Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen

Geldend van 10-07-2024 t/m heden

Intitulé

Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen

Het dagelijks bestuur van het waterschap Limburg en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek, Beekdaelen, Beesel, Bergen, Brunssum, Echt- Susteren, Eijsden-Margraten, Gennep, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Leudal, Maasgouw, Maastricht, Meerssen, Mook en Middelaar, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg, Venlo, Voerendaal, Weert;

Overwegende dat:

  • het uit overwegingen van kwaliteit, continuïteit en efficiency gewenst is om hun samenwerking bij de beleidsvoorbereiding, heffing en invordering, behandelen van bezwaar en beroep van waterschapbelastingen en gemeentelijke belastingen, alsmede de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken vorm te geven op basis van een gemeenschappelijke regeling;

  • dat de grondslag van de gemeenschappelijke regeling is gebaseerd op hoofdstuk V, Regelingen tussen gemeenten en waterschappen, artikel 61 en volgende van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • het dagelijks bestuur van het waterschap en het college van burgemeester en wethouders van hun algemeen bestuur, respectievelijk gemeenteraad daartoe de vereiste toestemming heeft verkregen;

  • dat het gezien de samenvoeging van de waterschappen, opgedane ervaringen en adviezen, leesbaarheid en wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen wenselijk is de bestaande regeling aan te passen en te verduidelijken;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Waterschapswet, de Waterwet, de Gemeentewet en de Wet waardering onroerende zaken;

besluiten:

vast te stellen de derde wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen met ingang van 1 juli 2024, waardoor deze als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze Gemeenschappelijke Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: Gemeenschappelijke Regeling “Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen”;

  • b.

    deelnemer: een aan deze regeling deelnemend college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap Limburg;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

  • d.

    belastingen: de belastingen en rechten genoemd in hoofdstuk XV van de Gemeentewet dan wel belastingen die overeenkomstig artikel 219, eerste lid van de Gemeentewet krachtens een andere wet worden geheven en de belastingen genoemd in hoofdstuk XVI, XVII en XVIIb van de Waterschapswet dan wel belastingen of rechten die overeenkomstig artikel 113 van de Waterschapswet krachtens een andere wet worden geheven;

  • e.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    combibiljet: de onroerende zaakbelasting, beschikking ex artikel 17 Wet Waardering onroerende zaken, rioolheffing, afvalstoffenheffing, hondenbelasting en waterschapheffingen verenigd op één aanslagbiljet;

  • g.

    uitvoeringsregels: de navolgende uniforme regels die samenhangen met het combibiljet:

    • -

      aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

    • -

      toekennen van ambtshalve vermindering

    • -

      horen van een belastingplichtige in de bezwaarfase

    • -

      toepassing automatische incasso

    • -

      verlenen van uitstel bij bezwaarschriften

    • -

      toepassing van de bestuurlijke boete

    • -

      toepassing proceskosten bestuursrecht

    • -

      aangifte, voorlopige aanslag en de toepassing van invorderingsrente

    • -

      leidraad invordering

  • h.

    gemeenten in Noord-Limburg: Beesel, Bergen, Gennep, Mook en Middelaar, Peel en Maas, Venlo;

  • i.

    gemeenten in Midden-Limburg: Echt-Susteren, Leudal, Nederweert, Maasgouw, Roerdalen, Roermond, Weert;

  • j.

    gemeenten in Zuid-Limburg: Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal;

  • k.

    grote gemeente: gemeente met een inwonertal van meer dan 70.000;

  • l.

    middelgrote gemeente: gemeente met een inwonertal tussen 25.000 en 70.000;

  • m.

    kleine gemeente: gemeente met een inwonertal minder dan 25.000;

  • n.

    BsGW: het openbaar lichaam Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.

Hoofdstuk II Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid van de wet genaamd “Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen”.

  • 2. De BsGW is gevestigd in Roermond.

  • 3. Het rechtsgebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten evenals het beheergebied van het waterschap.

