Beleidsregels inburgering Gemeente Gouda 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-07-2024

Intitulé

Beleidsregels inburgering Gemeente Gouda 2024

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Gouda, gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet inburgering 2021, besluit vast te stellen de Beleidsregels inburgering Gouda 2024.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • Besluit: het Besluit inburgering 2021;

    • CEFR: het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen

    • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

    • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • nareiziger: het nareizende familielid van de persoon zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021, dat na inwilliging van de gezinshereniging in Nederland mag verblijven;

    • ontzorgen: het betalen van de vaste lasten gedurende de eerste zes maanden van de bijstand, zoals bedoeld in artikel 56a Participatiewet;

    • PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • Regeling: de Regeling inburgering 2021;

    • wet: de Wet inburgering 2021.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021 of de Regeling inburgering 2021.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle inburgeringsplichtigen die in de gemeente Gouda wonen en die inburgeringsplichtig zijn volgens de Wet inburgering 2021. Deze beleidsregels zijn overeenkomstig van toepassing op inburgeringsplichtige asielstatushouders die aan Gouda gekoppeld zijn en in afwachting van huisvesting nog in een asielzoekerscentrum verblijven.

Artikel 3. Belangrijkste punten van het inburgeringstraject

De gemeente speelt een leidende rol in het ondersteunen en begeleiden van de inburgeringsplichtige, met nadruk op de volgende aspecten:

  • a.

    Tijdige start: De gemeente zorgt voor een snelle aanvang van het inburgeringstraject.

  • b.

    Snelheid: De gemeente bewaakt dat het inburgeringstraject tijdig afgerond wordt, met zo min mogelijk onderbrekingen.

  • c.

    Maatwerk: De gemeente stelt voor elke inburgeringsplichtige een op maat gesneden traject vast.

  • d.

    Dualiteit: De gemeente zorgt voor zo veel mogelijk integratie van taalonderwijs met (maatschappelijke) participatieactiviteiten.

  • e.

    Kwaliteit: De gemeente draagt zorgt voor een goede kwaliteit van het aangeboden programma.

  • f.

    Ondersteuning: De gemeente ondersteunt de inburgeringsplichte tijdens het inburgeringstraject en zorgt dat de inburgeringsplichtige beschikt over voldoende vaardigheden voor de omgang met geld en de Nederlandse wet- en regelgeving.

Artikel 4. Aanbod van de gemeente

  • 1. De gemeente biedt asielstatushouders de volgende onderdelen van de inburgering aan:

    • a.

      de brede intake, het PIP en de daarbij horende voortgangsgesprekken;

    • b.

      een cursus of opleiding waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute inclusief de module Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM);

    • c.

      de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP);

    • d.

      het Participatieverklaringstraject (PVT);

    • e.

      maatschappelijke begeleiding;

  • 2. Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

  • 4. De gemeente biedt gezinsmigranten en overige migranten de volgende onderdelen van de inburgering aan:

    • a.

      de brede intake, het PIP en de daarbij horende voortgangsgesprekken;

    • b.

      de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP);

    • c.

      het Participatieverklaringstraject (PVT).

Artikel 5. Reiskosten

  • 1. Reiskosten zijn algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit het eigen inkomen voldaan dienen te worden.

  • 2. Als bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de gemeente besluiten de inburgeringsplichtige asielstatushouder een reiskostenvergoeding toe te wijzen voor het vervoer naar de locatie van een inburgeringsonderdeel en terug.

  • 3. De reiskostenvergoeding uit het tweede lid, bestaat uit een vergoeding voor het voordeligste tarief van het doelmatige openbaar vervoer traject naar de plaats van bestemming.

  • 4. De reiskostenvergoeding uit het tweede lid, wordt niet toegekend als er vanuit een andere voorziening een vergoeding voor de reiskosten wordt verstrekt.

Artikel 6. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2. Voor de duur van het inburgeringstraject wordt formele schriftelijke communicatie die verband houdt met de inburgering, in eenvoudige taal opgesteld.

  • 3. Daarnaast kan bij de eerste uitnodiging voor het inburgeringstraject en bij het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (beschikking) ook een toelichting worden toegevoegd in een vreemde taal die de inburgeringsplichtige begrijpt.

