Regeling vervalt per 31-12-2028

Subsidieregeling toegankelijke stad Den Haag 2024

Geldend van 29-06-2024 t/m 30-12-2028

Intitulé

Subsidieregeling toegankelijke stad Den Haag 2024

Toelichting

Deze subsidieregeling is een vervolg op de Subsidieregeling toegankelijke stad voor iedereen Den Haag 2022 (RIS312607) en richt zich, net als de vorige subsidieregeling, op het verbeteren van de fysieke, digitale en sociale toegankelijkheid van de stad voor mensen met een beperking. Dit door de omgeving te bewegen om maatregelen te nemen, die deze toegankelijkheid vergroten.

De belangrijkste wijzigingen zijn dat rechtspersonen op grond van de subsidieregeling uit 2022 voor één jaar subsidie konden aanvragen, terwijl deze regeling in subsidie voor drie jaar voorziet. Verder maakt de regeling bij deze meerjarige subsidies een onderscheid tussen subsidies van € 50.000 en minder en subsidies van meer dan € 50.000, waarbij voor subsidies van meer dan € 50.000 meer voorwaarden gelden. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt de subsidieregeling verder aan te scherpen. Vanwege de aard en omvang van de wijzigingen is een nieuwe regeling vastgesteld.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling toegankelijke stad Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- aanpassing:

bouwkundige of technische verandering die de toegankelijkheid voor mensen met een beperking verbetert;

- actuele ontwikkeling:

gebeurtenis die recent heeft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden die een belangrijke invloed heeft op het dagelijks leven van de doelgroep waarvoor de aanvrager aanvullende en specifiek op die gebeurtenis gerichte activiteiten organiseert;

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- cofinanciering:

bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of eigen middelen in natura dan wel financiële middelen, subsidies of middelen in natura van derden levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- digitale toegankelijkheid:

toegankelijkheid van een website of app volgens de Richtlijnen voor Toegankelijkheid van Webcontent (WCAG) 2.1;

- ervaringsdeskundige:

iemand die op basis van persoonlijke en collectieve ervaringskennis over het leven en omgaan met een beperking in staat is deze kennis, in welke vorm dan ook, door te geven aan anderen;

- fysieke toegankelijkheid:

toegankelijkheid van een ruimte waar mensen met een beperking zonder hulp van anderen kunnen komen en waarin zij alle relevante voorzieningen kunnen gebruiken;

- meerjarige subsidie:

subsidie die voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 wordt verleend voor activiteiten die gedurende dat tijdvak plaatsvinden;

- mensen met een beperking:

mensen met een lichamelijke, visuele of auditieve beperking, een chronische aandoening, een (licht) verstandelijke beperking of een psychische kwetsbaarheid;

- projectmatige activiteit:

activiteit met een projectmatig karakter voor een bepaalde tijd die korter is dan een jaar;

- rechtspersoon:

rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek;

- semipublieke ruimte:

voor het publiek toegankelijke buitenruimte of gebouw, niet zijnde een ruimte in eigendom of bezit van de (lokale) overheid;

- sociale toegankelijkheid:

alle niet fysieke en digitale zaken zoals de wijze van dienstverlening, bejegening, beeldvorming of bewustwording die bepalen of iemand met een beperking zich ergens welkom voelt en volwaardig en gelijkwaardig kan deelnemen.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in de artikelen 2:1, 3:1 en 4:1 bedoelde activiteiten.

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is het vergroten van de bewustwording over en het verbeteren van de fysieke, digitale en sociale toegankelijkheid van Den Haag voor mensen met een beperking.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel is dat Den Haag een inclusieve stad wordt waar mensen met een beperking volwaardig en gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de Haagse samenleving.

Artikel 1:4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Hoofdstuk 2 Subsidies voor projectmatige activiteiten

Artikel 2:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor:

  • a. aanpassingen die de fysieke toegankelijkheid van een semipublieke ruimte in Den Haag in belangrijke mate verbeteren voor mensen met een beperking;

    b. aanpassingen die de digitale toegankelijkheid van websites of apps met een publieksfunctie die gericht zijn op Den Haag in belangrijke mate verbeteren voor mensen met een beperking;

    c. activiteiten gericht op het verbeteren van de sociale toegankelijkheid voor mensen met een beperking die wonen, recreëren, werken of verblijven in Den Haag en waarbij die activiteiten niet specifiek gericht zijn op de mensen met een beperking zelf; of

    d. activiteiten, waarbij innovatie of kwaliteitsverbetering wordt nagestreefd of waarbij op relevante actuele ontwikkelingen wordt ingespeeld ten behoeve van volwaardige en gelijkwaardige participatie van mensen met een beperking in Den Haag en waarbij die activiteiten niet specifiek gericht zijn op de mensen met een beperking zelf.

