Leningen en borgstellingenbeleid gemeente Enkhuizen

Geldend van 09-07-2024 t/m heden

Intitulé

Leningen en borgstellingenbeleid gemeente Enkhuizen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen

Gelet op artikel 160, lid 1, sub e, en artikel 169, lid 4, van de Gemeentewet;

Gelet op artikel 2 en 2a van de Wet financiering decentrale overheden en artikel 2 van het Treasurystatuut;

Gelet op titel 4.1 ('Beschikkingen'), titel 4.2 ('Subsidies') en titel 4.3 ('Beleidsregels') van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak geldleningen en garanties voor geldleningen kunnen verstrekken;

B E S L U I T :

Vast te stellen het navolgende

Leningen en borgstellingenbeleid gemeente Enkhuizen

Artikel 1: Kring van rechthebbenden

  • 1. Leningen en garanties worden slechts verstrekt aan organisaties die bijdragen aan de maatschappelijke doelen van de gemeente.

  • 2. Organisaties mogen geen winstoogmerk hebben.

  • 3. Organisaties mogen geen besloten karakter en niet uitsluitend zijn gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze levensbeschouwelijke of politieke aard.

  • 4. Organisaties dienen rechtspersoonlijkheid te bezitten.

Artikel 2: Inhoudelijke criteria

  • 1. De te financieren zaken moeten nodig zijn in het kader van de uitvoering van een publieke taak in de gemeente. Dat wil zeggen dat ze moeten passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en het openbaar belang. Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend. De gemeenteraad geeft door middel van de vaststelling van de gemeentebegroting, de begrotingswijzigingen en beleidsnota’s het richtinggevende en budgettaire kader.

  • 2. De te financieren zaken moeten essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager (functionaliteitscriterium).

  • 3. De te financieren zaken moeten in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente.

  • 4. De zaken zijn zonder gemeentelijke lening of borgstelling niet te realiseren. Eerst dienen zelfwerkzaamheid, eigen middelen, subsidiegelden en middelen van sponsoren, etc., door de aanvrager te worden benut (vangnetcriterium).

  • 5. Een lening wordt niet verstrekt indien de te financieren zaken niet voldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie of lening. Dit betekent dat in geval de te financieren zaak een onroerende zaak is, het recht van hypotheek wordt verleend.

Artikel 3: Financiële criteria

  • 1. Een rentevoordeel ten opzichte van een financiële instelling is onvoldoende reden voor verstrekking van een lening door de gemeente.

  • 2. Verzoeken om leningen of garanties worden geweigerd als de betreffende lening zonder onoverkomelijke bezwaren voor de aanvrager door een financiële instelling kan worden verleend.

  • 3. Een gemeentegarantie heeft de voorkeur boven een gemeentelijke lening. Indien een garantie voldoende is, wordt geen lening door de gemeente verstrekt.

  • 4. De financiële positie en prognoses van de aanvrager moeten zodanig zijn dat rente en aflossing betaald kunnen blijven worden.

  • 5. Geen garantie of lening is mogelijk indien een beroep kan worden gedaan op een voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds zoals Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de Zorg en Waarborgfonds Kinderopvang. De gemeente heeft dan vaak wel een zogenaamde achtervangfunctie.

  • 6. Specifiek voor sport geldt dat er wordt samengewerkt met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Zonder medewerking van dit Fonds wordt in beginsel geen lening of borgstelling door de gemeente verstrekt. Deze stichting biedt naast een borgstelling van 50% ook een aanvullende toetsing zoals een sporttechnische keuring en een jaarlijkse controle van de begroting en jaarrekening. Er wordt aansluiting gezocht bij de eisen aan een borgstelling van het SWS.

  • 7. De afweging om een voorgenomen verstrekking aan de raad voor te leggen wordt door het college per verstrekking gemaakt (art. 169, lid 4 Gemeentewet).

Artikel 4: De aanvraag

  • 1. Aanvragen moeten vóór het aangaan van verplichtingen met betrekking tot de gevraagde garantie of lening volledig en schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Aanvragen moeten zijn voorzien van:

    • a.

      een opgaaf van het gemeentelijk publieke belang van de activiteiten van de aanvrager waarop de lening of garantie betrekking heeft;

    • b.

      een afschrift van de statuten van de aanvrager;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      tekeningen en technische omschrijving als de gemeentelijke lening de aankoop of verbouwing van een onroerende zaak betreft;

    • e.

      een document waaruit blijkt dat het onderpand vrij is van hypotheek;

    • f.

      de laatst bekende taxatiewaarde van het onderpand voor de OZB in geval het gaat om een bestaand onroerende zaak (niet ouder dan een half jaar);

    • g.

      de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren;

    • h.

      een exploitatiebegroting waarin rente en aflossing van de geldlening zijn verwerkt;

    • i.

      een gespecificeerde opstelling van de wijze van financiering van de voorgenomen investering. Als het een aanvraag voor een gemeentegarantie betreft moet deze ook zijn voorzien van de concept-leningsovereenkomst met de beoogde financiële instelling.

