

  • draagvlak: is er draagvlak aanwezig voor avond- en/of nachtwerk en zo nee of onvoldoende, is het mogelijk om het te verkrijgen of te verbreden? Andersom kan ook aan de orde zijn: zijn er lokaalspecifieke omstandigheden waardoor het (haast) uitgesloten is dat omwonenden de geluidhinder in de avond en/of nacht zullen accepteren?

  • voor- en nadelen: de balans kan doorslaan naar een voorkeur voor de avond- en nachtperiode, als dit bijzonder veel voordelen biedt en de hinder vanuit dat perspectief aanvaardbaar is. Bijvoorbeeld als het werk dan veel sneller kan worden afgerond, uitgebreide verkeersomleidingen overdag dan niet of veel minder hoeven te worden ingesteld, enzovoorts.

4.2 Inzicht in de mate van geluidhinder is noodzakelijk

Inzicht in de mate van geluidhinder bij grote bouwwerken door een akoestisch onderzoek (naar verwachte geluidniveaus) is noodzakelijk. Dit onderzoek dient te worden aangeleverd door de verzoeker ontheffing.

Motivering

Een goed inzicht in de mate van geluidhinder (de te verwachten geluidniveaus) is noodzakelijk. De belangrijkste elementen daarbij zijn: de hoogte van de geluid niveaus, de aard van het geluid en de blootstellingduur. Dit beeld van de totale geluidhinder dient gespecificeerd zijn in tijd en plaats (meestal woning). Het is belangrijk om op woningniveau te weten hoeveel de geluidsbelasting in de periode van lawaaiige werkzaamheden is, hoeveel dagen deze optreedt en de periodes van (relatieve) rust. Het spreekt voor zich dat als meerdere woningen in een vergelijkbare situatie van geluidhinder zullen verkeren, deze als een groep gezien kunnen worden.

Toelichting: in de besluitvorming wordt ook meegewogen of er fysieke maatregelen mogelijk zijn om de geluidhinder te verminderen. Hierbij wordt gekeken of, als er geen bronmaatregelen mogelijk zijn, in de overdracht of bij de ontvanger maatregelen mogelijk zijn.

Voorbeelden:

  • overdrachtsmaatregelen: het plaatsen van een tijdelijk scherm;

  • tijdelijk ontruimen (maatregel bij de ontvanger): als de omwonende de mogelijkheid wordt gegeven elders de nacht door te brengen, dan kan deze geen geluidhinder vanwege het nachtwerk ondervinden;

  • gevelisolatie (eigenlijk geen reële optie in dit verband en daarom tussen haakjes geplaatst in de beslisboom): door de gevel beter voor geluid te isoleren, wordt het geluidniveau binnen de woning draaglijker.

Overdrachtsmaatregelen, zoals het plaatsen van een tijdelijk scherm, liggen in de invloedssfeer van de initiatiefnemer en kunnen dus worden afgedwongen door het bevoegd gezag. Dit kan door het als voorschrift op te nemen in de ontheffing.

Voor „tijdelijk ontruimen‟ en „gevelisolatie‟ geldt dat niet, hiervoor moet de initiatiefnemer overeenstemming bereiken met de omwonenden.

4.3 De toepassing van stil materieel en, zo mogelijk, stille technieken

De geluidhinder kan worden verminderd door eisen te stellen aan materieel en zo mogelijk, aan bouwmethodes en -technieken.

Motivering

Door succesvol bronbeleid, eerst ingezet door nationale regelgeving vanaf de eerste circulaire bouwlawaai in het jaar 1981 en de afgelopen jaren ingebed in Europese regelgeving, is trapsgewijs de geluidsproductie van bouwmachines afgenomen en zal dit in de toekomst nog verder afnemen.

Hiertoe strekt de „Regeling geluidemissie buitenmaterieel‟ van 20 augustus 2001. Dit is de implementatie van de Europese richtlijn 2000/14/EG betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (PbEG L 162). In artikel 4 is opgenomen dat het verboden is om materieel in de handel te brengen of te gebruiken dat niet voldoet aan de in het desbetreffende artikel opgenomen voorwaarden. Belangrijk onderdeel ervan is de tabel waarin per type materieel de toegestane geluidsproductie (toelaatbaar geluidvermogensniveau) is vastgelegd. Met ingang van 3 januari 2006 is deze aangescherpt door het in werking treden van Fase II. Omwille van de leesbaarheid is onderstaand een fragment van het artikel weergegeven. Voor de volledige tabel van lid 1 sub d, evenals lid 2 en 3 wordt verwezen naar het originele document. Het is echter niet uitgesloten dat nog oud materieel in roulatie is.

Hoewel de inzet van stil materieel wettelijk verplicht is, kan niet uitgesloten worden dat „oud‟ materieel wordt ingezet dat niet aan de regeling voldoet. „Oud‟ materieel kan nog in roulatie zijn. De inzet van stil materieel is alleen gewaarborgd als dat ook in de ontheffing APV verplicht wordt gesteld en vervolgens wordt gehandhaafd.

afbeelding binnen de regeling

Uit: Regeling geluidemissie buitenmaterieel

(omwille van de leesbaarheid slechts gedeeltelijk weergegeven)

In tegenstelling tot de inzet van stil materieel, kan de inzet van stille bouwmethodes en -technieken niet zonder meer gevergd worden. Het financiële kader van een bouwproject wordt bepaald door middel van een aanbestedingsproces en wordt uiteindelijk vastgelegd in het contract. Hierin liggen tevens de uitvoeringsmethoden en -technieken besloten. Dat vormt immers een basis voor de calculatie. Redelijkerwijs kan van een opdrachtgever, publiek (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat) of privaat, niet worden gevergd dat deze alternatieve uitvoeringsmethoden (en - technieken) inzet als deze véél duurder zijn dan de gangbare methoden. Het „drukken‟ van damwandplanken, een trillings- en geluidsarme uitvoeringstechniek, is bijvoorbeeld aanmerkelijk duurder dan „trillen‟ en daarnaast minder nauwkeurig in de maatvoering. De gemeente kan wel een kosten/baten analyse hieromtrent verlangen als de inzet van alternatieve uitvoeringsmethoden en -technieken een serieuze optie is.

4.4 Communicatie met omwonenden

Adequate communicatie draagt bij aan een betere acceptatie van geluidhinder. Dit geldt voor bouwlawaai in het algemeen en in het bijzonder in specifieke situaties. Zoals bij geluid niveaus in de dagperiode die aanmerkelijk boven de toetsingsnorm liggen, lawaaiige werkzaamheden in de avond- en of nachtperiode en dergelijke. In deze bijzondere situaties kan communicatie ruimte bieden voor lokaalspecifieke oplossingen. Verantwoordelijk voor de communicatie is de verzoeker ontheffing.

Motivering

Een goede communicatie met omwonenden grijpt aan op de sociaal-psychologische hinderfactoren in algemene zin. De hinder komt in ieder geval niet onverwacht en er kan zekerheid worden geboden over de duur (bijvoorbeeld: het is maar voor één nacht). Verder kan de bewoner het „lawaai ontvluchten‟, bijvoorbeeld door eenmalig aan de achterzijde van de woning te gaan slapen of uit logeren te gaan.

Naast voorspelbaarheid en beheersbaarheid zijn ook de andere factoren van belang. Als duidelijk wordt gemaakt dat het nodig is om het werk in de nacht uit te voeren, dan wordt de geluidhinder niet als onnodig ervaren. Verder is dan ook duidelijk dat het aannemingsbedrijf zich bekommert om het welzijn van omwonenden, maar dat de nachtelijke geluidhinder onvermijdelijk is. Een goede klachtenregistratie en -afhandeling hoort daar ook bij.

Lokaalspecifieke oplossingen kunnen ontstaan in een “evenwichtige wisselwerking” tussen enerzijds bouwheer, dan wel aannemingsbedrijf en anderzijds omwonenden. Door tegemoet te komen in elkaars wensen of wensen tegen elkaar in te ruilen, kan voor meerdere of alle partijen een aanvaardbare, betere situatie worden gerealiseerd. De kanttekening wordt wel geplaatst dat de gemeente, als publieke partij, een dergelijke overeenkomst binnen de juridische mogelijkheden van de APV niet kan afdwingen.

4.5 Controle op de uitvoering

In de ontheffing kunnen weliswaar voorwaarden en voorschriften zijn opgenomen om geluidhinder te voorkomen of te beperken, maar dan is het nog niet zeker dat ook conform de ontheffing wordt gewerkt. Verder kan een „rustige‟ manier van werken („geen gooi- en smijtwerk‟) moeilijk in richtlijnen worden vastgelegd. Een goede controle op de uitvoering van het werk is daarom noodzakelijk. De inzet van bouwmaterieel conform de “Regeling geluidemissie buitenmaterieel” wordt steekproefsgewijs uitgevoerd. Controlemetingen worden uitgevoerd bij twijfel over de opgegeven geluidniveaus en bij klachten.