Artikel 2:2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 2:1.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten:

    a. van beheer of onderhoud van aanpassingen;

    b. van feesten of uitjes die geen bijdrage leveren aan het kerndoel van deze subsidieregeling;

    c. van activiteiten die structureel plaatsvinden;

    d. die de aanvrager structureel maakt voor gebouwen en buitenterreinen, personeel, administratie, ICT en andere vaste lasten en die niet rechtstreeks verbonden zijn aan het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

    e. die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling zijn gesubsidieerd, waarvoor een andere subsidieregeling van kracht is of die op een andere wijze door het college of vanuit de gemeente worden gefinancierd;

    f. die gemaakt worden voor de waardering van vrijwilligers en die meer bedragen dan € 17,50 per unieke vrijwilliger per jaar;

    g. andere vrijwilligersvergoedingen dan reis- en onkostenvergoedingen;

    h. voor de verzekering van vrijwilligers;

    i. van Verklaringen Omtrent het Gedrag van vrijwilligers;

    j. voor catering en consumpties die meer bedragen dan 15% van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten of € 300,- per aanvraag;

    k. van de verrekenbare BTW over de gesubsidieerde kosten;

    l. van de restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur.

Artikel 2:3 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt:

    a. voor aanvragen waarbij minder dan € 10.000,- voor subsidie in aanmerking komt: 100% van de subsidiabele kosten;

    b. voor aanvragen waarbij € 10.000,- of meer voor subsidie in aanmerking komt: 100% van de subsidiabele kosten tot een bedrag van € 10.000,- en 75% van de subsidiabele kosten bij een bedrag vanaf € 10.000,-.

  • 2.

    Voor de subsidies gelden de volgende maxima:

    a. € 25.000,- per locatie per kalenderjaar voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder a;

    b. € 25.000,- per aanvrager per kalenderjaar voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder b;

    c. € 25.000,- per project en € 50.000,- per aanvrager per kalenderjaar voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder c en d.

Artikel 2:4 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt voor het kalenderjaar 2024 een subsidieplafond van € 700.000,- en voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2027 een subsidieplafond van € 475.000,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 4.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 2:5 Wijze van verdeling

  • 1.

    Het college verleent de subsidie op grond van dit hoofdstuk in volgorde van ontvangst van de aanvraag bij het college, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

Artikel 2:6 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager van een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder a en b, de volgende gegevens over:

    a. een omschrijving van de aanpassing of aanpassingen;

    b. foto’s van de huidige situatie;

    c. indien de aanvraag ziet op aanpassingen gericht op de fysieke toegankelijkheid van het gebouw: een akkoordverklaring van de eigenaar van het betreffende gebouw indien de aanvrager niet de eigenaar

    is;

    d. een offerte niet ouder dan één jaar bij aanvragen waarbij werkzaamheden worden uitgevoerd door derden;

    e. indien de aanvrager de BTW niet kan verrekenen: een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    f. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager van een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder c en d, de volgende gegevens over:

    a. een projectplan van maximaal 30 pagina’s met daarin, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, onder a en b, van de ASV, een plan van aanpak en een uitwerking van de wijze en omvang waarin ervaringsdeskundigen inbreng hebben in de opzet en uitvoering van de activiteiten of aanpassingen;

    b. indien de aanvrager de BTW niet kan verrekenen: een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    c. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW.

Hoofdstuk 3 Meerjarige subsidies tot en met € 50.000 per kalenderjaar

Artikel 3:1 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de sociale toegankelijkheid voor mensen met een beperking die wonen, recreëren, werken of verblijven in Den Haag, en waarbij die activiteiten niet specifiek gericht zijn op de mensen met een beperking zelf.

