Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Valkenswaard juli 2023

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 06-07-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Valkenswaard juli 2023

De raad van gemeente Valkenswaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Valkenswaard;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e en tweede lid en 10b, vijfde en zevende lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de cliëntenraad;

gezien het advies van de oordeelsvormende raadsbijeenkomst/commissievergadering

Overwegende dat:

we het belangrijk vinden dat:

  • mensen actief mee kunnen doen aan het maatschappelijk leven, liefst door middel van betaald werk, en

  • mensen in ieder geval een minimum inkomen hebben;

het de taak van de gemeente is om haar inwoners daarbij te helpen;

de wetgever de Participatiewet, IOAW en IOAZ heeft opgesteld om dit te bereiken;

de gemeente rekening houdt met de doelen van genoemde wetten bij het toepassen van de regels;

de gemeente ervoor zorgt dat het effect van een besluit past bij de doelen van de wet en de regeling;

de gemeente daarbij de volgende kernwaarden betrekt:

  • Inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de doelen te realiseren

  • Inwoners zetten zich in om deze doelen te bereiken

  • De gemeente helpt waar dat nodig is en stimuleert inwoners om zelf oplossingen te vinden voor problemen

Besluit

vaststellen de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Valkenswaard juli 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    detachering: de werknemer wordt (tijdelijk) uitgeleend door de werkgever aan een opdrachtgever waar de feitelijke werkzaamheden plaatsvinden;

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a. van de wet;

  • -

    externe werkbegeleiding: door een externe geboden werkbegeleiding bij het verrichten van aan de persoon opgedragen werkzaamheden, indien de persoon zonder die ondersteuning niet in staat is die werkzaamheden te verrichten.

  • -

    interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek;

  • -

    jobcoaching: een vorm van persoonlijke ondersteuning die wordt toegekend door UWV of gemeente om ervoor te zorgen dat mensen met een arbeidsbeperking werkzaamheden kunnen uitvoeren in een werkomgeving. De ondersteuning richt zich zowel op werknemer, werkgever als collega. De begeleiding wordt geboden door een erkend deskundige.

  • -

    Uitkeringsgerechtigden: persoenen met een uitkering ingevolge van de wet, de IOAW, de IOAZ, dan wel die een aanvraag daarvoor hebben ingediend.

  • -

    persoonlijke ondersteuning: verzamelbegrip voor alle begeleiding zoals externe werkbegeleiding, interne werkbegeleiding, jobcoaching in natura; jobcoaching via subsidie, nazorg bij stage- of werkaanvaarding, etc.;

  • -

    praktijkroute: het proces om de persoon, behorend tot de doelgroep, toegang tot het doelgroepenregister te laten verkrijgen op basis van loonwaardevaststelling op de werkplek;

  • -

    re-integratie-activiteit: voorziening gericht op ontwikkeling en arbeidsinschakeling zoals detachering, proefplaatsing of leerwerktraject.

  • -

    voorziening: door het college noodzakelijk geacht aanbod, gericht op arbeidsinschakeling waaronder mede wordt begrepen persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken;

  • -

    werkgever: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst, werkleerovereenkomst of stageovereenkomst de bevoegdheid heeft om de arbeid van een werknemer gedurende een overeengekomen periode aan te wenden in of namens zijn organisatie, dan wel dit van plan is;

  • -

    werknemer: persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst, werkleerovereenkomst of stageovereenkomst arbeid verricht bij de werkgever, daaronder begrepen een persoon als bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de wet met wie de werkgever een dienstbetrekking is aangegaan, dan wel dit van plan is;

  • -

    Wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 2. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Alle voorzieningen zijn voor personen behorende tot de doelgroep van toepassing tenzij voor de betreffende voorziening anders is bepaald.

  • 2. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de mogelijkheden, omstandigheden en capaciteiten van een persoon.

    De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van voorzieningen rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod als dat nodig is intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Het college houdt bij de afstemming rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de wet. Het college biedt de goedkoopst adequate voorziening aan. Het college kan de mate van proportionaliteit afwegen tegen de maatschappelijke en persoonlijke opbrengst.

  • 4. Het college kan een voorziening weigeren als:

    • a.

      de persoon ten behoeve van wie de voorziening zou worden verstrekt niet behoort tot de doelgroep;

    • b.

      de persoon onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

    • c.

      de persoon een beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • d.

      de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

    • e.

      er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 5. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

    • d.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet langer voldoende bijdraagt aan een doeltreffend en doelmatig arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; of

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 3. Werkstage

  • 1. Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als hij:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie of het opdoen van beroepsrelevante competenties voor uitstroom naar werk.