Normstelling en afweging voor ontheffing

4.6 Normstelling

Op grond van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009 (APV) dient voor het uitvoeren van luidruchtige werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd. Luidruchtige activiteiten zijn activiteiten die een hogere geluidniveau hebben dan de in tabel 1 weergegeven waarden. Voor activiteiten die een lagere geluidsbelasting hebben dan deze waarde geldt dat ze ontheffingsvrij kunnen worden uitgevoerd. Voor deze werkzaamheden geldt een meldingsplicht. Onderdeel van deze melding is een akoestisch onderzoek of akoestische berekening waaruit blijkt dat aan de waarden van tabel 1 wordt voldaan.

De toetsingsnorm is in onderstaande tabel 1 gepresenteerd.

Tabel 1

Toegestaan geluidniveau en maximaal geluidniveau voor bouwlawaai, LAr,LT en LA,MAX in dB(A)

toetsingspunt

op de gevel van woningen, of andere

geluidsgevoelige bestemming

dagperiode 07.00-19.00 uur

avondperiode 19.00-23.00 uur

nachtperiode 23.00-07.00 uur

activiteiten gedurende enkele dagen, in ieder geval korter dan 4 dagen

 
 
 

geluidniveau (LAr, LT)1

75

70

65

maximaal geluidniveau (LA,MAX)1 

98

75

75

activiteiten korter dan 1 maand

 
 
 

geluidniveau (LAr, LT)1

65

60

55

maximaal geluidniveau (LA,MAX)1 

75

70

65

activiteiten langer dan 1 maand

 
 
 

geluidniveau (LAr, LT )1

60

55

50

maximaal geluidniveau (LA,MAX)1 

75

70

65

1) Zie de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter‟ (Inspectie Milieuhygiëne Limburg, 1996)

Motivering normstelling

Voor de normstelling wordt in belangrijke mate aangesloten op normstelling uit de Circulaire Bouwlawaai van 65 en 60 dB(A) voor activiteiten korter, respectievelijk langer dan 1 maand. Het gebied van lawaaiige activiteiten met geluid niveaus hoger dan deze waarden is echter vooralsnog een „blinde vlek‟.

In de praktijk blijkt dat geluidniveaus tot en met 75 dB(A) gedurende enkele dagen acceptabel zijn. Hiervoor wordt verwezen naar de normstelling1 die wordt gehanteerd voor „evenementenlawaai‟. Voor de dagperiode is daarom de waarde van 75 dB(A) acceptabel voor een beperkt aantal dagen. Het aantal dagen is ter beoordeling van het bevoegd gezag; het is in ieder geval korter dan 4 dagen.

Voor het maximale geluidniveau wordt een norm van 75 dB(A) aangehouden voor de periode tussen 19.00 en 07.00 uur. Hiermee wordt beoogd om slaapverstoring zoveel mogelijk te voorkomen. Uitgaande van een geluidswering van 20 à 25 dB(A) bedraagt het maximale geluidniveau binnen geluidsgevoelige ruimten dan 50 à 55 dB(A). Bekend is dat slaapverstoring al kan optreden vanaf 50 dB(A). Echter, als 70 en 65 dB(A) voor het „equivalente geluidniveau‟ in de avond-, respectievelijk nachtperiode acceptabel wordt geacht, dan wordt met een strengere norm dan 75 dB(A) voor het maximaal geluidniveau de activiteiten alsnog uitgesloten. De hier gepresenteerde norm voor het maximale geluidniveau wordt „redelijk‟ geacht als er sprake is van maar enkele dagen overlast. Het aantal dagen is daarom ter beoordeling door het bevoegd gezag. Voor de dagperiode wordt voor een aantal dagen een maximale geluidniveau van 98 dB(A) toegestaan. Voor deze norm is gekozen, zodat men in een korte tijd veel werk kan verzetten en hinderperiode dus korter zal zijn.

Andere geluidsgevoelige bestemmingen

In deze nota wordt hieronder verstaan: scholen, begraafplaatsen tijdens plechtigheden en kerken tijdens plechtigheden.

Toetsingspunt

De norm wordt getoetst op de plaats en hoogte waar hinder kan worden ondervonden gedurende de relevante beoordelingsperiode (dag, avond, nacht). Voor woningen wordt hiervoor uitgegaan van de beoordelingsperiode(n) waar werkzaamheden plaatsvinden. Voor scholen wordt de dagperiode aangehouden, omdat scholen in de avond- en nachtperiode niet in gebruik zijn voor onderwijsdoeleinden. De maximale geluidniveaus worden getoetst op 10 meter van de bron. Mochten binnen de afstand woningen gelegen zijn dan wordt het maximale geluidniveau getoetst op de gevel.

4.7 Uitzonderingssituaties

In het uiterste geval kan, na bestuurlijke afweging, de normstelling verruimd worden met 5 of 10 dB(A). Een verzoek hiertoe dient door de aanvrager, naast het verplichte akoestisch onderzoek, voorzien te worden van aanvullende argumenten waaruit blijkt dat in redelijkheid al het mogelijke is gedaan de geluidemissie tot een minimum te beperken.

Dit biedt tevens de mogelijkheid om aan te sturen op „kort, maar hevig‟ dat in het algemeen de voorkeur heeft boven „veel, maar niet hevig, lawaai van lange(re) duur‟.

Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de werkzaamheden niet vergunbaar zijn binnen de normstelling, zoals gepresenteerd in paragraaf 5.1, kan worden nagegaan of de aanvrager bereid is om de omwonenden compenserende maatregelen aan te bieden. Het door de aanvrager aan omwonenden aanbieden en bekostigen van overnachtingen elders zou een mogelijke compenserende maatregel kunnen zijn. Het ontbreken van deze bereidheid kan een weigeringgrond zijn voor de ontheffing APV.

4.8 Afweging voor ontheffing

Het bevoegd gezag dient af te wegen of een ontheffing voor een specifiek project wordt verleend, dan wel geweigerd. Dit indien aangetoond is dat niet voldaan kan worden aan de waarden opgenomen in tabel 1. In deze afweging spelen, voor zover van toepassing, in ieder geval de volgende elementen een rol:

  • of het uitgesloten is dat het werk in de dagperiode kan plaatsvinden (vaak bij

  • spoorwerkzaamheden het geval);

  • de te verwachten geluidniveaus en het aantal belaste woningen;

  • of draagvlak voor acceptatie bij omwonenden kan worden verkregen;

  • de balans tussen voor- en nadelen voor het werk in de avond- en nachtperiode.

5. Uitwerking ontheffing

5.1 Aanvragen ontheffing

Voor activiteiten die hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken dient, indien niet voldaan kan worden aan de waarden opgenomen in tabel 1, een ontheffing te worden aangevraagd (artikel 4:6 van de APV). De gemeente Duiven kiest ervoor per geval te beoordelen of ontheffing verleend kan worden of niet.

Toelichting: zolang door het in werking hebben van toestellen of geluidsapparaten voor de omgeving geen geluidshinder wordt veroorzaakt hoeft geen ontheffing worden aangevraagd. Uitgangspunt hiervoor is tabel 1 van deze nota. Controle hierop vindt plaats bij overschrijding, handhaving ervan vindt plaats in geval van klachten.

5.2 Beoordeling van een ontheffingsverzoek

Een ontheffingsverzoek wordt beoordeeld op basis van de in hoofdstuk 4 geformuleerde visie. In het onderstaande overzicht wordt de uitwerking en beoordeling van een ontheffingsverzoek gerelateerd aan de hoofdlijnen van deze visie.

hoofdlijn

hinderfactor

uitwerking en beoordeling

1. streven dat lawaaiige werkzaamheden in de dagperiode worden uitgevoerd

  • 1.

    geluidniveau

  • 2.

    aard van het geluid

  • 3.

    blootstellingduur

  • 1.

    voor het uitvoeren van werkzaamheden waarbij geluidshinder veroorzaakt, welke hoger is dan de in tabel 1 geformuleerde niveau‟s, is een ontheffing nodig

  • 2.

    voor het uitvoeren van avond- en nachtwerk is een goede onderbouwing nodig

  • 3.

    expliciete afweging door bevoegd gezag bij verlenen, dan wel weigeren van ontheffing (bijv. op basis van beslisnetwerk, zie bijl)

2. inzicht in de mate van geluidhinder

  • 1.

    voorspelbaarheid

  • 2.

    beheersbaarheid

  • 1.

    akoestisch onderzoek (naar verwachte geluidniveaus) is noodzakelijk bij grote bouwprojecten voor onderbouwing van de aanvraag om ontheffing

  • 2.

    beoordeling op basis van geluidsnorm, evt verruiming van 5 dB(A)

  • 3.

    regulering volgens beslisboom

3. toepassing van stil materieel en stille technieken

  • 1.

    geluidniveau

  • 2.

    aard van het geluid

  • 3.

    blootstellingduur

  • 1.

    gebruik van stil materieel opnemen in ontheffing

  • 2.

    mogelijkheid van stille technieken nagaan

  • 3.

    gebruik van een matrix van werkzaamheden en geluidniveaus

  • 4.

    regulering volgens beslisboom

4. communicatie met omwonenden

  • 1.

    voorspelbaarheid

  • 2.

    beheersbaarheid

  • 3.

    geluidhinder wordt niet als onnodig ervaren

  • 4.

    veroorzaker bekommert zich om welzijn omwonenden

  • 1.

    onderbouwing van de aanvraag

  • 2.

    voorschriften opnemen in ontheffing, inzake bewonersinformatie en klachtenregistratie en -afhandeling

5. controle op de uitvoering

  • 1.

    geluidniveau

  • 2.

    aard van het geluid

  • 3.

    blootstellingduur

  • 1.

    inzet van stil materieel wordt steekproefsgewijs gecontroleerd

  • 2.

    controlemetingen bij twijfel over geluidniveaus en klachten

5.3 Verlenen van ontheffing

De ontheffing wordt verleend door het College van Burgemeester en Wethouders dan wel door diegene die daartoe door het college is gemandateerd.

