Water- en Rioleringsprogramma 2024-2027 Roosendaal | Waterkring West

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-07-2024

Intitulé

Water- en Rioleringsprogramma 2024-2027 Roosendaal | Waterkring West

De raad van de gemeente Roosendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 mei 2024;

gezien het advies van de Commissie van 13 juni 2024;

BESLUIT

vast te stellen Water- en Rioleringsprogramma 2024-2027 Roosendaal | Waterkring West

Inhoudsopgave

Samenvatting

1.1 Functies en geldigheidsduur

1.2 Scope

1.3 Samenwerking in de regio

1.4 Omgevingswet

1.5 Leeswijzer

2Huidige situatie

2.1 Areaal en toestand

2.2 Terugblik

2.3 Ontwikkelingen

3Visie en ambitie

3.1 Visie op de waterketen

3.2 Leidende principes

3.3 Basisopgave en Speerpunten

4Strategie en verankering27

4.1 Afvalwater

4.2 Hemelwater

4.3 Grondwater

4.4 Overige zorgplichten in de waterketen

4.5 Bijdragen aan klimaatbestendigheid

4.6 Bijdragen aan een goede waterbalans

4.7 Bijdragen aan waardevol water

5Uitvoeringsprogramma

5.1 Exploitatiekosten

5.2 Investeringen

5.3 Personele middelen

5.4 Uitgaven

6Middelen

6.1 Uitgangspunten

6.2 Kostendekkingsvarianten

6.3 Kostendekkingsplan

6.4 Risicofactoren

7Bijlagen

Bijlage A Wettelijk kader

Bijlage B Taken en bevoegdheden

Bijlage C Referentieschema Stedelijk waterbeheer

Bijlage D Waterketenvisie Waterkring West

Bijlage E Kamerbrief bodem en water sturend

1 Samenvatting

Inleiding

Roosendaal ligt in een aantrekkelijke regio. Het is een fijne gemeente om in te wonen, werken en leven, maar door klimaatverandering kan het aantrekkelijke woonklimaat onder druk komen te staan. Bijvoorbeeld door meer kans op wateroverlast. We willen dat het watersysteem in het bebouwde en landelijke gebied tegen een stootje moet kunnen en dat we duurzaam omgaan met water. Voorliggend Water- en Rioleringsprogramma (hierna: WRP) is een bouwsteen om dit te realiseren. Het laat zien hoe we als gemeente Roosendaal (verder) werken aan een robuust en toekomstbestendig riool- en watersysteem. Het WRP beschrijft de uitdagingen die op het gebied van stedelijk water voor ons liggen, wat we op korte en lange termijn willen realiseren en hoe we dit zo duurzaam mogelijk financieren vanuit de rioolheffing. Omdat de focus van dit WRP is gericht op het uitvoeren van wettelijke watertaken stellen we naast dit WRP ook nieuw beleid rondom klimaatadaptatie op. Hierin worden waterveiligheid, wateroverlast, hittestress en droogte in samenhang met elkaar beschouwd vanuit een brede gemeentelijke ambitie en in relatie tot andere (hogere) beleidskaders.

Terugblik

Kenmerkend voor de afgelopen planperiode is de ontwikkeling van datagedreven werken. Hiervoor hebben we gemeentebreed verschillende e-tools ontwikkeld. Met het verkregen inzicht op basis van metingen, meldingen, waarnemingen en rekenresultaten kunnen we gericht differentiëren in onze werkzaamheden, bij het uitvoeren van actueel onderhoud, reparatie en renovatie van het vrijvervalstelsel. In de afgelopen planperiode kwamen er jaarlijks meer dan 950 meldingen binnen van inwoners en bedrijven, vooral gerelateerd aan lokale knelpunten vanuit het cyclisch onderhoud, zoals verstopte kolken, huisaansluitingen of waterhinder. Deze meldingen zijn behandeld en afgerond.

Op het gebied van klimaatadaptatie hebben we de afgelopen jaren gewerkt aan het uitbouwen van ons netwerk, het starten van samenwerkingen en het organiseren activiteiten. Ook hebben we praktijkervaring opgedaan met klimaatadaptieve maatregelen. Hierdoor hebben we nu beter zicht op de inzet en beheer- en onderhoudskosten van klimaatadaptatiemaatregelen. Door een gebrek aan bemensing is het niet gelukt om alle voorziene projecten uit te voeren. Uit een formatiescan is gebleken dat het huidige personeelsbestand ruim onder het gemiddelde ligt. Ook bij onze water- en klimaatpartners zijn door onderbezetting en personele wisselingen activiteiten doorgeschoven naar de komende planperiode. Kwetsbaarheid van onze eigen organisatie en het netwerk is een blijvend aandachtspunt.

Visie en ambitie

Door een veranderend klimaat lopen we steeds vaker tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan en staat een veilig en gezonde leefomgeving onder druk. Om deze reden worden bij ruimtelijke ontwikkelingen water, bodem en energie steeds meer sturende elementen. Als Gemeente Roosendaal hebben we de ambitie om aanzienlijk te groeien. Niet alleen met bebouwing, maar ook met natuur. Dat stelt eisen aan bestaande en nieuwe duurzaam ingerichte infrastructuur. Hier willen we vanuit een goede basis en met gepaste ambities en (gezamenlijke) strategieën naartoe werken. Een goede basis verkrijgen we met het voortzetten van de uitvoering van planmatige taken en een nog op te stellen structuurplan stedelijk water voor 2025-2040. De komende planperiode blijven we daarom planmatig en doelmatig invulling geven aan onze gemeentelijke kerntaken (de basisopgave). Daarmee dragen we bij aan een bescherming van de volksgezondheid, droge voeten (bebouwd gebied), schoon water en een schone bodem.