  • 3. Een verzoek om een lening of garantie wordt in ieder geval afgewezen indien de gemeente niet de zekerheid heeft dat:

    • a.

      de investeringen zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager zal voldoen aan de aan de lening of garantieverstrekking verbonden verplichtingen;

    • c.

      aan de betalingsverplichting van rente en aflossing naar behoren zal worden voldaan;

    • d.

      de aanvrager in het kader van de aanvraag juiste of volledige gegevens heeft verstrekt.

Artikel 5: Overige criteria en uitgangspunten

  • 1. De hoogte van in rekening te brengen rentepercentage en administratiekosten wordt bepaald aan de hand van een door de gemeente vastgestelde rekenmethode. Hierbij wordt rekening gehouden met de regelgeving rondom staatssteun en kan sprake zijn van een toeslag op de rente voor marktconformiteit. Tevens geldt dat alle uit de aanvraag voortvloeiende kosten (notariskosten en eventuele overige kosten) voor rekening zijn van de aanvrager.

  • 2. De leningaanvraag wordt getoetst op aan de geldende regelgeving rondom staatssteun. Het in lid 1 vermelde rentepercentage kan worden verhoogd met een toeslag voor marktconformiteit vanuit deze toets.

  • 3. De lening of garantie mag niet hoger zijn dan het doel waarvoor zij is verstrekt.

  • 4. De rente op de lening mag niet negatief zijn.

  • 5. De lening heeft een looptijd van maximaal 25 jaar en is nooit langer dan de economische levensduur waarvoor de lening verstrekt wordt.

  • 6. De garanties wordt verleend tegen een door de geldnemer te betalen jaarlijkse vergoeding. Deze vergoeding bedraagt 0,25% van de door de gemeente te garanderen som.

  • 7. De aanvrager moet instemmen met een aantal voorwaarden zoals voorafgaande toestemming van de gemeente voor een aantal juridische handelingen zoals statutenwijziging, wijziging bestemming van het onderpand, vervreemding en bezwaring van het onderpand door de aanvrager gedurende de contractperiode.

  • 8. De aanvrager dient terstond aan burgemeester en wethouders die inlichtingen te verstrekken, waarvan zij redelijkerwijs mogen verwachten, dat die van belang zijn voor de lening of garantstelling.

  • 9. De gemeente sluit in beginsel alleen lineaire leningen af.

  • 10. Gedurende de looptijd vindt een volledige aflossing plaats waardoor het financiële risico van de gemeente in de loop der jaren steeds verder afneemt.

  • 11. De aanvrager heeft een instandhouding- en onderhoudsverplichting van het onderpand. De aanvrager verplicht zich daarom tot het afsluiten van opstal- en inboedelverzekeringen en het in goede staat houden van het onderpand gedurende de gehele looptijd van de lening of garantie, tot genoegen van de burgemeester en wethouders.

  • 12. De aanvrager verstrekt jaarlijks gedurende de contractperiode, voor 1 juli, de exploitatiebegroting en de jaarrekening aan het college welke nodig zijn voor de beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager.

  • 13. Het kan voorkomen dat een aanvrager de gemeente verzoekt om een vroegere gemeentegarantie in het kader van herfinanciering opnieuw af te geven. Alleen in het geval dat de risico’s voor de gemeente niet worden vergroot, kan met zo’n verzoek worden ingestemd.

Artikel 6: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen.

De wnd-secretaris,

J. Slagter

De burgemeester,

J. Baas

Artikelsgewijze toelichting op de beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente 2016.

Toelichting bij artikel 1 en 2

Garantie of een geldlening wordt slechts verleend ter behartiging van een gemeentelijke publieke taak. Wat wel of niet tot de publieke taak en het publiek belang wordt gerekend, verschilt naar gelang het beleidsveld, het tijdstip en de omstandigheden. In deze context past dus geen statische definitie van de begrippen ‘publieke taak’ en ‘publiek belang’ , zodat dit ook niet is opgenomen in de begripsomschrijvingen. Een gemeentelijk publiek belang kan betrekking hebben op onder meer sport en recreatie, kunst, cultuur, welzijn, onderwijs, zorg of veiligheid binnen de gemeente, monumentenzorg van monumenten binnen de gemeente of gemeentelijke infrastructuur . Daar waar de activiteiten het gemeentelijk publiek belang overstijgen, verstrekt de gemeente geen garanties. Zodoende wordt voorkomen dat de gemeente te veel financiële risico’s loopt en zich buiten haar taakveld begeeft.

Ter verduidelijking:

  • Er worden geen garanties verstrekt die (mede) risico’s afdekken van marktactiviteiten met een winstdoelstelling. Dit is per definitie geen gemeentelijk publiek belang.

  • Een onderneming met een winstdoelstelling en natuurlijke personen komen niet in aanmerking voor een gemeentegarantie, tenzij de garantie wordt aangevraagd in verband met de behartiging van een gemeentelijk publiek belang.

Het garant staan voor leningen ten behoeve van de financiering van een woning dient bijvoorbeeld uitdrukkelijk geen publieke taak. Particulieren kunnen zich hiervoor wenden tot de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.