6. Taakverdeling binnen de gemeentelijke organisatie

De taakverdeling binnen de gemeentelijke organisatie is als volgt. Dit is schematisch weergegeven in figuur 1.

1.Vooroverleg

In gevallen dat een bouwvergunning nodig is, dan heeft de front-office vaak het eerste contact met een initiatiefnemer/verzoeker ontheffing. In andere gevallen heeft de afdeling VROG vaak het eerste contact.

Tijdens het vooroverleg wordt om informatie gevraagd over lawaaimakende werkzaamheden. Indien sprake is van dergelijke werkzaamheden stelt de vergunningverlener de aanvrager schriftelijk op de hoogte dat een ontheffing op grond van de APV nodig is, indien niet voldaan kan worden aan de waarden opgenomen in tabel 1. In deze brief wordt tevens aangegeven aan welke eisen de aanvraag moet voldoen.

Indien nodig/gewenst vindt vooroverleg tussen de aanvrager en de gemeentelijke geluidmedewerker plaats.

Acties:

  • het opvoeren van het onderwerp „bouwlawaai‟ bij de behandeling van bouwaanvragen (en bij vooroverleg als agendapunt);

  • het aanreiken van (algemene) informatie over het gemeentelijk beleid inzake „bouwlawaai‟ aan de initiatiefnemer (opdrachtgever/bouwbedrijf);

  • informeren of lawaaimakende werkzaamheden zullen plaatsvinden en zo ja, schriftelijk op de hoogte stellen dat, indien niet voldaan kan worden aan de waarden opgenomen in tabel 1 een ontheffing APV nodig is met het aanreiken van de eisen waaraan een aanvraag dient te voldoen. Om aan te tonen wat de te verwachten geluidsbelasting is op de gevel van de meest nabijgelegen geluidgevoelig object is het overleggen van een akoestisch onderzoek derhalve in nagenoeg alle situaties noodzakelijk. In overleg met behandelend ambtenaar inzake geluid kan overlegd worden waaraan dit onderzoek moet voldoen.

2.Verlenen of weigeren van ontheffing

Het college verleent of weigert ontheffing op grond van artikel 4:6 van de APV. De geluidmedewerker van het cluster Milieu voert vooroverleggen met aannemingsbedrijven, beoordeelt aanvragen (en akoestische onderzoeken) en adviseert over meldingsplicht of ontheffing (verlenen of weigeren, te stellen voorschriften).

Actie:

  • na overleg met de initiatiefnemer wordt het gemeentelijk beleid toegepast (inhoudelijke afwegingen) en vervolgens overeenkomstig handelen (ontheffing verlenen onder voorschriften, al dan niet met maatregelen, of ontheffing weigeren).

3. Controle/handhaving

Het cluster Handhaving van de afdeling Milieu&Bouwzaken, in samenspraak met de geluidmedewerker van het cluster Milieu is verantwoordelijk voor de controle (inclusief geluidmetingen) op de melding of verleende ontheffingen. Indien handhavend opgetreden moet worden, dan is het cluster Handhaving hiervoor verantwoordelijk. Hierbij kan het cluster Milieu adviseren.

Acties:

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 1 Inhoudelijke beschouwing avond- en nachtwerk

A. Opzet voor een beslisnetwerk ‘dag- versus avond- en/of nachtwerk’

Bij de afweging om avond- en/of nachtwerk toe te staan, spelen een aantal elementen een rol. Als het werk niet anders dan in de avond- of nachtperiode kan worden gedaan, dan is dat een harde randvoorwaarde. In dat geval kan niet overdag worden gewerkt. Andere elementen die een rol spelen, zijn de volgende vragen:

  • om hoeveel geluidhinder gaat het eigenlijk?

  • wat zouden de omwonenden ervan vinden, ofwel is er (enig) draagvlak aanwezig? zijn er voordelen aan het uitvoeren in de avond- en/of nachtperiode en wegen zij op tegen de nadelen van geluidhinder in de genoemde periode(n)?

De bovenstaande opsomming is overigens niet bedoeld als limitatief. De afweging om de bouwwerkzaamheden al dan niet in de avond- en/of nachtperiode toe te staan is methodisch uitgewerkt in een opzet voor een Markov beslisnetwerk.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Opzet voor een Markov beslisnetwerk „dag- versus avond- en/of nachtwerk‟

A1. Toelichting bij de toetsen

1. Dagwerk-is-uitgesloten-toets

Als vanaf het eerste moment duidelijk is dat de mogelijkheid om de bouwwerkzaamheden in de dagperiode uit te voeren, uitgesloten is, dan is logischerwijs het gevolg dat deze in de avond-en/of nachtperiode moeten worden uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij werkzaamheden aan het spoor op belangrijke en drukke trajecten. Het (algemeen) belang van de spoorexploitatie is dan zo groot dat een lokale overheid daar niet in kan treden met een weigering. De veiligheid van de werkers kan hierin ook een belangrijke rol spelen, als werken in de dagperiode impliceert dat het „tussen de bedrijven door‟ moet en daardoor zeer risicovol is.

2. Geluidsproductietoets

Een belangrijk element is uiteraard de te verwachten geluidhinder van de bouwwerkzaamheden. Is de geluidsproductie hoog en zijn er veel woningen of andere gevoelige bestemmingen aanwezig, dan is men eerder geneigd om de bouwwerkzaamheden niet toe te staan in de avond-en nachtperiode. In deze toets is ook inbegrepen de lengte van de blootstellingduur.

3. Draagvlaktoets

Dit is een belangrijk element dat ook wordt bepaald door de plaatselijke omstandigheden. Is de omgeving al eerder zwaar belast en waren er toen veel klachten? Of het project plaatselijk van belang is (bijvoorbeeld: het eigen winkelcentrum) of een ander, meer algemeen belang dient (bijvoorbeeld: autosnelweg) speelt een rol.

4. Voor- en nadelentoets

De uitslag van deze toets wordt gevormd door de afweging of het werken in de avond en/of nacht meer voordelen biedt dan nadelen. Als de luidruchtige werkzaamheden veel sneller kunnen worden afgerond in de nachtperiode dan bij werken overdag en andere vormen van hinder (stof, „gedoe‟, verkeersomleidingen overdag) (veel) minder prominent aanwezig zijn, zal de balans kunnen doorslaan naar de optie van nachtwerk.

B. Achtergronden over het waarom van avond- en nachtwerk?

Als de werkzaamheden zoveel lawaai produceren, waarom kan dat dan niet overdag? Dan kunnen de mensen tenminste rustig slapen. Dat is een zeer legitieme redenering. Vanuit het perspectief van het voorkomen of het beperken van geluidhinder voor de burgers is het uitvoeren van de werkzaamheden overdag de beste oplossing. Dit is al aan de orde gesteld in paragraaf 2.3. van het voorgaande hoofdstuk.

De reden voor het uitvoeren van nachtwerk komt ook niet voort uit dit perspectief. De reden voor nachtwerk komt voort uit andere perspectieven, zoals (in willekeurige volgorde):

  • 1.

    de praktische uitvoering;

  • 2.

    de plaatselijke verkeersafwikkeling;

  • 3.

    de veiligheid van de werkers.

B1. Korte toelichting op drie andere perspectieven

  • 1.

    de praktische uitvoering

  • Het werken overdag moet soms „tussen de bedrijven door'. Een weg kan bijvoorbeeld 's nachts worden afgezet en het werk aan de weg kan dan zonder veel beperkingen worden uitgevoerd. Om dezelfde werkzaamheden uit te voeren overdag zijn tal van tijdelijke maatregelen nodig en de voortgang is maar matig.

