Gemeenschappelijke Regeling Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-07-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort; overwegende:

dat de raden van genoemde gemeenten bij raadsbesluit hebben ingestemd met de “Bereikbaarheidsvisie Zuid-Kennemerland (2021)”;

dat het juridisch borgen van langjarige samenwerking onontbeerlijk is voor het tot uitvoering brengen van deze regionale visie;

dat deze Gemeenschappelijke Regeling daartoe een goed middel is;

dat deze Gemeenschappelijke Regeling op grond van opgedane ervaringen geëvalueerd en desgewenst aangepast kan worden;

gelet op:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    het besluit van de raad van de gemeente Bloemendaal d.d. 27 juni 2013 ;

  • -

    het besluit van de raad van de gemeente Haarlem d.d. 31 januari 2013 ;

  • -

    het besluit van de raad van de gemeente Heemstede d.d. 31 januari 2013 ;

  • -

    het besluit van de raad van de gemeente Zandvoort d.d. 15 januari 2013;

besluiten:

De gemeenschappelijke regeling, in werking getreden op 1 december 2013, te wijzigen en als volgt vast te stellen:

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1 Definities

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    Regeling: Gemeenschappelijke Regeling Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland;

  • c.

    Deelnemers: de aan de Regeling deelnemende gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort;

  • d.

    Orgaan Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland (verder aangeduid als “orgaan”): het gemeenschappelijk orgaan, samengesteld uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders van deelnemers, belast met het doen van voorstellen aan de deelnemers ter uitwerking van de Visie;

  • e.

    Visie: Bereikbaarheidsvisie Zuid-Kennemerland, zoals vastgesteld in de raden van de onder c genoemde gemeenten in december 2021;

  • f.

    Fonds: het door de deelnemers te voeden Regionaal Mobiliteitsfonds, bedoeld om maatregelen uit de Visie mogelijk te maken;

  • g.

    Begroting: de jaarlijkse raming van baten en lasten, samenhangend met het Fonds en met overige baten en lasten, samenhangend met uitwerking van de Visie;

  • h.

    Werkdeel: het deel van de begroting dat dient voor studie, onderbouwing, communicatie inzake projecten uit het fonds, in het stadium dat deze projecten nog niet voorzien zijn van een projectbudget uit het fonds dan wel anderszins;

  • i.

    Projectendeel: het deel van de begroting dat dient voor studie, onderbouwing, communicatie, realisatie van projecten zodra deze projecten voorzien zijn van een projectbudget uit het fonds of anderszins (van het projectendeel maakt in ieder geval het Fonds deel uit);

  • j.

    Uitvoering in regionaal verband: realisatie van een project uit de visie met inzet van gelden uit het fonds;

  • k.

    Mede-overheden: de voor realisatie van maatregelen uit de Visie relevante overheden, buiten de deelnemers;

  • l.

    Klankbordgroep: een door het orgaan aan te wijzen groep deskundigen vanuit overheden en maatschappelijke organisaties, die het orgaan gevraagd en ongevraagd van advies dient.

HOOFDSTUK II Het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 2 Het gemeenschappelijk orgaan Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland

  • 1. Er is een gemeenschappelijk orgaan genaamd “Orgaan Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland, als bedoeld in de zin van artikel 8, tweede lid, van de Wet, hierna ook te noemen “orgaan”. Het orgaan is gevestigd te Haarlem.

  • 2. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers wijst uit zijn midden één lid aan, die hem in het orgaan vertegenwoordigt, alsmede voor elk lid een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

  • 3. Het lid dat is aangewezen door het college van de gemeente Haarlem vervult de functie van voorzitter van het orgaan.

  • 4. Een ambtenaar van de gemeente die op grond van artikel 11 de algemene secretariële ondersteuning levert, vervult de functie van secretaris.