Artikel 3:2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 3:1.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten:

    a. die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling zijn gesubsidieerd, waarvoor een andere subsidieregeling van kracht is of die op een andere wijze door het college of vanuit de gemeente worden gefinancierd;

    b. die gemaakt worden voor de waardering van vrijwilligers die meer bedragen dan € 17,50 per unieke vrijwilliger per jaar;

    c. andere vrijwilligersvergoedingen dan reis- en onkostenvergoedingen;

    d. voor de verzekering van vrijwilligers;

    e. van Verklaringen Omtrent het Gedrag van vrijwilligers;

    f. voor catering en consumpties die meer bedragen dan € 3.050,- per aanvraag;

    g. van de verrekenbare BTW over de gesubsidieerde kosten;

    h. de restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur.

Artikel 3:3 Hoogte van de subsidie

Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 50.000 per aanvrager per kalenderjaar met een maximum van € 150.000,- per aanvrager voor het gehele subsidietijdvak.

Artikel 3:4 Indexatie

  • 1.

    Verleende subsidies worden gedurende het subsidietijdvak geïndexeerd voor het daarop volgende jaar, voor het eerst met ingang van 1 januari 2026, en in het daarop volgende jaar met ingang van 1 januari 2027.

  • 2.

    Indexatie vindt plaats ten aanzien van het deel van de verleende subsidie dat nog niet als voorschot is uitgekeerd en op grondslag van het in het voorafgaande jaar geïndexeerde bedrag.

  • 3.

    Als indexatiegrondslag geldt de in het jaar van vaststelling van de indexatie door de Rijksoverheid gepubliceerde meicirculaire gemeentefonds, overeenkomstig de volgende indicatoren en wegingsfactoren:

    a. loonvoet sector overheid 60%;

    b. prijs bruto overheidsinvesteringen 20%; en

    c. prijs materiële overheidsconsumptie 20%.

Artikel 3:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt een subsidieplafond van € 150.000,- per kalenderjaar en € 450.000,- voor het subsidietijdvak.

  • 2.

    Als het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, niet wordt overschreden, kunnen de resterende middelen worden overgeheveld naar het subsidieplafond in artikel 2:4, eerste lid.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 4.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 5.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 3:6 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde puntenaantal:

    a. de activiteiten hebben impact op de sociale toegankelijkheid en inclusie voor mensen met een beperking in Den Haag. Dit blijkt uit de aard en de duur van de aangeboden activiteiten, het bereik, het te verwachten resultaat van de activiteiten, de doelgroep waarop de activiteiten zich richten en de mate waarin de activiteiten aansluiting houden met de behoeften van de doelgroep:

    1° de activiteiten hebben veel impact: 10 punten;

    2° de activiteiten hebben een bovengemiddelde impact: 6 punten;

    3° de activiteiten hebben een gemiddelde impact: 3 punten;

    4° de activiteiten hebben een beperkte of geen impact: 0 punten;

    b. in de opzet en uitvoering van activiteiten wordt aantoonbaar samengewerkt met ervaringsdeskundigen, te waarderen met maximaal 6 punten op de volgende wijze:

    1° ervaringsdeskundigen zijn betrokken bij zowel opzet als uitvoering: 6 punten;

    2° ervaringsdeskundigen zijn betrokken bij opzet of uitvoering: 3 punten;

    3° ervaringsdeskundigen zijn niet betrokken bij opzet of uitvoering: 0 punten;

    c. de mate waarin activiteiten actief bijdragen aan het contact tussen mensen met een beperking en mensen zonder een beperking. Dit blijkt uit het aantal contacten, de duur van de contacten en de manier waarop het contact wordt vormgegeven na het aflopen van de activiteiten, te waarderen met maximaal 6 punten op de volgende wijze:

    1° de activiteiten dragen actief bij aan contact waar vervolg aan wordt gegeven: 6 punten;

    2° de activiteiten dragen actief bij aan contact waar geen vervolg aan wordt gegeven: 3 punten;

    3° de activiteiten dragen niet actief bij aan contact: 0 punten;

    d. de aanvrager beschikt over veel cofinanciering. Dit blijkt uit de mate waarin de activiteiten uit andere middelen dan de subsidie worden gefinancierd, voor elke 5% van de subsidiabele kosten waarvoor cofinanciering beschikbaar is, krijgt aanvrager één punt, te waarderen met maximaal 6 punten.

  • 3.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

Artikel 3:7 Subsidietijdvak

Een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend voor het gehele subsidietijdvak, dat aanvangt op 1 januari 2025 en eindigt op 31 december 2027.