  • 4. De toelichting uit het derde lid is enkel bedoeld als een extra dienstverlening aan de inburgeringsplichtige. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. De originele Nederlandse teksten blijven leidend.

  • 5. De gemeente beoordeelt elke twee jaar of de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen, passend en effectief is.

Artikel 7. Een goede start

  • 1. De gemeente draagt zorg voor een goede start van de inburgering.

  • 2. De start van de inburgering bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een kennismakingsgesprek (inburgeringsplichtige – consulent), en;

    • b.

      de brede intake, zoals bedoeld in artikel 14 van de wet.

  • 3. Voor de asielstatushouder bestaat de start verder uit:

    • a.

      het turbotaaltraject, zoals bedoeld in artikel 12, en;

    • b.

      indien de asielstatushouder voor het eerst een woning in de gemeente betrekt, het aanvragen van de basisvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 10.

  • 4. Voor de asielstatushouder kan het kennismakingsgesprek uit lid 2 onder a. vervangen worden door een overdrachtsgesprek, tussen de consulent inburgering, de casemanager van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de inburgeringsplichtige.

Artikel 8. Brede intake

  • 1. De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2. De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen. Voor asielstatushouders is dat zo snel mogelijk na het moment van koppeling aan de gemeente, maar uiterlijk vijftien werkdagen na de inschrijving in de gemeente. Voor gezinsmigranten en overige migranten is dit uiterlijk vijftien werkdagen na het moment van inschrijving in de gemeente.

  • 3. Indien het mogelijk is en naar inschatting van de gemeente wenselijk is, kan de brede intake voor aan Gouda gekoppelde asielstatushouders al tijdens het verblijf in het asielzoekerscentrum afgenomen worden.

  • 4. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets.

  • 5. De onderdelen a, b, en c uit het voorgaande lid, kunnen worden ingevuld door het voeren van een gesprek tussen de consulent en de inburgeringsplichtige.

  • 6. De gemeente brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

Artikel 9. Werkwijze brede intake

  • 1. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt de gemeente:

    • a.

      het moment en de plaats van de intake;

    • b.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • c.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake met de gemeente alleen te voeren of met aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner; en

    • d.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2. Tussen het verzenden van de uitnodiging voor de brede intake en de intake zit ten minste zeven dagen.

  • 3. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt na de eerste oproep, wordt, naast het bepaalde in artikel 22, telefonisch contact opgenomen met de inburgeringplichtige om deze te wijzen op de uitnodiging en de gevolgen van het niet verschijnen bij de brede intake.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. Hiervoor kan, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt worden van:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets;

    • b.

      de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem;

    • c.

      de informatie uit het uitkeringsdossier; en

    • d.

      informatie die is verkregen uit gesprekken voorafgaand aan de brede intake.

  • 5. De gemeente legt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk vast.

Artikel 10. Aanvragen basisvoorzieningen

  • 1. Wanneer een asielstatushouder voor het eerst een woning in de gemeente betrekt, zorgt de gemeente ervoor dat op de dag dat de huurovereenkomst getekend wordt de basisvoorzieningen aangevraagd kunnen worden.

  • 2. Het betreft in ieder geval het inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie personen en het aanvragen van een zorgverzekering. Indien van toepassing betreft het ook het aanvragen van een Participatiewet uitkering, bijzondere bijstand voor woninginrichting en het aanvragen van belastingtoeslagen.

  • 3. De asielstatushouder wordt op deze dag bijgestaan door een maatschappelijke begeleider.

Artikel 11. Ontzorgen

  • 1. De gemeente maakt per asielstatushouder een afweging of ontzorgen bijdraagt aan de beoogde doelstelling, namelijk financieel zelfredzaam worden.

  • 2. Als de verwachting bestaat dat financieel ontzorgen niet of onvoldoende bijdraagt aan de beoogde doelstelling, wordt er niet ontzorgt of wordt het ontzorgen eerder gestopt.

  • 3. Aan alle asielstatushouders wordt een training in financiële zelfredzaamheid aangeboden.

  • 4. De asielstatushouder die de cursus in financiële zelfredzaamheid aangeboden krijgt, is verplicht deel te nemen aan deze cursus.