afbeelding binnen de regeling

Onze ambitie is om binnen de reikwijdte van de zorgplichten bij te dragen aan andere klimaatthema’s dan wateroverlast zoals droogte, hittestress en biodiversiteit door bij ingrepen kansen te benutten en belanghebbenden bij elkaar te brengen. Andere kansen zijn de vervangingsbehoefte van infrastructuur bij nutsbedrijven en de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie. Met het oog op een duurzame drinkwatervoorziening beschermen we onze zoetwatervoorraad. We sturen op afkoppeling van verhard oppervlak en infiltratie van hemelwater op de hoge(re) en droge(re) zandgronden. Bij een herinrichting streven we (volgens de visie Roosendaal Natuurstad) ernaar om minimaal 15 procent meer groen te realiseren dan in de oude situatie. Dit extra groen biedt kansen voor hemelwaterinfiltratie ten gunste van een goede waterbalans. Op het vlak van terugwinnen en hergebruiken van water, energie en grondstoffen volgen we de ontwikkelingen en koppelen belanghebbenden aan elkaar als zich kansen voordoen.

Waterrobuust inrichten

Bij nieuwe ontwikkelingen sturen we op principes zoals het niet onnodig verharden van de bodem en het niet afwentelen van hemelwater van private naar publieke ruimte. Het toetsingskader Roosendaal Natuurstad gebruiken we hierbij als leidraad. We vinden dat de omgang met en verwerking van hemelwater een gedeelde verantwoordelijkheid is, waarvoor we samen met de burgers en de bedrijven aan de lat staan. We vullen dit praktisch in met een verplichting tot het aanbrengen van 60 mm waterberging bij nieuwe ontwikkelingen en ontwikkelingen in bestaand bebouwd gebied en het nastreven van een voorkeursvolgorde voor de omgang met water. De komende planperiode gaan we eisen stellen aan een duurzame omgang met water in combinatie met vergroening overeenkomstig de klimaatadaptatiestrategie. Deze verplichting gaan we opnemen in het Omgevingsplan. Ook creëren we voldoende open water, stimuleren we initiatieven vanuit de maatschappij en verankeren beleid in plan(ontwikkelingen).

Voor inwoners die een groen dak willen aanleggen, hun tuin willen vergroenen, bomen willen planten, een regenton willen aanschaffen, regenwater willen afkoppelen, waterpasserende verharding of een geveltuin willen aanleggen bestaat er de stimuleringsregeling Roosendaal Natuurstad. Met deze subsidieregeling willen we inwoners helpen om tuinen in te richten op het veranderend klimaat en bij te dragen aan de biodiversiteit.

Medio 2024 worden de klimaatadaptatieplannen opgeleverd. Hiervoor worden voor bestaand gebied nieuwe stresstesten en risicodialogen uitgevoerd. Deze informatie gebruiken we om een nieuwe adaptatiestrategie en per wijk een uitvoeringsprogramma op te stellen. Vooruitlopend op vastgesteld beleid voeren we alleen geen-spijt verbetermaatregelen uit in het tempo van boven- en ondergrondse ontwikkelingen. De benodigde bovengrondse voorzieningen richten we zodanig in dat deze tevens een positieve bijdrage leveren aan het tegengaan van hittestress en positief bijdragen aan een gezonde leefomgeving.

Inspelen op verdroging

We beperken verdroging van hoge en droge zandgronden door waar mogelijk water in de bodem te infiltreren (hemelwater, effluentwater) en waterbergingsgebieden zodanig in te richten dat een bijdrage wordt geleverd aan gezonde en klimaatbestendige leefomgeving. Ook werken we samen met het waterschap aan klimaatrobuuste, natuurrijke beken, waarbij de beekdalen worden uitgebreid met 650 ha natuur. In deze planperiode werken we verdelingsafspraken uit met betrekking tot grondwater. We stappen hierbij af van het vrije aftapsysteem. Bij deze afspraken betrekken we agrariërs en particulieren.

afbeelding binnen de regeling

Voldoen aan waterkwaliteitsdoelstellingen

Om eind 2027 aan de doelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) te voldoen, heeft het waterschap Brabantse Delta de toekomstige knelpunten in het watersysteem die een belemmering zijn voor de waterkwaliteit in beeld gebracht door middel van watersysteemanalyses. Welke inzet dit vervolgens vraagt van ons als gemeente, dient in overleg met de waterpartners verder te worden uitgewerkt. Het wordt een opgave voor Roosendaal om de doelstellingen die gesteld zijn voor de waterkwaliteit te behalen. Het waterschap verzorgt het proces om samen tot een aanpak te komen. We sluiten hier als gemeente bij aan en kijken hierbij samen met het waterschap naar koppelkansen met andere gemeentelijke opgaves op het gebied van water, natuur en klimaatadaptatie.

Benodigde middelen

Om onze zorgplichten en ambities invulling te geven, hebben we de volgende middelen nodig:

afbeelding binnen de regeling

De grafiek toont aan dat de rioolheffing gedurende 15 jaar op het huidige basistarief van € 350,77 blijft staan. Daarna volgt een groeiperiode van 15 jaar met een jaarlijkse autonome groei van 1,38% per jaar tot een eindtarief van € 431. Jaarlijks moet de rioolheffing worden geïndexeerd met het opgetreden inflatiepercentage om de inkomsten gelijke tred te laten houden met de geldontwaarding.

Inleiding

Roosendaal ligt in een aantrekkelijke regio. Het is een fijne gemeente om in te wonen, werken en leven. Door klimaatverandering kan het aantrekkelijke woonklimaat echter onder druk komen te staan. Bijvoorbeeld door meer kans op wateroverlast. Roosendaal gaat voor een duurzame en klimaatbestendige gemeente. Dit betekent dat het watersysteem in het bebouwde en landelijke gebied tegen een stootje moet kunnen en we duurzaam moeten omgaan met water. Dit vraagt om gedurfde keuzes.