Artikel 3: Bestuursorganen

Het bestuur van de BsGW bestaat in ieder geval uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk III Te behartigen belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Te behartigen belangen

  • 1. De regeling wordt getroffen in het belang van de deelnemers voor het:

    • a.

      heffen en invorderen van belastingen;

    • b.

      afhandelen van bezwaar- en beroepschriften inzake belastingen;

    • c.

      uitvoeren van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2. Het dagelijks bestuur adviseert de deelnemers omtrent de belastingen waarvan de heffing en invordering krachtens deze regeling is opgedragen aan de BsGW.

Artikel 5 Overdracht en mandaat bevoegdheden.

  • 1. Aan het dagelijks bestuur wordt overgedragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als heffingsambtenaar, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder a van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder a van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als invorderingsambtenaar, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder b van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid onder b van de Waterschapswet, bevoegd tot het invorderen van belastingen;

    • c.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW of een gerechtsdeurwaarder als belastingdeurwaarder, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder d van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder d van de Waterschapswet;

    • d.

      de aanwijzing van een of meer ambtenaren van de BsGW als ambtenaar van de BsGW als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder c van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder c van de Waterschapswet, bevoegd tot het heffen en invorderen van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

    • e.

      het beslissen op administratieve beroepen tegen afgewezen verzoeken om kwijtschelding;

    • f.

      het vaststellen van uitvoeringsregels samenhangend met het combibiljet.

  • 2.

    Het eerste lid is uitsluitend van toepassing ten aanzien van de:

    • a.

      onroerende zaak belasting als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

    • b.

      hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;

    • c.

      afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

    • d.

      rioolheffing als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet;

    • e.

      watersysteemheffing als bedoeld in artikel 117 van de Waterschapswet;

    • f.

      zuiveringsheffing als bedoeld in artikel 122d van de Waterschapswet;

    • g.

      verontreinigingsheffing als bedoeld in artikel 7.2 van de Waterwet;

    • h.

      uitvoering van de wet WOZ.

  • 3.

    Ten aanzien van de in het tweede lid genoemde belastingen wordt aan het dagelijks bestuur mandaat verleend tot:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 144, vijfde lid, van de Waterschapswet;

    • b.

      toepassing geven aan de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • c.

      het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een bij beschikking opgelegde boete als bedoeld in artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 6 Aanvullende overdracht en mandaat bevoegdheden

De bevoegdheden als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid kunnen ter zake van andere belastingen dan genoemd in artikel 5, tweede lid aan het dagelijks bestuur worden overgedragen dan wel gemandateerd. Deze overdracht en mandatering behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur.

Artikel 7 Dienstverleningsovereenkomst

  • 1. Ter uitvoering van de in artikel 4 opgenomen belangen worden meerjarige dienstverleningsovereenkomsten aangegaan tussen het dagelijks bestuur en elk van de deelnemers.

  • 2. De dienstverleningsovereenkomsten dienen ten minste te bevatten:

    • a.

      te leveren producten en diensten;

    • b.

      uit te voeren processen;

    • c.

      kwaliteit van producten en diensten;

    • d.

      verantwoording door BsGW;

    • e.

      afdracht van inkomsten;

    • f.

      relaties/gegevensuitwisseling;

    • g.

      relatiebeheer;

    • h.

      accountantsverklaring;

    • i.

      toetreding en investeringsfee.

Artikel 7a Inspraak

  • 1. Ingezetenen van de provincie Limburg en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers onderscheidenlijk het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur van het waterschap betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden, het algemeen bestuur van het waterschap inbegrepen, het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de provincie Limburg en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

Hoofdstuk IV Het algemeen bestuur

Artikel 8 Omvang, samenstelling en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Aan het hoofd van de BsGW staat het algemeen bestuur, bestaande uit zoveel leden als er deelnemers zijn.

  • 2. Het college van iedere deelnemende gemeente en het dagelijks bestuur van het waterschap wijst uit zijn midden één lid aan als lid van het algemeen bestuur. Gelijktijdig wordt/worden een of meer vaste plaatsvervanger(s) aangewezen. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor het college dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap is benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk binnen zes weken na de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode van het college of het dagelijks bestuur van het waterschap.

  • 3. Bij tussentijdse toetreding vindt aanwijzing van het lid met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid plaats gelijktijdig met het besluit tot toetreding.

  • 4. Het lidmaatschap eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid van het college of het dagelijks bestuur van het waterschap te zijn.

