Verordening adviseur beeldkwaliteit Meppel

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-07-2024

Intitulé

Verordening adviseur beeldkwaliteit Meppel

De raad van de gemeente Meppel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 april 2022, nr. 1558288/1561934;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening adviseur beeldkwaliteit Meppel

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • -

    stadsbouwmeester: de door de gemeenteraad benoemde onafhankelijk adviseur, in de zin van artikel 16.15 tweede lid van de wet, die aan het college van burgemeester en wethouders advies uitbrengt;

  • -

    wet: de Omgevingswet.

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1. De stadsbouwmeester heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

  • 2. Ter uitvoering van zijn taak:

    • a.

      adviseert de stadsbouwmeester op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1°.

        een omgevingsplanactiviteit voor het bouwen die betrekking heeft op een perceel dat is gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

      • 2°.

        een omgevingsplanactiviteit voor het bouwen in geval de stadsbouwmeester in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 3°.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en/of in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

    • b.

      adviseert de stadsbouwmeester op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • c.

      adviseert de stadsbouwmeester op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning;

    • d.

      informeert en begeleidt de stadsbouwmeester op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • e.

      voert de stadsbouwmeester op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsplanactiviteit.

Artikel 3. Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de stadsbouwmeester in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1·en 2• en onder b en c.

Artikel 4. Benoeming

  • 1. De stadsbouwmeester wordt op persoonlijke titel benoemd op grond van professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 2. De gemeenteraad kan een plaatsvervanger benoemen die de stadsbouwmeester bij afwezigheid kan vervangen.

  • 3. De stadsbouwmeester wordt voor een termijn van ten hoogste 2 jaar en 6 maanden benoemd.

  • 4. Herbenoeming van de stadsbouwmeester kan eenmaal voor ten hoogste 2 jaar plaatsvinden.

  • 5. De stadsbouwmeester wordt op eigen aanvraag ontslagen. De stadsbouwmeester kan voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 5. Adviestermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de stadsbouwmeester advies uit binnen een termijn van vier weken.

Artikel 6 Standpuntbepaling

  • 1. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin inspraak over het uit te brengen advies.

  • 2. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2: 5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de stadsbouwmeester en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 7. Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

De stadsbouwmeester adviseert en motiveert zijn advies schriftelijk.

Artikel 8. Adviseurs

  • 1. De stadsbouwmeester kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. De stadsbouwmeester kan zich doen bijstaan door burgemeester en wethouders aangewezen andere personen, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel 9. Reglement van orde

  • 1. De stadsbouwmeester stelt zijn werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2. In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1• en 2• en onder b en c;

    • b.

      de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder e;

    • c.

      de wijze waarop belanghebbenden inspraak hebben in het advies;

    • d.

      de dossiervorming;

    • e.

      de wijze waarop de adviezen openbaar warden gemaakt.

  • 3. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.

Artikel 10. Relatie met andere adviseurs

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een goede afstemming tussen de stadsbouwmeester en de gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 11. Vergoeding

De stadsbouwmeester ontvangt een vergoeding op grand van de regeling Rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 12. Jaarverslag

  • 1. De stadsbouwmeester brengt jaarlijks voor 1 april verslag uit van zijn werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de taken genoemd in artikel 2 lid 2;

    • b.

      de werkwijze van de stadsbouwmeester;

    • c.

      de aard van de beoordeelde plannen;

    • d.

      de bijzondere projecten.

  • 3. De stadsbouwmeester kan in zijn jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van de gemeentelijke ruimtelijke kwaliteit in het algemeen en de aanpassing van het omgevingsplan in het bijzonder.

Artikel 13. Overgangsrecht

Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de stadsbouwmeester op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de stadsbouwmeester wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, bedoelde stadsbouwmeester te zijn.