Voorliggend water- en rioleringsprogramma (hierna: WRP) is een bouwsteen om dit te realiseren. Het laat zien hoe we als gemeente Roosendaal (verder) werken aan een robuust en toekomstbestendig riool- en watersysteem. Het beschrijft wat we willen bereiken en wat de rol van ons als gemeente en de rol van burgers en bedrijven hierbij is.

Het WRP is een goed planinstrument om mee te kunnen bewegen met de trends en ontwikkelingen binnen dit beleidsterrein. Zo is er bijvoorbeeld sprake van extremer weer door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en burgers en verandering in wetgeving. We stellen periodiek een nieuw plan op. Dit WRP is opgesteld voor de planperiode 2024-2027 en volgt het VGRP van 2020-2023 op.

afbeelding binnen de regeling

1.1 FUNCTIES EN GELDIGHEIDSDUUR

Het WRP beschrijft de uitdagingen die op het gebied van stedelijk water voor ons liggen, wat we op korte en lange termijn willen realiseren en hoe we dit zo duurzaam mogelijk financieren vanuit de rioolheffing. De wettelijke en beleidskaders die ten grondslag liggen aan dit WRP zijn beschreven in bijlage A. Het WRP vervult vier hoofdfuncties:

  • 1.

    Kader gemeentelijke zorgplichten overzicht beleidskeuzes en ambities ten aanzien van stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater.

  • 2.

    Interne afstemming met andere vakdisciplines binnen de gemeentelijke organisatie en met onze waterpartners.

  • 3.

    Externe afstemming met burgers en bedrijven.

  • 4.

    Continuïteit en voortgangsbewaking vanwege de relatief lange levensduur van stedelijke watervoorzieningen en kapitaalintensieve investeringen is een lange termijn aanpak essentieel (begroting, investeringen en evaluatie).

Om het zorgproces voor de riolering gaande te houden en aan te sluiten bij een raadsperiode hebben we gekozen voor een geldigheidsduur van vier jaar: 2024 tot en met 2027. De riolering ligt echter veel langer dan deze planperiode onder de grond. Om deze reden is dit WRP opgesteld met een doorkijk over de gehele gebruiksduur van de riolering. De rioolheffing en de lange termijn doelstellingen zijn (mede) gebaseerd op deze doorkijk.

1.2 SCOPE

Volgens de Omgevingsvisie moet Roosendaal een aantrekkelijke en gezonde gemeente zijn waar mensen zichzelf kunnen zijn en elkaar kunnen ontmoeten. De stad, dorpen en buitengebieden moeten nog groener en schoner worden en meer ruimte krijgen voor wandelaars en fietsers. De Kadernota Roosendaal Natuurstad biedt hiervoor inrichtingskaders. Vanuit o.a. de landelijke Kaderrichtlijn Water, het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, de Kamerbrief Water en Bodem en de landelijke maatlat voor een groene en klimaatbestendige leefomgeving sturend spelen ook klimaatbestendigheid en waterrobuustheid nadrukkelijk hierin een rol. Het is aan ons om (het beheer van) het stedelijk watersysteem mee te laten bewegen met het groeiende aantal woningen en de (groenblauwe) infrastructuur die daarbij komt kijken.

Omdat de focus van dit WRP is gericht op het uitvoeren van wettelijke watertaken stellen we naast dit WRP ook nieuw beleid rondom klimaatadaptatie op. Hierin worden waterveiligheid, wateroverlast, hittestress en droogte in samenhang met elkaar beschouwd vanuit een brede gemeentelijke ambitie en in relatie tot de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Ruimtelijk Voorstel van de provincie Noord-Brabant. In dit voorstel wordt de verbinding gelegd tussen nationale en regionale opgaven. Het voorstel geeft inzicht of de uitvoering van de opgaven ruimtelijk mogelijk is.

1.3 SAMENWERKING IN DE REGIO

Op het gebied van stedelijk water werken we als gemeente Roosendaal samen met Waterschap Brabantse Delta, gemeenten Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Steenbergen en Woensdrecht, Brabant Water en Evides binnen het samenwerkingsverband Water- en Klimaatkring West (WKW). Dit is een werkregio in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) en Samenwerken aan de (afval)waterketen die valt onder de SWWB (Samenwerken aan water in Midden en West Brabant). De werkregio heeft als doel:

  • Klimaatadaptatie: de regio klimaatbestendig en waterrobuust maken, zodat we in 2050 goed om kunnen gaan met het steeds vaker voorkomend extreem weer en voorbereid zijn op watertekorten, wateroverlast, overstromingsrisico’s en een warmer klimaat.

  • Waterketen: Het verder professionaliseren van de beheertaken in de waterketen en de (personele) kwetsbaarheid verminderen.

De werkregio geeft gezamenlijk invulling aan beleid en strategie, met behoud van verschillen per bestuurlijke organisatie. Specifieke taken worden centraal binnen de Water- en Klimaatkring West en/of SWWB uitgewerkt op basis van doelmatigheid.

De waterketen bestaat uit alle schakels die nodig zijn om water te winnen en uiteindelijk na gebruik weer gezuiverd te lozen. De waterketen bevat ook het oppervlakte watersysteem. De primaire doelen betreffen:

  • Beschermen van de volksgezondheid

  • Bijdragen aan voldoende schoon water

  • Zorgen voor droge voeten

  • Bijdragen aan een goed en duurzaam leefmilieu

  • Bijdragen aan schoon water

Bij het invullen van de zorgplichten riolering streven we naar zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Bij het treffen van maatregelen beschouwen we de integraliteit tussen alle zorgplichten in de waterketen. De waterketen omvat het totale watersysteem, van oppervlakte- en grondwater tot aan de drinkwatervoorziening en afvalwaterketen. Als waterpartners stellen we gezamenlijk beleid op en geven het een ‘couleur locale’. Om te komen tot voorliggend WRP hebben we het bestaande plan geactualiseerd op basis van gezamenlijke ambities en beleidskeuzes. Ook de financiële aspecten zijn herzien op basis van nieuwe inzichten en informatie.

