Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR721786
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR721786/1
Treasurystatuut gemeente Lopik 2024
Geldend van 03-07-2024 t/m heden
Intitulé
Treasurystatuut gemeente Lopik 2024Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;
gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;
gelet op het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;
gelet op artikel 12 van de Financiële verordening van de gemeente Lopik 2023;
gelet op de Wet financiering decentrale overheden;
gelet op het Besluit inwerkingtreding Wet financiering decentrale overheden;
gelet op de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;
gelet op de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden;
gelet op het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;
gelet op de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;
Besluit:
Vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Lopik 2024.
Artikel 1 Begrippenkader
In dit statuut wordt verstaan onder
Agentschap |
Het agentschap van de Generale Thesaurie is eendirectie van het ministerie van Financiën. Het agentschap is onder meer verantwoordelijk voor het beleid en uitvoering van schatkistbankieren; |
Begrotingstotaal |
De totale lasten op de begroting; |
Bldo |
Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden; |
Derivaten |
Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onderandere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren; |
Drempelbedrag |
Het maximale bedrag op de rekening-courant bij de bankvan de gemeente. Alles wat boven dit drempelbedrag komt wordt automatisch ten gunste van de schatkistbankierenrekening afgeschreven; |
EMU-saldo |
De referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. |
Fido (wet) |
Wet financiering decentrale overheden; |
Financiering |
Het aantrekken van benodigde financiële middelen vooreen periode van minimaal één jaar. Dezemiddelen kunnen bestaanuit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen; |
Geldstromenbeheer |
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer); |
Gemeente |
De gemeente Lopik; |
Intern liquiditeitsrisico |
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachting; |
Intradaglimiet |
De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen; |
Kasgeldlimiet |
Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar; |
Koersrisico |
Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen; |
Kredietrisico |
De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit; |
Liquiditeitenbeheer |
Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar; |
Liquiditeitenplanning |
Een planning waarin de inkomende en uitgaande kasstromen periodiek gemonitord en geprognosticeerd worden om inzicht te verkrijgen in het verloop ervan. Zo kan tijdig worden ingespeeld op een (verwacht) tekort of overschot van liquiditeiten; |
Liquiditeitsrisico |
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen; |
Rating |
Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau; |
Rentecompensatie- circuit |
Gecombineerde renteberekening van meerdere bankrekeningen om de rentekosten te minimaliseren en de rentebaten te maximaliseren; |
Renterisico |
Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen; |
Renterisiconorm |
Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden; |
Rentetypische looptijd |
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van de door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding; |
Rentevisie |
Toekomstverwachting over de renteontwikkeling; |
Ruddo |
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden; |
Saldobeheer |
Het beheren van de dagelijkse saldi op de rekeningen; |
Schatkistbankieren |
Het door decentrale overheden verplicht aanhouden van (tijdelijk) overtollige middelen in de schatkist bij het Agentschap van het ministerie van Financiën; |
Solvabiliteitsratio van 0% |
Status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat aan het schuldpapier van ewn instelling kan worden toegekend; |
Treasuryfunctie |
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, relatiebeheer en kasbeheer; |
UFdo |
Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden; |
Uitzetting |
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen voor een periode van één jaar of langer; |
Valutarisico |
Het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment; |
Zero-balancing |
Het schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero- balancing. Zero-balancing betekent het afromen van het saldo op een bankrekening ten gunste van de rekening-courant die een decentrale overheid heeft bij de schatkist dan wel het aanvullen van een bankrekening ten laste van de rekening-courant die een decentrale overheid heeft bij de schatkist. Zero-balancing leidt ertoe dat het saldo op de bankrekening aan het einde van de dag altijd nul is. |
Doelstelling
Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
- 1.
Het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities;
- 2.
Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s als renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;
- 3.
Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;
- 4.
Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Gemeentewet, de Wet Financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daaraan gerelateerde wettelijke regelgeving (Schatkistbankieren, Ruddo, Bldo en UFdo) en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;
- 5.
Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van Treausry duidelijk worden geregeld en schriftelijk vastgelegd en dat de integriteit van het ambtelijk apparaat niet in het geding komt.
Risicobeheer
Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- 1.
De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij en waarbij zekerheden kunnen worden verlangd en nadere voorwaarden kunnen worden verbonden. Het debiteurenrisico wordt beperkt door uitzettingen tot één jaar te beperken tot tegenpartijen met minimaal een A-rating, lagere overheden, of door lagere overheden gegarandeerde instellingen, en tot uitzettingen vanaf één jaar te beperken tot tegenpartijen met een AA-rating;
- 2.