Artikel 3:8 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een activiteitenplan van maximaal 30 pagina’s met daarin, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, onder a en b, van de ASV, de planning van de werkzaamheden en de activiteiten en een uitwerking van de wijze waarop de impact en effectiviteit van de activiteiten wordt gemonitord, geëvalueerd en bijgestuurd;

    b. indien de aanvrager de BTW niet kan verrekenen: een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    c. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW.

Artikel 3:9 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf 15 september tot en met 7 oktober 2024.

Artikel 3:10 Beslistermijn

In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV, beslist het college op een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk binnen 12 weken, na de laatste dag van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

Hoofdstuk 4 Meerjarige subsidies van meer dan € 50.000 per kalenderjaar

Artikel 4:1 Schakelbepaling

De artikelen 3:1, 3:2, 3:4, 3:7 en 3:10 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 4:2 Hoogte van de subsidie

Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt minimaal € 50.001,- en maximaal € 150.000,- per aanvrager per kalenderjaar met een maximum van € 450.000,- per aanvrager voor het gehele subsidietijdvak.

Artikel 4:3 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt een subsidieplafond van €350.000,-per kalenderjaar en € 1.050.000,- voor het subsidietijdvak.

  • 2.

    Als een subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, niet wordt overschreden, kunnen de resterende middelen worden overgeheveld naar het subsidieplafond in artikel 3:5, eerste lid.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

  • 4.

    Het college kan het subsidieplafond verlagen conform artikel 7 van de ASV.

  • 5.

    Een verlaging van het plafond geldt ook voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 4:4 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde puntenaantal:

    a. de activiteiten hebben impact op de sociale toegankelijkheid en inclusie voor mensen met een beperking in Den Haag. Dit blijkt uit de aard en de duur van de aangeboden activiteiten, het bereik, het te verwachten resultaat van de activiteiten, de doelgroep waarop de activiteiten zich richt en de mate waarin de activiteiten aansluiting houden met de behoeften van de doelgroep:

    1° de activiteiten hebben veel impact: 10 punten;

    2° de activiteiten hebben een bovengemiddelde impact: 6 punten;

    3° de activiteiten hebben een gemiddelde impact: 3 punten;

    4° de activiteiten hebben een beperkte of geen impact: 0 punten;

    b. in de opzet en uitvoering van activiteiten wordt aantoonbaar samengewerkt met ervaringsdeskundigen, te waarderen met maximaal 6 punten op de volgende wijze:

    1° ervaringsdeskundigen zijn betrokken bij zowel opzet als uitvoering: 6 punten;

    2° ervaringsdeskundigen zijn betrokken bij opzet of uitvoering: 3 punten;

    3° ervaringsdeskundigen zijn niet betrokken bij opzet of uitvoering: 0 punten;

    c. uit een plan van aanpak blijkt hoe aanvrager zorgt voor bewustwording op het gebied van toegankelijkheid en inclusie voor mensen met een beperking bij organisaties waarmee wordt samengewerkt die nog niet actief zijn op het gebied van toegankelijkheid: 3 punten;

    d. de aanvrager heeft een relevant netwerk waarin het versterken van het gezamenlijke effect op de doelgroep voorop staat en waarmee hij actief samenwerkt. Dit blijkt uit de contacten van de aanvrager met partners die zich ook inspannen voor de doelgroep, de mate waarin de onderlinge kennisdeling en doorverwijzing bij die contacten voorop staat en de actieve wijze waarop de aanvrager invulling geeft aan de samenwerking met die contacten:

    1° de aanvrager heeft een bovengemiddeld relevant netwerk en werkt bovengemiddeld actief samen: 3 punten;

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld relevant netwerk of werkt gemiddeld samen: 1 punt;

    3° de aanvrager heeft een beperkt of niet relevant netwerk of werkt beperkt of niet samen: 0 punten;

    e. de aanvrager heeft aantoonbare ervaring met het opzetten en uitvoeren van activiteiten om de sociale toegankelijkheid voor mensen met een beperking te verbeteren: 4 punten;

    f. de mate waarin activiteiten actief bijdragen aan het contact tussen mensen met een beperking en mensen zonder een beperking. Dit blijkt uit het aantal contacten, de duur van de contacten en de manier waarop het contact wordt vormgegeven na het aflopen van de activiteiten:

    1° de activiteiten dragen actief bij aan contact waar vervolg aan wordt gegeven: 6 punten;

    2° de activiteiten dragen actief bij aan contact waar geen vervolg aan wordt gegeven: 3 punten;

    3° de activiteiten dragen niet actief bij aan contact: 0 punten;

    g. de aanvrager beschikt over veel cofinanciering. Dit blijkt uit de mate waarin de activiteiten uit andere middelen dan de subsidie worden gefinancierd, voor elke 5% van de subsidiabele kosten waarvoor cofinanciering beschikbaar is, krijgt aanvrager één punt met een maximum van 6 punten.