Artikel 12. Turbotaaltraject voor asielstatushouders

  • 1. Het Turbotaaltraject is een verplicht onderdeel voor asielstatushouders.

  • 2. De gemeente kan op basis van zwaarwegende redenen afwijken van het eerste lid. De redenen voor vrijstelling van deze plicht, wordt tijdens de brede intake schriftelijk vastgelegd.

  • 3. Van de zwaarwegende redenen in het tweede lid is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de reguliere inburgeringslessen direct of binnen twee weken kunnen starten;

    • b.

      de inburgeringsplichtige heeft aangetoond reeds de Nederlandse taal op niveau A1 (volgens CEFR) te beheersen;

    • c.

      op basis van de bevindingen uit de brede intake de gemeente voornemens is om de asielstatushouder te plaatsen in de onderwijsroute.

  • 4. Het Turbotaaltraject duurt acht weken.

  • 5. De partij die het Turbotaaltraject uitvoert, geeft na vier weken een tussenrapportage van de voortgang van de asielstatushouder aan de consulent. Deze rapportage wordt gebruikt bij het vaststellen van het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie zoals bedoeld in artikel 13.

  • 6. De partij die het Turbotaaltraject uitvoert geeft na afloop van het traject een eindrapportage van de voortgang van de asielstatushouder aan de consulent. Indien het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie nog niet is vastgesteld wordt deze rapportage gebruikt bij het vaststellen van het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie zoals bedoeld in artikel 13.

  • 7. Het Turbotaaltraject heeft als doel het verwerven van taalniveau A1 (volgens CEFR) en bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a.

      een intensief pakket taallessen gericht op de dagelijkse praktijk;

    • b.

      een introductie op de leerroutes en het inburgeringstraject;

    • c.

      een kennismaking met sociale organisaties binnen de gemeente.

  • 8. Lesuren gericht op taalverwerving die gevolgd worden tijdens het Turbotaaltraject, worden in mindering gebracht op de volgens de wet te volgen lesuren taalverwerving.

Artikel 13. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1. De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van de gemeente bij dit traject;

    • g.

      persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige die van invloed kunnen zijn op het inburgeringstraject; en

    • h.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2. In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. De gemeente stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en zet in op duurzame integratie.

  • 3. Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over voor- en vroegschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat de gemeente met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 4. Voor het vaststellen van het PIP kan informatie ingewonnen worden bij de partij die de maatschappelijke begeleiding uitvoert.

  • 5. De beschikkingen op grond van de Participatiewet, genoemd in artikel 6 derde lid onder g van de Participatiewet, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als de gemeente op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt de gemeente ook deze beschikking bij.

  • 6. De gemeente stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. De gemeente stuurt de inburgeringsplichtige het PIP daarna zo snel mogelijk digitaal en/of per post toe.

  • 7. Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Gouda stelt de gemeente het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

Artikel 14. Leerroutes

  • 1. De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk

    • a.

      de B1-route;

    • b.

      de onderwijsroute; of

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute.

  • 2. De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau leert; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4. De gemeente stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

  • 5. Indien een inburgeringsplichtige daartoe in staat wordt geacht en daartoe gemotiveerd is, kan de gemeente besluiten dat de inburgeringsplichtige de B1-route volgt, waarbij het onderwijs is gericht op het behalen van een hoger taalniveau volgens CEFR.

Artikel 15. Inhoud van de leerroutes

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2. Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt de gemeente voor een gevarieerd aanbod aan leerroutes.

  • 3. De gemeente werkt op regionaal niveau samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 16. Participatieverklaringstraject

  • 1. De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2. De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. De gemeente bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3. Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      het thema democratie;

    • b.

      de Nederlandse rechtsstaat;

    • c.

      het recht op zelfbeschikking;

    • d.

      de vrijheid van meningsuiting;

    • e.

      gelijkwaardige behandeling;

    • f.

      het verbod op discriminatie;

    • g.

      sociale rechten, zoals het recht op medische zorg en onderwijs;

    • h.

      de wijze waarop inwoners in Nederland met elkaar omgaan;

    • i.

      participatie en wat de samenleving hiervan verwacht; en

    • j.

      overige sociale regels en plichten in Nederland.