  • 5. Het lidmaatschap van het orgaan eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester of wethouder van desbetreffende deelnemer te zijn.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid van het orgaan vacant of beschikbaar komt, wijst het college van burgemeester en wethouders van de deelnemer die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering, of zo dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

  • 7. Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het orgaan wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8. Een lid van het orgaan kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat. De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het orgaan. Het lid houdt zitting in het orgaan totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 3 Te behartigen belangen

  • 1. De regeling dient om de door de raden van de deelnemers genomen besluiten inzake samenwerking op het gebied van bereikbaarheid in onderlinge afspraken vast te leggen en aldus over een langdurige periode te borgen.

  • 2. De door de raden van de deelnemers genomen besluiten betreffen met name de instelling van een Regionaal Mobiliteitsfonds en de vaststelling van de bereikbaarheidsvisie, zoals benoemd in artikel 1, sub e.

  • 3. De in lid 1 en 2 bedoelde besluiten dienen om de vier opgaven voor Zuid-Kennemerland (woningbouw, economie, landschap & recreatie en klimaat & energie) op te pakken en de doelstelling, zoals geformuleerd in de Bereikbaarheidsvisie, dichterbij te brengen:

    • -

      Een economisch krachtige regio met een hoge leefomgevingskwaliteit en oog voor duurzaamheid.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is het orgaan bevoegd besluiten voor te bereiden voor de besturen van de deelnemers.

  • 2. Ten behoeve van de voorbereiding van de besluiten genoemd onder 1 is het orgaan bevoegd namens alle deelnemers met mede-overheden en derden besprekingen en onderhandelingen te voeren.

  • 3. Het orgaan legt de voorstellen voor aan de deelnemende gemeenten, die daarover op de voor hen geëigende wijze besluiten.

  • 4. Het orgaan is bevoegd om ten behoeve van de in lid 1 genoemde werkzaamheden onderzoek te laten uitvoeren. Het formele opdrachtgeverschap voor dergelijk onderzoek berust bij een daartoe door het orgaan aan te wijzen deelnemer.

  • 5. Het orgaan is bevoegd te beschikken over het werkdeel van de begroting zoals bedoeld in art. 12.2.

  • 6. Alle correspondentie van het orgaan alsmede besluiten uit hoofde van artikel 4 worden ondertekend door of namens de voorzitter en secretaris van het orgaan.

Artikel 5 Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Een lid van het orgaan verstrekt de deelnemer die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door een of meer leden van die deelnemer worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het orgaan kan door het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het orgaan gevoerde beleid.

  • 3. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 5. Het bepaalde in de voorgaande leden is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het orgaan deelt besluiten die in vergadering zijn genomen uiterlijk vier weken na de betreffende vergadering met alle deelnemende raden.

HOOFDSTUK III Werkwijze van het orgaan

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1. Het orgaan vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste één vierde van het aantal deelnemers daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het orgaan zijn openbaar. Als een beraadslaging betrekking heeft op onderhandelingen waarbij één of meer (organisaties van) de leden van het orgaan direct is/zijn betrokken, kan/kunnen één of meer leden van het orgaan de voorzitter verzoeken de vergadering in beslotenheid te houden of voort te zetten. De voorzitter geeft aan dit verzoek gevolg.

  • 3. Besluiten van het orgaan worden bij meerderheid van stemmen genomen, waarbij elk van de deelnemers één stem heeft. Bij het staken van de stemmen is het voorstel verworpen.

  • 4. Voor het aan de colleges van de deelnemers doen van voorstellen voor het wijzigen van de doelstelling van de Regeling ingevolge artikel 3 en/of de uitgangspunten voor de kostentoerekening ingevolge artikel 13 en 14 is geen meerderheid van stemmen, maar unanimiteit vereist.

  • 5. De vergadering van het orgaan wordt niet geopend voordat meer dan drie van de vier leden van het orgaan aanwezig zijn.

  • 6. Indien ingevolge het vijfde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

Artikel 7 Projectvoorstellen en -overeenkomsten

  • 1. Het orgaan doet voorstellen aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers ter uitwerking van de projecten en maatregelen genoemd in bijlage 3 van de in artikel 3.2 bedoelde besluiten.