1.4 OMGEVINGSWET

Na het van kracht worden van de Omgevingswet (1 januari 2024) is het gemeentelijk rioleringsplan niet langer een wettelijk verplichte planvorm maar kunnen elementen hiervan opgaan in respectievelijk de omgevingsvisie, -plan en -programma. Toch stellen we met dit WRP een opvolger van het VGRP op. Het is immers een effectief planinstrument om de rioleringszorg te borgen en activiteiten af te stemmen. Daarbij houden we rekening met de beoogde opzet van de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan en de programma’s.

Omgevingsvisie In de gemeentelijke Omgevingsvisie worden lange termijn beleidsdoelen opgenomen en kan worden aangegeven met welke instrumenten die beleidsdoelen zullen worden nagestreefd. Hoofdstuk 3 omvat de visie, ambitie, doelstellingen en leidende principes passend op de gemeentelijke Omgevingsvisie. Ook geven we hieraan op welke wijze we vormgeven aan participatie.

Omgevingsplan In het Omgevingsplan worden alle regels ten aanzien van de fysieke leefomgeving opgenomen. De beleidsregels maken onderdeel uit van het beleidskader zoals opgenomen in hoofdstuk 4. Op onderdelen zijn regels gekoppeld aan (de functies in) gebieden en geven we expliciet aan als sprake is van een verplichting. Met de komst van de Omgevingswet vervallen bepaalde regels op Rijksniveau en hebben we keuzevrijheid om deze over te nemen of los te laten.

Omgevingsprogramma Een Programma is in algemene zin een pakket van beleidsvoornemens en maatregelen om omgevingswaarden of doelen in de leefomgeving te bereiken en daaraan te blijven voldoen. Het WRP bevat een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud daarvan en maatregelen om aan een of meer omgevingswaarden te voldoen of een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Met een inhoudelijke invulling zoals in het huidige VGRP voldoen we hieraan. Wel dienen we, meer dan voorheen, aan te geven hoe we als gemeente omgaan met participatie. De voorgenomen acties en (gebiedsgerichte en gezamenlijke) maatregelen voor het thema (stedelijk) water en de bijbehorende financiële middelen zijn opgenomen in hoofdstukken 5 en 6.

Participatie Bij de invulling van onze gemeentelijke watertaken handelen we vanuit een brede maatschappelijke afweging. Samenwerking tussen verschillende afdelingen binnen de gemeenten en met buurgemeenten en het waterschap is hierbij vanzelfsprekend. Als gemeente kunnen we niet alleen alle negatieve gevolgen van bijvoorbeeld klimaatverandering tegengaan. Ook inwoners, woningcorporaties, (agrarische) bedrijven, terreinbeheerders en maatschappelijke organisaties spelen hierbij een rol. De Omgevingswet vraagt om een manier van werken die uitgaat van samenwerking met alle betrokken partijen, waarbij wordt geluisterd naar de wensen vanuit de samenleving en waarbij oog is voor het waarborgen van kwaliteit.

Het is de taak van de gemeente om bijvoorbeeld veiligheid en volksgezondheid te waarborgen en het milieu te beschermen. We geven aan wat wel en niet kan. Dat geldt ook voor de invloed van nieuwe initiatieven en ontwikkelingen op de directe omgeving.

Onze voorkeur gaat uit naar projectmatige participatie, waarbij per project wordt gekeken welke wijze van participatie gewenst is.

afbeelding binnen de regeling

1.5 LEESWIJZER

Hoofdstuk 2:Beeld van de huidige situatie

Evaluatie afgelopen planperiode en beeld van areaal en toestand

Hoofdstuk 3:Visie en ambities

Omschrijving wat we de komende periode en op lange termijn willen bereiken

Hoofdstuk 4:Strategie en verankering

Hoe we de ambities gaan realiseren, bijbehorende beleidskaders en een vooruitblik op de juridische verankering daarvan

Hoofdstuk 5:Uitvoeringsprogramma

Het maatregelenprogramma voor de komende planperiode

Hoofdstuk 6:Middelen

Benodigde personele en financiële middelen, evenals onderbouwing van de rioolheffing (Kostendekkingsplan)

Bijlagen:

2 HUIDIGE SITUATIE

Om de goede dingen goed te kunnen doen, is inzicht in de ontwikkeling van het te beheren areaal, de toestand van de objecten en in het functioneren van het systeem nodig. Dit hoofdstuk geeft een indruk hoe we ervoor staan.

Ook kijken we terug op wat er goed gaat en waar er verbetering gewenst is. Dat vertaalt zich in aandachtspunten voor dit WRP voor de komende planperiode.

afbeelding binnen de regeling

2.1 AREAAL EN TOESTAND

Onderstaand is een overzicht opgenomen van het areaal, de toestand en het functioneren.

Kenmerken

Voor het inzamelen en transporteren van het vrijkomende afval- en regenwater beschikken we als gemeente Roosendaal over een rioolstelsel met een totale lengte van circa 520 km en 133 rioolgemalen. Om ervoor te zorgen dat tijdens extreme neerslag geen wateroverlast optreedt, is het rioolstelsel voorzien van riooloverstorten en hemelwaterlozingspunten. Speciale rioolvoorzieningen (bergbezinkbassins) beperken de vuiluitworp van de riolering naar het oppervlaktewatersysteem. Het afvalwater in het buitengebied wordt ingezameld met meer dan 500 pompunits en verpompt via ca. 150 km aan persleidingen en drukriolering. Al dit afvalwater wordt gezuiverd op de rioolwaterzuiveringsinrichtingen (RWZI) Bath.