Overtollige liquide middelen dienen in eerste instantie bij de schatkist te worden aangehouden. De gemeente kan uit hoofde van de treasuryfunctie ook middelen uitzetten bij andere decentrale overheden in Nederland indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. De gemeente mag geen leningen verstrekken aan de toezichthoudende provincie, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet financiering decentrale overheden. Het zogenaamde in- en doorlenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten is verboden;
- 3.
Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.
Artikel 4 Renterisicobeheer
-
1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;
-
2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;
-
3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de actuele financiële positie en de liquiditeitenplanning;
-
4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;
-
5. De rentevisie wordt één keer per jaar bij opmaak van de begroting opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;
-
6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.
Artikel 5 Koersrisicobeheer
-
1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzetting uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s en obligaties.
-
2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzetting af te stemmen op de liquiditeitenplanning.
Artikel 6 Kredietrisicobeheer
-
1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury geldt het volgende uitgangspunt:
- -
Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;
- -
Financiële instellingen met tenminste een AA-rating van een van de volgende erkende ratingbureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;
- -
-
2. Indien de rating van een financiële instelling daalt na het afsluiten van een contract, wordt verscherpt toezicht gehouden op de kredietwaardigheid van de instelling. Eventueel wordt de uitzetting opgeëist;
-
3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zekerheden of garanties geëist.
Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt de interne liquiditeitsrisico’s door de treasuryactiviteiten te baseren op een actuele liquiditeitsplanning.
Artikel 8 Valutarisicobeheer
Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.
Financiering
Artikel 9 Financiering
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;
- 2.
Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde het renterisico te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;
- 3.
Het enige toegestane instrument voor het aantrekken van financieringsmiddelen is de onderhandse geldlening;
- 4.
Het aantrekken van financieringsmiddelen geschiedt op basis van het principe van integrale financiering i.c. de totale financieringspositie van de gemeente;
- 5.
Voor het afsluiten van een transactie wordt offerte opgevraagd bij tenminste twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.
Artikel 10 Uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden;
- 2.
Het drempelbedrag is gelijk aan 2,0 % van het jaarlijkse begrotingsomvang met een maximum van € 500.000 Het minimum drempelbedrag is € 250.000,-;
- 3.
Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5,6 en 8 genoemde voorwaarden;
- 4.
De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes aan alvorens een uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.
Artikel 11 Relatiebeheer
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
- 1.
Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6 lid 1;
- 2.
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands, of anders EER 1 -toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank (DNB) en/of de Europese Centrale Bank (ECB) en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de beschrijving zoals vermeld in artikel 1 van de laatst vastgestelde “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden” (Ruddo);
- 3.
Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Kasbeheer
Artikel 12 Geldstromenbeheer
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:
- 1.
Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;
- 2.
Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.
Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
- 1.
Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt de kasgeldlimiet niet overschreden;
- 2.
Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimieten op rekening courant;
- 3.
Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekening en deposito’s;
- 4.
Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 (mogelijk aanpassen) genoemde tegenpartijen toegestaan;
- 5.
De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rente- compensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.
Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
- 1.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in artikel 15 en artikel 16;
- 2.
Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;
- 3.
Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
- a.
Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen- principe);
- b.
De uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
- c.
De registratie en controle van transacties in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
- a.
- 4.
Tegenpartijen wordt opdracht gegeven bevestiging van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;
- 5.
De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door een functionaris die belast is met de interne controle;
- 6.
De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:
- a.
de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;
- b.
de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;
- c.
de risico’s worden beheerst;
- d.
de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;
- e.
de interne controle omvat in ieder geval de beleidsvaststelling, de uitvoering, de vastlegging, de rapportages en de toepassing van het treasurystatuut.
- a.