  • 2. Voor het uitwerken van een project of maatregel wordt een projectovereenkomst gesloten tussen de gemeente(n) op wiens/wier grondgebied een project wordt gerealiseerd in regionaal verband en eventuele derden, waarin in elk geval worden vastgelegd de bijdrage uit het Mobiliteitsfonds, de ambtelijke trekker, de planning, de wijze van betrokkenheid van de ra(a)d(en) van de gemeente(n), de inspraak, de participatie en de communicatie.

  • 3. De besturen van de deelnemers blijven verantwoordelijk voor hun eigen besluitvormingsprocedures, informatievoorziening en communicatie-, participatie- en inspraakprocedures, waarbij de voorstellen van het orgaan de leidraad vormen.

HOOFDSTUK IV Gevolgen besluitvorming raden voor projecten

Artikel 8 Gevolgen besluitvorming raden

  • 1. Een project wordt uitgevoerd in regionaal verband indien een meerderheid van de raden van de deelnemers daar voor is, waaronder in elk geval de ra(a)d(en) van de deelnemer(s) op wiens/wier grondgebied het project ligt.

  • 2. Indien vanwege lid 1 een project niet in regionaal verband kan worden uitgevoerd, blijft de hoogte van de voor het Mobiliteitsfonds gereserveerde gelden en toekomstige reserveringen ongewijzigd en doet het orgaan een voorstel voor een andere verdeling van de gelden in het fonds over de andere projecten.

  • 3. Indien de ra(a)d(en) van de deelnemer(s) op wiens grondgebied het project ligt voor de uitvoering is (zijn), maar een meerderheid van de raden van de deelnemers is tegen, dan kan (kunnen) eerstgenoemde(n) het project voor eigen rekening uitvoeren.

  • 4. Een bijdrage uit het Fonds aan een project dat zich buiten het grondgebied van elke deelnemende gemeente bevindt kan alleen worden verleend als de raden van alle deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 5. Aan de raden zal elk jaar een jaarplan voor het daarop volgende jaar worden voorgelegd. Daarin wordt de stand van zaken van het fonds en de projecten en maatregelen uit de visie weergegeven en wordt aangegeven welke projecten inclusief de daarmee gemoeide middelen uit het fonds het volgende jaar ter hand genomen zullen worden. De raden kunnen daarop hun zienswijze geven.

HOOFDSTUK V De advisering en ondersteuning van het orgaan

Artikel 9 Advisering

  • 1. Het orgaan kan een of meer adviseurs aanstellen. Zij kunnen het orgaan gevraagd en ongevraagd van advies dienen.

  • 2. De onder 1 genoemde adviseurs kunnen deelnemen aan de beraadslagingen van het orgaan; zij hebben geen stemrecht in de vergaderingen.

  • 3. De adviseurs kunnen een door het orgaan te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden krijgen.

  • 4. Bij de start van de regeling treden de stadsbouwmeester van Haarlem en een vertegenwoordiger van het dagelijks bestuur van de Kamer van Koophandel Amsterdam op als adviseurs.

Artikel 10 Klankbordgroep

  • 1. Er is een klankbordgroep, waarin een ambtelijke vertegenwoordiging van mede-overheden en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en van het bedrijfsleven zitting hebben.

  • 2. Over deelname aan de klankbordgroep beslissen het orgaan en de klankbordgroep in goed overleg.

  • 3. De voorzitter van het orgaan treedt tevens op als voorzitter van de klankbordgroep.

  • 4. De klankbordgroep brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan het orgaan.

  • 5. De adviezen van de klankbordgroep aan het orgaan zijn niet bindend. Als van deze adviezen wordt afgeweken, wordt dat gemotiveerd.

Artikel 11 Ondersteuning

  • 1. De algemene secretariële ondersteuning van het orgaan, zoals het voorbereiden van vergaderingen en de verslaglegging daarvan, wordt verzorgd door één van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De administratieve ondersteuning van het orgaan, zoals het opstellen van begroting en rekening en het voeren van de financiële administratie wordt verzorgd door één van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De werkzaamheden genoemd onder 1 en 2 kunnen niet door dezelfde gemeente worden uitgevoerd tenzij het orgaan anders beslist.

  • 4. De gemeenten bedoeld onder 1 en 2 krijgen geen geldelijke vergoeding voor hun werkzaamheden.