  • 3.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

Artikel 4:5 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een activiteitenplan van maximaal 30 pagina’s met daarin, in aanvulling op artikel 8, tweede lid, onder a en b, van de ASV, een beschrijving van hoe de activiteiten zich verhouden ten opzichte van het bestaande aanbod van activiteiten in Den Haag, de planning van de werkzaamheden en de activiteiten en een uitwerking van de wijze waarop de impact en effectiviteit van de activiteiten wordt gemonitord, geëvalueerd en bijgestuurd;

    b. indien de aanvrager de BTW niet kan verrekenen: een verklaring waaruit blijkt in hoeverre de aanvrager als BTW-belaste ondernemer is aan te merken;

    c. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW.

  • 3.

    Indien de aanvrager meer dan € 100.000,- subsidie per kalenderjaar aanvraagt legt deze tevens over:

    a. het meest recente jaarverslag, de meest recente jaarrekening, de liquiditeitsratio en de solvabiliteitsratio, alsmede de meest recente balans niet ouder dan twee jaar;

    b. een analyse op organisatie- en activiteitenniveau van de risico’s die zijn verbonden aan de uitvoering van de activiteiten voor het gehele subsidietijdvak.

Artikel 4:6 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf 1 juli tot en met 15 september 2024.

Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden en verplichtingen

Artikel 5:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste en tweede lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:

  • a. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten waarvoor de aanvrager al subsidie of financiering uit een andere regeling ontvangt of heeft aangevraagd;

    b. de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling;

    c. de aanvrager weigert om de toegankelijkheidsadviseur, die de gemeente inzet, te voorzien van benodigde informatie en toe te laten voor een schouw om de uitvoerbaarheid van aanvragen van activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder a en b, te toetsen;

    d. het kosten van individuele voorzieningen of aanpassingen van huishoudelijke aard of individueel vervoer betreft;

    e. het activiteiten betreft die vallen onder een andere subsidieregeling;

    f. aan de aanvrager voor een meerjarige subsidie al een andere meerjarige subsidie op grond van hoofdstuk 3 of 4 verleend is;

    g. als aan de aanvraag voor een subsidie op grond van hoofdstuk 3 niet ten minste 12 punten of op grond van hoofdstuk 4 niet ten minste 16 punten zijn toegekend.

Artikel 5:2 Verplichtingen

Onverminderd artikel 4:37 van de Awb, de artikelen 12 en 13 van de ASV, kunnen voor de subsidieontvanger op grond van deze subsidieregeling de volgende verplichtingen gelden:

  • a. gebruikers of potentiële gebruikers van de aanpassing of activiteit te informeren over de verbetering van de toegankelijkheid;

    b. verbeteringen op het gebied van fysieke toegankelijkheid online te publiceren op een in de beschikking genoemde website;

    c. hun activiteiten op te laten nemen op www.socialekaartdenhaag.nl;

    d. vrijwilligersvacatures te plaatsen op www.denhaagdoet.nl of www.volunteerthehague.nl;

    e. trainingen en cursussen voor vrijwilligers te plaatsen op: www.denhaagdoetvrijwilligersacademie.nl;

    f. actief te communiceren over de activiteiten die in het kader van deze subsidieregeling uit worden gevoerd, onder andere via sociale media;

    g. een bijdrage te leveren aan het bevorderen van duurzaamheid, bijvoorbeeld bij de keuze van materialen.

Hoofdstuk 6 Bevoorschotting

Artikel 6:1 Bevoorschotting

  • 1.

    Bevoorschotting van de subsidie op grond van hoofdstuk 2 vindt plaats door betaling van 100% van de verleende subsidie in één keer.

  • 2.

    Bevoorschotting van de subsidie op grond van de hoofdstukken 3 of 4 vindt plaats door betaling van 100% van de voor dat kalenderjaar verleende subsidie in januari.

  • 3.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste en tweede lid worden afgeweken.

Hoofdstuk 7 Tussentijdse verantwoording

Artikel 7:1 Indieningstermijn tussentijdse verantwoording

  • 1.