Artikel 14 Vervallen [en intrekking] oude regeling

De regels met betrekking tot de stadsbouwmeester in hoofdstuk 9 (Het welstandtoezicht) van de Bouwverordening Meppel 2005 vervallen.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving {Omgevingswet) in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening adviseur beeldkwaliteit Meppel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 juni 2022

W.J. Spoelstra

griffier

R.T.A. Korteland

voorzitter

Toelichting

Algemeen

Een van de doelen van de Omgevingswet is het behouden/bereiken van een goede omgevingskwaliteit. Om dit doel te bereiken dient de gemeenteraad o.a. een gemeentelijke adviescommissie in te stellen voor de beoordeling van activiteiten met betrekking tot rijksmonumenten. Door middel van de verordening worden de taken van de adviescommissie, maar ook aspecten als benoeming geregeld. Om de stadsbouwmeester als zelfstandig adviseur te behouden, wordt de stadsbouwmeester gereguleerd in deze aparte verordening.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Goede omgevingskwaliteit

"Een goede omgevingskwaliteit" is naast veiligheid en gezondheid opgenomen in de maatschappelijke doelstelling van de wet (artikel 1.3 van de wet). Dit geeft aan dat aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap belangrijk zijn. Het gaat daarbij zowel om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving als om de waarden die de maatschappij toekent aan de identiteit van gebieden (Kamerstukken II 2013-2014, 33962, nr. 3).

De gemeente heeft de plicht de zorg voor de omgevingskwaliteit zelf in te vullen, inclusief het adviesstelsel op het gebied van de omgevingskwaliteit. Burgers kunnen, wanneer geen concrete gedragsbepalingen voorhanden zijn of deze niet toereikend blijken, ten aanzien van de het doel van een goede omgevingskwaliteit een beroep doen op de algemene zorgplicht.

Stadsbouwmeester

Is de door de gemeenteraad benoemde onafhankelijk adviseur, in de zin van artikel 16.15 tweede lid van de wet, die aan het college van burgemeester en wethouders advies uitbrengt.

Wet

Met 'wet' wordt gedoeld om de Omgevingswet.

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

Eerste lid

Dit lid beschrijft de adviestaak in algemene zin: het adviseren van de raad en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) op het gebied van de omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 1.3 van de wet. De stadsbouwmeester adviseert dus niet over andere aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

Tweede lid

Onderdeel a

Dit betreft de advisering over aanvragen om een omgevingsvergunning of de advisering

over een ontwerpbesluit als het college geen bevoegd gezag is. De stadsbouwmeester adviseert op verzoek van het college over een aanvraag voor:

1 '. een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument

De wet definieert een rijksmonumentenactiviteit als volgt:

"een activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of w1Jz1gen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht".

2• een omgevingsp/anactiviteit in geval de stadsbouwmeester in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen

De raad kan op grond van artikel 16.15, tweede lid, van de wet in het nieuwe deel van het omgevingsplan bepalen in welke gevallen een advies verplicht is. Dit kan per gebied of per type activiteit of bouwwerk verschillen. Zolang nog geen gevallen zijn aangewezen, zet het college het bestaande beleid met betrekking tot het vragen van advies voort.

3• Dit onderdeel is gelijkwaardig aan de huidige zogenoemde "kan-bepaling" over de welstandsadvisering in artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Het college kan - voor zover dat in het omgevingsplan niet anders is geregeld - op grond daarvan zelf bepalen of zij een advies inwinnen bij de stadsbouwmeester.

Onderdee/ b

Dit onderdeel geeft invulling aan de mogelijkheid als bedoeld in artikel 17.9, tweede lid, vande wet om de commissie in te schakelen bij het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Zoals hierboven vermeld gaat het uitsluitend om beleid op het gebied van de omgevingskwaliteit.

Onderdeel c

De meeste regels over de fysieke leefomgeving uit de gemeentelijke verordeningen komen niet in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. De gemeente kan deze regels tot het einde van de overgangsfase (2029) omzetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Op grond van dit onderdeel kan het college ook op basis van deze verordeningen advies vragen aan de stadsbouwmeester, ook al zijn de regels nog niet omgezet naar het omgevingspla n.

Onderdeel d

Dit onderdeel betreft de ontwerpgerichte advisering. Deze taak heeft geen betrekking op het adviseren over door het college op aanvraag te nemen besluiten, maar op het informeren en begeleiden van planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces, met het doel een hoogstaande stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit te bereiken. Dit onderdeel biedt de mogelijkheid om in een specifiek geval de stadsbouwmeester te belasten met of te betrekken bij deze zaak.