  • 5. De gemeenten bedoeld onder 1 en 2 ontvangen opdrachten voor werkzaamheden genoemd onder 1 en 2 op grond van besluiten van het orgaan. Voor het nemen van deze besluiten volstaat een meerderheid binnen het orgaan, waarbij bij staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

  • 6. De opdrachten zoals bedoeld in lid 5 worden gericht aan de colleges van B&W van de betreffende gemeenten of aan de daartoe door die colleges gemandateerde ambtelijke afdelingen.

  • 7. Een gemeente die de werkzaamheden genoemd onder 1 of 2 vervult, kan het orgaan schriftelijk verzoeken daarvoor één van de andere gemeenten aan te wijzen. Het orgaan beslist hierover tijdens de eerstvolgende vergadering. Voor het nemen van dit besluit volstaat een meerderheid binnen het orgaan, waarbij bij staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

  • 8. Het orgaan neemt in zijn laatste vergadering van elk jaar een expliciet besluit over welke gemeenten de werkzaamheden bedoeld onder 1 en 2 het komende jaar op zich neemt resp. blijft nemen. Voor het nemen van dit besluit volstaat een meerderheid binnen het orgaan, waarbij bij staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

HOOFDSTUK VI Begroting, rekening, bevoorschotting en kostentoerekening

Artikel 12 Begroting

  • 1. Het orgaan stelt de begroting van het orgaan vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.

  • 2. De begroting bestaat uit een werkdeel en een projectendeel. In het werkdeel worden de ramingen voor onderzoek, advies, communicatie opgenomen, betrekking hebbend op het stadium dat er nog geen afzonderlijk budget voor een project vastgesteld is. In het projectendeel worden de ramingen voor onderzoek, advies, communicatie almede voor de realisatie van projecten opgenomen betrekking hebbend op het stadium dat er wel een afzonderlijk budget voor het project vastgesteld is.

  • 3. Het orgaan zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij door het orgaan wordt vastgesteld toe aan de raden van de deelnemers.

  • 4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting bij het orgaan hun zienswijzen naar voren brengen. Het orgaan voegt de zienswijzen bij de ontwerpbegroting.

  • 6. Indien het orgaan afwijkt van de zienswijzen van de deelnemers, zendt het de vastgestelde begroting aan de raden van de deelnemers. De raden van de deelnemers kunnen Gedeputeerde Staten van hun zienswijze op de hoogte brengen.

  • 7. Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid, alsmede het bepaalde in artikel 192 Gemeentewet is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in het zevende lid, worden wijzigingen op het projectendeel van de begroting tot 10% van de jaarlijkse totale exploitatiekosten niet voorgelegd aan de deelnemers; het bepaalde in artikel 192, eerste lid Gemeentewet blijft op dergelijke wijzigingen van toepassing.

Artikel 13 Rekening

  • 1. Het orgaan stelt de rekening over het afgelopen jaar, het jaarverslag en de controleverklaring van de accountant jaarlijks vóór 1 juli vast.

  • 2. Het orgaan stuurt de rekening, het jaarverslag en de controleverklaring van de accountant uiterlijk twaalf weken voor de vaststelling door het orgaan aan de raden van de deelnemers.

  • 3. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de rekening en het jaarverslag bij het orgaan hun zienswijzen naar voren brengen. Het orgaan voegt de zienswijzen bij de rekening en het jaarverslag.

  • 4. Het orgaan zendt de vastgestelde rekening, het jaarverslag, de controleverklaring en de eventuele zienswijzen vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 14 Kostentoerekening en bijdragen werkdeel

  • 1. De kosten voor het werkdeel over het voorgaande kalenderjaar worden bij de deelnemers in rekening gebracht op basis van de door het orgaan voor het betreffende jaar, bij de begroting, vastgestelde uitgangspunten.

  • 2. Het orgaan kan aan de deelnemers verzoeken, los van het bepaalde in artikel 15, bij te dragen aan extra voeding van het werkdeel.

  • 3. Eventuele rente wordt aan het werkdeel toegevoegd.