  • 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

    • c.

      de duur, deze is maximaal 3 maanden voor inwoners van de gemeente Valkenswaard en er is de mogelijkheid van een eenmalige verlenging.

Artikel 4. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen.

  • 2. Het college stemt het aantal uren per week van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

  • 3. Het college biedt de activiteiten uitsluitend aan als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 5. Detacheringsbaan

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een detacheringsbaan bieden. De persoon heeft een arbeidsovereenkomst met een door het college te contracteren partij en wordt door zijn werkgever gedetacheerd bij een andere werkgever, de inlener. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en de inlenende organisatie als tussen de werkgever en de werknemer.

Artikel 6. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a. van de wet.

  • 3. Een scholingstraject draagt in ieder geval bij aan het vergroten van de kans op duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 7. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder van wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die vooralsnog niet bemiddelbaar is naar regulier werk een participatieplaats aanbieden overeenkomstig artikel 10a van de wet. De persoon verricht op arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden die bijdragen aan het versterken van de toekomstige kansen van de persoon op de arbeidsmarkt.

  • 2. Het college legt de afspraken over de invulling van de participatieplaats vast in een overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever die de participatieplaats aanbiedt en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

    In de overeenkomst wordt ten minste het volgende vastgelegd:

    • -

      doel van de participatieplaats;

    • -

      beschrijving van de taken en de tijden van aanwezigheid;

    • -

      afspraken over begeleiding bij de uitvoering van de werkzaamheden;

    • -

      afspraken over de monitoring van de voortgang en de evaluatiemomenten;

    • -

      beoogde ontwikkelstappen tijdens de duur van de participatieplaats;

    • -

      noodzakelijke inzet van ondersteunende voorzieningen;

    • -

      afspraken over aanvullende vergoedingen voor extra kosten van de persoon.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet wordt toegekend per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college verstrekt om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken de volgende voorzieningen:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken; of

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2. Het college kan aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      (arbeidsmatige) dagbesteding als bedoeld in de Wet Maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 7;persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 11; of

    • d.

      schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 3. Het college kan daarnaast voorzieningen aanbieden gericht op het behoud van of het vergroten van arbeidsritme en de kansen voor duurzame uitstroom in aangepast werk.

Artikel 9. Ondersteuning bij leer-werktraject

  • 1. Het college kan, overeenkomstig artikel 10f van de wet, ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

    • a.

      van 16 en 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd; of

    • b.

      van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 10. Loonkostensubsidie

  • 1. Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d van de wet ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

  • 3. Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet. Als deze aanvraag is gedaan na het begin van de dienstbetrekking voor een persoon als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de wet, wordt de vaststelling of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie bepaald door middel van de praktijkroute.

  • 4. Het college stelt binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid van de wet.

  • 5. Het college neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het preferente proces loonkostensubsidie in acht. Dit is een landelijk afgesproken geharmoniseerd proces voor aanvragen en uitbetalen van de loonkostensubsidie.

Artikel 11. Tijdelijke Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan aan de werkgever een tijdelijke loonkostensubsidie toekennen bij het in dienst nemen van een persoon uit de doelgroep met een tijdelijk lagere loonwaarde die niet in aanmerking komt voor de loonkostensubsidie bedoeld in hoofdstuk 3A. De subsidie is een vergoeding voor de extra kosten voor begeleiding door de werkgever en een tegemoetkoming voor de eventuele lagere productiviteit.

  • 2. De hoogte van de tijdelijke loonkostensubsidie wordt afgestemd op de loonwaarde van de werknemer. De duur van de loonkostensubsidie wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de werknemer.

  • 3. De loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 50 procent van de loonkosten gedurende maximaal 12 maanden respectievelijk 24 maanden. 

  • 4. De werkgever komt in aanmerking voor tijdelijke loonkostensubsidie als de persoon uit de doelgroep met een tijdelijk lagere loonwaarde een dienstverband heeft voor minimaal 6 maanden.

  • 5. De loonkostensubsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 6. De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere   regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.]

Artikel 12. Uitstroompremie

  • 1. Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op een uitkering van het college.

  • 2. Onder een langdurig werkloze wordt verstaan: een persoon van 27 jaar of ouder die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer op een uitkering van het college aangewezen is geweest.

  • 3. Onder duurzame uitstroom wordt verstaan: een periode van uitkeringsonafhankelijkheid van tenminste 6 maanden door inkomsten uit werk.