  • 2.

    de plaatselijke verkeersafwikkeling

  • Werkzaamheden aan de infrastructuur in het stedelijk gebied, kunnen een goede plaatselijke verkeersafwikkeling ernstig belemmeren. 's Nachts, als er minder verkeersdruk is, is dat acceptabel. Maar in het spitsuur is dat vanuit verkeerskundig perspectief doorgaans niet gewenst.

  • 3.

    de veiligheid voor de werkers

  • Als er overdag „tussen de bedrijven door' wordt gewerkt, dan is dat dit extra risicovol voor de werkers. Daarom zijn er verschillende veiligheidsmaatregelen verplicht. Vergeleken met nachtwerk kleven er desondanks toch meer en grotere risico's aan.

B2. Afweging dagwerk versus avond- en nachtwerk

In de hier gepresenteerde matrix is een zeer globale, kwalitatieve beschouwing opgenomen van het dag-, avond- en nachtwerk vanuit de bovengenoemde drie perspectieven en het perspectief van de geluidhinder.

werk/perspectief

dagwerk

avond- en nachtwerk

de praktische uitvoering

-

+

de plaatselijke verkeersafwikkeling

-

+

de veiligheid voor de werkers

-

+

de geluidhinder (gezondheid burgers)

+

-

Het aantal perspectieven is overigens niet-limitatief.

Het uitvoerende aannemingsbedrijf kiest om haar moverende redenen voor de „insteek' om werkzaamheden in de avond en/of nacht uit te voeren. Na beschouwing vanuit verschillende perspectieven is het vervolgens aan de gemeente om hiervoor al dan niet toestemming te verlenen.

B3. Dilemma’s

Als een problematiek vanuit meerdere perspectieven wordt beschouwd is er al snel sprake van conflicterende belangen. Het gewicht van elk belang is ondermeer afhankelijk van het perspectief, de omgeving en de desbetreffende werkzaamheden. Zoals hierboven gesteld, kan een aannemingsbedrijf kiezen voor de „insteek' om de werkzaamheden in de avond- en/of nachtperiode uit te voeren.

Om een evenwichtig beeld te schetsen van de problematiek wordt kort ingegaan op dilemma's die bij de afweging kunnen optreden. Daarbij is geluidhinder als dominant belang genomen om de dilemma's te focussen op de problematiek van geluidhinder.

conflicterende belangen

mogelijk dilemma,

geluidhinder als dominant belang werkzaamheden in de dagperiode

geluidhinder vs praktische uitvoering

sommige werkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd zonder

onderbreking (zie boven). Bij een aantal werkzaamheden is bij werken tussen de bedrijven door' de voortgang veel lager.

geluidhinder vs verkeersafwikkeling

bij werkzaamheden overdag kan de verkeersafwikkeling ernstig worden belemmerd. Dit heeft grote economische consequenties voor een gebied.

geluidhinder vs veiligheid

als tussen de bedrijven door' wordt gewerkt is de kans op ongevallen voor de werkers veel groter, ondanks veiligheidsmaatregelen

In het kader van deze nota wordt niet dieper ingegaan op de mogelijke dilemma's.

Nota geluid en evenementen

Samenvatting

De gemeente Duiven hecht veel waarde aan het (laten) plaatsvinden van evenementen en heeft daarom deze nota geluid en evenementen opgesteld. Met deze nota wordt een duidelijk kader gegeven waarmee zoveel mogelijk (geluid)hinder wordt beperkt en voorkomen en waarmee tegelijkertijd de behoefte aan evenementen zoveel mogelijk kan worden vervuld.

Deze nota bevat het beleid met betrekking tot evenementen aangaande geluid tijdens evenementen. Het wettelijk kader van dit beleid is de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009, de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening. De gemeente Duiven heeft haar evenementen ingedeeld in een drietal typen evenementen:

  • type 1- evenement (meer dan 2000 toeschouwers en hoog geluidsniveau);

  • type 2-evenement (500 tot 2.000 toeschouwers met een hoog geluidsniveau);

  • type 3-evenement (minder dan 500 toeschouwers en/of evenementen waarbij muziek op de achtergrond wordt afgespeeld).

Deze indeling hangt samen met de akoestische effecten van de evenementen (bronvermogens) en het aantal bezoekers.

Het beleid geeft aan hoe om te gaan met het geluidaspect bij vergunningverlening en handhaving van evenementen

1. Inleiding

1.1 Doel en reikwijdte van deze nota

Zoals in veel gemeenten vinden ook in Duiven met enige regelmaat evenementen plaats. Evenementen vervullen een belangrijke functie; zij dragen bij aan de toeristische en recreatieve functie van de gemeente. Ook vanuit het maatschappelijk, cultureel en economisch belang is het organiseren van evenementen belangrijk. Evenementen kunnen de gevoelens van trots en eigenwaarde versterken en de betrokkenheid bij de gemeenschap verbeteren. Vanwege het openbare karakter van evenementen hebben deze een lage drempel waarmee participatie bevorderd wordt. Evenementen bieden vrijwilligers een zinvolle tijdbesteding en versterken de saamhorigheid en kunnen een brug slaan tussen diverse culturen.

Door het houden van evenementen en festiviteiten in Duiven wordt de levendigheid vergroot. Bovendien besteden de bezoekers van evenementen geld en dat is goed voor de horecaondernemers en de middenstand.

De gemeente Duiven hecht om bovengenoemde redenen veel waarde aan het (laten) plaatsvinden van evenementen en vindt het daarom van belang dat er ruimte blijft om evenementen ook in de toekomst mogelijk te maken.

Bij evenementen speelt naast de onderdelen openbare orde, verkeer en parkeren, veiligheid en gezondheid en afval ook geluid een belangrijke rol. Om (grootschalige) evenementen goed te kunnen laten verlopen is van oudsher overheidsregulering en handhaving gewenst en zelfs vereist. Een evenement dient dan ook over een gemeentelijke vergunning te beschikken waarin voor de diverse aspecten regels en randvoorwaarden worden gegeven. De handhaving van de regels berust vervolgens ook weer bij de gemeentelijke overheid inclusief politie.

Voor evenementen die in Duiven worden georganiseerd geldt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009 een vergunningplicht. Officieel is een evenement een „elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak‟ (APV, 2009). Het gaat bij een evenement dus om de grotere activiteiten in de openbare ruimte, die bedoeld zijn voor een breed publiek.

De Nota geluid en evenementen heeft voor alle duidelijkheid slechts betrekking op het aspect geluid bij evenementen. Het geluidbeleid voor evenementen is onderdeel van het integrale geluidbeleid en dient ook als toetsings- en afwegingskader bij de aanvraag van vergunning voor evenementen. Zoals veel gemeenten ervaart Duiven dat het lastig is om met de inhoud en organisatie van vergunningverlening en handhaving rond evenementen voldoende grip te krijgen op het aspect geluid. Doordat de evenementen veelal in omvang groeien in plaats van in aantal is gewenst het onderdeel geluid bij evenementen nader uit te werken.

Het doel van geluidbeleid voor evenementen is het creëren van een duidelijk kader waarmee het vervullen van de behoefte aan evenementen goed samen kan gaan met het voorkomen en beperken van (geluid)hinder. Deze nota geeft het beleid weer hoe om te gaan met het geluidsaspect bij vergunningverlening en handhaving van evenementen.

De verwachting is met dit instrument evenementen mogelijk te maken die weliswaar hinder en overlast voor de directe omgeving kunnen veroorzaken, maar door vooraf duidelijk te communiceren met omwonenden de leefbaarheid niet onduldbaar aan te tasten. Door de regels en beleidskeuzes te verduidelijken wil de gemeente komen tot:

  • een heldere communicatie met organisatoren van evenementen en met omwonenden;

  • een efficiëntere ambtelijke en bestuurlijke afhandeling van evenementenaanvragen.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze Nota komen de hinder en gezondheidsaspecten van geluid bij evenementen aan de orde. Hoofdstuk 3 beschrijft de definiëring van de verschillende typen evenementen. In hoofdstuk 4 worden de (wettelijke) kaders die van toepassing zijn voor het reguleren van evenementen genoemd. Het voorgestaan beleid voor geluid bij evenementen wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 komt de procesmatige inbedding van de geformuleerde beleidskeuzes aan bod. Tot slot worden de gemaakte beleidskeuzes in hoofdstuk 7 samengevat.

2. Geluidhinder- en gezondheidsaspecten bij evenementen

Evenementen zijn, zoals al is aangegeven in de inleiding, belangrijk voor de gemeente. Ze hebben vaak een functie in het versterken van de saamhorigheid en het aantrekken van toeristen. De gemeente heeft daarom belang bij dat voldoende evenementen – klein en groot – blijven plaatsvinden in de gemeente.