In navolgende tabel hebben we de belangrijkste kenmerken van het stedelijk watersysteem van onze gemeente weergegeven.

Onderhoud, renovatie en vervangen

We beheren onze objecten datagedreven en risico-gestuurd. Dit houdt in dat ieder rioleringsobject wordt gekwalificeerd in termen van toestand en risico op basis van o.a. schadebeelden, de onderhoudshistorie in relatie tot de (bovenliggende) functie en meldingen vanuit bewoners over de kwaliteit van de objecten of het functioneren van het stelsel. Dit leidt tot effectiever onderzoek en onderhoud en beter onderbouwde maatregelen. Als beheerder nemen we op basis van adviezen van de uitvoerende partij van een meerjarig onderhoudscontract beslissingen over te nemen maatregelen, rekening houdend met andere disciplines in de openbare ruimte. Als de toestand zodanig slecht is dat repareren geen optie meer is, renoveren of vervangen we het rioleringsobject. De leeftijd van het object is hierbij ondergeschikt. Via de beheerkalender stemmen we de werkzaamheden af met de andere beheerdisciplines. Naast het planmatig beheer

afbeelding binnen de regeling

voeren we ad-hoc reparaties uit op basis van meldingen. Dit betreft o.a. het repareren van wegverzakkingen als gevolg van lekkages, het doorspuiten van huisaansluitingen en vervangen van huisaansluitingen of putafdekkingen.

Ook hebben we ingezet op de opbouw van goede beheerdata. Via rioolinspecties hebben we het inzicht in het functioneren van het rioolstelsel verder vergroot. Onderzoek aan de vrijvervalriolering doen we risicogestuurd op basis van een kwaliteitscijfer gekoppeld aan de objecten. Op die manier houden we een vinger aan de pols en weten we wanneer we moeten ingrijpen.

Toestand objecten

Als gevolg van verbetermaatregelen in de afgelopen planperioden functioneert het rioleringssysteem zonder noemenswaardige incidenten en calamiteiten en is er geen sprake van grote knelpunten met betrekking tot het hydraulisch of milieutechnisch functioneren volgens de opgestelde basisrioleringsplannen. Wel zijn er een aantal aandachtlocaties inzichtelijk gemaakt die potentieel gevoelig zijn voor wateroverlast. Het gaat om de locaties die in het kader hieronder zijn omschreven. Op basis van de locaties in dit kader bekijken we, op basis van de uitkomsten van nog uit te voeren stresstesten voor de thema's waterkwaliteit, hitte, droogte, wateroverlast en biodiversiteit, op welke plekken er als eerste actie ondernomen moet worden om wateroverlast te verminderen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

2.2 TERUGBLIK

Om aandachtspunten voor de komende planperiode in beeld te brengen is een evaluatie op Waterkring-niveau en een evaluatie op gemeenteniveau uitgevoerd. Het resultaat hiervan is samengevat weergegeven.

Evaluatie samenwerkende waterpartners

Als waterpartners hebben we elkaar in de afgelopen planperiode nog beter leren kennen en er is inmiddels een voldoende vertrouwensbasis om bepaalde zaken gezamenlijk en efficiënt op te pakken. De verantwoordelijkheden zijn goed vastgelegd en het gezamenlijk optrekken bij beleid vertaalt zich in kennisopbouw en onderlinge afstemming. De uitbreiding van watertaken met klimaatzaken is erg waardevol gebleken. Als waterpartners maken we gebruik van elkaars bouwstenen, bijvoorbeeld de Impulsregeling Klimaatadaptatie. Het is wel zaak om een gezonde balans te houden tussen het gezamenlijk optrekken bij de gemeentelijke watertaken en bij klimaatzaken. Het ambitieuze regionale uitvoeringsprogramma (2021-2023) blijft op gespannen voet staan met de beschikbare personele capaciteit binnen water- en klimaatkring West. Door onderbezetting en personele wisselingen zijn activiteiten doorgeschoven naar de komende planperiode. Kwetsbaarheid van de organisatie is een blijvend aandachtspunt.

Evaluatie gemeente Roosendaal

Datagestuurd werken Om steeds meer en efficiënter datagestuurd te werken, ontwikkelden we gemeentebreed verschillende e-tools. Hierdoor houden we het beheer steeds beter op orde. We werken aan een toename van risicogestuurde en datagedreven werkzaamheden, bij het uitvoeren van actueel onderhoud, reparatie en renovatie van het vrijvervalstelsel.

Vervanging en renovatie Aan de hand van de programmering van de Beheerkalender is de riolering afgelopen planperiode in diverse straten vervangen, bijvoorbeeld in de:

  • Parklaan/Admiraal Tromstraat/Piet Heinstraat

  • Wouwseweg

  • Bredaseweg

  • Pastoor van Akenstraat/Molenbeekstraat

Klimaatadaptatie De gemeente Roosendaal werkte de afgelopen jaren aan het uitbouwen van het netwerk, het starten van samenwerkingen en het organiseren activiteiten op het gebied van klimaatadaptatie. Dit gebeurde op basis van energie en ambitie vanuit partners en de gemeente zelf. Gaandeweg is de behoefte toegenomen om niet alleen de positieve energie aan te jagen, maar ook om steeds meer de focussen op daadwerkelijke knelpunten.

De afgelopen planperiode deden we praktijkervaring op met klimaatadaptieve maatregelen in de gemeente. Hierdoor hebben we nu beter zicht op de inzet en beheer- en onderhoudskosten die deze maatregelen behoeven. Ook vond er een eerste verkenning plaats naar de grondslag van de rioolheffing waarbij klimaatadaptief handelen loont. Dit wordt verder uitgewerkt in de komende planperiode.