Artikel 15 Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Functie |
Verantwoordelijkheden |
Gemeenteraad |
|
College van B&W |
|
Coordinator Financiën |
|
Beleidsmedewerker Financiën |
|
Afdelingshoofd/ Budgethouder |
|
Medewerker financiën belast met treasury |
|
Kassier |
|
De externe accountant |
|
Artikel 16 Bevoegdheden
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
|
Bevoegde functionaris: |
Autorisatie door: |
Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer |
||
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Kassier |
Teamleider financiën |
Bankrelatiebeheer |
||
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Kassier |
Teamleider financiën |
Risicobeheer |
||
|
|
|
Financiering en uitzetting |
||
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Kassier |
Teamleider financiën |
|
Coördinator financiën |
College van burgemeester en wethouders |
|
Coördinator financiën |
College van burgemeester en wethouders |
Artikel 17 Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
Informatie |
Frequentie |
Informatie- verstrekker |
Informatie- ontvanger |
|
Dagelijks |
Kassier |
Medewerker financiën belast met treasury |
|
In voorkomende gevallen |
Afdelingshoofd/ Budgethouder |
Medewerker financiën belast met treasury |
|
Jaarlijks |
Medewerker financiën belast met treasury |
Teamleider financiën |
|
Bij elke treasury- transactie |
Kassier |
Medewerker financiën belast met treasury |
|
Incidenteel |
Medewerker financiën belast met treasury |
Teamleider financiën / College van B&W |
|
Jaarlijks |
Medewerker financiën belast met treasury |
Gemeenteraad |
|
Kwartaal |
Medewerker financiën belast met treasury |
Teamleider financiën |
|
Bij afwijiking van het beleid of bij andere aanleiding |
Medewerker financiën belast met treasury |
Teamleider financiën / Portefeuillehouder financiën |
|
In voorkomende gevallen |
College van B&W |
Gemeenteraad |
|
Halfjaarlijks |
Medewerker financiën belast met treasury |
Gemeenteraad |
|
Jaarlijks |
Medewerker financiën belast met treasury |
Gemeenteraad |
|
In voorkomende gevallen |
Coördinator financiën |
Toezichthouder (i.c. de Provincie |
|
Incidenteel |
Medewerker team financiën |
Provincie, CBS |
Artikel 17 Hardheidsclausule
In gevallen waarin dit statuut niet voorziet besluiten burgemeester en wethouders, gehoord de zienswijze van de raad.
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Dit statuut treedt in werking met ingang van 14 mei 2024;
-
2. Het Treasurystatuut gemeente Lopik 2007 wordt ingetrokken;
-
3. Dit statuut wordt aangehaald onder de naam “Treasurystatuut gemeente Lopik 2024”.
Ondertekening
Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 23 april 2024
de secretaris,
F. Jonker
de burgemeester,
dr. L.J. de Graaf
Memorie van toelichting
Inleiding
Als gevolg van artikel 212 Gemeentewet zijn gemeenten verplicht een financiële verordening te hebben. In die financiële verordening zijn de financiële beleidskaders vastgelegd en vastgesteld door de gemeenteraad. Het is gebruikelijk dat deze kaders – in het bijzonder die over de financiële positie, organisatie, administratie en de voorwaarden voor het aantrekken en verstrekken dan wel beleggen van gelden – worden uitgewerkt in een financierings- of treasurystatuut.
Het college stelt de regels vast en zendt het besluit Treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.
Allereerst worden het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd in richtlijnen en limieten voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
Dit statuut is gebaseerd op de uitgangspunten en doelstellingen die zijn vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) inclusief de daarmee samenhangende wet- en regelgeving. In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:
het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op: de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s
Belangrijkste mutaties ten opzichte van vorige statuut
Het bestaande treasurystatuut dateert uit 2021. In december 2013 is het voorstel “Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist” vastgesteld. Deze wijziging verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen in rekening courant of via deposito aan te houden in de schatkist. Het woord “overtollig” verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Onder bepaalde voorwaarden is het nog wel mogelijk uit hoofde van treasury gelden aan andere decentrale overheden uit te lenen.
Een decentrale overheid behoudt, op basis van de wet Fido, de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. Het schatkistbankieren verandert daar niets aan.
Door het schatkistbankieren worden wel de mogelijkheden voor de gemeente beperkt om een goed rendement te halen op tijdelijke geldoverschotten. Daarentegen is het risico nihil dat de uitgezette gelden niet worden terugbetaald.
In de eveneens in december 2013 vastgestelde Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is nader uitgewerkt hoe schatkistbankieren voor decentrale overheden werkt en welke rechten en verplichtingen decentrale overheden en de Staat hebben.
Naast het treasurystatuut neemt de gemeente Lopik jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury vermeld.