Evenementen hebben echter ook een keerzijde. Ze veroorzaken bij (direct) omwonenden soms ergernis vanwege geluidhinder en overlast van het komen en gaan van bezoekers van het evenement. Op landelijk niveau is de trend zichtbaar dat inwoners steeds vaker bezwaar maken tegen de gang van zaken bij het toenemende aantal evenementen. Geluidhinder is een groeiende ergernis onder de Nederlandse bevolking.

Gelet op het bovenstaande heeft Duiven ervoor gekozen beleid te ontwikkelen voor het beoordelen van geluid bij evenementen. De doelstelling van het evenementenbeleid moet zijn: het plaatsvinden van evenementen bevorderen en tegelijkertijd de negatieve kanten van evenementen minimaliseren.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de hinder- en gezondheidsaspecten.

2.1 Hinderaspecten van geluid

Of geluid als hinderlijk wordt ervaren, hangt af van diverse factoren. Grofweg wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen:

  • akoestische factoren en

  • sociaalpsychologische factoren.

Om geluidhinder te voorkomen, te beperken of te verzachten, moet rekening worden gehouden met de bovengenoemde twee groepen van factoren. Wordt één van beide buiten beschouwing gelaten, dan wordt een deel van de problematiek veronachtzaamd; de hinder die wordt ervaren bestaat uit een aantal factoren met een onderlinge samenhang.

Korte toelichting bij de factoren van geluidhinder

De factoren van geluidhinder worden hieronder kort opgesomd en toegelicht. De eerste vier factoren worden als het meest belangrijk beschouwd.

Akoestische factoren

  • 1.

    Het geluidsniveau. Hoe hoger het geluidsniveau, hoe groter de prikkeling (arousal) en de stress worden.

  • 2.

    De blootstellingsduur. De hinder neemt toe naarmate men langer wordt blootgesteld aan geluid.

  • 3.

    De frequentie. Hinder door geluid met een bepaalde frequentie is persoonsgebonden. In de praktijk zijn geluiden met een frequentie lager dan 100 Hz moeilijk te dempen door bouwkundige constructies. Dit verklaart de relatief hoge hinder door popmuziek.

Sociaalpsychologische factoren

  • 1.

    De maatschappelijke aanvaardbaarheid. Festiviteiten die een sterk maatschappelijk karakter hebben (carnaval, kermis en buurtfeesten) dragen bij aan de cohesie van een dorp of een wijk; een minder prettige bijkomstigheid als hoge geluidsniveaus worden hierbij eerder als acceptabel beschouwd;

  • 2.

    De voorspelbaarheid. Onverwachte of onregelmatige blootstelling aan geluid leidt tot meer hinder dan in een situatie waarin het optreden van geluid voorspelbaar is;

  • 3.

    Gevoel van beheersbaarheid (perceived control). Als er geen gevoel van beheersbaarheid is, dan ontstaat er ook steeds meer prikkeling en stress. Onder beheersbaarheid wordt ondermeer verstaan:

    • zekerheid over het begin en het eindtijdstip;

    • het zelf kunnen beïnvloeden of stoppen van geluid;

    • het kunnen ontlopen ervan (bijvoorbeeld door uit logeren te gaan).

Sociaalpsychologische factoren van iets minder belang

  • 1.

    Het geluid wordt als niet-nuttig of onnodig ervaren.

  • 2.

    De veroorzakers lijken zich niet te bekommeren om jouw of andermans welzijn.

  • 3.

    Het denken dat het geluid schadelijk is c.q. zijn voor jouw of andermans gezondheid.

  • 4.

    De associatie met angst.

  • 5.

    De ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.

2.2 Gezondheidsaspecten bij luidruchtige evenementen

Bij grote evenementen, zoals popconcerten en houseparty's, is het geluidsniveau (geluidssterkte) erg hoog. Geluid heeft voor de organisatoren en de bezoekers van deze grote evenementen vaak een artistieke waarde. Wanneer het geluidsniveau bij een popconcert 80 dB(A) bedraagt dan zullen de bezoekers wegblijven. Het muziekgeluid van het popconcert zal het geluid van het pratende publiek dan niet kunnen overtreffen. Het gemiddelde geluidsniveau bij een popconcert is als snel tussen de 100 en 120 dB(A). Uit onderzoek blijkt dat deze hoge geluidsbelasting gehoorschade kan veroorzaken bij bezoekers van de grotere evenementen. Naar schatting heeft 15% van de Nederlandse jongeren van 15 tot 25 jaar een gehoorverlies van 2 of 3 dB(A) door bezoek aan popconcerten en disco's. Bij een gehoorverlies van 10 dB(A) is sprake van een verminderd spraakverstaan. Bij een gehoorverlies van 30 dB(A) wordt gesproken van een sociale handicap, omdat verstaan van spraak dan moeilijk wordt (Gezondheidsraad, 1994).

Voor hartpatiënten is zelfs een verhoogd risico op een hartinfarct door relatief vaak blootgesteld te zijn aan lawaai. Geluid kan namelijk leiden tot een verhoogde hartslag en bloeddruk.

3. Definitie evenement

3.1 Algemeen

De gemeente Duiven heeft in haar Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009 (APV) een definitie van het begrip evenement opgesteld. De definitie in de APV luidt:

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

Voorbeelden zijn:

  • optochten;

  • feesten;

  • wedstrijden;

  • ten gehore brengen van muziek;

  • speelgelegenheden waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

3.2 Typen evenementen

In het kader van de beleidsvorming is onderscheid gemaakt tussen verschillende typen evenementen. Afhankelijk van de akoestische effecten maar vaak ook de omvang (aantal bezoekers) van het evenement, zijn drie verschillende typen evenementen onderscheiden.

Het gaat daarbij om de volgende typen evenementen:

Type 1-evenement

Zeer grootschalig (meer dan 2000 bezoekers) met zeer hoge bronvermogens van de geluidsinstallaties, bijvoorbeeld een zeer groot popconcert of houseparty. Een dergelijk evenement heeft een groot fysiek ruimtebeslag, met name vanwege de grote publieksaantallen; de noodzaak voor deze fysieke ruimte zal in eerste instantie bepalend zijn voor het al dan niet (kunnen) toestaan van dit type evenement.

Type 2-evenement

Grootschalig (500 – 2.000 bezoekers) met hoge bronvermogens van de geluidsinstallaties. Onderscheidend kenmerk is dat een type 2-evenement wel binnen de context van de bebouwde kom van de Duivense dorpen kan worden georganiseerd. Het primaat bij een dergelijk evenement ligt bij de beleving van de muziek; bezoekers komen op de eerste plaats om een band te zien en te horen spelen. Daarnaast worden in de gemeente Duiven ook evenementen georganiseerd met 500 tot 2.000 bezoekers maar waarbij muziek met lage geluidsniveaus als achtergrond dient. Bij dit soort evenementen kan volstaan worden met een melding en zijn dus in principe type 3-evenementen.

Type 3-evenement

Kleinschalig (met minder dan 500 bezoekers) met lagere bronvermogens van de geluidsinstallaties. Daarnaast vallen evenementen waarbij muziek met een laag bronvermogen op de achtergrond afspeelt maar waar wel meer dan 500 bezoekers (en minder dan 2.000) ook onder een type 3-evenement. Het primaat bij een type 3-evenement ligt bij de beleving van een feestelijke en gezellige uitgaansomgeving. In eerste instantie dient de muziek als achtergrond voor bezoekers van het evenement.

De volgende categorieën worden eveneens als type 3-evenement aangemerkt (afdeling 7, APV):

  • indoor activiteiten (bazaar, kledingbeurs, verzamelbeurs, enz.);

  • rondgangen, serenades en dergelijke door muziekverenigingen;

  • buurtfeesten en rommelmarkten;

  • wandel- en fietsactiviteiten;

  • kaartleesritten/ oriëntatieritten.

4. Wettelijke kaders

Voor het reguleren van evenementen is in elk geval de APV van toepassing. Aanvullend kunnen nog een aantal andere wettelijke kaders van toepassing zijn, zoals de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Flora en Faunawet, de Zondagswet, de Winkeltijdenwet, de Drank-en Horecawet en dergelijke.

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Duiven 2009

Voor evenementen die plaatsvinden buiten de grenzen van een inrichting (dus in de openbare ruimte) is doorgaans de APV van toepassing. In de APV is geregeld dat voor het organiseren van een evenement een vergunning vereist is. De evenementenvergunning moet schriftelijk worden aangevraagd of gemeld; de gemeente heeft hier speciale formulieren voor ontwikkeld. Deze formulieren zijn te vinden op www.duiven.nl.