  • 4. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5. De gemeente stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6. De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring. Dit gebeurt tijdens een ondertekenmoment. De gemeente stuurt de inburgeringsplichtige hiervoor een uitnodiging.

  • 7. De gemeente registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 8. De gemeente legt de afspraken over de invulling van het PVT schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

Artikel 17. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1. De gemeente biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2. De gemeente legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 3. De MAP kan verspreid over het inburgeringstraject worden aangeboden in verschillende lesblokken.

  • 4. De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 5. De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. In dit eindgesprek worden besproken: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 6. De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

  • 7. De inburgeringsplichtige ontvangt binnen vier weken een schriftelijk verslag van het eindgesprek.

Artikel 18. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1. Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. De gemeente zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de zelfredzaamheidsroute verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2. De gemeente legt in de overeenkomst met de aanbieder van het onderwijs vast hoe zij de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes gaat controleren en wat zij doet als de kwaliteit onvoldoende is.

Artikel 19. Voortgang inburgering

  • 1. De gemeente volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt.

  • 2. Er worden tijdens het inburgeringstraject ten minste vier voortgangsgesprekken per twaalf maanden met de inburgeringsplichtige gevoerd. Dit aantal kan worden afgestemd op het niveau en de behoefte van de inburgeringsplichtige en indien gewenst worden verhoogd.

  • 3. Vanaf het tweede jaar van het inburgeringstraject, kan in individuele gevallen het aantal voortgangsgesprekken teruggebracht worden tot twee per twaalf maanden. Dit is alleen mogelijk als de inburgeringsplichtige het eerste jaar van het inburgeringstraject zonder vertraging of noemenswaardige problemen heeft doorlopen.

  • 4. Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken kan de gemeente informatie inwinnen bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen die over relevante informatie beschikken.

  • 5. Tijdens het voortgangsgesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt: of het taalniveau van deze leerroute voldoende aansluit.

  • 6. De gemeente kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken. Er geldt geen termijn voor het wijzigen van de onderwijsroute in de B1-route.

  • 7. Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan de gemeente voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 8. De gemeente maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek en verstrekt daarvan een kopie op verzoek van de inburgeringsplichtige.

  • 9. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past de gemeente zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 20. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische en sociale organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2. De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving en lokale sociale verbanden;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3. De asielstatushouder krijgt zo veel mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 4. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

  • 5. De gemeente stemt de inhoud van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 21. Verplichtingen inburgeringsplichtige

  • 1. De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2. De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de leerroute.

Artikel 22. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1. Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft de gemeente een schriftelijke waarschuwing. De gemeente wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen tien werkdagen.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, kan de gemeente de inburgeringsplichtige een boete opleggen. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 3. Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen vijftien werkdagen per schriftelijk of mondeling aan de gemeente kenbaar te maken.

  • 4. De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5. De gemeente legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6. De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor verlaging van de boete rust op betrokkene. Als de gemeente op de hoogte is van bijzondere omstandigheden, wordt daarmee bij het opleggen van de boete rekening gehouden.

  • 7. In de beschikking waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt de gemeente de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen tien werkdagen alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan niet voldoet, legt de gemeente weer een boete op met inachtneming van artikel 7.1.1 van het Besluit.

Artikel 23. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1. De gemeente kan een boete opleggen als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. De gemeente kan de asielstatushouder een boete opleggen als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3. Voordat de gemeente een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen vijftien werkdagen schriftelijk of mondeling aan de gemeente kenbaar te maken.

  • 4. Mede op basis van de zienswijze bepaalt de gemeente de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5. De gemeente legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 24. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering (Participatiewet) ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de wet op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3. Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt de gemeente ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4. Wanneer een gedraging leidt tot een overtreding van de Participatiewet en artikel 18 of 18 b van de Participatiewet laat de gemeente geen ruimte om af te zien van verlaging van de bijstand, dan legt de gemeente een maatregel op en geen boete op grond van de wet.

  • 5. In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregel wordt genoemd: Beleidsregels inburgering Gouda 2024.