  • 4. De premie kan worden aangevraagd in de periode van 7 tot en met 12 maanden voor inwoners van gemeente Valkenswaard, na datum uitstroom uitkering door inkomsten uit werk.

Artikel 13. Proefplaatsing

  • 1. Het college kan een persoon behorend tot de doelgroep toestemming verlenen om voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden, in het kader van een proefplaatsing bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.

  • 2. Het doel van de proefplaatsing is de kans op een dienstverband bij de werkgever te bevorderen, waarbij de proefplaatsing voor een zo beperkt mogelijke duur wordt ingezet.

  • 3. Voor een proefplaatsing wordt uitsluitend toestemming verleend als:

    • a.

      de persoon, gelet op zijn vaardigheden en capaciteiten, tot de werkzaamheden in staat is;

    • b.

      het college verwacht dat de plaatsing bijdraagt aan het vergroten van de kans op een dienstverband bij de betreffende werkgever;

    • c.

      als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoorde worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt;

    • d.

      de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

    • e.

      de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaatsing, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

  • 4. Het college weigert de toestemming, bedoeld in het eerste lid, als

    • a.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk of

    • b.

      als direct na de proefplaatsing sprake is van een dienstverband met forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 5. Als de werkzaamheden tijdens de proefplaatsing wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze periode voor de toepassing van de maximale periode, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten.

  • 6. Het college kan een persoon tijdens de periode van de proefplaatsing persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen toekennen overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 3A.

Artikel 14. Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1. Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk aanbieden aan personen behorend tot de doelgroep.

  • 2. Persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt overeenkomstig de bepalingen van Artikel 2.

Artikel 14a. Jobcoaching in natura

  • 1. Het college kan ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching in natura aanbieden.

  • 2. Bij aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in de artikelen 14c tot en met 14g van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14b. Subsidie voor jobcoaching

  • 1. Het college kan op aanvraag subsidie voor het inzetten van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

  • 2. Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning naar of bij werk verzorgt moet voldoen aan de kwaliteitseisen van de volgende keurmerken of beroepsverenigingen: Blik op werk, Nobco, Noloc, Oval en NVS.

  • 3. Subsidie voor het inzetten van jobcoaching kan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 14c tot en met 14h, worden verleend als:

    • a.

      de jobcoaching bestaande uit een individueel trainings- of inwerkprogramma en een systematische begeleiding van de persoon behorend tot de doelgroep, gericht op het kunnen uitvoeren van de aan hem opgedragen taken, wordt geborgd door middel van een coachingsplan;

    • b.

      de omvang en de kwaliteit van de georganiseerde jobcoaching passend is;

    • c.

      de continuïteit van de jobcoaching geborgd is; en

    • d.

      de persoon voor wie de subsidie wordt gevraagd daarvan op de hoogte is en schriftelijk instemt met het organiseren van jobcoaching door de werkgever.

  • 4. De hoeveelheid in te zetten jobcoaching voor inwoners van Valkenswaard wordt bepaald op basis van de ondersteuningsbehoefte van de betreffende belanghebbende en bedraagt de eerste zes maanden maximaal zesentwintig uur. Indien noodzakelijk kan de inzet worden verlengd met telkens zes maanden tot een maximum van drie jaar. Indien het aantal uren niet toereikend is voor de ondersteuningsbehoefte van de belanghebbende en het noodzakelijk voor de arbeidsinschakeling van belanghebbende is kan het maximaal aantal uren worden verdubbeld.

  • 5. Het college kan voor jobcoaching een maximumtarief per uur hanteren dat toereikend is voor de organisatie van jobcoaching, waarbij het college zorgdraagt voor de kenbaarheid van de voor het betreffende jaar van toepassing zijnde tarieven.

  • 6. Met instemming van de werkgever en de werknemer voor wie de subsidie wordt verleend, kan de jobcoach mede:

    • a.

      ondersteuning geven gericht op het vinden van werk; of

    • b.

      integrale ondersteuning geven bij de overgang van werk naar werk en van werk naar onderwijs.

Artikel 14c. Interne werkbegeleiding

  • 1. Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding.

  • 2. Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor een of meer medewerkers om hen in staat te stellen aan personen behorend tot de doelgroep interne werkbegeleiding te bieden.

Artikel 14d. Externe werkbegeleiding of nazorg

  • 1. Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op extra begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college extra begeleiding of nazorg na plaatsing bieden aan de werknemer en de werkgever voor de noodzakelijke ondersteuning bij het inwerken of het gaan functioneren op de werkplek.

  • 2. Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor een of meer medewerkers om hen in staat te stellen personen behorend tot de doelgroep vervolgens zelf te begeleiden.