Personele kwetsbaarheid Door een gebrek aan bemensing is het niet gelukt om alle voorziene projecten uit te voeren. De intentie is om deze projecten, waar mogelijk, in de nieuwe planperiode op te pakken. Naar aanleiding van de hoeveelheid werk-personeelsverhouding is een formatiescan van Stichting Rioned uitgevoerd. Deze scan laat zien dat het huidige personeelsbestand ruim onder het door Rioned vastgestelde gemiddelde ligt (zie ook hoofdstuk Middelen).

Loketfunctie In de afgelopen planperiode kwamen er jaarlijks meer dan 950 meldingen binnen van inwoners en bedrijven, vooral gerelateerd aan lokale knelpunten vanuit het cyclisch onderhoud, zoals verstopte kolken, huisaansluitingen of waterhinder. Deze meldingen zijn behandeld en afgerond.

2.3 ONTWIKKELINGEN

Het gemeentelijke waterbeheer staat niet op zich, maar is continu in beweging door diverse uitdagingen en ontwikkelingen. De belangrijkste zijn onderstaand beschreven en vormen de basis voor de speerpunten komende planperiode (hoofdstuk 3).

Klimaatverandering Het klimaat is aan het veranderen en leidt tot meer extremen. Het wordt natter, droger en warmer. Vanuit onderzoek blijkt dat klimaatverandering effect heeft op de gezondheid van bewoners. De kosten van schade door klimaatverandering worden door de overheid op zo’n 77 tot 173 miljard euro geschat in 2050 (bron: Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 12 december 2023). In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) zijn doelstellingen opgenomen om in 2050 een klimaatrobuuste leefomgeving te hebben. Het (hemel)watersysteem en de afvalwaterketen moet de neerslag zo goed als mogelijk kunnen verwerken. Het besef is er dat dit niet meer uitsluitend met grotere rioolbuizen is op te vangen, maar dat een integrale aanpak noodzakelijk is. Als gemeente zijn we niet verantwoordelijk voor schade aan eigendommen als gevolg van de effecten van klimaatverandering. We zullen in het kader van klimaatadaptatie een afweging moeten maken tussen het accepteren of beperken van schade door wateroverlast bij extreme buien. Deze aanpak richt zich op afstemming binnen de waterketen, in de openbare ruimte (klimaatadaptatie) en op particulier terrein. Een aan water aangepaste inrichting op maaiveldniveau maakt expliciet onderdeel uit van deze aanpak.

Naast extremere neerslag is verdroging een klimaatadaptatie opgave die plek heeft in het WRP. De afgelopen jaren hebben we te maken gehad met langdurige perioden van droogte. Door langdurige droogte kan schade ontstaan aan funderingen en gebouwen, aan groenvoorzieningen en mogelijk ook aan infrastructuur. Daarnaast zijn tijdens periode van droogte aanvullende kosten nodig voor het bewateren van de beplanting. Door droogte komen ook andere sectoren onder druk te staan zoals voedsel en -drinkwaterproductie en (proceswater en koeling voor) industrie. Ook neemt de schade aan de natuur en het risico op natuurbranden en waterkwaliteitsproblemen toe.

Omdat het grondwatersysteem in Brabant nog steeds onder druk staat heeft provincie Noord-Brabant in 2018 nieuw grondwateronttrekkingsbeleid vastgesteld. De uitvoeringsregels zijn gericht op waterbesparing, terugdringen laagwaardig gebruik (b.v. koelwater) en minder consumeren. Recent zijn er in de provincie Noord-Brabant nieuwe ontwikkelingen in het grondwaterdossier, op weg naar een Droogteagenda voor Brabant 2040. Met dit WRP willen we hieraan een bijdrage leveren en Roosendaal minder kwetsbaar maken voor droogte.

afbeelding binnen de regeling

Ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijke adaptatie Het landelijk gebied en de bebouwde omgeving maken ontwikkelingen door. Hierbij is sprake van grote regionale verschillen. Als gevolg van de woningbouwopgave is sprake van een toenemende verdichting van de bebouwing door bijvoorbeeld inbreidingen. Tegelijkertijd vraagt klimaatadaptatie om meer ruimte voor berging van overtollig hemelwater, maatregelen in het kader van gevolgbeperking van overstromingen en het beperken van schade door hitte en droogte. Ook in de ondergrond is in toenemende sprake van een ordeningsvraagstuk.

Voldoende grondwater wordt steeds belangrijker; dit staat door langere perioden van droogte onder druk. Het beperken van het gebruik van grondwater en het zoveel mogelijk infiltreren en vasthouden van water wordt steeds belangrijker. Zie ook het rapport ”Zonder water geen later” wat ingaat op wat Brabant moet doen en wat Brabanders moeten doen om in de toekomst bestand te zijn tegen langere en meer extreme perioden van droogte.

Door een veranderend klimaat lopen we steeds vaker tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan en staat een veilig en gezonde leefomgeving onder druk. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden water, bodem en energie steeds meer sturende elementen. Hiermee houden we publieke kosten voor risicomitigatie en schadelijke neveneffecten beperkt en passen we het principe ‘niet afwentelen’ toe. We willen keuzes niet afwentelen op de toekomstige generaties, andere gebieden of functies en van privaat naar publiek. We houden meer rekening met extremen en beschouwen het omgaan met wateroverlast, droogte en de bodem in samenhang. Nederland moet van een vergiet weer een spons worden. Structurerende keuzes zijn hierin voldoende water, schoon en gezond water en ruimte voor water.