Ondertekening

Toelichting op de Beleidsregels Inburgering Gouda 2024

De aanleiding voor het voorstel van de Beleidsregels Inburgering Gouda 2024 is de Wet Inburgering 2021, die gemeenten een grotere rol en verantwoordelijkheid geeft in de begeleiding van inburgeringsplichtigen. De afgelopen jaren is al uitvoering gegeven aan deze wet. Door de snelheid waarmee deze taken dienden te worden geïmplementeerd, waren echter nog geen beleidsregels vastgesteld. Met de voorgestelde beleidsregels wordt de uitvoeringspraktijk in uniforme regels gegoten zodat voor inburgeringsplichtigen, eventuele vertegenwoordigers en de consulenten inburgering duidelijkheid wordt geboden ten aanzien van rechten en plichten. Hiermee wordt lokale context voor de uitvoering van de Wet Inburgering 2021 ingevuld.

De beleidsregels zijn niet alleen gericht op het leren van de Nederlandse taal door nieuwkomers, maar ook op het helpen bij het vinden van werk en het meedoen in de gemeenschap. Het is vanzelfsprekend belangrijk dat iedereen die nieuw is in Gouda goed wordt ondersteund. De beleidsregels geven aan hoe dit ingevuld wordt. De gemeente kijkt naar wat iemand nodig heeft en maakt op basis van die behoefte een persoonlijk plan. Maatwerk is het uitgangspunt bij het opstellen van de inburgeringstrajecten.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Dit artikel definieert begrippen die in de beleidsregels worden gebruikt. Omschrijvingen van begrippen die reeds in de Wet Inburgering 2021, het Besluit Inburgering 2021 of de Regeling Inburgering 2021 zijn opgenomen, worden aangehouden en niet opnieuw gedefinieerd.

Artikel 2: Reikwijdte beleidsregels

De beleidsregels zijn van toepassing zijn op alle inburgeringsplichtigen woonachtig in Gouda die inburgeringsplichtig zijn volgens de Wet Inburgering 2021. In sommige artikelen wordt wel onderscheid gemaakt tussen asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds. Inburgeringsplichtigen die dat zijn volgens de Wet Inburgering 2013, vallen dus niet onder de reikwijdte van deze beleidsregels. Aangezien voor hen andere wet- en regelgeving van toepassing is, sluit de inhoud van deze beleidsregels niet aan bij die situatie.

Artikel 3: Belangrijkste punten van het inburgeringstraject

Beschrijft de kernelementen van het inburgeringstraject. Dit artikel onderstreept de proactieve en ondersteunende rol van de gemeente en eventuele gecontracteerde partijen in het inburgeringsproces. Hierbij wordt aangesloten bij de kernelementen uit de wet en bij die uit de modelverordening van de VNG. Ondersteuning is hier aan toegevoegd, omdat dit essentieel is tijdens het inburgeringsproces. De juiste ondersteuning stelt nieuwkomers in staat om zich te richten op succesvol integreren in de samenleving. Dit draagt bij aan hun zelfstandigheid en participatie op lange termijn.

Artikel 4: Aanbod van de gemeente

Dit artikel bevat specifieke aanbod van de gemeente aan asielstatushouders en gezinsmigranten en overige migranten. De aangeboden onderdelen vormen een invulling van de wettelijke taken van de gemeente. Het artikel is bedoeld als een compleet overzicht van de aan alle inburgeraars aangeboden onderdelen. Er geldt een afwijkend aanbod voor gezinsmigranten en overige migranten, omdat deze groep zelf verantwoordelijk is voor het volgen en inkopen van hun inburgeringstraject. De gemeente zorgt wel voor het monitoren van de voortgang en voor advies over het in te kopen taalonderwijs.

Naast de wettelijk verplichte onderdelen, genoemd in lid 4 onder a, worden ook de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) en het Participatieverklaringstraject (PVT) voor deze groep aangeboden. Daarmee sluit de inhoud van deze modules aan om de modules die gevolgd worden door de asielstatushouders.

Artikel 5: Reiskosten

Over het algemeen zullen inburgeringsplichtige asielstatushouders geen noemenswaardige kosten maken voor het reizen naar de onderdelen van het inburgeringstraject. De af te leggen afstand is meestal te lopen of fietsen. Wanneer er toch kosten gemaakt worden, zijn deze kosten beperkt of bestaat er soms een vergoeding voor vanuit andere wetgeving. Als dat niet het geval is en er onoverkomelijke problemen ontstaan wanneer er geen reiskosten worden vergoed, kunnen de reiskosten worden vergoed door de gemeente.

