Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet gemeente Utrecht

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-08-2024

Intitulé

Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 januari 2024;

  • gelet op de artikelen 8a en 10b, zevende lid, van de Participatiewet;

  • gelet op de artikelen 35 aanhef en sub d van de IOAW;

  • gelet op de artikelen 35 aanhef en sub d van de IOAZ;

  • gezien het advies van Volksgezondheid, Onderwijs, Werk en Economie.

Besluit de volgende verordening vast te stellen: de verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • b.

    interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek;

  • c.

    jobcoaching: door een erkende deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk;

  • d.

    overige voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de wet;

  • e.

    persoonlijke ondersteuning bij werk: ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de wet;

  • a.

    voorziening: door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte voorziening, gericht op arbeidsinschakeling waaronder mede wordt begrepen persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken;

  • b.

    wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 2 Evenwichtige verdeling

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een evenwichtig aanbod van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep, rekening houdend met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en

  • b.

    de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening weigeren als:

    • a.

      de persoon onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

    • b.

      de persoon een beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • c.

      de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

    • d.

      er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen ten aanzien van arbeidsinschakeling en re-integratie als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

    • c.

      de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet langer voldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • d.

      de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • e.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • f.

      of de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 3. Burgemeester en wethouders bieden de goedkoopst adequate voorziening aan, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Burgemeester en wethouders houden bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de wet.

  • 4. Burgemeester en wethouders bieden de voorzieningen uitsluitend aan als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 5. Burgemeester en wethouders weigeren toestemming tot het toekennen van een forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d lid 5 van de wet na eerdere toekenning van een proefplaats en/of werkervaringsplaats.

Artikel 4. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken de volgende voorzieningen:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken; of

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast een of meer van de voorzieningen uit de Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Gemeente Utrecht of een andere voorziening, die bijdragen aan het participeren in de samenleving aangeboden.

Artikel 5. Participatieplaats

De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 300,- per zes maanden.

Artikel 6. Werkervaringsplaats

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden een persoon een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aan als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep ; en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Duur van een werkervaringsplaats is 3 maanden met mogelijkheid tot verlenging van 3 maanden met een maximale duur van 6 maanden.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats ; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 7. Proefplaats

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet die algemene bijstand ontvangt, toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever voor de duur van maximaal twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden, onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.

  • 2. Het doel van een proefplaats is de inschakeling in arbeid van de persoon bij een werkgever te bevorderen, waarbij de proefplaats voor een zo beperkt mogelijke duur wordt ingezet.

  • 3. Voor een proefplaats wordt uitsluitend toestemming verleend als:

    • a.

      de persoon, gelet op zijn vaardigheden en capaciteiten, tot de werkzaamheden in staat is;

    • b.

      Burgemeester en wethouders verwachten dat de plaatsing bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling;

    • c.

      de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

    • d.

      de werkgever bij aanvang van de proefplaats schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaats, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming bedoeld in het eerste lid weigeren als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaats kan worden aangenomen voor dat werk of als direct na de proefplaats sprake is van een dienstverband met forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 5. Als de werkzaamheden op de proefplaats wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze periode voor de toepassing van de maximale periode, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 8. Scholing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het gaat de krachten of bekwaamheden van de persoon niet te boven; en

    • b.

      het draagt bij aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen.

Artikel 9. Detacheringsbaan

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen door detachering zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

Artikel 10. Reiskostentegemoetkoming

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan personen die behoren tot de doelgroep een tegemoetkoming toe voor reiskosten voor zover die voortkomen uit activiteit in het kader van een re-integratie-, participatietraject.

  • 2. De vergoeding wordt niet verstrekt als op grond van een andere regeling aanspraak op vergoeding kan worden gemaakt of als de werkgever de kosten vergoedt.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen over de voorwaarden en de hoogte van de tegemoetkoming.

Artikel 11. Ondersteuning kinderopvang

Het college kan ondersteuning bieden bij het vinden van kinderopvang aan een persoon die gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling, die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt.

Artikel 12. Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

  • 1. Een aanvraag om loonkostensubsidie wordt afgedaan overeenkomstig het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel.

  • 2. Burgemeester en wethouders bevestigen de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, aan de werkgever en de persoon.

  • 3. Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet. Als deze aanvraag is gedaan na het begin van de dienstbetrekking voor een persoon als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de wet, wordt de vaststelling of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie bepaald door middel van de Praktijkroute. Onder Praktijkroute wordt verstaan het proces om de persoon, behorend tot de doelgroep, toegang tot het doelgroepenregister te laten verkrijgen op basis van loonwaardevaststelling op de werkplek.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 5. Burgemeester en wethouders nemen bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het actuele preferente proces loonkostensubsidie in acht, zoals is te vinden op Toolkit preferent proces Loonkostensubsidie | Samen voor de klant.

Artikel 13. Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen verstrekken ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking.

  • 2. Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 3, de volgende voorwaarden:

    • a.

      de persoon behoort tot de doelgroep en is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft genoten;

    • b.

      de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning niet aan het arbeidsproces deelnemen;

    • c.

      de werkgever biedt een dienstbetrekking aan van minimaal zes maanden, met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

    • d.

      het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

    • e.

      het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

    • f.

      er is naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

    • g.

      de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van burgemeester en wethouders proportioneel, dat wil zeggen dat de investering in de voorziening moet opwegen tegen de maatschappelijke opbrengsten van uitstroom naar werk.