Hoofdstuk 3A. Specifieke bepalingen doelgroep Breed offensief

Paragraaf 3A.1 Administratief proces loonkostensubsidie

Artikel 14e. Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

  • 6.

    Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

  • 7.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

  • 8.

    Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet.

    Als deze aanvraag is gedaan na het begin van de dienstbetrekking voor een persoon als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de wet, wordt de vaststelling of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie bepaald door middel van de Praktijkroute.

  • 9.

    Het college stelt binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 10.

    Het college neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het preferente proces loonkostensubsidie in acht.

Paragraaf 3A.2 Procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

Artikel 14f. Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning naar en bij werk en overige voorzieningen

  • 1. Het college kan persoonlijke ondersteuning naar en bij werk en overige voorzieningen verstrekken ten behoeve van een persoon die behoort tot de doelgroep.

  • 2. Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 3, de volgende voorwaarden:

    • a.

      de persoon behoort tot de doelgroep en is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft genoten;

    • b.

      de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning mogelijk bijstandsgerechtigd worden;

    • c.

      de werkgever biedt een dienstbetrekking aan van minimaal zes, met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

    • d.

      het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

    • e.

      het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

    • f.

      er is naar het oordeel van het college geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

    • g.

      de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van het college proportioneel, dat wil zeggen dat de investering in de voorziening moet opwegen tegen de maatschappelijke opbrengsten van uitstroom naar werk.

Artikel 14g. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning naar en bij werk en overige voorzieningen

  • 1. Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning naar en bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever. Het college kan hiervoor een aanvraagformulier vaststellen.

  • 2. Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college onderzoekt (middels inwinnen deskundig oordeel en advies) voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet.

Paragraaf 3A.3 Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk

Artikel 14h. Persoonlijke ondersteuning naar en bij werk

  • 1. Het college kan persoonlijke ondersteuning naar en bij werk in verschillende vormen verstrekken:

  • 2.

    • a.

      jobcoaching in natura;

    • b.

      werkbegeleiding of nazorg in natura.

  • 3. een subsidie toekennen aan de werkgever voor:

    • a.

      jobcoaching door een interne of externe jobcoach; of

    • b.

      interne werkbegeleiding door een interne werkbegeleider;

  • 4. De in het eerste of tweede lid genoemde ondersteuning kan ook worden aangeboden met het oog op het verrichten van re-integratieactiviteiten.

Artikel 14i. Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning naar en bij werk

  • 1. De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning naar werk, kan op ieder moment in het traject naar werk worden aangevraagd of kan ambtshalve worden ingezet.

  • 2. De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 12 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • 3. Het college stelt in nadere regels de omvang van de persoonlijke ondersteuning vast, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

  • 4. Als door of namens gemeente een of meer jobcoaches gecontracteerd zijn, biedt het college deze bij voorrang aan.

Paragraaf 3A.4. Specifieke bepalingen overige voorzieningen

Artikel 14j. Specifieke voorwaarden toekenning vervoersvoorziening

  • 1. Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek of activiteiten in het kader van arbeidstoeleiding kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

  • 2. Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b.

      het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

  • 3. Voor de vaststelling van de hoogte van de vervoersvoorziening maken we gebruik van de geldende normbedragen volgens het UWV met betrekking tot werk- en onderwijsvoorzieningen.

  • 4. De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor een taxi of een andere vorm van vervoer.

  • 5. Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

Artikel 14k. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

  • 1. Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken of bij arbeidstoeleiding;

  • 2. Voor de vaststelling van de omvang van de intermediaire activiteit maken we gebruik van de geldende normbedragen volgens het UWV met betrekking tot werk- en onderwijsvoorzieningen.

Artikel 14l. Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen

  • 1. Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken.

  • 2. Het betreft het verstrekken van de meeneembare voorziening voor de inrichting van de werkplek, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingslocatie of de proefplaats en bij het werk of opleiding te gebruiken hulpmiddelen.

  • 3. Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is, zie ook artikel 2.3.

  • 4. De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. Wanneer een voorziening op maat gemaakt is voor belanghebbende kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

Artikel 14m. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen

Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht

  • 1. Intrekking van hoofdstuk 2 van de bestaande Verordening Participatiewet 2015 per 01 juli 2023

Artikel 16 Beleidsregels

Onverminderd het bepaalde in deze verordening kan het dagelijks bestuur ten behoeve van deze verordening beleidsregels vaststellen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening gaat in per 1 juli 2023 met terugwerkende kracht.

Deze verordening kan worden aangehaald als re integratie verordening.

Ondertekening