Energietransitie De openbare ruimte gaat veranderen. Zo zal met de verandering naar een aardgasloze samenleving een nieuwe ondergrondse energie-infrastructuur ontstaan, waarbij ook afvalwater steeds meer leverancier wordt van energie en grondstoffen. Met het ontkoppelen van gasleidingen en de (mogelijke) aanleg van ondergrondse warmwaterleidingen gaat de straat open. Dit biedt kansen om de onder- en bovengrondse infrastructuur kostenefficiënt te vernieuwen en samen meerwaarde te creëren. De regio West-Brabant heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Om deze ambitie waar te maken is op korte termijn een versnelling van de energietransitie nodig. Met de regionale energiestrategie gaat de regio het tempo verhogen. Doel van de regionale energie- en klimaatstrategie is om op regionaal niveau stevig in te zetten op de energietransitie. Door krachten in de regio te bundelen, barrières te slechten, de totstandkoming van concrete projecten te versnellen en aan te haken op economische, ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.

Om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen en klimaatverandering te beperken, werken overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties aan de energietransitie. De energietransitie raakt ook de afvalwaterketen. De toenemende vraag naar elektriciteit en het toewerken naar alternatieve warmtebronnen kan consequenties hebben voor de inrichting van de ondergrond in wijken en straten. Daarbij gaat het over de beschikbare ruimte voor bijvoorbeeld de aanleg van een warmtenet, maar ook om afstemming en regie over het moment waarop projecten in de ondergrond worden uitgevoerd. Dit kan consequenties hebben voor de ligging en het moment van vervangen van de gemeentelijke riolering. Ook kent de afvalwaterketen mogelijkheden voor opwekking van duurzame energie uit afvalwater.

afbeelding binnen de regeling

Circulaire economie Het sluiten van kringlopen en het beperken van afvalstromen staat hoog op de maatschappelijke agenda. Dit kan ook consequenties hebben voor de riolering en de afvalwaterketen. Hergebruik van huishoudelijk- en/of bedrijfsafvalwater kan als gevolg hebben dat er minder hoogwaardig drinkwater wordt gebruikt (waterhergebruik en -besparing), bijvoorbeeld in tijden van droogte. Het sluiten van de vuilwaterkringloop en het benutten van het effluent als grondstof vraagt om vergaande zuivering (hoogwaardig effluent). Ook materiaalgebruik en waardecreatie uit afvalwater is een thema dat bij de overheid, de markt en de inwoners in de belangstelling staat. Het terugwinnen van grondstoffen bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) kan de komende jaren verder worden ontwikkeld. Dat vraagt om 'dik' afvalwater met zo min mogelijk andere waterstromen, zoals grondwater door lekke rioolbuizen en foutieve aansluitingen van hemelwater en zo min mogelijk microverontreinigingen als gevolg van bedrijfsmatige lozingen.

Participatie en bewustzijn We kunnen de gebouwde omgeving niet in één keer klimaatbestendig en waterrobuust maken. Opgaven worden daarom steeds vaker integraal opgepakt en gekoppeld aan andere ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze wijze lossen we niet alleen (potentiële) problemen op maar verhogen we tevens de leefbaarheid van de omgeving. Aangezien het merendeel van de gebouwde omgeving in handen is van particulieren/ private partijen, ligt het voor de hand om gezamenlijk op te trekken. Deze manier van werken past in de geest van de Omgevingswet.

Burgerparticipatie wordt in Roosendaal over de volle breedte van het gemeentelijke werkveld toegepast. Dit varieert van ruimtelijke ordening, openbare werken en verkeer tot sociaal beleid, kunst en cultuur en duurzaamheid. De aard van de participatietrajecten varieert sterk. Van intergemeentelijk niveau, stads- of gemeenteniveau, stadsdeelniveau, wijkniveau tot buurtniveau of een combinatie hiervan.

Vitaliteit Bij langdurige uitval van de water infrastructuur, bijvoorbeeld door een langdurige stroomstoring of een massale hack, kan maatschappelijke ontwrichting optreden. In dat geval is sprake van een aanzienlijk verstorend effect, veel slachtoffers, grote (economische) schade en aantasting van vitale belangen. Bovendien kan adequaat herstel van deze infrastructuur zeer lang gaan duren en zijn er geen reële alternatieven voorhanden, terwijl grote groepen personen hier afhankelijk van zijn. Wanneer een verstoring of uitval van een proces maatschappelijke ontwrichting kan veroorzaken is dit proces vitaal. De waterketen heeft volgens het Deltaprogramma een vitale en kwetsbare functie en dient als zodanig benaderd te worden. Het Rijk is verantwoordelijk voor de bescherming van vitale en kwetsbare functies die van belang zijn op nationaal niveau. Maar het Rijk kan deze taak niet alleen uitvoeren. Zij moet daarvoor samenwerken met beheerders, gemeenten, waterschappen, provincies en veiligheidsregio’s. Gemeenten dienen hier rekening mee te houden bij het opstellen van calamiteitenplannen.

Veiligheid Bij het inrichten van riolering, transportsysteem en zuivering is het momenteel nog geen gemeengoed om rekening te houden met de risico’s en gevolgen van overstromingen. De kwetsbaarheid van de afvalwaterketen bij overstromingen is in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) in beeld gebracht. Waterschap Brabantse Delta heeft in het kader van waterveiligheid stresstesten van het regionale watersysteem uitgevoerd. Gemeente Roosendaal werkt aan het in beeld brengen van kwetsbare locaties voor wateroverlast (overstroming en hevige buien), droogte en hitte. We nemen de resultaten van deze stresstesten mee bij het opstellen van de klimaatadaptatiestrategie en bijbehorende uitvoeringsagenda.

Datagedreven werken Datagedreven werken wordt steeds belangrijker, ook in het stedelijk waterbeheer. Door nieuwe en verbeterde meettechnieken, zoals sensortechnieken, mobiele toepassingen, radar- en satellietbeelden komen er steeds meer en betere digitale gegevens beschikbaar. Standaardiseren speelt hierbij een grote rol, zodat gegevens onbelemmerd kunnen worden uitgewisseld. Daarnaast zullen ook Artificial Intelligence (AI) en Machine learning hun intrede gaan doen in het stedelijk waterbeheer.