    De ontvanger van een subsidie op grond van de hoofdstukken 3 of 4 van deze subsidieregeling dient voor de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 een tussentijdse verantwoording in.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient de tussentijdse verantwoording voor het kalenderjaar 2025 en 2026 uiterlijk op 30 april 2026 en 30 april 2027 in. De tussentijdse verantwoording voor het kalenderjaar 2027 wordt met de eindverantwoording ingediend.

Artikel 7:2 Wijze van tussentijdse verantwoording

  • 1.

    Bij de tussentijdse verantwoording worden de volgende stukken ingediend:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vierde lid, van de ASV met een beknopte beschrijving van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten waaruit blijkt of en in hoeverre aan de subsidievoorschriften is voldaan;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag over het betreffende kalenderjaar conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV met een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de kosten in de begroting, een toelichting op afwijkingen op de hoofdposten die groter zijn dan 10% en waarin de BTW zichtbaar is opgenomen;

    c. een verklaring dat de verantwoording over het betreffende kalenderjaar juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door het college vastgestelde model.

  • 2.

    Als een verleende subsidie zonder indexatie meer bedraagt dan € 100.000,- per kalenderjaar, bevat de tussentijdse verantwoording tevens een controleverklaring over het financieel verslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk verslag met het financieel verslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

  • 3.

    De ontvanger maakt voor de tussentijdse verantwoording gebruik van het voor deze regeling ter beschikking gestelde inhoudelijk en financieel rapportage format.

Hoofdstuk 8 Eindverantwoording en vaststelling

Artikel 8:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in:

  • a. voor een subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze subsidieregeling: uiterlijk 12 weken nadat de activiteiten waar de subsidieverlening op ziet, zijn verricht;

    b. voor een subsidie op grond van de hoofdstukken 3 of 4 van deze subsidieregeling: uiterlijk op 30 april 2028.

Artikel 8:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van een subsidie op grond van hoofdstuk 2 bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over het gehele subsidietijdvak conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over het gehele subsidietijdvak conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; en

    c. een verklaring dat de verantwoording over het gehele subsidietijdvak juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het voor deze regeling vastgestelde model; en

    d. voor subsidies voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder a en b, foto’s van de gerealiseerde aanpassingen, rekening houdend met de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling voor een subsidie op grond van de hoofdstukken 3 en 4 bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk eindverslag over het gehele subsidietijdvak conform artikel 17, vierde lid, van de ASV. Als de op grond van artikel 7:2 ingediende inhoudelijke verslagen over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een inhoudelijk eindverslag over het kalenderjaar 2027;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel eindverslag over het gehele subsidietijdvak conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV. Als de op grond van artikel 7:2 ingediende financiële verslagen over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een financieel eindverslag over het kalenderjaar 2027;

    c. een verklaring dat de verantwoording over het gehele subsidietijdvak juist en volledig is. Hiervoor wordt een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het voor deze regeling vastgestelde model; en

    d. een toelichting op eventuele discrepanties tussen de tussentijdse verantwoordingsstukken en de eindverantwoording.

  • 3.

    Als een verleende subsidie zonder indexatie meer bedraagt dan € 100.000,- per kalenderjaar, bevat de aanvraag tot vaststelling een controleverklaring over het financieel eindverslag, inclusief het oordeel of het inhoudelijk eindverslag met het financieel eindverslag verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat. Als de op grond van artikel 7:2, tweede lid, ingediende controleverklaringen over het financieel verslag over de kalenderjaren 2025 en 2026 juist en volledig zijn, kan worden volstaan met een controleverklaring over het financieel verslag over het kalenderjaar 2027.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 9:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meerdere artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikel 1:3, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 9:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling binnen één jaar na afloop van de regeling.

Artikel 9:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2028.

Artikel 9:4 Intrekking en overgangsrecht

  • 1.

    De Subsidieregeling toegankelijke stad voor iedereen Den Haag 2022 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De bepalingen van de Subsidieregeling toegankelijke stad voor iedereen Den Haag 2022 blijven van toepassing op aanvragen die zijn ontvangen vóór deze subsidieregeling in werking getreden is en op bezwaar- en beroepsschriften waarop op de datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling nog niet is beslist.

Artikel 9:5 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling toegankelijke stad Den Haag 2024.

Den Haag, 18 juni 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de locoburgemeester,

Robert van Asten

Ondertekening