In de vergunning worden voorschriften opgenomen die het evenement reguleren. Daarnaast biedt de APV nog andere instrumenten om te sturen op evenementen. Zo is de aanvraagtermijn van een evenementenvergunning vastgelegd om te voorkomen dat de aanvraag te laat binnenkomt bij de gemeente. Voor de overige betrokkenen (onder andere de politie) is het eveneens van belang vroegtijdig op de hoogte te zijn van een evenement in verband met de inroostering van personeel. De termijn is niet wettelijk geregeld, maar kan worden vastgelegd in de APV om toch een zekere rechtskracht te krijgen.

In de APV zijn gronden opgenomen om een evenementenvergunning te weigeren. Een mogelijkheid is de ongeschiktheid van een bepaalde locatie op te nemen als weigeringsgrond. Ook kan in de weigeringsgronden worden opgenomen dat er een minimale „rustperiode‟ tussen twee evenementen op dezelfde locatie moet zijn.

De gemeente Duiven heeft de volgende weigeringsgronden opgenomen in haar APV:

  • de openbare orde;

  • het voorkomen of beperken van overlast;

  • de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

  • de zedelijkheid of gezondheid.

4.1 Wet milieubeheer

Bedrijven die evenementen organiseren zijn vaak horecabedrijven maar ook sport- en recreatie-inrichtingen. Het gaat dan om evenementen die binnen de grenzen van de inrichting plaatsvinden (bijvoorbeeld binnen of op het eigen terras). De Wet milieubeheer geeft de volgende definitie voor een inrichting:

„elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.‟

Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.

In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) zijn voorschriften opgenomen voor festiviteiten die binnen een inrichting plaatsvinden. In het besluit zijn voorschriften opgenomen waaraan elke inrichting moet voldoen. Een inrichting kan vrijstelling krijgen van de (standaard)geluidsvoorschriften uit het besluit op dagen of delen van dagen in verband met de viering van (zie voorschrift 2.21 uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer):

  • 1.

    De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 zijn voor zover de naleving van deze normen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van:

    • a.

      festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;

    • b.

      andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar.

  • 2.

    Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 3.

    Een festiviteit als bedoeld in het eerste lid die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt beschouwd als plaatshebbende op één dag.

In onderdeel a. wordt bedoeld de collectieve festiviteiten die door de gemeente worden aangewezen (vaak algemene feestdagen zoals Koninginnedag, carnaval en Bevrijdingsdag). Onderdeel b. heeft betrekking op incidentele festiviteiten, waarvoor op grond van artikel 4.1.3 lid 1 van de APV maximaal twaalf keer per kalenderjaar via kennisgeving (melding) ontheffing kan worden verleend.

Indien een festiviteit binnen een inrichting wordt georganiseerd dan zijn voor deze inrichting binnen de gemeente Duiven geen geluidsnormen van toepassing, voor zover maximaal 12 keer per jaar een dergelijke festiviteit wordt gehouden. De organisator van de festiviteit is wel verplicht om tenminste twee weken voor aanvang van de festiviteit dit te melden bij het college.

4.2 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)

De gemeente kan op grond van de WRO het bestemmingsplan gebruiken om vast te leggen welk soort evenementen op een bepaalde locatie wel of niet zijn toegestaan. Per (beoogde) evenementenlocatie zal onderzocht moeten worden welk gebruik op grond van het bestemmingplan is toegestaan. Bij de toets van evenementen aan het bestemmingsplan wordt voornamelijk gekeken naar de aard van het gebruik. In het bestemmingsplan van de gemeente Duiven is een deel van het Horsterpark wel bestemd voor evenementen. Het houden van evenementen op een bepaalde bestemming wordt wel mogelijk gemaakt.

Dit brengt met zich mee dat ook een eenmalig evenement al kan leiden tot strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. De Raad van State heeft in haar uitspraak (zaaknummer 200405311/1) geoordeeld dat door het bevoegd gezag handhavend opgetreden moet worden tegen evenementen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Evenementen die niet-incidenteel en langdurig zijn moeten mogelijk worden gemaakt in de bestemmingsplannen of er moet op grond van artikel 17 WRO vrijstelling van de bestemmingsplannen worden verleend. Met behulp van dit instrumentarium kan de gemeente Duiven het locatiebeleid voor evenementen vormgeven. Vooralsnog wordt dit niet gedaan.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening in werking (Wro) in werking getreden. Voor het evenementenbeleid is van belang de wijziging van de bestemmingsplanprocedure en de invoering van het projectenbesluit. De proceduretijd wordt verkort en het projectbesluit vervangt de mogelijkheid tot vrijstelling van het bestemmingsplan volgens artikel 19 WRO.

5. Voorgestaan beleid

5.1 Locatiekeuze en ruimtelijke spreiding

De belevingswaarde van een evenementenlocatie is een belangrijk gegeven. Het gaat daarbij om een aantal omgevingsaspecten zoals de aantrekkelijkheid van de bebouwing, het groen in de omgeving, de levendigheid van het straatbeeld en de uitstraling van het gebied als geheel. Maar ook de bereikbaarheid voor de bezoekers, het maximaal toelaatbare aantal bezoekers en de toegestane geluidsbelasting spelen daarbij een rol. Bij ieder type evenement horen specifieke locatiekenmerken. Het gaat hierbij onder andere om de bereikbaarheid van de locatie voor grote groepen bezoekers (via eigen of openbaar vervoer), het al dan niet voorhanden hebben van grootschalige parkeervoorzieningen, de mate van gevoeligheid van de directe omgeving voor geluidhinder en dergelijke.

Het is van belang om de locatie-eisen van een evenement te koppelen met de locatiekenmerken. Zo ontstaan optimale combinaties tussen evenement en locatie en kan de kwaliteit gewaarborgd worden. Van belang daarbij is dat alle betrokkenen samenwerken om een optimaal resultaat te behalen. Een voorbeeld is de verblijfstijd van de bezoeker aan een evenement in het centrumgebied van Duiven. Deze zal stijgen indien het evenement, de horecagelegenheden (aangrenzend of in de directe omgeving) en de winkeliers samenwerken om een totaalproduct aan te bieden. De verblijfstijd zal toenemen en hierdoor wordt de economische spin-off van het evenement verhoogd.

De openbare ruimte in het centrumgebied van Duiven biedt plaats voor tal van evenementen die wekelijks, jaarlijks of incidenteel plaatsvinden. Voor braderieën, kunstmarkten en andere activiteiten van de winkeliers is het winkelcircuit uitermate geschikt.

De wat grootschaligere evenementen zijn moeilijker te plaatsen in het centrumgebied. Wel kan een aantal pleinen, straten en overige locaties van geringere omvang tegelijkertijd benut worden. Door de spreiding van evenementen over verschillende locaties wordt de druk voor omwonenden en andere gebruikersgroepen verlicht. Dit betekent dat het wenselijk is evenementen niet elke keer op een beperkt aantal (dezelfde) locaties te houden. Tot dusver verloopt dit goed binnen de gemeente Duiven en krijgt de gemeente weinig klachten binnen over geluidsoverlast door evenementen.

Beleidsuitspraak

De gemeente Duiven kiest ervoor om geen maximum aantal evenementen voor één locatie aan te wijzen. Tot dusver acht de gemeente Duiven dit niet nodig. Mocht in de toekomst blijken dat een locatie teveel belast wordt met evenementen dan wordt alsnog overwogen om een maximum aantal evenementen toe te wijzen per locatie.

5.2 Normen voor geluidhinder

Voor het verlenen van een evenementenvergunning op grond van de APV is niets bepaald ten aanzien van geluidsnormen of voorwaarden. Het staat de gemeente vrij aan de vergunning de voorschriften te verbinden die het - op basis van een belangenafweging - noodzakelijk acht. Aanvullend op de algemene normstelling (50 dB(A) als etmaalwaarde) ter plaatse van gevels van woningen wordt in de Wet geluidhinder gesteld dat, door geluid dat van buiten een woning komt, het geluidsniveau in geluidsgevoelige ruimten niet hoger mag zijn dan 35 dB(A) etmaalwaarde. Voor evenementen is deze normstelling binnen de woning niet bruikbaar en onnodig streng. Het gaat immers om uitzonderingssituaties en niet om een “dagelijkse” geluidsbelasting. Daarbij is een waarde binnen woningen ook moeilijk handhaafbaar. Een maximaal toelaatbare waarde buiten woningen is eenvoudiger te controleren.

In een binnenstedelijke omgeving zijn vanwege de korte afstanden tussen podia en dichtstbijzijnde woningen/gevels de bovenstaande maximale geluidsnormen niet of nauwelijks haalbaar; dit zou impliciet betekenen dat geen festiviteiten kunnen worden georganiseerd. De gemeente Duiven ziet dan ook af van het vastleggen van geluidsnormen voor evenementen.

Beleidsuitspraak

De gemeente Duiven hanteert als uitgangspunt dat voor regulering m.b.t. geluid bij evenementen andere instrumenten zullen worden ingezet dan het vastleggen van geluidsniveaus. In de vergunning worden wel voorschriften vastgelegd, zodat geluidshinder zoveel mogelijk voorkomen wordt.