  • 5. Indien tussentijds een vacature ontstaat wijst het college dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap ten spoedigste een nieuw lid aan.

  • 6. Een lid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de voorzitter en aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen. Het lidmaatschap duurt voort tot het moment waarop in de opvolging is voorzien.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt of wanneer tenminste twee

  • 1. leden dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

  • 2. De vergaderingen zijn openbaar.

  • 3. De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 10 Stemverhouding

  • 1. Er wordt voorzien in meervoudig stemrecht.

  • 2. Het stemrecht van een lid wordt gebaseerd op het aandeel in de kosten van de BsGW van de deelnemer die dat lid vertegenwoordigt, zoals dat voortvloeit uit de actuele begroting.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Besluiten worden op basis van gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 2. Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering waarin meer dan de helft van het aantal leden is opgekomen, welke leden tenminste tweederde van de stemmen vertegenwoordigen.

  • 3. Indien niet meer dan de helft van het aantal leden is opgekomen welke leden tenminste tweederde van de stemmen in een vergadering vertegenwoordigen, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde in het tweede lid is voldaan.

  • 4. Bij het stemmen over personen zijn de artikelen 29 tot en met 31 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 De taak en de bevoegdheden

  • 1. Tot de taak en de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de kostenverdelingssystematiek;

    • c.

      het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in de kosten van de BsGW;

    • d.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • e.

      het vaststellen van verordeningen die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van de BsGW ;

    • f.

      het vaststellen van een treasury-statuut;

    • g.

      het vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking;

    • h.

      het vaststellen van de voorwaarden voor toetreding;

    • i.

      het opleggen van de vergoeding voor uittreding;

    • j.

      het doen van voorstellen aan de deelnemers tot toetreding en uittreding van (andere) deelnemers;

    • k.

      oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 2. Een besluit over het in het vorige lid, aanhef en onder k genoemde onderwerp wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen naar voren te brengen.

Artikel 12a Zienswijzen

  • 1. Het algemeen bestuur besluit niet tot het vaststellen van meerjarige strategische plannen dan nadat de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun zienswijzen op het concept bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste een vijfde van de gemeenteraden, het algemeen bestuur van het waterschap inbegrepen, het dagelijks bestuur hierom verzoekt. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden en het algemeen bestuur van het waterschap hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 3. Indien het tweede lid wordt toegepast, dan hebben de gemeenteraden onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven zijn, stelt het dagelijks bestuur de gemeenteraden, het algemeen bestuur van het waterschap en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 13: Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap dat hem heeft aangewezen en de raad van de gemeente dan wel het algemeen bestuur van het waterschap alle inlichtingen die worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap dat hem heeft aangewezen en door de raad van de gemeente dan wel het algemeen bestuur van het waterschap te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap dat hem heeft aangewezen, kan door het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap worden ontslagen. In dat geval draagt het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 4. Het algemeen bestuur verstrekt de raden van de gemeenten dan wel het algemeen bestuur van het waterschap alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden dan wel dat bestuur worden gevraagd.

  • 5. Het algemeen bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Hoofdstuk V Het dagelijks bestuur

Artikel 14 Omvang, samenstelling en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat minimaal uit drie en maximaal uit zeven personen uit het algemeen bestuur waaronder het lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het dagelijks bestuur van het waterschap. Voor de overige personen geldt dat zij door en uit het algemeen bestuur op de volgende wijze worden aangewezen:

    • -

      één lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de grote gemeenten in Noord- en Midden Limburg;

    • -

      één lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de grote gemeenten in Zuid-Limburg;

    • -

      één lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de middelgrote gemeenten in Noord- en Midden-Limburg;

    • -

      één lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de middelgrote gemeenten in Zuid-Limburg;

    • -

      één lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de kleine gemeenten in Noord- en Midden-Limburg:

    • -

      een lid van en uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de kleine gemeenten in Zuid-Limburg..

  • 2. leden treden af met ingang van de dag waarop zij aftreden uit het algemeen bestuur. Een lid kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.

  • 3. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.

  • 4. Een lid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mee aan het algemeen bestuur en aan het college van burgemeester en wethouders dan wel het dagelijks bestuur van het waterschap dat hem heeft aangewezen. Het lid houdt zitting in het dagelijks bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 15 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of één van de leden van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

  • 2. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft een stem.