Artikel 14. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1. Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kunnen bij burgemeester en wethouders worden ingediend door de persoon of zijn werkgever. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor een aanvraagformulier vaststellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bevestigen de ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Burgemeester en wethouders onderzoeken, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken na de aanvraag, de mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte van de persoon.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een deskundig oordeel en advies inwinnen, als de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

  • 5. Burgemeester en wethouders bepalen na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 6. Burgemeester en wethouders onderzoeken, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet.

Artikel 15. Inhoud beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • Burgemeester en wethouders geven in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

  • a. welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt verstrekt;

  • b. als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag;

  • c. de duur en intensiteit van de ondersteuning;

  • d. de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening;

  • e. als de verstrekking afwijkt van wat is aangevraagd, wat de reden is van afwijking; en

  • f. voor zover van toepassing, welke andere ondersteuning of voorziening relevant is, of kan zijn, waaronder de wijze waarop de persoon integraal kan worden ondersteund.

Artikel 16. Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van jobcoaching in natura verstrekken door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van de jobcoaching heeft ingekocht.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor:

    • a.

      jobcoaching door een interne of externe jobcoach; en/of

    • b.

      interne werkbegeleiding door een interne werkbegeleider.

  • 3. De in het eerste of tweede lid genoemde ondersteuning kan ook worden aangeboden met het oog op het verrichten van werkzaamheden, anders dan in dienstverband, zoals bij een proefplaats of een leer-werktraject.

Artikel 17. Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1. De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

Artikel 18. Jobcoaching

  • 1. De in te zetten jobcoaching wordt bepaald op basis van de volgende begeleidingsregimes: licht, middel, zwaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen over de kwaliteitseisen van een jobcoach, regimes, doelgroep, soorten en voorwaarden van jobcoaching

Artikel 19. Jobcoaching in natura

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching in natura aanbieden.

  • 2. Bij aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20. Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag subsidie voor het organiseren van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen voor de voorwaarden en het maximumtarief waaronder een subsidie voor jobcoaching wordt verleend.

Artikel 21. Werkbegeleiding

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag subsidie voor het organiseren van werkbegeleiding verlenen aan de werkgever.

    De in te zetten werkbegeleiding wordt bepaald op basis van de volgende begeleidingsregimes: licht, middel.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen over de kwaliteitseisen van een werkbegeleider, regimes, doelgroep, soorten en voorwaarden van werkbegeleiding.

Artikel 22. Specifieke voorwaarden toekenning vervoersvoorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b.

      het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

  • 3. De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor een taxi of een andere vorm van vervoer.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen onder welke voorwaarden deze voorziening wordt verstrekt.

Artikel 23. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij een motorische handicap

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende motorische lichaamsfunctie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen onder welke voorwaarden deze voorziening wordt verstrekt.

Artikel 24. Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken.

  • 2. De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel nader uitwerken hoe het de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer bepaalt.

Artikel 25. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit nodig is om zijn werk uit te voeren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel nader uitwerken hoe het de noodzaak en meerwaarde van de werkplekaanpassingen bepaalt.

Artikel 26. Werkgeverspremie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een werkgeverspremie verstrekken aan een werkgever die direct verband houdt met het in dienst nemen of houden, dan wel met het aanbieden van een arbeidsplaats aan iemand uit de doelgroep. De premie is bedoeld als een eenmalige (opstart)vergoeding voor een werkgever, niet zijnde een uitzendbureau, ter compensatie van inwerken, begeleiding en/of tijdelijk productieverlies.

  • 2. Voor de in lid 1 genoemde kosten geldt dat deze noodzakelijk zijn en niet op een andere manier zijn of kunnen worden vergoed.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regel bepalingen opnemen over de duur en omvang van het dienstverband en de maximale hoogte van de premie.

Artikel 27. Nazorg bij arbeidsinschakeling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een persoon, die gebruik heeft gemaakt van ondersteuning of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, en die algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, een voorziening bieden gericht op nazorg.

  • 2. De in het eerste lid genoemde nazorg heeft tot doel om de arbeid te behouden en hernieuwde afhankelijkheid van een uitkering te voorkomen.

  • 3. De duur van de nazorg is maximaal 12 maanden.

Artikel 28. Tegenprestatie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de belanghebbende opdragen om naar vermogen een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de wet, artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen te verrichten.

  • 2. De raad behoudt zich het recht voor om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8a, eerste lid, onder b en artikel 9 eerste lid, onder c, van de wet, artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen nadere of aanvullende regels te stellen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.

  • 3. De belanghebbende is behoudens het bepaalde in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet, artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37 lid 1, onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen vrij in de keuze van de door hem te verrichten tegenprestatie, voor zover deze de inschakeling in de arbeid niet belemmert.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 29. Hardheidsclausule

  • Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 30 Intrekking

De Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 31 Overgangsbepalingen

  • 1. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 voor de duur:

    • a.

      van periode van 12 maanden gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening; of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen na afloop van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening in verband met een bijzondere individuele situatie wordt voortgezet.

  • 3. De Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het eerst een tweede lid.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 5 augustus 2024.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Gemeente Utrecht’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2024.

De burgemeester,

Sharon A.M. Dijksma

De griffier,

Merel van Hal