Artikel 6: Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Dit artikel verplicht de gemeente om inburgeringsplichtigen te informeren over hun rechten en plichten, ondersteuning en toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit waarborgt dat inburgeringsplichtigen goed geïnformeerd zijn en toegang hebben tot de benodigde voorzieningen. In principe vormt Nederlands de basis van de communicatie tussen de gemeente en haar inwoners, maar de situatie van inburgeraars is uniek. Om er zeker van te zijn dat zij de communicatie vanuit de gemeente goed begrijpen, is eenvoudige taal van groot belang. Daarnaast kan een toelichting in een vreemde taal die de inburgeringsplichtige begrijpt, uitkomst bieden. Elke twee jaar wordt beoordeeld of de informatievoorziening passend is, door steekproefsgewijs inburgeringsplichtigen hierover te bevragen.

Artikel 7: Een goede start

Dit artikel richt zich op het waarborgen van een snelle en effectieve aanvang van het inburgeringstraject. Er is aan de wettelijk verplichte onderdelen een kennismakingsgesprek toegevoegd. Het kennismakingsgesprek dient als een eerste stap naar een vertrouwensrelatie tussen de consulent en de inburgeringsplichtige. De formele brede intake is niet meer het eerste contact met de consulent. De consulent kan er in overleg met de inburgeringsplichtige voor kiezen om het kennismakingsgesprek thuis bij de inburgeringsplichtige te voeren.

Voor asielstatushouders wordt het aanbod uitgebreid met specifieke voorzieningen zoals het turbotaaltraject (zie toelichting bij artikel 9) en ondersteuning bij het betrekken van een eerste woning (zie toelichting bij artikel 8). Indien het wenselijk is kan het kennismakingsgesprek ook ingevuld worden met een overdrachtsgesprek, waarbij de casemanager van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers deel uitmaakt van het gesprek. De gedachte hierachter is dat de asielstatushouder bij de eerste kennismaking een bekend gezicht aanwezig heeft en relevante zaken tijdens het verblijf in het AZC besproken worden. Indien dit wenselijk is kan het overdrachtsgesprek digitaal gevoerd worden, bijvoorbeeld als de asielstatushouder in een AZC heeft verbleven in een andere gemeente.

Artikel 8 en 9: Brede intake

De brede intake is een belangrijke eerste stap in het inburgeringstraject. Het moment van afname wordt, binnen de kaders vastgesteld door de gemeente. Als het praktisch uitvoerbaar is, bijvoorbeeld wanneer de inburgeringsplichtige statushouder op een asielzoekerscentrum verblijft in of nabij Gouda, kan dit dus ook al voor de huisvestiging in de gemeente gebeuren. Per geval wordt afgewogen of dit bevorderlijk is voor de inburgering.

De maximale termijn van vijftien werkdagen nadat de inburgeringsplichtige zich in Gouda heeft gevestigd, is gekozen om een snelle start te maken met het traject. Dit is ook gebaseerd op de wettelijke termijn van tien weken, waarin het PIP moet worden vastgesteld. Het later inplannen van de brede intake, zorgt voor problemen bij het halen van die termijn.

In de praktijk bestaat de brede intake meestal uit één gesprek tussen de inburgeringsplichtige en de consulent inburgering én het afnemen van de leerbaarheidstoets. De locatie van de brede intake kan in overleg tussen de consulent inburgering en de inburgeringsplichtige worden bepaald. Dit kan op het Huis van de Stad zijn, maar ook bij de inburgeringsplichtige thuis.

Wanneer de inburgeringsplichtige na de uitnodiging niet verschijnt, probeert de consulent inburgering telefonisch contact op te nemen met de inburgeringsplichtige. Indien het nodig is om het contact tot stand te brengen, kunnen daarvoor ook de maatschappelijk begeleider of derden worden bevraagd.