  • 3. Besluiten worden op basis van gewone meerderheid van stemmen genomen.

Artikel 16 De taak en de bevoegdheden

Tot de taak en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van de BsGW voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden of uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de BsGW;

  • d.

    [vervallen]

  • e.

    het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de BsGW, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 64a van de wet;

  • f.

    het namens de BsGW, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur besluiten tot het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g.

    het nemen van conservatoire maatregelen en alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

  • h.

    het afkondigen van de besluiten, waarvan de afkondiging bij de wet of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven;

  • i.

    het beheren van de inkomsten en uitgaven van de BsGW;

  • j.

    het toezicht op het beheer en het onderhoud van alle werken en eigendommen van de BsGW;

  • k.

    het vaststellen van de plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken, leveringen en diensten ten behoeve van de regeling, waarvan de vaststelling het algemeen bestuur niet aan zich heeft voorbehouden;

  • l.

    het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten;

  • m.

    het aangaan van samenwerkingsverbanden met andere rechtspersonen die taken uitoefenen op het gebied van belastingen;

  • n.

    houden van toezicht op al hetgeen de regeling aangaat;

  • o.

    het aangaan van geldleningen en rekening-courantovereenkomsten;

  • p.

    het uitlenen van gelden.

Artikel 17 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geven het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening ter vaststelling een verslag aan over de werkzaamheden van de BsGW over het afgelopen jaar.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt het verslag na de vaststelling door het algemeen bestuur toe aan het college van de deelnemende gemeente, het dagelijks bestuur van het waterschap en aan Gedeputeerde Staten.

  • 6. Het dagelijks bestuur verstrekt de raden van de gemeenten dan wel het algemeen bestuur van het waterschap alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden dan wel dat bestuur worden gevraagd.

  • 7. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Hoofdstuk VI De voorzitter

Artikel 18 Voorzitterschap

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter respectievelijk vice-voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aan. Het dagelijks bestuur zal hiervoor een voorstel doen aan het algemeen bestuur.

  • 2. De (vice-)voorzitter treedt af op de dag waarop de deelnemer heeft voorzien in de vacature van lid van het algemeen bestuur én een nieuw dagelijks bestuur is gevormd.

  • 3. De voorzitter verstrekt de raden van de gemeenten dan wel het algemeen bestuur van het waterschap alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden dan wel dat bestuur worden gevraagd.

Artikel 19 De taak en de bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt ervoor zorg dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.

  • 2. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de BsGW in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging schriftelijk aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.

  • 4. Indien de voorzitter behoort tot het college van een deelnemende gemeente of het dagelijks bestuur van het waterschap dat partij is bij een geding waarbij de BsGW is betrokken, oefent de vice-voorzitter met betrekking tot dat geding de in het derde lid genoemde bevoegdheid uit.

Artikel 19a Informatieplicht

  • 1. De voorzitter verstrekt de raden van de gemeenten dan wel het algemeen bestuur van het waterschap alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden dan wel dat bestuur worden gevraagd.

  • 2. De voorzitter geeft de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Hoofdstuk VII De directeur

Artikel 20 De directeur

  • 1. De BsGW heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een directeur staat.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

  • 3. De directeur staat tevens, als secretaris, de bestuursorganen van de BsGW bij in de vervulling van hun taak. De directeur is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4. 4 Alle uitgaande stukken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de directeur mede ondertekend.

  • 5. Het bepaalde in het derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing op degene die de directeur vervangt.

Hoofdstuk VIII Financiën

Artikel 21 Verdeling kosten

  • 1. De deelnemers dragen de kosten.

  • 2. De kosten worden verdeeld overeenkomstig de kostenverdelingssystematiek.

Artikel 22 :Verdeling risico

  • 1. De risico’s met betrekking tot de bedrijfsvoering komen voor rekening van de BsGW. De overige risico’s, waaronder de risico’s met betrekking tot de eigen belastingopbrengst, komen voor rekening van de deelnemers.

  • 2. De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat de BsGW te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 3. De deelnemers staan gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boete en kosten van de door de regeling af te sluiten langlopende leningen, kasgeldleningen en in rekening courant op te nemen gelden naar verhouding van de kostenverdelingssystematiek als bedoeld in artikel 21.