5.3 Beperken hinder en overlast

Vanwege het incidentele karakter zijn evenementen, zoals kermissen, popconcerten en degelijke, geen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Evenementen met (live-)muziek vormen echter een bron van potentieel geluidhinder. Zoals eerder vermeld is zijn wettelijk geen geluidsnormen voor evenementen vastgesteld. De gemeente heeft echter wel de mogelijkheid om in de vergunning voorschriften vast te leggen, zodat geluidshinder zoveel mogelijk voorkomen wordt. In deze paragraaf worden de voorschriften beschreven waarmee geluidshinder door evenementen zoveel mogelijk wordt beperkt.

Beleidsuitspraak

De evenementen die in de gemeente Duiven worden georganiseerd leiden niet tot veel klachten. Genoeg reden om het huidige aantal evenementen reëel te noemen. Dit niveau tast de leefbaarheid niet aan. De gemeente Duiven wil geen evenementen uitsluiten door een maximum aantal evenementen binnen de gemeente toe te staan.

Zoals gezegd is geluidhinder bij evenementen niet bij voorbaat te voorkomen. Aangezien evenementen qua tijdsduur meestal beperkt zijn, vindt men deze vorm van hinder in het algemeen acceptabel. In het merendeel van de gevallen gaat het daar om.

Door verschillende evenementenlocaties aan te wijzen en daarmee de geluidhinder te spreiden, komt men grotendeels tegemoet aan dit probleem.

Daarmee is het echter nog niet opgelost. Immers, niet alle locaties zijn geschikt voor het houden van luidruchtige evenementen zonder dat er sprake is van geluidhinder. Het is dan ook belangrijk dat gekeken wordt of een locatie geschikt is voor een luidruchtig evenement.

Beleidsuitspraak

Type 3-evenementen hebben voor wat betreft het aspect geluid geen apart regime nodig omdat ze in de praktijk weinig hinder veroorzaken en daarom geen overmatige belasting vormen voor de leefomgeving. Dergelijke activiteiten zijn veelal beperkt van omvang en hebben geen significante geluidsinvloed op de omgeving. Sturen op eindtijd (tot 0.00 uur) en de verplichting om de woningen in de directe omgeving in kennis te stellen van de voorgenomen festiviteit biedt voldoende waarborgen om (overmatige) hinder te voorkomen.

Beleidsuitspraak

Duiven kiest er ook uitdrukkelijk voor om voor type 1- en 2-evenementen geen geluidsnormen in vergunningen op te nemen. Wel verlangt de gemeente akoestisch relevante informatie (situering podia, opstelling van geluidsboxen, e.d.) bij de vergunningsaanvraag. Daarnaast stuurt de gemeente Duiven op eindtijd (tot 1.00 uur) en de verplichting om de woningen in de directe omgeving in kennis te stellen van de voorgenomen festiviteit om (overmatige) hinder te voorkomen.

Beleidsuitspraak

Bij evenementen van meer dan 3 op een volgende dagen met mechanisch versterkte muziek

hanteert de gemeente Duiven de volgende uitgangspunten:

  • tot 21 uur mechanisch versterkte muziek wanneer een werkdag hierop volgt;

  • tot 22 uur mechanisch versterkte muziek wanneer een weekend- of feestdag hierop volgt;

    kerken en begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermt tegen geluid als gevolg

    van evenementen.

5.4 Communicatie

Ervaring in den lande leert dat de opeenvolging van evenementen (drie of vier weekenden achter elkaar) ertoe leidt dat de grens bij de omwonenden wordt bereikt: de emmer loopt over, dus mensen gaan klagen. Probleem hierbij is dat de klachten niet geheel toe te kennen zijn aan het evenement dat op dat moment plaatsvindt, maar ook gedeeltelijk aan voorgaande evenementen. Bij handhaving van het onderhavige evenement is het lastig te beoordelen in hoeverre de klachten direct zijn toe te wijzen aan het betreffende evenement. Dit vergt dus de nodige aandacht bij vergunningverlening. Als bewoners weten wanneer evenementen plaatsvinden en aan welke regels de evenementen moeten voldoen is de acceptatie hoger. De evenementen die in de gemeente Duiven plaatsvinden worden in het algemeen door de organisatoren van evenementen of door de lokale VVV op de VVV-kalender geplaatst. Daarnaast worden alle aanvragen voor evenementen gepubliceerd in het huis-aan-huisblad.

Een tweede doelgroep voor de communicatie zijn de organisatoren van evenementen. Zij moeten geïnformeerd worden over de uitgangspunten van de gemeentelijke beleidskeuzes en over de procedure van vergunningverlening. Dit moet tijdig gebeuren om de overgang van de oude situatie naar het nieuwe beleid soepel te laten verlopen.

Beleidsuitspraak

Duiven kiest ervoor om voor de type 1-evenementen vooroverleg te hebben met de organisatoren

van deze evenementen.

Om zoveel mogelijk hinder te voorkomen is het belangrijk dat organisatoren van een evenement communiceren met de omwonenden. Wanneer omwonenden weten wanneer het evenement plaatsvindt, hoe laat het afgelopen is en wat voor maatregelen getroffen worden om geluidshinder te voorkomen dan zal de hoge geluidsbelasting beter geaccepteerd worden. Het is wel belangrijk dat de organisatoren zich aan deze afspraken houden.

Beleidsuitspraak

De organisatoren van de evenementen binnen de gemeente Duiven hebben een informatieplicht. Ze dienen de omwonenden voldoende te informeren over het verloop van het evenement en de eventuele hinder die ze ervan kunnen ondervinden.

5.5 Toezicht houden/handhaving

Handhaving van de regels en voorschriften bij evenementen is van zeer groot belang. Overlast wordt onaanvaardbaar als regels of voorschriften worden overtreden. Het gaat daarbij in het bijzonder om voorschriften die betrekking hebben op eindtijden en terreinindeling met betrekking tot opstelling boxen en dergelijke.

Bij handhaving van de diverse normen en voorwaarden zijn diverse disciplines betrokken. Om een goede handhaving te kunnen realiseren is duidelijkheid vereist over de rolverdeling tussen de verschillende betrokkenen. De gemeente Duiven heeft een integrale handhavings- en gedoogstrategie voor de beleidsvelden bouwen/ruimtelijke ordening, gebruiksvergunningen en APV en Openbare ruimte vastgesteld. Bij evenementen wordt deze laatste toegepast. In praktijk fungeert de politie vaak als eerste aanspreekpunt voor meldingen en klachten van geluidsoverlast. De politie beoordeelt globaal of de klacht of melding terecht is. Indien de politie van oordeel is dat de melding terecht is, wordt in overleg met de organisator van het evenement het geluidsniveau bijgesteld.

Het constateren van overtreding van vergunningsvoorschriften kan verschillende gevolgen hebben. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding kan het evenement onmiddellijk beëindigd worden en kan proces-verbaal worden opgemaakt. Uiteraard kan de overtreding gevolgen hebben voor de toekomst. Deze gevolgen kunnen zijn:

  • het beëindigen van het evenement;

  • het voorschrijven van een strenger regime bij een volgend evenement.

De omstandigheden van het geval bepalen welke sanctie zal worden toegepast. Uitgangspunt is dat de overtreding direct wordt beëindigd of een volgende keer wordt voorkomen. Er zijn echter gevallen denkbaar waarbij het onmiddellijk beëindigen van de overtreding op gespannen voet staat met de handhaving van de openbare orde, of evenredig zwaar is in verhouding tot de schade die door belanghebbenden wordt ondervonden. In die gevallen zullen er slechts consequenties voor de toekomst aan de overtreding verbonden worden.

5.6 Klachtenregistratie en -behandeling

In veel gemeenten komen klachten over geluidhinder van evenementen verspreid binnen en wordt niet goed geregistreerd wat de bron is van de hinder. Bovendien kunnen klagers buiten kantooruren lang niet altijd de klachtenlijn bereiken of bij de politie terecht. Voor een goede klachtenafhandeling heeft de gemeente Duiven een meldingsformulier (beschikbaar op www.Duiven.nl) ontwikkeld. De binnengekomen klachten worden aan het dossier van de organisator toegevoegd en wegen mee bij de aanvraag voor een volgend evenement. Daarnaast worden bij de politie de klachten geregistreerd die daar binnenkomen.

5.7 Aansprakelijkheid

De (vertragings)schade die voortvloeit uit het stopzetten van een evenement is voor risico van de overtreder. De gemeente aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor nadelen en schade voortvloeiend uit het laten stopzetten of het handhaven van voorschriften in het kader van de vergunningverlening daaromtrent.