Artikel 10: Aanvragen basisvoorzieningen

Dit artikel behandelt de ondersteuning die asielstatushouders ontvangen bij het voor het eerst betrekken van een woning in de gemeente. Het verzekert dat essentiële basisvoorzieningen zoals inschrijving bij de gemeente, zorgverzekering, en eventueel een uitkering en bijzondere bijstand voor woninginrichting, op de eerste dag geregeld kunnen worden. Dit wordt zo veel mogelijk gedaan met ondersteuning van een maatschappelijke begeleider.

Artikel 11: Ontzorgen

In de praktijk blijkt het verplichte financieel ontzorgen niet altijd het gewenste effect te hebben. In de gevallen dat iemand vanaf het moment van huisvesting in de gemeente voldoende in staat wordt geacht zelf zijn financiën te beheren, wordt daar ruimte voor geboden. In die gevallen wordt er wel een cursus gericht op financiële zelfredzaamheid aangeboden. Ook wanneer er wel sprake is van ontzorgen, wordt deze cursus aangeboden. In de gevallen dat de cursus wordt aangeboden, is de asielstatushouder verplicht om aan de cursus deel te nemen.

Artikel 12: Turbotaaltraject voor asielstatushouders

Het turbotaaltraject is een intensief taalprogramma voor asielstatushouders, gericht op het snel bereiken van een basisniveau Nederlands. Dit onderdeel is als lokaal beleid toegevoegd aan het verplichte traject en dient twee doelen. Ten eerste is het traject bedoeld om asielstatushouders zo snel mogelijk taalvaardig te maken. Daarmee kan de asielstatushouder zich vanaf de start gemakkelijker zelf redden in het dagelijks leven. Ten tweede is het bedoeld om een betere inschatting te kunnen maken van het niveau, de leerbaarheid en de motivatie van de asielstatushouder. De bevindingen vanuit het turbotaaltraject kunnen gebruikt worden bij het opstellen van het PIP (zie artikel 10).

Artikel 13: Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP)

Dit artikel beschrijft het proces van het opstellen van het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) na de brede intake. Dit plan is essentieel voor het vastleggen van de inburgeringsroute, participatieactiviteiten en de ondersteuning die de inburgeringsplichtige zal ontvangen. Het PIP is een op maat gemaakt document, dat de basis vormt voor het gehele inburgeringstraject van de inburgeringsplichtige.

Artikel 14 en 15: Leerroutes

Artikel 14 somt de verschillende paden die inburgeringsplichtigen kunnen volgen om aan hun inburgeringsplicht te voldoen op. Deze leerroutes wijken niet af van de wettelijke bepalingen.

Als aanvulling op de leerroutes is gesteld dat de inburgeringsplichtige de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau leert. Daaronder wordt verstaan het hoogste niveau wat voor de betreffende inburgeringsplichtige realistisch en haalbaar is, binnen de beschikbare tijd en middelen. Meer specifiek zal dit vooral gelden bij de B1-route, waar in lid 5 nog specifiek naar verwezen wordt. Voor de zelfredzaamheidsroute geldt dat het hoogst mogelijke taalniveau wordt behaald binnen de beschikbare 800 uur taallessen.

Een alfabetiseringstraject kan nodig zijn om te kunnen starten met de daadwerkelijke taallessen. Een inburgeringsplichtige komt voor dit traject in aanmerking als hij of zij onvoldoende gealfabetiseerd is om direct aan de taallessen deel te nemen.

De losse onderdelen van de inburgering worden zo veel mogelijk op elkaar afgestemd, zodat het inburgeringstraject een geheel vormt.

Artikel 16: Participatieverklaringstraject (PVT)

Dit artikel beschrijft het Participatieverklaringstraject, een verplicht onderdeel van de inburgering dat gericht is op het introduceren van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving aan inburgeringsplichtigen. Het doel is om nieuwkomers kennis te laten maken met belangrijke aspecten van het leven in Nederland. Dit traject benadrukt de verwachtingen van participatie binnen de samenleving en de bijbehorende rechten en verplichtingen.

Artikel 17: Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)

Deze verplichte module is bedoeld om inburgeringsplichtigen voor te bereiden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het biedt inzicht in de eigen competenties, arbeidskansen, en het opbouwen van een professioneel netwerk. Het doel is om de kansen van inburgeringsplichtigen op het vinden van passend werk te vergroten, wat hun economische zelfstandigheid en integratie in de samenleving bevordert. Om de MAP goed aan te laten sluiten op de fase waarin de inburgeringsplichtige zich bevindt, kan de MAP verspreid over het inburgeringstraject in blokken worden aangeboden. Zo kunnen relevante vaardigheden in een passend tempo aangeboden worden.