Artikel 23 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór de in artikel 67a van de wet genoemde datum de algemene en financiële en beleidsmatige kaders toe aan de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 maart een ontwerpbegroting met de daarbij behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zo spoedig mogelijk maar tenminste twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten en aan het algemeen bestuur van het waterschap.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 4. De raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede over de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Hierbij wordt rekening gehouden met de door

  • 6. de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap uitgebrachte zienswijze.

  • 7. Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten en aan het algemeen bestuur van het waterschap die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 67, tweede lid, van de wet genoemde datum aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 24 Begrotingswijziging

  • 1. Het bepaalde in artikel 23, tweede, vierde, vijfde, zesde lid tweede volzin, zevende en achtste lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 2. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op wijzigingen van de begroting, die niet leiden tot een overschrijding van het budget van de BsGW voor zover dit wordt bepaald door de vastgestelde bijdragen van de deelnemers.

Artikel 25 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór de in artikel 67a van de wet genoemde datum de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 67, vierde lid, van de wet genoemde datum aan de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 26 Vergoedingen

De leden van het bestuur ontvangen vanuit de BsGW geen vergoeding voor hun werkzaamheden noch een tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 27 Administratie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie worden getoetst.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 213, derde, vierde en vijfde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de accountantsverklaring en het verslag.

Hoofdstuk IX Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 28 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 29 Wijziging

De regeling kan worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur bij besluiten met tweederde meerderheid van het aantal deelnemers, onverminderd het bepaalde in artikel 61 van de wet.

Artikel 30 Toetreding

  • 1. Toetreding tot de regeling vindt plaats bij schriftelijk verzoek van het college dat wenst toe te treden, onverminderd het bepaalde in artikel 61 van de wet.

  • 2. Toetreding kan slechts plaatsvinden wanneer alle reeds deelnemende colleges en het dagelijks bestuur van het waterschap daarin toestemmen bij eensluidend besluit. De colleges respectievelijk het dagelijks bestuur van het waterschap nemen dit besluit pas na verkregen toestemming van de raad dan wel het algemeen bestuur van het waterschap.

  • 3. In een besluit als bedoeld in het tweede lid kan toetreding afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door het college dat wenst toe te treden.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

Artikel 31 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 61 van de wet.

  • 2. Een deelnemer zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel 31a Procedure en inhoud van het uittredingsplan

  • 1. Het in artikel 31, vierde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2. Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 4. De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 31 in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5. Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 32 Opheffing

  • 1. De gemeenschappelijke regeling kan worden opgeheven met instemming van alle deelnemers minus één. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de deelnemers onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap te brengen.

  • 2. Bij opheffing van de regeling wordt een liquidatieplan opgesteld. Het bepaalde in het vierde lid van artikel 31 en het tweede, derde en vijfde lid van artikel 31a is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan. Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

Artikel 33 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW, die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van een van de deelnemende gemeenten of het waterschap.

  • 5. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente onderscheidenlijk het waterschap, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De archivaris van de gemeente onderscheidenlijk het waterschap, bedoeld in het vierde lid, brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van BsGW, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van BsGW.

Artikel 34 Geschillen

  • 1. Voordat een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet ter beslissing wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie voor een niet bindend advies.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Eén lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en één lid door de deelnemer. Deze leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens zal optreden als voorzitter van de commissie.

  • 3. Indien het advies van de commissie niet leidt tot een oplossing van het geschil wordt dit voorgelegd aan Gedeputeerde Staten overeenkomstig artikel 28 van de wet.

  • 4. Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet is sprake als tenminste één van de deelnemers of het algemeen bestuur een zodanige mening is toegedaan.

Artikel 35 Bekendmaking en evaluatie

  • 1. De werking van de regeling zal om de vijf jaar geëvalueerd worden, voor het eerst in 2029. Het dagelijks bestuur zal daartoe een onderzoeksvoorstel en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties aan de deelnemers voorleggen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond maakt de regeling tijdig overeenkomstig artikel 26 van de wet bekend in het Gemeenteblad van Roermond.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 36 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: “Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen”.

Ondertekening