Artikel 15 Bijdragen van gemeenten voor projecten en maatregelen

  • 1. Voor realisatie van de projecten en maatregelen hebben de raden van de deelnemers besloten een fonds in te stellen.

  • 2. De deelnemers verplichten zich dit fonds vanaf 2013 te voeden gedurende een periode van vijftien jaren tot een bedrag van € 19.526.602. Het orgaan kan de deelnemers voorstellen de periode en het bedrag te wijzigen.

  • 3. De voeding vindt voor de hele periode genoemd onder 2 plaats naar rato van het inwonertal van de deelnemers per 1 januari 2010.

  • 4. Indien er deelnemers toetreden of uittreden wordt door het orgaan een nieuwe voeding voor de deelnemers vastgesteld.

  • 5. De voeding per jaar per deelnemer is als volgt vastgelegd:

    • -

      Bloemendaal € 161.000

    • -

      Haarlem € 1.090.000

    • -

      Heemstede € 190.000

    • -

      Zandvoort € 121.000

  • 6. Eventuele bijdragen voor projecten van mede-overheden of derden worden niet noodzakelijkerwijze gestort in het fonds. De betrokken mede-overheden of derden en het bestuur besluiten of een dergelijke bijdrage in het fonds wordt gestort of dat deze rechtstreeks voor het project wordt bestemd.

  • 7. Eventuele rente wordt aan het fonds toegevoegd

HOOFDSTUK VII Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 16 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 17 Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is de unanieme instemming van de deelnemers vereist.

  • 2. Zowel het orgaan als elk der deelnemers is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

Artikel 18 Toetreding

  • 1. Andere overheden, zoals gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk, kunnen toetreden tot de regeling.

  • 2. Voor toetreding tot de regeling is de unanieme instemming van de deelnemers vereist.

  • 3. Het orgaan kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 19 Uittreding

  • 1. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 2. Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van het orgaan medegedeeld.

  • 3. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten.

  • 4. Uitgangspunt voor het opstellen van het liquidatieplan zijn de verplichtingen die voortvloeien uit reeds door de deelnemers genomen besluiten over projecten ten laste van het mobiliteitsfonds. Hierdoor reeds verschuldigde, maar nog niet feitelijk gedane stortingen in het fonds dienen door de uittredende deelnemer als nog te worden voldaan. Een overschot aan stortingen ten opzichte van reeds aangegane verplichtingen wordt teruggestort aan de uittredende deelnemer.

  • 5. Onder verplichtingen in lid 4 wordt verstaan het aandeel dat de uittredende gemeente heeft, naar rato van inwonertal, in het totaal van de gelden uit het fonds waarvan vastgelegd is dat die aan de uitvoering van de visie besteed zullen worden.

  • 6. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het orgaan en de daarin omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 7. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld zijn zowel de uittredende deelnemer als de andere deelnemers gehouden om binnen zes maanden de daarin omschreven financiële verplichtingen te voldoen.

  • 8. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer, die het voornemen heeft om uit te treden.

Artikel 20 Opheffing

  • 1. Instemming van ten minste drie vierde van het aantal deelnemers is vereist voor opheffing van de regeling.

  • 2. Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld als bedoeld in artikel 19.

  • 3. Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste drie jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 21 Archief

  • 1. Het orgaan draagt zorg voor de archiefbescheiden van de regeling overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften daaromtrent. Het archief komt te berusten bij de gemeente die het secretariaat voert.

Artikel 22 Geschillen

  • 1. Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de Wet is sprake als ten minste één der deelnemers zodanige mening is toegedaan.

Artikel 23 Evaluatie

  • 1. De regeling wordt geëvalueerd in 2025 en vanaf dat moment elke vijf jaren.

Artikel 24 Inwerkingtreding, citeertitel

  • 1. Deze gewijzigde regeling treedt in werking op 1 juli 2024.

  • 2. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Bereikbaarheid Zuid-Kennemerland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal.

Namens deze,

A. Broekers-Knol

Burgemeester

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Namens deze,

B. van Leeuwen

Wethouder

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede. Namens deze,

E. Stam

Wethouder

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort. Namens deze,

M. Hendriks

Wethouder