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido en de wijziging Ruddo. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de wettelijke kaders en het eigen treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
Artikel 2 |
In artikel 2 worden de doelstellingen vande treasuryfunctie vande gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht. |
Artikel 2 lid 1 |
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn. Het verplichte schatkistbankieren heeftde mogelijkheid voor het uitzetten van overtollige middelen op de financiële markten feitelijk tot nul gereduceerd. |
Artikel 2 lid 2 |
De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijzedit wordt gewaarborgd. |
Artikel 2 lid 3 |
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beherenvan de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren. |
Artikel 2 lid 4 |
De gemeente streeft ernaarde renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnenhet acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido, de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten. |
Artikel 3 lid 1 |
De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak, ook niet aan de kwaliteit van de debiteuren. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. De gemeenteraad bepaalt dus ook aan welke partijen zij in dit kader leningen en garanties verstrekt. In dit licht is het dus niet het team Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van het team Financiën inwint bijv. over te stellen zekerheden, garanties of te verstrekken informatie voordat een beslissing wordt genomen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. |
Artikel 3 lid 2 |
Het team Financiën adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat het team Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning. Onder het schatkistbankieren dienen overtollige liquiditeiten in eerste instantie bij het Rijk te worden aangehouden waarbij de middelen beschikbaar blijven voor de uitoefening van de publieke taak. Daarnaast kunnen middelen worden uitgezet bij andere decentrale overheden. In beide situaties is sprake van goudgerande debiteuren en is er derhalve eigenlijk geen kredietrisico; de middelen komen altijd terug. Wellicht ten overvloede zijn in dit lid bepalingen opgenomen over het prudente karakter dat de uitzettingen bij de decentrale overheden dienen te hebben. Leningen aan openbare lichamen die het financiële toezicht houden op de gemeente zijn om begrijpelijke redenen niet toegestaan. Hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële instellingen aan personeel of politieke ambtsdragers zijn eveneens niet toegestaan. |
Artikel 4 lid 1 |
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente; Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). |
Artikel 4 lid 2 |
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 5 en 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). |
Artikel 4 lid 3 |
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. |
Artikel 4 lid 4 en 5 |
Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht. |
Artikel 4 lid 6 |
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd wordt de invloed van een rentedaling op de kapitaalmarkten op de renteresultaten van de gemeente, gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn. De noodzaak tot deze spreiding wordt daarnaast minder naarmate er meer leningen zijn waarop tussentijds/lineair wordt afgelost. In die situatie wordt een eventuele noodzaak tot herfinanciering immers verdeeld over de looptijd in plaats van een gehele herfinanciering aan het eind van de looptijd. |
Artikel 5 lid 1 en 2 |
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s). Obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd. Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren. |
Artikel 6 lid 1 |
Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor zowel de minimale kredietwaardigheid van de financiële instelling. Deze rating dient afgegeven te zijn door ten minste twee ratingbureaus. |
Artikel 6 lid 2 |
Bij de daling van de rating van een financiële instelling wordt het toezicht op de kredietwaardigheid verscherpt. Eventueel wordt (indien mogelijk) de uitzetting opgeëist. |
Artikel 6 lid 3 |
De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kadfer van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren. |
Artikel 7 |
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen. In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente wordt een voortschrijdende liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar opgesteld. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de beheerder gemeentefinanciën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten. Voor een adequaat en efficiënt liquiditeitsbeheer wordt voor aanvang van het begrotingsjaar een liquiditeitsplanning opgesteld waarin de verwachte inkomsten en uitgaven van de gemeente in meerjarenperspectief zijn opgenomen. Deze planning is mede gebaseerd op de door de afzonderlijke budgethouders verwachte inkomsten en uitgavenstromen, en wordt jaarlijks bijgesteld op basis van realisaties en hernieuwde prognoses van de budgethouders. |
Artikel 8 |
Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente. |
Artikel 9 lid 1 |
Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk uit te zetten is nadrukkelijk niet toegestaan. |
Artikel 9 lid 2 |
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd. |
Artikel 9 lid 3 |
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. |
Artikel 9 lid 5 |
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. |
Artikel 10 |
Uitzetting/belegging betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van zijn uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd |
Artikel 11 lid 1 en 2 |
Hoewel de uitzetting in het kader van treasury dus eigenlijk beperkt zijn tot risicovrije partijen als het Rijk en andere decentrale overheden, zijn er ten aanzien van de bancaire relaties en financiële intermediairs kwaliteitseisen te stellen voor wat betreft hun kredietwaardigheid, toezichtvereisten en bevoegdheden. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling of land, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D.
Van toegestane bancaire partijen beschikken zowel de landen waarin zij gevestigd zijn als het door hen uitgegeven waardepapier over minimaal een high-grade rating oftewel, de AA-status. Dit komt overeen met een plaats in de gele en groene vlakken van bovenstaande matrix. |
Artikel 11 lid 3 |
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 3 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen. |
Artikel 12 lid 1 |
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren. |
Artikel 12 lid 2 |
Het zoveel mogelijk laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden. |
Artikel 13 lid 2 |
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities. |
Artikel 13 lid 5 |
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend. |
Artikel 14 |
Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties. |
Artikel 15 |
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen. |
Artikel 16 |
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtenaren van de gemeente Lopik. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. |
Artikel 17 |
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 t/m 5), beleidsmatige informatie (punt 6) en verantwoordingsinformatie (punt 7 t/m 13). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente. |
Artikel 17 punt 2 |
Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante (d.w.z. groter dan € 250.000) wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering). |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl