Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Oldenzaal 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 02-07-2024

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Oldenzaal 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet.

b e s l u i t :

vast te stellen Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Oldenzaal 2024

Hoofdstuk 1 - Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm als bedoeld in artikel 5 van de Participatiewet;

    • b.

      bijzondere bijstand: bijstand ter voorziening in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet;

    • c.

      Wet: Participatiewet.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Hoofdstuk 2 – Bijzondere Bijstand

Artikel 2. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend binnen een termijn van 1 maand gerekend vanaf de datum waarop de kosten zijn gemaakt.

  • 2. Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen voor verhuis- en of inrichtingskosten alsmede duurzame gebruiksgoederen. Dergelijke aanvragen moeten ingediend worden alvorens de kosten worden gemaakt.

Artikel 3. Beoordelingskader bijzondere bijstand

  • 1. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt als eerste beoordeeld of er een voorliggende voorziening is (artikel 15 van de wet).

  • 2. Als er geen voorliggende voorziening is, wordt de dwingende vraagstelling alsmede de volgorde gehanteerd zoals door de Centrale Raad van Beroep is afgeleid uit artikel 35 van de wet:

    • a.

      doen de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd zich daadwerkelijk voor;

    • b.

      zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk;

    • c.

      vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden;

    • d.

      kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen.

Artikel 4. In aanmerking te nemen inkomen

  • 1. De hoogte van het inkomen wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 31, 32 en 33 van de wet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, wordt een verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten en wordt bij de berekening van het inkomen rekening gehouden met het inkomen ná beslag en WSNP waarover aanvrager daadwerkelijk kan beschikken.

Artikel 5. In aanmerking te nemen vermogen

  • 1. Het vermogen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van de wet.

  • 2. De waarde van een auto wordt bepaald op grond van de ANWB Koerslijst en wordt voor één auto tot maximaal € 7.000 vrijgelaten.

Artikel 6. Beoordelen draagkracht

  • 1. Bijzondere bijstand kan slechts worden toegekend voor zover de gevraagde kosten de draagkracht te boven gaan.

  • 2. Draagkracht is dat deel van het eigen inkomen en vermogen dat de belanghebbende moet gebruiken om de kosten te betalen.

  • 3. De draagkracht uit vermogen en inkomen wordt vastgesteld voor de duur van twaalf maanden op datum aanvraag dan wel de ingangsdatum van de (periodieke) bijzondere bijstand.

  • 4. De draagkracht uit inkomen is 25% van het inkomen boven 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 5. Draagkracht wordt bij een periodieke verstrekking maandelijks voor 1/12e deel op de bijstand in mindering gebracht en ineens ingeval van een incidentele verstrekking.

  • 6. Draagkracht uit vermogen is dat deel van het vermogen dat hoger is dan de geldende vermogensgrens van artikel 34 lid 3 van de wet. Tenzij het kosten voor bewindvoering, woninginrichting of woonlasten betreft. Hiervoor geldt een afwijkende vermogensvrijlating van twee keer de geldende bijstandsnorm.

  • 7. Als er sprake is van draagkracht uit vermogen én inkomen, dan wordt eerst de draagkracht uit het vermogen ingezet om in de kosten te voorzien.

Artikel 7. Wijziging draagkracht

In beginsel wordt de eenmaal vastgestelde draagkracht niet gewijzigd. Alleen als zich in de loop van de vastgestelde periode ontwikkelingen voordoen, zoals het wegvallen of ontstaan van inkomstenbronnen kan tussentijdse herziening plaatsvinden.

Artikel 8. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag zoals bedoeld in artikel 35 lid 2 van de Participatiewet gehanteerd.

Hoofdstuk 4 – Kostensoorten

Er bestaat geen volledige lijst van bijzondere kostensoorten. Deze kosten vloeien immers voort uit een bijzondere omstandigheid. Hieronder worden enkele kostensoorten benoemd die inkadering noodzakelijk maken.

Artikel 9. Medische kosten

  • 1. Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor medische kosten die onder de Zvw, Wlz en samenhangende regelingen vallen. Deze wetten gelden namelijk als een voorliggende voorziening die als passend en toereikend worden gezien (artikel 15 lid 1 van de wet).

  • 2. Dit geldt ook voor de kosten die voor rekening van de inwoner blijven zoals een eigen bijdrage en het wettelijk of vrijwillig eigen risico.

  • 3. Van lid 1 kan in uitzonderlijke situaties afgeweken worden áls de aanvrager zich niet kón verzekeren, bijvoorbeeld ingeval van een bestuursrechtelijke premie.

Artikel 10. Kosten bewindvoering, mentorschap en curatele

  • 1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een door de kantonrechter ingesteld beschermingsbewind, mentorschap of curatele.

  • 2. Voor het vaststellen van de noodzaak sluit het college aan bij de beschikking van de kantonrechter. Uit de beschikking blijkt welke bewindvoerder, mentor of curator is benoemd en voor welke werkzaamheden kosten in rekening gebracht mogen worden.

  • 3. De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de beloning die door de kantonrechter bij benoeming is vastgesteld overeenkomstig Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren en wordt jaarlijks geactualiseerd in de vergoedingenlijst.

  • 4. Conform artikel 2 lid 2 kan de bijstand 1 maand met terugwerkende kracht aangevraagd worden. Als de bewindvoerder de aanvraag binnen 1 maand na de uitspraak van de rechtbank indient, dan wordt de ingangsdatum (afhankelijk van de datum uitspraak) vastgesteld op de 1e of de 16e van de maand.

Artikel 11. Woninginrichting

  • 1. In beginsel bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor woninginrichting, omdat dit behoort tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit de norm voldaan kan worden door reservering vooraf (sparen) of achteraf (door middel van lenen).

  • 2. Als de inwoner zelf niet in deze kosten kan voorzien (ook niet door het aangaan van een lening en eventueel onder borgstelling) dan is bijstand alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 3. Bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening. Als directe terugbetaling niet mogelijk is, wordt de aflossing vastgesteld op minimaal 5% van de bijstandsnorm met inachtneming van de beslagvrije voet.

Artikel 12. Woonkostentoeslag

  • 1. In beginsel bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor woonkosten, omdat dit behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit de norm voldaan kan worden, waar mogelijk aangevuld huurtoeslag. Ingeval van bijzondere omstandigheden kan er recht op woonkostentoeslag bestaan.

  • 2. Op basis van bijzondere omstandigheden is bijstandsverlening mogelijk voor:

    • a.

      Een inwoner die een woning huurt onder de huurtoeslaggrens, maar nog geen recht op huurtoeslag heeft. Dan kan tijdelijk bijzondere bijstand worden verleend;

    • b.

      Een inwoner die een woning boven de huurtoeslaggrens huurt, maar geen recht op huur toeslag heeft. Dan kan maximaal 6 maanden een woonkostentoeslag worden verleend met eventuele verlenging van 3 maanden met de volgende aanvullende verplichtingen:

      • Binnen een maand na aanvraag schrijft de inwoner zich als woningzoekende in bij de WBO voor een goedkopere woonruimte;

      • De huur van de nieuwe woonruimte moet minder bedragen dan de maximum huur grens.

    • c.

      Een inwoner die een eigen woning bewoont.

      Als de woonkosten (minus de belastingteruggave en rijkssubsidie) hoger zijn dan de maxi- male huurgrens. Dan kan maximaal 12 maanden een woonkostentoeslag worden verleend met de verplichting om de eigen woning binnen 1 maand na aanvraag te koop aan te bieden bij een erkend makelaar. De termijn kan steeds met 3 maanden verlengd worden, als buiten eigen toedoen nog geen goedkopere huisvesting is gevonden.

  • 3. Het eigen vermogen zal eerst ingezet moeten worden om de woonlasten, waarbij twee keer het geldende normbedrag vrijgelaten kan worden.

  • 4. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag onder aftrek van de werkelijk ontvangen huurtoeslag, het recht op renteaftrek bij belastingen inzake eigen woningbezit en de draagkracht. In de vergoedingenlijst is de berekening en de onderliggende kostensoorten en bedragen nader beschreven. Deze wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 5. Bij een eigen woning wordt rekening gehouden met kosten voor periodiek onderhoud conform de tabel van Stimulansz.

Artikel 13. Doorbetaling huur (woonlasten) bij verblijf in detentie

  • 1. In afwijking van artikel 13 lid 1 onder a van de wet kan het college voor doorbetaling van de vaste lasten bijzondere bijstand verstrekken voor zover de inwoner die in detentie zit deze kosten aantoonbaar niet over de hele detentieperiode zelf kan betalen en als er sprake is van zeer dringende redenen op grond waarvan het noodzakelijk is dat de woning wel wordt aangehouden.

  • 2. Bijstand betreft alleen de periode van de woonlasten waarin de inwoner niet zelf kan voorzien.

  • 3. Als er bijzondere bijstand wordt verstrekt heeft deze de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onder b van de wet.

  • 4. Er wordt in ieder geval geen bijzondere bijstand verstrekt:

    • als de detentieperiode korter duurt dan één maand;

    • als de detentieperiode langer zal zijn dan 9 maanden;

    • voor zover de inwoner er zelf in kan voorzien;

    • het detentie betreft in plaats van een boete;

    • oor opslag van de inboedel.

Artikel 14. Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting

  • 1. Het college kan aan een inwoner zonder partner en/of medebewoners die tijdelijk in een instelling verblijft vanwege medische, psychische of sociale omstandigheden bijzondere bijstand verlenen voor de doorbetaling van de vaste lasten als het aanhouden van de woning noodzakelijk is.

  • 2. Indien sprake is van algemene bijstand dan wordt eerst de reguliere norm maximaal 6 weken vanaf moment van opname doorbetaald, voordat bijzondere bijstand verleend wordt.

  • 3. Onder de vaste lasten als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: huur, gas, elektriciteit en water.

  • 4. Bijstandsverlening is mogelijk gedurende maximaal 1 jaar te rekenen vanaf het moment dat de norm aangepast is naar zak- en kleedgeld met de aanvullende verplichting dat de voorschotbedragen verlaagd worden.

  • 5. Indien de opname tijdelijk is, maar toch aanmerkelijk langer duurt dan werd verwacht kan de bijstandsverlening nog maximaal met 1 jaar verlengd worden.

Artikel 15. Aanvullende algemene bijstand aan jongeren (niet verblijvend in inrichting)

  • 1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders als:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of;

    • b.

      de jongere het onderhoudsrecht ten aanzien van de ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken.

  • 2. Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als de jongere zelfstandige huisvesting heeft én deze zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.

  • 3. In de volgende situaties wordt verondersteld dat de onderhoudsplicht niet te gelde gemaakt kan worden:

    • a.

      beide ouders zijn overleden;

    • b.

      jongere is uithuisgeplaatst op grond van een officiële maatregel (o.a. Jeugdwet);

    • c.

      het is onverantwoord om jongere bij de ouders te laten wonen (bijv. mishandeling);

    • d.

      jongere heeft de zorg voor één of meer kinderen;

    • e.

      voor bijstandsaanvraag woont jongere al langer dan één jaar buitenshuis en er is geen sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 4. De bijstandsnorm wordt aangevuld bij:

    • a.

      een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar tot maximaal 80% de norm voor een alleenstaande als bedoeld in artikel 21 sub a van de Participatiewet;

    • b.

      gehuwden waarvan (één van) beiden 18, 19 of 20 jaar zijn tot maximaal 80% van de bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21 sub b van de wet.

  • 5. Bij het vaststellen van de norm en de aanvulling wordt rekening gehouden met de regelgeving aangaande kostendelers, het niet hebben van woonlasten en de lagere norm voor schoolverlaters.

Artikel 16. Overige kosten (vergoedingenlijst)

Voor de meest voorkomende overige kosten zijn in de vergoedingenlijst voorwaarden en bedragen opgenomen. Deze worden jaarlijks geïndexeerd.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 17. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden met ingang van 1 juni 2024 in werking.

  • 2. Het Besluit Uitvoeringsregels Bijzondere Bijstand gemeente Oldenzaal 2021 wordt hierbij ingetrokken.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Oldenzaal 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 24 juni 2024,

het college van burgemeester en wethouders

de secretaris

de burgemeester

VERGOEDINGENLIJST BIJZONDERE BIJSTAND                                                                     

Het bijzondere bijstandsbeleid wordt door de gemeente bepaald en is vastgelegd in de beleidsregels Bijzondere bijstand. De uitgangspunten hierbij zijn:

  • er is geen vergoeding mogelijk als er sprake is van een voorliggende voorziening;

  • de kosten moeten als noodzakelijk zijn aan te merken;

  • de kosten kunnen niet als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt;

  • de kosten kunnen niet uit het inkomen en/of vermogen worden voldaan;

  • er wordt rekening gehouden met de draagkrachtregels en de bepalingen ingevolge de PW;

  • voor zover de gemeente Oldenzaal niet zelf een bedrag heeft vastgesteld wordt gebruik gemaakt van de Prijzengids Nibud in Schulinck.

Ten aanzien van een voorliggende voorziening geldt dat de vergoedingen die onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw), aanvullende pakketten, Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vallen, als een passende en toerekende voorliggende voorzieningen (artikel 15 lid 1 PW) worden beschouwd. Dit betekent ingeval van medische kosten dat slechts bijstand voor deze kosten kan worden verstrekt ingeval iemand zich niet aanvullend kón verzekeren. Bijvoorbeeld omdat iemand een bestuursrechtelijke premie betaalt voor zijn basisverzekering en zich (vanwege de achterstand) niet aanvullend kan verzekeren. Indien dit vaststaat dan kan aangesloten worden bij de vergoedingssystematiek van extraverzorgd2.

In de beleidsregels komen verschillende kostensoorten aan de orde. Om de uitvoering van bijzondere bijstand te vereenvoudigen volgt in deze vergoedingenlijst een opsomming van de meest voorkomende kosten. De lijst is alfabetisch opgezet en is niet limitatief.

Alarmsysteem

Voor de abonnementskosten van een alarmsysteem kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Menzis verstrekt de persoonlijke alarmeringsapparatuur aan verzekerden met een medische indicatie als:

  • -

    er een duidelijke noodzaak bestaat om in geval van nood onmiddellijk medische of technische hulp van buitenaf in te roepen om complicaties te voorkomen;

  • -

    én de verzekerde gedurende langere tijd op zichzelf is aangewezen;

  • -

    én je van de verzekerde niet kan verwachten dat hij of zij in een noodsituatie de telefoon - hieronder valt ook een (senioren) mobiele telefoon of SOS telefoon met alarmoproep mogelijkheid - zelfstandig kan bedienen.

Bij een medische indicatie, afgegeven op voorschrift van de behandelend arts, worden door Menzis de huur en aansluitkosten van de apparatuur die in bruikleen wordt verstrekt, volledig vergoed. De abonnementskosten op de alarmcentrale worden niet vergoed uit de Basisverzekering en/of de aanvullende verzekering ExtraVerzorgd-paketten. De pakketten GarantVerzorgd 1, 2 en 3 vergoeden deze abonnementskosten wél. Voorwaarde is dat er aanspraak bestaat op verstrekking van de apparatuur uit de Basisverzekering en dat de apparatuur wordt geleverd door een leverancier die met Menzis een contract heeft.

Op grond van de zorgverzekeringswet bestaat ook aanspraak op verstrekking van alarmeringsapparatuur voor een lichamelijk gehandicapte die in een verhoogde risicosituatie verkeert (verwezen wordt naar de Regeling Zorgverzekering).

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Begrafenis- of crematiekosten

Bijna iedereen sluit bij leven een begrafenis- of crematieverzekering af, dan wel zet een geldsom afgezonderd op een aparte rekening voor de begrafenis. Als er voor de begrafenis geen voorziening is getroffen of als deze niet voldoende is komen de kosten van een begrafenis primair voor rekening van de nagelaten betrekkingen.

Bijstandsverlening

Met inachtneming van het erfrecht gelden de volgende regelingen.

  • Een van de echtelieden overlijdt. Als van een echtpaar een persoon overlijdt verkrijgt de langstlevende echtgenoot de goederen uit de nalatenschap, dus ook de schulden. Tot die schulden behoren de begrafeniskosten. De langstlevende echtgenoot is verantwoordelijk voor voldoening van de schulden uit de nalatenschap, dus ook voor de begrafeniskosten. De kinderen kunnen hiervoor niet worden aangesproken. Kan de langstlevende echtgenoot deze begrafeniskosten niet betalen, dan kan alleen deze hiervoor bijzondere bijstand aanvragen.

  • De langstlevende overlijdt: Als de langstlevende echtgenoot overlijdt, zijn de kinderen gezamenlijk verantwoordelijk voor de betaling van de begrafeniskosten. Ieder kan dan voor zijn deel bijstand aanvragen. Er moet wel rekening worden gehouden met het (te) ontvangen deel van de nalatenschap.

  • Er zijn geen erfgenamen. In dit geval is niet de Participatiewet maar de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. Ingevolge artikel 21 van die wet draagt de burgemeester dan zorg voor begrafenis of crematie. De afdeling Burgerzaken draagt zorg voor de uitvoering van deze wet. In het voorkomende geval wordt contact opgenomen met de afdeling Burgerzaken.

De kosten, mits binnen redelijke grenzen (zie richtprijzen Schulinck/NIBUD), behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de nagelaten betrekking. Bijstandsverlening is mogelijk als uit een draagkrachtberekening van de belanghebbende blijkt, dat het inkomen geen of onvoldoende ruimte biedt voor het betalen van de kosten.

Nalatenschap

Als iemand overlijdt en de erfgenamen doen een aanvraag om bijstand voor de begrafenis- of crematiekosten, dan moet de nalatenschap van de overledene aangewend worden voor deze kosten. Voor onverwachte kosten wordt van de nalatenschap een bedrag van € 500 vrijgelaten. Het meerdere moet men besteden aan de begrafenis- of crematiekosten.

Besteding

Als bijstand wordt verstrekt voor begrafenis- of crematiekosten ter hoogte van het maximale bedrag, dan is dit bedrag vrij te besteden voor deze kosten en behoeft de besteding niet te gaan volgens de richtbedragen.

Begrafenis of crematie in het buitenland

Het kan voorkomen dat buitenlanders begraven willen worden in het land van herkomst. De kosten van een dergelijke begrafenis zijn vaak extreem hoog Voor deze kosten kan maximaal bijstand worden verleend ter hoogte van het bedrag voor normale begrafeniskosten (zie Schulinck/NIBUD). De meerkosten (met name transportkosten) komen voor rekening van de nabestaanden. Bijstand voor reiskosten om de begrafenis of crematie in het buitenland bij te wonen, is niet mogelijk.

Bevalling en kraamzorg

Voor de (medische) kosten van een bevalling en (de eigen bijdrage) kraamzorg kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Menzis vergoedt de eigen bijdrage volledig in zowel in EV2 als de garantpakketten.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Bewassingskosten (inclusief kledingslijtage)

Als de cliënt door ziekte of gebrek (meestal t.g.v. incontinentie) meer of vaker moet wassen dan gebruikelijk is bijstand mogelijk voor de extra kosten. Voor de bepaling van de kosten wordt maatwerk geleverd op basis van de feitelijke (noodzakelijk) gemaakte kosten.

In Schulinck is een uitgebreide GMD-lijst opgenomen met gedifferentieerde vergoedingen voor diverse situaties. Die lijst wordt ieder jaar geïndexeerd. In het overzicht zijn de meerkosten vermeld die door medische redenen worden veroorzaakt ten aanzien van kleding, schoeisel en beddengoed dat door extra slijtage of noodzaak om vaker te wassen. Voor deze meerkosten is bijzondere bijstand mogelijk.

Deze bijdrage omvat alle meerkosten in verband met de medische indicatie; er wordt dus niet onderscheiden tussen slijtagekosten en bewassingkosten. Naast een vergoeding voor bewassing kan dus geen aparte vergoeding voor kledingslijtage worden toegekend.

Voor de vergoeding moet onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandig wonenden en personen die in een inrichting of tehuis verblijven. Voor kinderen tot 4 jaar wordt geen vergoeding gegeven.

Bewindvoering

Het gaat hier over mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn hun financiële belangen te behartigen, die hun geld verkwisten of problematische schulden hebben. Bewindvoering kan worden uitgevoerd door professionele organisaties of door een particulier, bijvoorbeeld een familielid. De onder bewind gestelde moet dan ook de aanvraag indienen, hoewel dit in de praktijk door de bewindvoerder zal gebeuren.

De particuliere bewindvoerder die een onkostenvergoeding wil, moet bij de kantonrechter 1 keer per jaar 'rekening en verantwoording' afleggen. Deze wordt door de kantonrechter getoetst. Als het inkomen en vermogen geen ruimte biedt voor een vergoeding kan de onder bewind gestelde bijzondere bijstand aanvragen voor de kosten van zijn bewindvoering. Wil de bewindvoerder naast de maandelijkse beloning ook extra bijzondere kosten vergoed krijgen, dan dient er een kopie van de rekening en verantwoording die bij de kantonrechter is ingediend te worden overlegd. Bovendien moet uit dat stuk of uit een bijlage blijken dat de kantonrechter die verantwoording gezien heeft.

Kosten bewindvoering en mentorschap

De bewindvoerder heeft aanspraak op beloning overeenkomstig de bedragen van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 1:447 lid 1 BW). De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd. Dit betekent dat een bewindvoerder een volledige maand in rekening mag brengen als hij in de periode van de 1e tot en met 15e dag van de maand benoemd is, en een halve maandvergoeding mag factureren als hij vanaf de 16e van de maand benoemd is. Als de taak van de bewindvoerder eindigt op een dag in de eerste helft van de maand, dan mag de bewindvoerder over die maand de beloning in rekening brengen tot de 16e dag van die maand. Eindigt de taak in de tweede helft van de maand? Dan mag hij de beloning rekenen over de gehele maand. Er wordt uitgegaan van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding en exclusief BTW.

Als sprake is van een problematische schuldenlast (zoals stabiliseren schulden, toeleiding tot een minnelijke hulpverlening of WSNP, het ongedaan maken van foutief gelegd beslag) kan de bewindvoerder om een hogere beloning verzoeken.

Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.

In bepaalde situaties beheert de bewindvoerder ook het persoonsgebonden budget (PGB). Of dit noodzakelijk is, is afhankelijk van de omstandigheden. In sommige gevallen is het wellicht net zo goed mogelijk voor de betrokkene om zorg in natura te ontvangen. Er blijft keuzevrijheid voor betrokkene om te kiezen voor een PGB in plaats van zorg in natura, maar die keuzevrijheid hoeft niet per definitie door de gemeente gefinancierd te worden. Er zal dus per geval een afweging gemaakt moeten worden of de keuze voor een PGB noodzakelijk was.

Bezwaar maken tegen een besluit bijzondere bijstand is een handeling die de onder bewind staande goederen betreft en is daarom een taak van de bewindvoerder. Het salaris van de bewindvoerder is mede bedoeld om de gemaakte kosten te dekken, daarom is een proceskostenvergoeding niet aan de orde (Rechtbank Den Haag 23-5-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5290).

Bijzondere bijstand

Voor de actuele bedragen van de vergoedingen wordt verwezen naar Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Naast deze beloning mogen bewindvoerders eens per jaar € 10 * per persoon in rekening brengen voor de bankkosten (*tot een max van € 20 voor een economische eenheid. Tarief in 2024). Deze kosten komen ook voor vergoeding o.g.v. bijzondere bijstand in aanmerking.

Voor de kosten van curatele, bewind en mentorschap wordt door personen met een laag inkomen vaak een beroep op bijzondere bijstand gedaan. Jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep laat de gemeente weinig tot geen ruimte voor beoordeling van de noodzaak van de kosten.

Bijzondere bijstand kan verstrekt worden met inachtneming van de volgende uitgangspunten:

  • De bewindvoerder moet bij de aanvraag om bijzondere bijstand het vonnis overleggen;

  • Bij incomplete aanvraag wordt de behandeling opgeschort onder vermelding van een termijn;

  • Bij niet tijdige reactie wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten;

  • De bijzondere bijstand wordt zonder einddatum toegekend;

  • Eén keer per jaar wordt een hercontrole verricht om het recht op bijstand vast te stellen;

  • Voor aanvragen geldt dat met terugwerkende kracht tot maximaal 1 maand bijstand kan worden toegekend.

  • De draagkracht uit inkomen is 25% van het inkomen boven 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • Er wordt geen drempelbedrag meer toegepast vanaf 1 juni 2024.

  • Het vermogen van betrokkene kan worden vrijgelaten tot maximaal twee keer de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voor personen verblijvende in een inrichting geldt dat hiervoor de norm van een alleenstaande/gehuwden wordt gehanteerd, die van toepassing zou zijn als ze niet in een inrichting verbleven. Een geringe overschrijding van deze vermogensgrens, in verband met nog verschuldigde periodieke vaste lasten, kan worden gerespecteerd.

Als iemand na TBS in het kader van een re-socialisatieproces door de kantonrechter onder bewindvoering wordt besteld, meestal via de reclassering, komen de kosten in principe ook voor bijzondere bijstand in aanmerking.

WSNP-bewindvoering: (CRvB 21-06-2011 BR0334)

Naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hoeft er geen bijzondere bijstand meer verstrekt te worden voor de kosten van WSNP-bewindvoering (dus bij faillissementen). De kosten kunnen geheel binnen het kader van de Faillissementswet ontwikkeld stelsel worden afgewikkeld. Als het inkomen en/of de boedel geen ruimte doen deze kosten zich niet voor, dus ook dan geen bijzondere bijstand.

Brillen (inclusief glazen, monturen en contactlenzen)

Voor de kosten van een bril, brillenglazen, monturen en contactlenzen kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Menzis vergoedt de kosten van de aanschaf of reparatie in zowel in EV2/EV3 als de garantpakketten.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Dieetkosten

Een voorgeschreven dieet behoeft in beginsel niet te leiden tot hogere voedingskosten. Uit de voorschriften van de behandelend arts in verband met een dieet vloeien veelal zowel kostenverlagende als kostenverhogende factoren voort. De meest voorkomende diëten brengen echter geen of nauwelijks hogere, soms zelfs lagere kosten met zich mee dan de normale voedingskosten.

Voorliggende voorziening

De zorgverzekeraar vergoedt slechts de zogenaamde dieetpreparaten. Dit zijn vloeibare energie- en eiwitrijke voedingsmiddelen, die via een natuurlijke weg, een sonde of een infuuspomp worden toegediend. De zorgverzekeraar vergoedt geen dieetproducten zoals zoutloze kaas, suikervrije jam, halvarine, glutenvrij brood e.d. De enige uitzondering hierop is de extra vergoeding die in pakket GarantVerzorgd3 is opgenomen voor dieetkosten. Deze dieetkosten worden bij medische noodzakelijkheid vergoed.

Er bestaat recht op deze vergoeding als:

  • er een schriftelijke dieetbevestiging van een medisch specialist, huisarts of bevoegd diëtist wordt overgelegd waaruit blijkt welk dieet wordt gevolgd, en;

  • het dieet volgens de fiscale regels in aanmerking komt voor aftrek specifieke zorgkosten.

Cliënten dienen gewezen te worden op de voorliggende voorzieningen ingevolge de Zorgverzekeringswet. Als duidelijk is dat geen recht bestaat op een vergoeding door de zorgverzekeraar, kan verstrekking van bijzondere bijstand worden beoordeeld.

Hoogte bijzondere bijstand

De meerkosten in verband met een dieet komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien er een medische noodzaak bestaat. Dit kan o.a. blijken uit een dieetverklaring die door de arts of diëtiste is opgesteld.

De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding. Hierbij wordt uitgegaan van de NIBUD-norm voor het betreffende dieet onder aftrek van 30%. Hier wordt de eventuele extra vergoeding vanuit GarandVerzorgd 3 op verminderd.

Voor de actuele meerkosten per dieet wordt verwezen naar de tabel in Schulinck. (Link naar tabel

Dieetpreparaten komen niet in aanmerking voor vergoeding via de bijzondere bijstand, omdat hiervoor een voorliggende voorziening aanwezig is (Zorgverzekering).

De genoemde bedragen worden met 30% verlaagd, omdat dieetkosten kunnen leiden tot een belastingteruggaaf. Door de bedragen met 30% te verlagen wordt met een belastingteruggaaf rekening gehouden.

Dit betekent dat de bijzondere bijstand als volgt wordt berekend:

(Meerkosten dieet -/- 30%) -/- eventuele vergoeding garant = bijzondere bijstand

Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)

Psychische klachten worden behandeld door de huisarts. Deze hulp valt onder de basisverzekering. Kan de huisarts niet (verder) behandelen, dan verwijst hij naar de Basis GGZ of gespecialiseerde GGZ. De zorgverzekeraar vergoedt deze behandelingen grotendeels.

Bijzondere bijstand

Er kan geen bijzondere bijstand voor medische kosten verstrekt worden die vallen onder de werkingssfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat de Zvw de Wlz en de Wmo als passende en toereikende voorliggende voorzieningen (artikel 15 lid 1 PW) worden beschouwd.

Hoortoestel

Voor de kosten van een hoortoestel kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Hoortoestellen worden grotendeels vergoed vanuit de basisverzekering door de zorgverzekeraar. Er is namelijk altijd sprake van een eigen bijdrage van 25%. De aanvullende verzekeringen kennen hier geen vergoeding voor. In het garantpakket is wel een extra vergoeding mogelijk indien het toestel is aangeschaft bij een gecontracteerde aanbieder.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Huishoudelijke ondersteuning

De huishoudelijke ondersteuning valt onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Men heeft de keuze tussen zorg in natura of een persoonsgebonden budget. Voor deze zorg is men een eigen bijdrage verschuldigd, het zogenaamde abonnementstarief. Deze bedraagt € 20,60 per maand.

Voorliggende voorziening

Vanuit de aanvullende collectieve verzekering (garant 1, 2 en 3) kan een vergoeding voor het abonnementstarief van het CAK tot een bedrag van € 300 per jaar verstrekt worden. Deze verzekering geldt als een voorliggende voorziening.

Bijzondere bijstand

Er kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden voor kosten die vallen onder de werkingssfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat de Zvw de Wlz en de Wmo als passende en toereikende voorliggende voorzieningen (artikel 15 lid 1 PW) worden beschouwd.

Jongeren (aanvulling op algemene bijstand) 

Omdat de ouders onderhoudsplichtig zijn voor jongeren tot 21 jaar ligt de basisnorm aanzienlijk lager dan bij personen van 21 jaar en ouder (artikel 20 Participatiewet). In bepaalde situaties kan de gemeente extra bijstand verlenen in de vorm van bijzondere bijstand. Dit kan noodzakelijk zijn als:

  • de middelen van de ouders niet toereikend zijn;

  • de jongere zijn aanspraak op de onderhoudsplicht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken. In dat geval kan de gemeente de verstrekte bijstand wel op de ouders verhalen.

Inrichting

Voor de vaststelling of de accommodatie van verblijf als inrichting in de zin van de Participatiewet aangemerkt moet worden, wordt aangesloten bij de richtlijn van de gemeente Enschede (zie Schulinck). In hoofdlijn betekent dit dat ziekenhuizen; psychiatrische instellingen en beschermd wonen wél als PW-inrichting worden aangemerkt, maar blijf-van-mijn-lijfhuizen en sociale pensions (maatschappelijke opvang) niet.

Alleenstaande jongeren van 18 tot 21 jaar (niet verblijvend in inrichting)

Als de noodzakelijke kosten hoger zijn dan de basis jongerennorm (artikel 20 Participatiewet), kan ingevolge artikel 12 Participatiewet met inachtneming van het voorgaande, (aanvullende) bijzondere bijstand worden verleend indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    beide ouders zijn overleden;

  • 2.

    betrokkene uit huis is geplaatst op grond van een officiële maatregel (o.a. Jeugdwet);

  • 3.

    het onverantwoord is om betrokkene bij zijn/haar ouders te laten wonen (bijv. mishandeling);

  • 4.

    de jongere de zorg heeft voor één of meer kinderen (de feitelijke woonsituatie is dan bepalend);

  • 5.

    de jongere al langer dan één jaar buitenshuis woont voordat bijstand wordt aangevraagd en geen sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

In alle overige situaties gaat de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders boven bijstandsverlening. Enkel de omstandigheid dat ouders in het buitenland wonen kan geen reden zijn voor verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van het bestaan.

De hoogte van de (aanvullende) bijzondere bijstand wordt als volgt bepaald:

  • voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar wordt de bijstand gemaximeerd tot 80% van de norm voor een alleenstaande (artikel 21 onder a Participatiewet) met inachtneming van kostendelers en het niet hebben van woonlasten;

  • bij gehuwden waarvan één van beide of allebei 18, 19 of 20 jaar zijn tot maximaal 80% van de bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21 sub b van de Participatiewet met inachtneming van de kostendelersnorm en het niet hebben van woonlasten.

Alleenstaande jongeren van 18 tot 21 jaar (verblijvende in een inrichting)

Dit is een weinig voorkomende categorie die geen recht heeft op algemene bijstand. Er kan aanspraak worden gemaakt op bijzondere bijstand indien redelijkerwijs de onderhoudsplicht jegens de ouders niet te gelde kan worden gemaakt. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand kan gelijk worden gesteld aan de landelijke basisnorm voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder verblijvende in een inrichting (artikel 23 Participatiewet).

Legeskosten verblijfsvergunning

In principe behoren legeskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De Centrale Raad van Beroep zegt dat dit ook zo is indien sprake is van jarenlange bijstand, gestegen legeskosten of een tijdelijke verblijfsvergunning.

Normaliter moet een identiteitsbewijs eens per 5 jaar worden verlengd.

Indien echter sprake is van voormalige vluchtelingen of asielzoekers doet zich een bijzondere situatie voor. Indien zij vanuit een opvangcentrum regulier worden gehuisvest en niet meer onder de COA vallen, zijn ze op dat moment in het bezit van een geldige (tijdelijke) verblijfsvergunning. Indien deze vergunning binnen 5 jaar moet worden verlengd is sprake van een bijzondere omstandigheid en kunnen de kosten (ca. € 200,-) worden vergoed (bijzondere bijstand). Meestal is de geldigheidsduur 3 of 5 jaar.

Kosten in verband met gezinshereniging worden niet noodzakelijk geacht en komen daarom niet voor bijstand in aanmerking.

Maaltijdvoorziening

Wanneer iemand vanwege medische en/of sociale redenen niet zelf kan koken en/of niet in staat is zelf boodschappen te doen en er is geen partner of een ander die dat wel kan doen, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van maaltijdvoorziening. Voeding behoort tot de algemene kosten van het bestaan waarin een (bijstands)inkomen voorziet. Daarom komen alleen de meerkosten voor bijstandsverlening in aanmerking.

Algemene en voorliggende voorziening

Voor het doen van boodschappen geldt de boodschappenservice van de supermarkt als algemene en voorliggende voorziening.

Het (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren of herinneren) bij de maaltijden valt onder de Wmo 2015. De module Maaltijden kan worden ingezet als het een cliënt niet lukt om zelfstandig de benodigde dagelijkse maaltijden te bereiden. Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat "beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden" te bereiken. Indien cliënt deze ondersteuning krijgt is het van belang om vast te stellen of er sprake is van meerkosten. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat cliënt wél ondersteuning krijgt bij het bereiden van de maaltijden, maar dit slecht het opwarmen van een kant-en-klaarmaaltijd is. In deze situatie is er mogelijk nog wel sprake van meerkosten waardoor de voorliggende voorziening niet voorziet in deze bijzondere extra kosten. Krijgt cliënt ondersteuning om samen te koken? Dan hoeft dit niet tot meerkosten te leiden.

Een maaltijdvoorziening kan als algemeen gebruikelijk aangemerkt worden als:

  • de service daadwerkelijk beschikbaar is;

  • dit een adequate compensatie biedt;

  • de voorziening financieel draagbaar is met een minimuminkomen.

Het laatste criterium betekent dat er niet individueel beoordeeld wordt óf aanvrager de kosten kan dragen, maar óf dit draagbaar is voor iemand met een minimuminkomen. Uit jurisprudentie blijkt vervolgens dat hierbij rekening gehouden moet worden met de NIBUD-norm voor een warme maaltijd. In de bijstand is immers rekening gehouden met de kosten voor voeding (de algemene kosten van het bestaan) en dit is overeenkomstig de NIBUD-norm. Dit heeft tot gevolg dat een maaltijdvoorziening uitsluitend als algemeen gebruikelijk aangemerkt kan worden indien deze niet méér bedraagt dan de NIBUD-norm.

NIBUD-norm warme maaltijd

In de NIBUD-prijzengids is een tabel opgenomen met de dagelijkse minimale kosten voor voeding per leeftijdscategorie. Voor de uitvoering van de bijzondere bijstand wordt de categorie 14-50 jaar aangehouden en het gemiddelde van man/vrouw(€ 2,72). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de verhoging van een eenpersoonshuishouden of een verlaging van een meerpersoonshuishouden. Dit betekent dat de NIBUD-norm voor een warme maaltijd € 2,72 per persoon bedraagt (prijspeil 2023-2024-2023).

Maaltijdvoorziening

Oldenzaal kent een aantal maaltijdservices. Bij Impuls variëren de kosten van een vriesversmaaltijd van € 5 - € 8 en € 6,25 voor tafeltje dekje. Dit bedraagt gemiddeld € 6,42 per maaltijd.

Voorwaarden bijstandsverlening

Alleen noodzakelijk gebruik van een maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Het moet duidelijk zijn dat iemand vanwege medische en/of sociale redenen niet zelf kan koken en/of niet in staat is zelf boodschappen kan doen en er geen partner of een ander is die dat wel kan doen. Voor de vaststelling van de noodzaak wordt een klantmanager zorg gevraagd om dit te  onderzoeken, voor zover dit nog niet uit een medisch advies van een arts blijkt.

Hoogte Bijzondere Bijstand

Voor de berekening van bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de gemiddelde prijs waarvoor een maaltijdvoorziening beschikbaar is ad. € 6,42 -/- € 2,72 (de NIBUD-norm) = € 3,70 per maaltijd.

Overbruggingsuitkering

Onder bijstand ter overbrugging wordt verstaan een eenmalige betaling op grond van de Participatiewet voor levensonderhoud ter overbrugging naar de eerste reguliere betaling van de periodieke uitkering in het kader van de Participatiewet of IOAW/Z.

Bijstand wordt verleend ter overbrugging naar eerstvolgende betaling als:

  • belanghebbende niet in staat is de periode tot de eerste betaling van de periodieke uitkering zelf te overbruggen;

  • deze situatie redelijkerwijs niet voorzienbaar was;

  • de betaling van een voorschot of vervroegde betaling van uitkering niet mogelijk is.

Bijstand om niet of lening

De bijstand ter overbrugging wordt als bijstand om niet verstrekt. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt en de bijstand wordt als geldlening verstrekt indien:

  • er is sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

  • er is sprake van een vermogen in de vorm van een eigen woning (krediethypotheek);

  • er sprake is van andersoortig vermogen waarop geen direct beroep kan worden gedaan;

  • de verwachting bestaat, dat betrokkene slechts een korte periode een beroep op een uitkering zal moeten doen.

Hoogte van de bijstand

De te overbruggen periode is maximaal een maand. De hoogte van de bijstand wordt daarom gebaseerd op 90% van de van toepassing zijnde norm waarop de volgende posten in mindering worden gebracht:

  • de (nog) beschikbare middelen van de aanvrager;

  • de eventueel reeds betaalde vaste lasten (zoals energienota en de huur).

90% van de toepasselijke norm

-/- beschikbare middelen

-/- reeds betaalde vaste lasten

Overbrugging

Pruiken

Voor de kosten van een pruik kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Zorgverzekeraars kennen zowel een vergoeding uit de basisverzekering als een extra vergoeding vanuit de aanvullende pakketten. In het collectieve aanvullende pakket (garant) is voorts nog een  hogere vergoeding mogelijk.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Rechtsbijstand en griffierecht

Voor het eigen aandeel in de kosten van rechtsbijstand en eventueel andere kosten zoals griffierecht kan in het algemeen geen bijstand worden verleend. Hierop worden twee uitzonderingen gemaakt:

  • 1.

    Het betreft kosten in verband met het voeren van een gerechtelijke procedure die in het kader van de aan de bijstand verbonden verplichtingen wordt gevoerd en niet op de tegenpartij kunnen worden verhaald.

  • 2.

    Daarnaast komen de kosten rechtsbijstand e.d. voor bijstand in aanmerking indien er sprake is van toevoeging in het kader van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Deze wet regelt de toevoeging van een advocaat en de eventuele eigen bijdrage. Als op grond van deze toevoeging rechtsbijstand is verleend, kan de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp worden aangenomen. Naast de eigen bijdrage zijn er kosten die voor eigen rekening blijven, zoals griffierecht, bureau- en kantoorkosten en reiskosten. Deze worden ingeval van toevoeging ook vergoed op grond van de bijzondere bijstand.

Juridische kosten in verband met de uitoefening van een eigen bedrijf komen niet voor bijstand in aanmerking.

Voorliggende voorziening

Indien men over een rechtsbijstandsverzekering beschikt, dient deze eerst aangesproken te worden. Heeft men zich hier niet voor verzekerd, dan kan men als rechtzoekende terecht bij het Juridisch Loket. De eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat wordt namelijk ook verlaagd met € 61 indien hij eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket in plaats van meteen naar een advocaat te gaan.

In het kader van bijzondere bijstand is het Juridisch Loket een voorliggende voorziening. Om te kunnen beoordelen of bijzondere bijstand mogelijk is moet dus eerst worden vastgesteld of betrokken bij het Juridisch Loket is geweest. Dit kan worden aangetoond met een zogenaamd diagnosedocument.

(Sinds de coronacrisis wordt dit document niet meer afgegeven. De verlaging wordt automatisch berekend als de Raad beslist dat men aan de voorwaarden voldoet).

Voor het gebruik maken van rechtsbijstand kan men een beroep doen op de Wet op de rechtsbijstand, zodat men niet alle kosten zelf hoeft te betalen. De advocaat moet hiervoor toestemming vragen aan de Raad voor de Rechtsbijstand. Geeft de Raad toestemming dan betaalt men slechts een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van het inkomen en vermogen.

Bijzondere Bijstand

Als men eerst naar het Juridisch Loket gaat, en van daaruit wordt doorverwezen naar een advocaat, gaat de eigen bijdrage met € 61 omlaag (per 2024). De maximale eigen bijdrage is te raadplegen via deze link.

Als men vervolgens een beroep doet op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage wordt er altijd van uit gegaan dat men eerst het Juridisch Loket heeft geraadpleegd. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt dus altijd bepaald op de maximale eigen bijdrage -/- € 61, vermeerderd met eventuele overige voor eigen rekening blijvende kosten zoals griffierechten en kosten van uittreksels.

Reiskosten

Kosten verbonden aan deelname aan het maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor geen bijstand kan worden verleend.

Uitzonderingen

In bijzondere situaties kan bijstand worden verleend voor reiskosten. De voor bijstandsverlening in aanmerking komende reiskosten zijn te onderscheiden in:

  • 1.

    Kosten in verband met bezoek aan elders (buiten de gemeente, maar in Nederland) verpleegd/verzorgd wordende gezins- of familieleden in de eerste graad;

  • 2.

    Kosten in verband met bezoek aan in detentie verblijvende gezins- of familieleden in de eerste graad.

Voorwaarden voor bijstandsverlening

  • Er kan géén aanspraak gemaakt worden op een voorliggende voorziening, zoals een vervoersvoorziening o.g.v. de Wmo of een vergoeding vanuit de Zorgverzekeraar.

  • Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden. In de norm is namelijk een bedrag opgenomen voor deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • De te maken kosten moeten als bijzonder noodzakelijke kosten beschouwd worden.

Voorliggende voorziening

Reiskosten die gemaakt worden i.v.m. ziekenbezoek door een gezinslid vergoedt de zorgverzekeraar vanuit de aanvullende pakketten ExtraVerzorgd 2 en ExtraVerzorgd 3. De eerste 500 km blijven altijd voor eigen rekening en vervolgens is een vergoeding mogelijk voor 1 bezoek per dag.

  • EV2/Garant2: max. € 0,25 per km, tot max. € 150 per polis;

  • EV3/Garant3: max. € 0,25 per km, tot max. € 250 per polis.

Hoogte bijzondere bijstand

Reiskosten kunnen vanuit de bijzondere bijstand vergoed worden, als deze meer bedragen dan de vergoeding uit de aanvullende verzekering, waarbij de eerste 500 km per kalenderjaar als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt.

Voor de frequentie van het bezoek gelden de volgende richtlijnen.

  • dagelijks voor maximaal 2 directe gezinsleden als er sprake is van terminale patiënten, verpleging op een intensive care of zieke kinderen; of;

  • twee maal per week voor twee directe gezinsleden voor andere opnames.

De bijstand wordt berekend op basis van de tarieven openbaar vervoer 2e klasse. Ook als van eigen vervoer gebruik wordt gemaakt. Indien van het eigen vervoer gebruik wordt gemaakt, wordt de vergoeding pas verstrekt na overlegging van een verklaring van de inrichting of als de bezoeken anderszins aantoonbaar worden gemaakt. De voorwaarden van de aanvullende verzekering van Menzis zijn van toepassing.

Niet-gezinsleden in de eerste graad kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand op basis van bovengenoemde vergoedingssystematiek.

Reiskosten i.v.m. bezoek aan in detentie verblijvende gezins- of familieleden (1e graad)

Voor deze reiskosten bestaat geen voorliggende voorziening. De volgende reiskosten i.v.m. bezoek aan gedetineerden binnen Nederland komen voor bijzondere bijstand in aanmerking:

  • eenmaal per maand voor 2 personen; of

  • tweemaal per maand voor 1 persoon.

De vergoeding wordt berekend op basis van de tarieven openbaar vervoer 2e klasse. Betaling vindt plaats na overlegging van de betaalbewijzen en/of verklaring van de inrichting.

Schulden

Sinds 1 juli 2012 is schuldhulpverlening een wettelijke taak voor de gemeente. De gemeente moet binnen bepaalde termijnen bij financiële problemen in actie komen als men om hulp vraagt. Als door eigen toedoen vervolgens de hulpverlening wordt gestaakt wordt men voor een periode van twee jaar uitgesloten van hulpverlening.

Bij schulden is sprake van een verstoorde betalingsrelatie tussen schuldeiser en schuldenaar. De gemeente is hierin geen partij en wil dat ook niet worden. Wij zijn wel bereid te bemiddelen tussen schuldenaar en schuldeiser, maar alleen wanneer beide partijen hun verantwoordelijkheid willen nemen om het probleem op te lossen. Wij willen het probleem niet overnemen.

Met een sluitende samenwerking, effectieve preventie en vroegtijdige signalering kunnen schulden vaker worden voorkomen.

Bijzondere bijstand

Kosten die de afbetaling van schulden betreffen kunnen in het algemeen niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van de wet. De overheid biedt via de Participatiewet iedere burger immers de zekerheid van toereikende middelen om in het noodzakelijke te voorzien.

De Participatiewet bepaalt daartoe in artikel 13, eerste lid, dat degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, geen recht heeft op bijstand.

In afwijking van het bepaalde in voornoemd artikel 13 kan het college ingevolge artikel 49 bijzondere bijstand verlenen:

  • in de vorm van borgtocht en;

  • indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de borgtocht geen uitkomst biedt in de vorm van bijstand.

Daarnaast is het ook mogelijk om bijstand te verlenen in de vorm van een geldlening of borgtocht indien het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48).

Een schuld wordt in het algemeen niet aangemerkt als een zeer dringende reden. Er moeten dusdanig voor de persoon of het gezin dreigende omstandigheden zijn, die leiden tot onbedoelde en/of ongewenste effecten. Denk hierbij aan een groot maatschappelijk afbreukrisico indien er geen bijstand wordt verleend voor de schuld. Dit zou het geval kunnen zijn bij een huurschuld bij een gezin met jonge kinderen.

De oorzaak van het ontstaan van de schuld kan tevens van belang zijn om te bepalen of bijstand kan worden verleend en in welke vorm (lening of “om niet”).

Als er bijvoorbeeld sprake is van een plotselinge onvoorzienbare inkomensdaling waardoor er een schuld is ontstaan hoeft er immers geen sprake te zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Het kan ook zijn dat de huurschuld is ontstaan in een periode dat slechts werd beschikt over een inkomen onder bijstandsniveau en daarnaast onvoldoende middelen beschikbaar waren om de huur te voldoen.

Tandheelkundige hulp

Voor tandheelkundige kosten kan geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Zorgverzekeraars kennen zowel vergoedingen uit de basisverzekering als vergoedingen vanuit de aanvullende pakketten. In het collectieve aanvullende pakket (garant) is voorts nog een extra vergoeding mogelijk voor de voor de eigen rekening gebleven kosten.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Voor personen die zich kunnen verzekeren voor deze kosten zijn derhalve geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Personen met een volledige gebitsprothese worden hiermee uitgezonderd, omdat zij zich immers niet verplicht hoeven te verzekeren. Indien zij met bijzondere tandheelkundige kosten worden geconfronteerd die in ingevolge het aanvullend pakket vergoed zouden worden, dan wordt ten aanzien van de hoogte van bijzondere bijstand aangesloten bij de vergoeding van tandverzorgd500. Dit betekent concreet dat 75% van het bedrag dat overblijft na vergoeding uit de Basisverzekering tot € 500 per kalenderjaar vergoed kan worden uit de bijzondere bijstand.

Voetzorg

Onder voetzorg wordt verstaan: Orthopedische schoenen en -steunzolen; pedicure; podologie en podotherapie. Voor voetzorg kan in aanleg geen bijzondere bijstand verstrekt worden, omdat deze kosten onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen. Dit wordt als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

Voorliggende voorziening:

Zorgverzekeraars kennen zowel een vergoeding uit de basisverzekering als vergoedingen vanuit de aanvullende pakketten. In het collectieve aanvullende pakket (garant) is voorts nog een extra vergoeding mogelijk voor de voor de eigen rekening gebleven kosten.

Bijzondere bijstand

De bovenstaande voorliggende voorziening wordt als een passende en toereikende voorziening beschouwd. Hierdoor zijn geen mogelijkheden voor bijzondere bijstand.

Vaste lasten

Voor bijzondere bijstand voor de doorbetaling van vaste lasten maken we onderscheid tussen de situatie i.v.m. detentie en verblijf in een inrichting.

Detentie

Voor detentie geldt als hoofdregel dat er gedurende de periode van detentie geen bijstandsverlening mogelijk is (artikel 13, eerste lid, onder a PW). Hiervan kan ten aanzien van een alleenstaande of alleenstaande ouder worden afgeweken als er sprake is van “zeer dringende redenen”. Afwijking gebeurt op grond van artikel 16 PW en is slechts mogelijk voor de betaling van vaste lasten voor het aanhouden van de woning. Geen bijstand wordt verstrekt voor de opslag van de inboedel.

Bij de toepassing van artikel 16 PW dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. “Zeer dringende redenen” wordt ingevolge constante jurisprudentie aanwezig geacht in geval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Ook de situatie dat er sprake is van ernstige consequenties voor de psychische gezondheidstoestand van de belanghebbende kan onder het begrip “acute noodsituatie” vallen.

Afwijking van de hoofdregel is niet mogelijk indien:

  • de detentieperiode korter duurt dan een maand;

  • de detentieperiode langer zal duren dan 9 maanden;

  • het detentie betreft in plaats van een boete;

  • betrokkene de straf tijdens de weekenden of anderszins kon ondergaan;

  • betrokkene is staat was om voor deze kosten te reserveren.

In geval van zeer dringende redenen dient rekening te worden gehouden met de onderstaande punten:

  • als bijstandsverlening gelet op alle omstandigheden noodzakelijk is kan deze alleen worden verstrekt voor zover de eigen middelen ontoereikend zijn voor de betaling van de kosten;

  • de eventuele bijstand voor betaling vaste lasten dient verstrekt te worden in de vorm van een geldlening die de gedetineerde na afloop van zijn detentie terug dient te betalen;

  • onder eigen middelen worden alle middelen verstaan waarover de klant kan beschikken dus ook het bescheiden vermogen, de auto en de gereserveerde vakantietoeslag. Indien de klant hieraan geen medewerking wil verlenen (bijvoorbeeld door het niet verstrekken van gevraagde informatie of het niet mee willen werken aan de verkoop van de auto) dient er geen bijstand te worden verstrekt;

  • bij doorbetaling nutsvoorzieningen dient het maandelijkse voorschot afgestemd (verlaagd) te worden op het niet-gebruik van de woning. Bij de jaarafrekening dient een eventueel tegoed aan de gemeente Oldenzaal gecedeerd te worden;

  • voor de overige aan de woning verbonden kosten (zoals OZB, verzekeringen e.d.) dient de gedetineerde zelf een regeling te treffen, deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking;

  • dit geldt ook bij een eventuele eigen woning met een hypotheek; in dat geval dient er een regeling getroffen te worden met de hypotheekverstrekker in plaats van een vergoeding krachtens de bijzondere bijstand.

Inrichting

Bij opname van een alleenstaande in een inrichting (verpleeghuis, ziekenhuis) wordt nagegaan in hoeverre een voorziening moet worden getroffen voor de betaling van de vaste lasten. Tot maximaal 6 weken na opname kan de reguliere bijstandsnorm worden doorbetaald. Daarna wordt de norm aangepast en berekend naar de werkelijke situatie. Een alleenstaande ontvangt vanaf dat moment de norm zak- en kleedgeld; bij een echtpaar is dat de norm alleenstaande (ouder) plus zak- en kleedgeld.

Als cliënt de intentie heeft om terug te keren naar de woning dan kan bijzondere bijstand verleend worden voor de vaste lasten die doorbetaald moeten worden. Onder de vaste lasten wordt verstaan: huur, gas, elektriciteit en water. Deze verstrekking is mogelijk gedurende maximaal een jaar te rekenen vanaf het moment dat de norm wordt aangepast naar de norm zak- en kleedgeld.

Als de toestand en omstandigheden van de cliënt/patiënt dit mogelijk maken wordt de bijstand aan betrokkene betaald.

Als aangenomen mag worden, dat de alleenstaande blijvend verpleging en verzorging nodig zal hebben, wordt in overleg met betrokkene of als deze hiertoe geestelijk niet bij machte is in overleg met familie of bewindvoerder, een regeling tot beëindiging van de vaste lasten c.q. huurovereenkomst en liquidatie van de eigen huishouding getroffen.

Wanneer de opname tijdelijk is, maar toch aanmerkelijk langer duurt dan in eerste instantie werd verwacht, worden na een opname van één jaar de volgende beslissingsmomenten in acht genomen:

  • heeft de opname bij het eerstvolgende heronderzoek al langer dan één jaar geduurd, maar korter dan 2 jaren, dan wordt contact met de inrichting opgenomen om vast te stellen of de opname nog steeds van tijdelijke aard is en of de bijzondere bijstand maximaal één jaar voortgezet moet worden;

  • heeft de opname inmiddels langer geduurd dan 2 jaren, dan wordt de doorbetaling van vaste lasten in principe beëindigd.

NB: na een periode van 6 weken verblijf in een inrichting dient het voorschotbedrag voor gas, water en elektriciteit in overleg met de leverancier terstond te worden verlaagd.

Woninginrichting 

Kosten van wonininrichting zijn kosten die behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Als uitgangspunt bestaat voor deze kosten geen recht op bijzondere bijstand. De inwoner dient zelf in deze kosten te voorzien door ervoor te sparen of een geldlening aan te gaan. Als de inwoner niet zelf in deze kosten kan voorzien (ook niet door het aangaan van een lening) dan is bijstand mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het hebben van schulden wordt, conform de geldende jurisprudentie, niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid.

Als er sprake is van een bijzondere omstandigheid dan wordt bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een renteloze lening als bedoeld in artikel 51 Participatiewet.

De noodzaak van aanschaf c.q. vervanging dient te worden vastgesteld (bijvoorbeeld d.m.v. een huisbezoek).

De woninginrichting zal om een medische en/of sociale reden moeten plaatsvinden. Als de nadruk in het individuele geval ligt op de sociale reden, dan hoeft geen medisch advies gevraagd te worden. Wat de hoogte van het bedrag betreft moet aangetoond worden wat noodzakelijk is. Hierbij wordt met de volgende zaken rekening gehouden:

  • overname goederen vorige bewoner;

  • bedrag dat betrokkene ontvangt uit goederen die kunnen worden overgedaan aan de bewoner van de oude woning;

  • vloerbedekking en gordijnen die uit de oude woning kunnen worden meegenomen.

Bij degene die voor het eerst zelfstandig gaan wonen wordt ervan uit gegaan dat men zelf voor de kosten verantwoordelijk is. Bij uitzondering kan het noodzakelijk zijn, dat er toch bijstand moet worden verleend, waarbij aandacht moet worden besteed aan:

  • het zelfstandig gaan wonen is onvermijdbaar;

  • er is een duidelijke en specifieke indicatie aanwezig.

Maximale hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de maximale bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van onderstaande richtprijzen. Deze zijn afhankelijk van de huishoudsamenstelling en de aard en grootte van het te betrekken hoofdverblijf. Voor de kosten van complete woninginrichting (incl. opknapkosten) gelden de volgende maximumbedragen:

Alleenstaande (kamerbewoner)

€ 1.450

Alleenstaande zelfstandig gehuisvest

€ 2.750

Gezin van 2 personen

€ 4.050

Gezin van 3 personen

€ 4.800

Gezin van 4 personen

€ 5.550

Gezin van 5 personen

€ 6.250

Voor elke persoon meer

€ 650

Statushouders

Van bijzondere omstandigheden is ook sprake als bijvoorbeeld aan een statushouder een woning wordt toegewezen die nog volledig moet worden ingericht. Deze groep personen hoeft niet eerst naar de Stadsbank. De bijstand wordt verstrekt als lening. Echter, voor statushouders is afgesproken dat de resterende lening kwijtscholden kan worden áls de statushouder drie jaar aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan.

Bijstand die niet wordt gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor deze verstrekt is, wordt terug gevorderden en is direct opeisbaar. Kwijtschelding van bijstand die na 36 maanden nog niet is afgelost, is in dat geval niet meer mogelijk.

Woonkostentoeslag

Woonkosten zijn algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen en de eventuele huurtoeslag moeten worden voldaan. In een aantal situaties zijn de woonlasten zo hoog, dat een aanvulling op het inkomen nodig is. Voor de Participatiewet is de Wet op de huurtoeslag een voorliggende voorziening die, gezien aard en doel, toereikend en passend is. Als het actueel inkomen daalt, wordt de huurtoeslag hierop aangepast. Als er recht bestaat op huurtoeslag is bijzondere bijstand dus niet mogelijk.

Alleen in bijzondere individuele omstandigheden, wanneer men niet in aanmerking komt voor huurtoeslag en waarbij de huisvesting in gevaar komt, kan een tijdelijke woonkostentoeslag (WKT) als bijzondere bijstand worden verstrekt als:

  • -

    de huurprijs boven de maximum huurgrens ligt (zie 3.2);

  • -

    de woonlasten van de eigen woning meer bedragen dan de basishuur (zie 3.3 t/m 3.5).

De woonkostentoeslag wordt berekend aan de hand van het inkomen en vermogen, de hoogte van de woonkosten en de huishoudsituatie.

Voor de wijze van berekening wordt gebruik gemaakt van het “Formulier Woonkostentoeslag” van Schulinck. Indien er sprake is van een eigen woning dan wordt tevens rekening gehouden met de bedragen voor onderhoudskosten die jaarlijks door Stimulansz worden vastgesteld.

Huurprijs boven de maximum huurgrens

In de situatie waarbij de rekenhuur de maximale huurgrens overstijgt en er geen recht bestaat op een huurtoeslag, is een WKT mogelijk uiterlijk voor 6 maanden. De berekeningsmethodiek (formulier woonkostentoeslag van Schulinck) komt overeen met de berekening van de huurtoeslag. Daarnaast is de vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34, tweede en derde lid Participatiewet, niet van toepassing. Dat betekent dat het eigen vermogen eerst ingezet moet worden om de woonlasten zelf te voldoen. Wel kan een bedrag van twee keer het geldende normbedrag genoemd in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 Participatiewet worden vrijgelaten.

Aan de bijstandsverlening zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • -

    binnen een maand na aanvraag inschrijven als woningzoekende bij de WBO voor goedkopere woonruimte;

  • -

    het accepteren van woonruimte: de huur moet minder bedragen dan de maximum huurgrens.

Men krijgt de mogelijkheid om binnen 6 maanden goedkopere woonruimte te zoeken. Deze termijn kan de gemeente telkens met 3 maanden verlengen, als buiten eigen toedoen nog geen goedkopere huisvesting is gevonden. Om voor verlenging in aanmerking te komen moet men kunnen aantonen dat men:

  • -

    staat ingeschreven bij de WBO;

  • -

    heeft gereageerd op vrijkomende huurwoningen.

Als men zich niet aan de opgelegde verplichting houdt, beëindigt de gemeente de WKT. Dit geldt ook als men zelf de kosten boven de maximale huurgrens voor zijn rekening wil nemen.

Eigen woning

Personen met een eigen woning kunnen ook voor WKT in aanmerking komen. De vermogensvrijlating als bedoeld in artikel 34, tweede en derde lid Participatiewet is niet van toepassing. Dat betekent dat het eigen vermogen eerst ingezet moet worden om de woonlasten zelf te voldoen. Wel kan een bedrag van twee keer het geldende normbedrag genoemd in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3 Participatiewet worden vrijgelaten. De regels voor krediethypotheek zijn van toepassing.

Zoals hiervoor vermeld is de vermogensvrijlating als bedoeld in de Participatiewet niet van toepassing. De reden hiervan is dat betrokkene met het eigen vermogen in staat wordt geacht de woonlasten van de eigen woning te voldoen. Dat geldt ook voor het vermogen dat in de woning aanwezig is. Dat betekent dat indien de waarde van de woning meer bedraagt dan de hypotheekschuld, de eventueel te verstrekken woonkostentoeslag wordt verstrekt in de vorm van een geldlening (artikel 48, lid 2, onder a Participatiewet). Is er sprak van een krediethypotheek dan wordt ook de woonkostentoeslag daarin meegenomen.

Zodra de woning is verkocht of de uitkering wordt beëindigd moet de lening worden afgelost. De overwaarde in de woning kan worden gebruikt om de bijstand terug te betalen c.q. de lening af te lossen.

Woonkosten eigen woning boven de huurgrens

Als de totale netto woonkosten (woonkosten minus belastingteruggave en rijkssubsidie) hoger zijn dan de maximale huurgrens, is aan de bijstandverlening de verplichting verbonden dat men op zoek gaat naar woonruimte met woonkosten die onder die huurgrens liggen.

Hiertoe moet betrokkene binnen 1 maand na aanvraag de eigen woning bij een erkend makelaar te koop hebben aangeboden.

De aanvrager krijgt 12 maanden de tijd om andere woonruimte te verkrijgen, waarvan de lasten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens. Deze termijn kan steeds met 3 maanden worden verlengd, als buiten eigen toedoen nog geen goedkopere huisvesting is gevonden. Om voor verlenging in aanmerking te komen moet men kunnen aantonen dat:

  • -

    de woning nog steeds bij een erkend makelaar te koop staat aangeboden;

  • -

    de vraagprijs van de eigen woning in overeenstemming is met de marktprijs; hierbij kan de WOZ waarde als uitgangspunt dienen;

  • -

    de verkoper moet de verkoopprijs aanpassen aan de recente ontwikkelingen op de huizenmarkt.

Als men zich niet aan de opgelegde verplichting houdt, beëindigt de gemeente de WKT. Dit geldt ook als men zelf de kosten boven de maximale huurgrens voor zijn rekening wil nemen.

Woonkosten eigen woning

Als woonkosten worden in aanmerking genomen: hypotheekrente, brand- en opstalverzekering, eigenaargedeelte onroerende zaakbelasting, rioolrecht (eigenaargedeelte), waterschapslasten (eigenaargedeelte) en onderhoudskosten (volgens normen Stimulansz).

De hypotheekrente kan de aanvrager in mindering brengen op het belastbaar inkomen en vormt een mogelijkheid voor een teruggaaf. Bij de toekenning van een WKT geldt de voorwaarde dat de aanvrager bij de belastingdienst een (actuele) voorlopige teruggaaf aanvraagt. Een bewijs hiervan moet vóór toekenning van de bijstand worden ingeleverd. (Desgewenst kan het team BUA een proefberekening maken van de actuele belastingteruggaaf).

Als de aanvrager achteraf een teruggave ontvangt, controleert de gemeente of (een deel van) de teruggave verband houdt met de voor de woonkosten verstrekte bijzondere bijstand. Als dit het geval is zal er een terugvordering / verlaging van de WKT plaatsvinden. Als men geen voorlopige teruggaaf aanvraagt, kan dit aanleiding zijn om de WKT op te schorten, te beëindigen en terug te vorderen.

Bij het vaststellen van de woonkosten wordt geen rekening gehouden met de aflossingen en met de premie levensverzekering die vaak gekoppeld is aan een hypothecaire geldlening.

Het is van belang –vooral bij aanwezigheid van een tweede hypotheek– na te gaan voor welke doeleinden een hypotheek is bestemd. Blijkt (een gedeelte van) de hypothecaire lening te zijn afgesloten voor andere doeleinden dan de aankoop van het eigen huis, bijv. voor financiering van een auto, caravan, woninginrichting of verbouwing, dan kan voor dat gedeelte geen woonkostenvergoeding worden toegekend. De hypotheek is dan (voor een deel) te vergelijken met een consumptief krediet.

Ziekenvervoer

Voor de kosten van ziekenvervoer wordt onderscheid gemaakt in ambulance- en zittend ziekenvervoer.

Ambulancevervoer 

Ambulancevervoer wordt vanuit de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet volledig vergoed.