Daarnaast is de gemeente niet aansprakelijk voor eventuele (gehoor)schade van bezoekers van een evenement. Het bezoeken van een evenement geschiedt op eigen risico. De organisatoren van evenementen met een relatief hoge geluidsbelasting dienen bezoekers te informeren over mogelijke gezondheidsrisico‟s ten gevolge van de verwachte geluidsbelasting.

Beleidsuitspraak

De organisatoren van luidruchtige evenementen binnen de gemeente Duiven hebben een informatieplicht. Ze dienen bezoekers voldoende te informeren over en wijzen op eventuele gehoorschade die ze kunnen ondervinden.

6. Procesmatige inbedding

Een ieder die een (groot) evenement wil organiseren binnen de gemeente Duiven dient op grond van het bepaalde in afdeling 7 van de APV een evenementenvergunning aan te vragen. De aanvraag voor een type 1-evenement dient minimaal 8 weken voorafgaand aan het evenement bij de gemeente zijn ontvangen. Voor type 2- en 3-evenementen moet de aanvraag minimaal 3 weken voor aanvang van het evenement binnen zijn. Bij evenementen die vallen onder de definitie van artikel afdeling 7 APV wordt volstaan met een melding. Deze melding moet minimaal twee weken voor aanvang van het evenement schriftelijk zijn ingediend bij de burgermeester.

De inhoudelijke afwegingen moeten in het proces van het verlenen of weigeren van de vergunning op het juiste moment aan bod komen. Dit is de procesmatige inbedding van het beleid. In de volgende figuur is dit protocol schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Voor wat betreft geluid wordt in dit hoofdstuk wel dieper ingegaan op de eerste stap in het proces: „Overleg‟. In deze stap wordt bezien of aan alle geluidsvoorschriften voldaan kan worden.

Stap 1: overleg (bij type 1-evenementen)

Betrokken afdelingen/diensten/instanties: organisator, politie, brandweer, teams vergunningen, handhaving, ruimtelijke ontwikkeling en milieu- en bouwzaken.

Acties voor zover het geluid betreft:

  • het opvoeren van het onderwerp 'evenementenlawaai' als agendapunt van het vooroverleg;

  • het aanreiken van (algemene) informatie over het gemeentelijk beleid inzake 'evenementenlawaai' aan de organisator;

    • -

      screenen of het evenement bijzondere aandacht verdiend:

    • -

      informatieplicht;

    • -

      situering van technische installaties;

    • -

      eindtijden;

    • -

      duur van het evenement.

  • het beoordelen van (de akoestisch informatie van) het evenement;

  • als het evenement kan voldoen aan de beleidsuitgangspunten, dan de vergunning verlenen;

  • als het evenement hieraan niet voldoet, dan zoeken naar mogelijke maatregelen; afweging en afwijking motiveren.

7. Alle beleidskeuzes op een rij

De gemeente Duiven kiest ervoor om geen maximum aantal evenementen voor één locatie aan te wijzen. Tot dusver acht de gemeente Duiven dit niet nodig. Mocht in de toekomst blijken dat een locatie teveel belast wordt met evenementen dan wordt alsnog overwogen om een maximum aantal evenementen toe te wijzen per locatie.

De gemeente Duiven hanteert als uitgangspunt dat voor regulering m.b.t. geluid bij evenementen andere instrumenten zullen worden ingezet dan het vastleggen van geluidsniveaus. In de vergunning worden wel voorschriften vastgelegd, zodat geluidshinder zoveel mogelijk voorkomen wordt.

De evenementen die in de gemeente Duiven worden georganiseerd leiden niet tot veel klachten. Genoeg reden om het huidige aantal evenementen reëel te noemen. Dit niveau tast de leefbaarheid niet aan. De gemeente Duiven wil geen evenementen uitsluiten door een maximum aantal evenementen binnen de gemeente toe te staan.

Type 3-evenementen hebben voor wat betreft het aspect geluid geen apart regime nodig omdat ze in de praktijk weinig hinder veroorzaken en daarom geen overmatige belasting vormen voor de leefomgeving. Dergelijke activiteiten zijn veelal beperkt van omvang en hebben geen significante geluidsinvloed op de omgeving. Sturen op eindtijd (tot 0.00 uur) en de verplichting om de woningen in de directe omgeving in kennis te stellen biedt voldoende waarborgen om (overmatige) hinder te voorkomen.

Duiven kiest er ook uitdrukkelijk voor om voor type 1- en 2-evenementen geen geluidsnormen in vergunningen op te nemen. Wel verlangt de gemeente akoestisch relevante informatie (situering podia, opstelling van geluidsboxen, e.d.) bij de vergunningsaanvraag. Daarnaast stuurt de gemeente Duiven op eindtijd (tot 1.00 uur) en de verplichting om de woningen in de directe omgeving in kennis te stellen om (overmatige) hinder te voorkomen.

Duiven kiest ervoor om voor de type 1-evenementen vooroverleg te hebben met de organisatoren van deze evenementen.

Bij evenementen van meer dan 3 op een volgende dagen met mechanisch versterkte muziek hanteert de gemeente Duiven de volgende uitgangspunten:

  • tot 21 uur mechanisch versterkte muziek wanneer een werkdag hierop volgt; tot 22 uur

  • mechanisch versterkte muziek wanneer een weekend- of feestdag hierop volgt; kerken en

  • begraafplaatsen worden tijdens plechtigheden beschermt tegen geluid als gevolg van evenementen.

Arnhem, 18 januari 2010

DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.

Gebiedstypen Duiven A0

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening


Noot
1

Door het opnemen van een nieuw hoofdstuk IX in de Wet geluidhinder en aanpassingen van de Spoorwegwet en de Luchtvaartwet.

Noot
2

Voor een aantal agglomeraties (meer dan 250.000 inwoners) en een deel van de betrokken verkeersinfrastructuur moeten de eerste geluidsbelastingkaarten gereed zijn in 2007 en de eerste actieplannen in 2008. Voor de overige agglomeraties (meer dan 100.000 inwoners) en de overige betrokken verkeersinfrastructuur moeten de eerste geluidsbelastingkaarten gereed zijn in 2012 en de eerste actieplannen in 2013.

Noot
3

Bijvoorbeeld Leidscheveen, zie Afscherming met uitzicht‟, Geluid 1999/1, p. 23 e.v., ir. E. Hofschreuder

Noot
4

Noot
5

Zie: Handboek Woonkeur, Nationaal certificaat voor nieuwbouwwoningen, mei 2000, ISBN 90-5293-167-X, Pluspakket gebruikskwaliteit, W.1, geluidsisolatie

Noot
6

Bouwbesluit 7 augustus 2001, Stb. 410, 2001, afdeling 3.5 (Bouwbesluit 2003‟)

Noot
7

Het doel van MILO is het versterken van de bijdrage van het milieubeleid aan de leefomgevingskwaliteit in een gebiedsgerichte benadering.

Noot
8

Lden: dosismaat over een etmaal, voor de dag-, avond- en nachtperiode.

Noot
1

Voorbeelden zijn:

1. bron: beïnvloeden van de vervoersstromen, het toepassen van geluidsarm asfalt op de hoofdwegen en „fluisterklinkers‟ op 30 km/uurwegen met een grote verkeersintensiteit;

2. overdracht: afscherming door aarden wallen, schermen en/of niet-geluidsgevoelige gebouwen. In speciale gevallen afschermende bebouwing door middel van woningen; dit is alleen mogelijk indien de hogere geluidsbelasting van deze woningen wordt gecompenseerd door de bouw van een groot aantal woningen met een lagere geluidsbelasting

3. ontvanger: naast de klassieke gevelisolatie wordt ook de indeling van de woningen en een geluidsluwe zijde hierbij betrokken.

Noot
2

buitenstedelijk: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII (Wgh) voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg.

Noot
3

terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg (definitie Wgh)

Noot
4

De officiële benaming hiervoor luidt: inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken‟, zoals is opgenomen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Daarnaast worden ook termen als Wgh-bedrijven‟ of A-inrichtingen‟ gebruikt.

Noot
5

In artikel 1.1 van Bouwbesluit 2003 is verblijfsruimte‟ als volgt gedefinieerd:

- ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaats vinden‟.

Noot
1

BBT staat voor beste beschikbare technieken. Art. 1.1 van de Wm geeft daarvoor de volgende uitleg: de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld.

Noot
2

Doelvoorschriften zijn voorschriften die een doel voorschrijven, bijvoorbeeld een maximaal geluidniveau bij derden, en de wijze waarop dat doel bereikt wordt aan de vergunninghouder laten. Het tegenovergestelde van doelvoorschriften zijn middelvoorschriften, waarbij het middel wordt vastgelegd, bijvoorbeeld ‘deuren en ramen gesloten houden’.

Noot
3

Zie voor meer informatie Tennekes, M.J.: 'Standaardpopmuziekspectrum', Geluid, december 1988 en Standaardhousemuziekspectrum', Geluid, juni 1995, uitgave Samson H.D. Tjeenk Willink.