Toelichting bij artikel 3

Lid 4

Lening of garantstelling vraagt onder meer om een beoordeling van de financiële positie van de instelling. De instelling moet in staat zijn gedurende de looptijd van de garantie de rente- en aflossingsverplichtingen jegens de geldverstrekker na te komen en de vergoeding aan de gemeente te voldoen die samenhangt met de garantstelling. Een en ander moet onder meer blijken uit een sluitende meerjarenbegroting en de liquiditeitspositie van de aanvrager.

Lid 5 en 6

Uitgangspunt is ook dat de gemeentegarantie een laatste redmiddel is: voor zover een waarborgfonds garant wil staan of er een andere voorliggende voorziening is, is er geen noodzaak voor een gemeentegarantie. Waarborgfondsen verstrekken niet alleen garanties maar adviseren instellingen ook inhoudelijk over voorgenomen investeringen en stemmen de financiering daarop af. Deze fondsen zijn erop ingesteld om de risico-ontwikkeling te beheersen en adequate maatregelen te treffen. Landelijk zijn er een aantal waarborgfondsen werkzaam waar garantstellingen van instellingen kunnen worden ondergebracht. Voor risico’ s vervullen de gemeenten een zogenoemde achtervangpositie. Dit houdt in dat gemeenten pas in een laat stadium worden aangesproken in het uiterste geval dat het waarborgfonds een nadeel niet volledig kan opvangen.

Toelichting bij artikel 5

Lid 1

De gemeente heeft niet als doel te verdienen op de uitgezette leningen. De hoogte van de rente op een lening heeft direct financiële consequenties voor zowel de gemeente als de ontvangende partij. Dit vraagt om een zorgvuldige, passende en consequente rentebepaling. Bijgaande richtlijn is opgesteld op basis van de volgende overwegingen:

  • Wanneer sprake is van staatssteun moet een marktconforme rente worden gevraagd.

Welk tarief marktconform is, wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de rentes die banken en kredietverstrekkers voor een soortgelijke lening vragen.

Daarbij is gekozen voor het rentepercentage voor een hypothecaire lening met dezelfde looptijd en aflossingsvorm (met meer dan 80% marktwaarde van het onderpand) van drie banken. Hiervoor is gekozen omdat deze percentages in redelijke afspiegeling is van de marktconforme rente.

  • Als de gemeente eerst zelf moet lenen, zoals bij omvangrijke leningen aan verbonden partijen, moet de derde partij minimaal de rente vergoeden die wij zelf ook betalen. Deze rente wordt in beginsel verhoogd met een vaste opslag. Dit ter dekking van de provisiekosten en het risico dat de tegenpartij niet betaalt. Ook mag de gemeente niet goedkoper zijn dan een andere deelnemer die ook kan financieren.

De formule voor de berekening van het rentepercentage voor de te verstrekken lening is als volgt:

Rente % = (% gemeente (BNG) + opslag 0,5%) + % om rente marktconform te maken.

Stel:

De marktconforme rente is 4 % en het rentetarief van de BNG Bank is 2% dat maakt de som als volgt:

4% = (2% + 0,5%) + 1,5%

Wanneer de gemeente uit eigen middelen kan verstrekken, zoals bij kleinere leningen aan stichtingen en verenigingen, wordt voorgesteld de rente te baseren op de rentetarieven van de BNG Bank (uitgaande van dezelfde looptijd en aflossingsvorm) met een opslag van 0,5% voor risico en administratieve kosten. Dit rentetarief vormt het kostenbeeld voor de gemeente, alle rente die toegevoegd moet worden om de rente marktconform te maken komt hier bovenop. Hierbij wordt uitgegaan van een vast percentage voor de gehele looptijd.

Lid 2

Gemeentegaranties moeten voldoen aan de Europese regelgeving. Voorkomen moet worden dat sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 87 , eerste lid, van het EG-verdrag. Hiervan is sprake als er overheidssteun wordt verleend die ten goede komt aan bepaalde ondernemingen of producties waarbij een niet marktconform voordeel wordt verschaft aan die ondernemingen en waarbij sprake is van (dreigende) vervalsing van mededinging op de gemeenschappelijke markt en ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel. Bij garantieverlening ten behoeve van amateurinstellingen en garantieverlening ten behoeve van instanties zonder winstoogmerk die wettelijke overheidstaken vervullen, zal dit niet aan de orde zijn. Dit kan echter wel aan de orde zijn bij garantieverlening ten behoeve van bepaalde ondernemingen.

Gelet op de (complexe) definitie van staatssteun, de zgn. “de-minimis”-vrijstelling en verschillende andere vrijstellingsverordeningen, de jurisprudentie en mededelingen van de Commissie zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of sprake is of zou kunnen zijn van staatssteun, en zo ja, of de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie. In het bijzonder is daarbij de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun in de vorm van garanties van belang. Indien aan de daarin genoemde voorwaarden is voldaan, geldt een generieke vrijstelling en behoeft de garantieverlening niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. Voor zover de garantieverlening moet worden gemeld bij de Europese Commissie, geldt een standstill-bepaling: de garantie kan niet worden verleend zolang de Europese Commissie niet akkoord is (onder voorwaarden).