Zittend ziekenvervoer

Andere vormen van ziekenvervoer per taxi (het zogenaamde zittend ziekenvervoer) worden ingevolge de Regeling Ziekenvervoer nog slechts voor de onderstaande groepen patiënten vergoed.

  • Nierdialysepatiënten;

  • Geriatrische revalidatiezorg;

  • Oncologische behandelingen zoals chemo-, radio- en immuuntherapie;

  • Visueel gehandicapten;

  • Rolstoelgebruikers;

  • Begeleiders van intensieve kindzorg;

  • Personen met niet aangeboren hersenletsel of hersenletsel i.v.m. een verstandelijke beperking.

Hardheidsclausule

Indien iemand niet tot de doelgroepen behoort, maar wel langdurig is aangewezen op vervoer naar een behandelend arts of instelling kan men een beroep doen op de hardheidsclausule. Om te beoordelen of een verzekerde op grond van de hardheidsclausule aanspraak kan maken op ziekenvervoer, hanteert de zorgverzekeraar de volgende formule:

(aantal maanden) x (aantal keren p/week) x (aantal weken p/maand) x (aantal km enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor)

De variabele onderdelen zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie van een verzekerde. Is de uitkomst gelijk aan of groter dan 250, dan kan een verzekerde op grond van de hardheidsclausule aanspraak maken op ziekenvervoer. De verzekerde moet vooraf wel toestemming vragen aan zijn zorgverzekeraar.

Eigen bijdrage

Als de zorgverzekeraar de vervoerskosten vergoedt dan geldt wel een eigen bijdrage van € 118 * (*bijdrage 2024) per 12 maanden. Ingevolge het Garantpakket wordt deze eigen bijdrage volledig vergoed.

Bijzondere Bijstand

Indien de belanghebbende voor een behandeling naar een specialist of ziekenhuis moet is het mogelijk voor de reiskosten bijzondere bijstand te verstrekken, onder aftrek van een eigen bijdrage van € 118. Deze eigen bijdrage wordt ook door Menzis gehanteerd.

Hierbij zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • de behandeling kan niet plaatsvinden in het ziekenhuis in de regio, omdat de zorgverzekeraar dit ziekenhuis niet heeft gecontracteerd voor de behandeling;

  • men kiest voor het dichtstbijzijnde wel gecontracteerde ziekenhuis;

  • de reisafstand bedraagt ten minste 25 km of de enkele reisduur bedraagt ten minste 1 uur per auto;

  • men dient de mogelijkheid om een beroep te doen op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar te onderzoeken. De behandelend arts/specialist kan hiervoor toestemming vragen aan de zorgverzekeraar;

  • indien een beroep op de hardheidsclausule nog succesvol kan zijn, dan wordt de bijstand wordt als geldlening verstrekt in afwachting van de beslissing van de zorgverzekeraar. Als deze tot vergoeding overgaat, dient men deze vergoeding te gebruiken om de geldlening af te lossen.

Hoogte van de vergoeding na aftrek van de eigen bijdrage van € 118:

  • bij eigen vervoer wordt de vergoeding vastgesteld o.b.v. de onbelaste kilometervergoeding van de belastingdienst. (In 2024: € 0,23 per kilometer in 2024).

  • bij taxivervoer met medische noodzaak worden de kosten vergoed o.b.v. facturen.

Toelichting behorende bij de Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2024

(vastgesteld bij besluit van college van INTB-24-06354)

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in de beleidsregels voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Participatiewet.

Artikel 2.Aanvraag

In aansluiting op de hoofdregel van artikel 44 van de wet kan geen (bijzondere) bijstand verleend worden voor kosten die gemaakt zijn vóór de dag dat de aanvraag is ingediend.

Hiervan kan afgeweken worden áls de aanvraag binnen 1 maand is ingediend nadat de kosten zijn gemaakt of duidelijk is geworden wat de kosten zijn die voor eigen rekening blijven én de noodzaak van de kosten nog kan worden vastgesteld.

Artikel 3.Beoordelingskader bijzondere bijstand

Ingevolge artikel 15 Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passen te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Onder voorliggende voorziening wordt verstaan elke voorziening buiten de Participatiewet waarop aanspraak bestaat ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Hieruit volgt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als een voorziening noodzakelijk is, maar een voorliggende voorziening toch geen vergoeding geeft (bijvoorbeeld om budgettaire reden).

Als de voorliggende voorziening de kosten echter als niet noodzakelijk beschouwt, dan bestaat er in principe ook geen recht op bijzondere bijstand.

Als een aanvraag bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat de aanvrager een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, dan dient vast te staan dat de aanvrager ook daadwerkelijk een beroep kan doen op deze voorliggende voorziening. Als de aanvrager bijvoorbeeld niet meer kan aanvragen bij de voorliggende voorziening omdat hij te laat is, dan kan de aanvraag niet worden afgewezen met de motivering dat hij een beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

Onderzocht moet dan worden of de aanvrager verwijtbaar heeft gehandeld en of de bijzondere bijstand daarom ook moet worden afgewezen. Daarnaast kan bezien worden of de bijzondere bijstand als lening verstrekt moet worden

Pas als blijkt dat er geen voorliggende voorziening is worden de volgende dwingende beoordelingsvragen gesteld:

  • Doen de kosten zich voor?

  • Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als de gestelde kosten ook echt gemaakt worden. De aanvrager heeft hierbij een aantoonplicht.

  • Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

  • Hierbij geldt het maatwerkprincipe dat altijd getoetst moet worden aan de omstandigheden van het individuele geval.

  • Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

  • Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als zich in het concrete geval bijzondere omstandigheden voordoen die de kosten noodzakelijk maken.

  • Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen?

  • Hiervoor wordt beoordeeld of de kosten uit het inkomen en/of vermogen kunnen worden voldaan. Hierbij worden de bepalingen rondom draagkracht in acht genomen.

Artikel 4.In aanmerking te nemen inkomen

Voor de vaststelling van het aanwezige inkomen waarmee de kosten mogelijk voldaan kunnen worden, wordt aansluiting gezocht bij de middelen van artikel 31, 32 en 33 van de Participatiewet. Dat betekent dat vermogens- of inkomensbestanddelen die op grond van artikel 31 lid 2 van de wet niet tot de middelen worden gerekend ook niet in aanmerking genomen worden voor bijzondere bijstand. Vrijlatingsbepalingen van artikel 34 van de wet blijven buiten beschouwing van de inkomstenbeoordeling.

Daarnaast zijn de volgende twee aanvullingen bepaald:

  • er wordt rekening gehouden met het inkomen na beslag en WSNP waarover cliënt daadwerkelijk kan beschikken (CRvB). Dit geldt niet indien er een schuldregeling in het kader van een minnelijk traject is gesloten.

  • een eventueel verstrekte Individuele inkomenstoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht

Artikel 5.In aanmerking te nemen vermogen

Voor de vaststelling van het aanwezige vermogen waarmee de kosten mogelijk voldaan kunnen worden, wordt aansluiting gezocht bij artikel 34 van de Participatiewet. Aanvullend hierop is bepaald dat de waarde van één auto tot maximaal € 7.000 buiten beschouwing blijft. De waarde wordt bepaald op grond van de ANWB koerslijst.

Artikel 6.Beoordelen draagkracht

Onder draagkracht wordt verstaan dat gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat een bepaalde grens te boven gaat. Men wordt in staat geacht met de draagkracht een gedeelte van de kosten zelf te voldoen.

Draagkrachtperiode

De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en gaat in op datum aanvraag óf de ingangsdatum van de (periodieke) bijzondere bijstand. De draagkracht dient binnen het jaar te worden gebruikt. Als met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt aangevraagd gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (dus ook met terugwerkende kracht).

Draagkrachtpercentage

Bij een inkomen tot 110% van de betreffende bijstandsnorm wordt geen draagkracht aanwezig geacht. Dat betekent dat de bijzondere kosten volledig met bijzondere bijstand kunnen worden vergoed. De betreffende bijstandsnorm wordt berekend met toepassing van het kostendelersprincipe (artikel 22a Participatiewet). Bedraagt het inkomen meer dan 110% van de bijstandsnorm, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 25% van de inkomensoverschrijding. Dat houdt in dat 75% van het inkomen boven 110% van de betreffende bijstandsnorm wordt vrijgelaten.

Voor aanvragers die over een inkomen anders dan bijstand beschikken, zal hierdoor eerst een beoordeling van de kostendelersnorm plaats moeten vinden, voordat de draagkracht kan worden vastgesteld. Voor de berekening van de draagkracht kan gebruik worden gemaakt van het berekeningsmodel op de kennisbank.

Toepassen draagkracht bij periodieke bijstand

Als er sprake is van samenloop tussen periodieke bijzondere bijstand én draagkracht, dan wordt de draagkracht maandelijks voor 1/12e deel op de bijstand in mindering gebracht.

Samenloop draagkracht uit vermogen en inkomen

Als er sprake is van draagkracht uit zowel vermogen als inkomen, dan wordt eerst de draagkracht uit het vermogen ingezet om de kosten te voldoen.

Artikel 7.Wijzigen draagkracht

In beginsel wordt de eenmaal vastgestelde draagkracht niet gewijzigd. Alleen als zich in de loop van de vastgestelde periode ontwikkelingen voordoen, zoals het wegvallen of ontstaan van inkomstenbronnen kan tussentijdse herziening plaatsvinden.

Artikel 8.Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag toegepast zoals bedoeld in artikel 35 lid 2 van de Participatiewet.

Hoofdstuk 4 – Kostensoorten

Artikel 9 t/m 16

De meest voorkomende kostensoorten zijn daar waar nodig toegelicht in de vergoedingenlijst en worden jaarlijks geïndexeerd met de actuele bedragen.