Artikel 18: Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

Dit artikel legt de nadruk op de kwaliteitsnormen voor het inburgeringsaanbod en de verschillende leerroutes. Het waarborgt dat de aangeboden cursussen, opleidingen, en activiteiten aan standaarden voldoen en dat er continuïteit in het aanbod is. Dit zorgt ervoor dat inburgeringsplichtigen een effectieve leerervaring hebben die bijdraagt aan hun inburgeringstraject.

Artikel 19: Voortgang inburgering

De voortgang van de inburgering wordt nauwlettend gevolgd door periodieke gesprekken tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige. Dit zorgt ervoor dat het inburgeringstraject nog steeds aansluit bij de behoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en dat eventuele aanpassingen tijdig worden gemaakt. Als minimale frequentie is vier maal per jaar bepaald, waar nodig kan het aantal gesprekken worden verhoogd. Dit naar gelang de behoefte van de gemeente en/of de inburgeringsplichtige. Vanaf het tweede jaar, kan in het aantal voortgangsgesprekken worden bijgesteld naar ten minste twee per jaar. Dit is alleen mogelijk als er aantoonbaar voldoende voortgang geboekt wordt en er geen problemen zijn die de inburgering beïnvloeden. Bij het uitwisselen van gegevens ten behoeve van de voorgangsgesprekken houdt de gemeente zich aan de wettelijke vereisten met betrekking tot gegevensbescherming.

Artikel 20: Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

Specificeert de ondersteuning die asielstatushouders ontvangen om hen te helpen zich aan te passen aan de Nederlandse samenleving. Deze begeleiding omvat praktische hulp en voorlichting over basisvoorzieningen en de woonomgeving, wat de zelfredzaamheid en participatie van asielstatushouders bevordert. Ook wordt er bij de maatschappelijke begeleiding aandacht besteed aan het kennismaken met sociale structuren in de wijk en gemeente. Praktische voorbeelden van het genoemde in het artikel zijn bijvoorbeeld het helpen afsluiten van wettelijk verplichte en wenselijke verzekeringen, het inschrijven bij een huisarts en tandarts en het helpen zoeken van een school voor eventuele kinderen van de asielstatushouder. Ook kan gedacht worden aan het wijzen op buurtcentra en het helpen zoeken naar activiteiten die voor de asielstatushouder de sociale integratie bevorderen. De gemeente kan er voor kiezen deze begeleiding door een externe partij te laten uitvoeren.

Artikel 21: Verplichtingen inburgeringsplichtige

Benoemt de verplichtingen van inburgeringsplichtigen, zoals het meewerken aan de brede intake en het nakomen van afspraken in het Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). Dit waarborgt dat inburgeringsplichtigen actief deelnemen aan hun inburgeringstraject.

Artikel 22 en 23: Handhaving verplichtingen

Deze artikelen beschrijven de handhavingsmechanismen die de gemeente kan inzetten bij het niet naleven van de inburgeringsverplichtingen. Dit omvat de mogelijkheid tot het opleggen van boetes bij onvoldoende medewerking. Het doel is om de inburgeringsplichtigen te motiveren hun verplichtingen serieus te nemen en actief bij te dragen aan hun inburgeringstraject. De termijnen die in deze artikelen genoemd worden zijn voldoende ruim om de inburgeringsplichtige de kans te geven zijn of haar zienswijze te geven, maar kort genoeg om het proces niet onnodig op te houden.

Artikel 24: Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

Dit artikel legt de verbinding tussen de inburgeringsplicht en de Participatiewet, waarbij het een afwegingskader geeft voor het toepassen van maatregelen bij niet-naleving. Het streeft naar een evenwichtige aanpak die gericht is op het naleven van de inburgeringsplicht en de verplichtingen uit de Participatiewet.

Artikel 25: Inwerkingtreding en citeertitel

Geeft aan wanneer de beleidsregels officieel van kracht worden en onder welke naam ze zullen worden aangeduid.