Onderdeel e

Vooroverleg bij een vergunningaanvraag wordt in de wet niet gereguleerd. De bestaande praktijk kan op grond van dit onderdeel worden voortgezet. Het belang van een goed vooroverleg neemt toe, aangezien het vereiste van onlosmakelijke samenhang vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) niet is overgenomen in de wet. De initiatiefnemer is er zelf verantwoordelijk voor dat zij of hij voor alle activiteiten beschikt

over de vereiste vergunningen. Het is aan de initiatiefnemer om de verschillende eisen op elkaar af te stemmen. Vooral bij complexe projecten is vooroverleg van groot belang.

Artikel 3. Verplichte advisering

Middels dit artikel wordt aansluiting gezocht bij artikel 17.9 van de wet.

Artikel 4. Benoeming

Eerste lid

Regelt het feit dat de stadsbouwmeester wordt benoemd op basis van de aanwezige professionele deskundigheid.

Tweede lid

Regelt dat de raad kan overgaan tot het benoemen van een plaatsvervanger

Derde lid

Regelt de maximale benoemingstermijn van de stadsbouwmeester.

Vierde lid

Regelt dat herbenoeming eenmalig kan plaatsvinden voor de duur van ten hoogste 2 jaren.

Vijfde lid

Regelt het ontslag van de stadsbouwmeester.

Artikel 5. Adviestermijn

In de wet is geen termijn gesteld waar binnen de stadsbouwmeester moet adviseren. Daarom kan het college op grond van het eerste lid aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag volgens artikel 3:6 van de Awb niet zodanig kort zijn, dat de stadsbouwmeester zijn taak niet meer kan vervullen. In het tweede lid is bepaald dat het college ook kan afzien van het stellen van een termijn. In dat geval geldt een termijn van vier weken.

Artikel 6. Standpuntbepaling

Eerste lid

Uit artikel 4:7 van de Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van een plan ten overstaan van de stadsbouwmeester dient te worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning. Anderen hebben geen spreekrecht.

Tweede lid

Dit lid verwijst naar de Awb die uitvoerders van wetten een geheimhoudingsplicht oplegt ten aanzien van gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden. Op grond van artikel 2:5, tweede lid, van de Awb is de plicht tot geheimhouding ook van toepassing op instellingen die een wettelijke taak uitvoeren. Daaronder vallen ook adviesorganen. Dit lid plaatst buiten twijfel dat de geheimhoudingsplicht ook op de stadsbouwmeester en de daarvoor werkzame personen van toepassing is.

Artikel 7. Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

De stadsbouwmeester adviseert en motiveert zijn advies schriftelijk.

Artikel 8. Adviseurs

Dit artikel geett de commissie de bevoegdheid zich ten behoeve van de advisering te laten voorlichten door ambtenaren (eerste lid) of door externe deskundigen (tweede lid).

Artikel 9. Reglement van orde

Eerste lid

De stadsbouwmeester stelt een reglement van orde vast.

Tweede lid

Dit lid geett aan welke onderwerpen in ieder geval in het reglement van orde worden opgenomen.

Derde lid

Dit lid regelt de bekendmaking van het reglement van orde. Oat kan als bijlage bij deze verordening, of als aparte bekendmaking met een goede verwijzing naar deze verordening. Juridisch gezien behoett het reglement van orde niet in de verordening zelf te worden opgenomen.

Artikel 10. Relatie met andere adviseurs

Dit artikel wijst erop dat er een goede afstemming dienst plaats te vinden tussen de stadsbouwmeester en de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 11. Vergoeding

Dit artikel regelt de vergoeding die de stadsbouwmeester, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, ontvangen. Dit kan op basis van een gemeentelijke vergoedingsregeling zijn, of van een overeenkomst met een adviesorganisatie.

Artikel 12. Jaarverslag

Het jaarverslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet kan voor de raad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk beleid. De stadsbouwmeester kan naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden beleidsaanbevelingen doen.

Bijvoorbeeld over de in het omgevingsplan op te nemen beoordelingscriteria met betrekking tot de omgevingskwaliteit. Om die reden verschijnt het jaarverslag tijdig v66r de jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus in de gemeente.

Artikel 13. Overgangsrecht

Dit lid regelt dat aanvragen ingediend voor het inwerkingtreden van deze verordening volgens het oude recht door de commissie worden afgedaan.

Artikel 14. Vervallen (in intrekking) oude regeling

Alleen de regels met betrekking tot de commissies in de Bouwverordening Meppel en de Erfgoedverordening Meppel 2017 vervallen op grond van dit artikel.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding en de citeertitel van de verordening.