Nieuwe zuiveringstechnieken Door nieuwe zuiveringstechnieken verandert het denken over het omgaan met afvalwater snel. Met nieuwe technieken kan ook op kleine schaal afvalwater worden gezuiverd, kan worden ingespeeld op de effecten van klimaatveranderingen (bijvoorbeeld effluent inzetten tegen droogte) en kan energie worden teruggewonnen. Er spelen veel transities tegelijkertijd, waaronder de warmtetransitie en klimaatadaptatie. Dat heeft consequenties voor het ruimtegebruik. Tegelijkertijd kennen veel investeringen in de riolering een lange technische levensduur. Een keuze in 2022 voor bijvoorbeeld rioolvervanging heeft daarmee grote consequenties voor de verre toekomst (periode na 2050). De uitdaging is om flexibiliteit te creëren in de afvalwaterketen (technisch én financieel), om in te kunnen spelen op nieuwe omstandigheden en inzichten.

Samenstelling afvalwater In toenemende mate worden er stoffen in het afvalwater aangetroffen die niet (kunnen) worden verwijderd in de huidige rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het gaat hierbij om stoffen als medicijnresten, zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen en een veelheid aan microverontreinigingen afkomstig uit consumentenproducten en bedrijfsprocessen. Deze nieuwe stoffen kunnen nadelige effecten hebben op de chemische en ecologische waterkwaliteit. Dat vraagt om specifiek onderzoek. De uitdaging is om te voorkomen dat deze nieuwe stoffen in de riolering, de ondergrond en het watersysteem terechtkomen. Dat vraagt om specifieke aandacht van het domein vergunningverlening-toezicht-handhaving (VTH).

3 VISIE EN AMBITIE

Gemeente Roosendaal heeft de ambitie om aanzienlijk te groeien. Niet alleen met bebouwing, maar ook met natuur. Zo bestaat de ambitie om 650 ha natuur toe te voegen met de focus op beekdalen (ca. 40 km binnen Roosendaal). Dat stelt eisen aan bestaande en nieuwe duurzaam ingerichte infrastructuur. In dit hoofdstuk kijken we vooruit, beschrijven we wat we willen bereiken en laten we zien hoe we daar vanuit een goede basis en met gepaste ambities en (gezamenlijke) strategieën naartoe werken. Een goede basis verkrijgen we met het continueren van de uitvoering van planmatige taken en een nog op te stellen structuurplan stedelijk water voor 2025-2040.

Samen met onze waterpartners hebben we de Waterketenvisie geactualiseerd voor een toekomstbestendige waterkring. Deze visie moet in principe aansluiten bij de doelstellingen van de omgevingsvisie. De waterketenvisie kan echter ook leiden tot aanpassingen of aanvullingen van de Omgevingsvisie bij een toekomstige actualisatie.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.1 VISIE OP DE WATERKETEN

Samenwerkingsverband Water- en Klimaatkring West streeft naar het ontwikkelen van een toekomstbestendig water- en klimaatsysteem. Binnen deze kring werkt gemeente Roosendaal met partners samen aan gezamenlijk beleid, kennisdeling, innovaties, capaciteit en het verbinden van partijen. Het doel is om de totale waterketen optimaal in te richten en een veerkrachtig zoetwatersysteem te ontwikkelen. Hierbij staat de leefbaarheid van de omgeving centraal, waarbij waterbesparing, het waardevoller maken van water en het bevorderen van een gezonde bodem belangrijke speerpunten zijn. De voorgaande illustratie (Figuur 5) geeft de geactualiseerde Waterketenvisie weer. In Bijlage E is de gezamenlijke visie uitgeschreven.

3.2 LEIDENDE PRINCIPES

Bij de invulling van onze wettelijke watertaken en het nastreven van onze ambities laten we ons leiden door onderstaande leidende principes:

Meerwaarde creëren Waar mogelijk creëren we vanuit de invulling van de zorgplichten meerwaarde voor de omgeving:

  • We dragen (binnen de reikwijdte van de wettelijke zorgplichten) bij aan ontwikkelingen die meerwaarde hebben voor onze leefomgeving. Daarbij stellen we ons omgevingsgericht op en kijken nadrukkelijk ook naar mogelijke bijdragen aan of effecten op o.a. gezondheid en omgevingskwaliteit.

  • Voor een goede kwaliteit van ons water blijven we handelen in lijn met de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Grondwaterrichtlijn (GWR). Daarbij hebben we oog voor de ecologie, de morfologie (beperken piekafvoeren), de stoffen in het water én het vermijden van (nieuwe) gezondheidsrisico’s.

  • We kijken zowel binnen als buiten de gemeentegrens of en hoe we, ontwikkelingen die gaande zijn, slim kunnen combineren. We wentelen waterproblemen niet af, tenzij dit op regionaal niveau doelmatiger is.

  • In ons eigen handelen kijken we bewust naar hoe klimaatproof en energie-efficiënt wij dit doen en leggen hierbij de nadruk op het bevorderen van duurzame initiatieven.

  • In ons handelen houden we rekening met de Kamerbrief Water en Bodem sturend en de Landelijke Maatlat klimaatadaptatie.

Doelmatig waterbeheer In lijn met het bestuursakkoord Water blijven we streven naar een zo doelmatig mogelijke werking van de waterketen:

  • Bij onze werkzaamheden kijken we of het meerwaarde heeft om gezamenlijk op te trekken binnen de waterkring. We verdelen de watertaken op zodanige wijze dat we optimaal gebruik kunnen maken van elkaars kennis en ervaring.

  • Het ingezette pad van uniformering op het vlak van o.a. maaien en baggeren, meten en monitoren, centraal databeheer, assetmanagement, kostentoerekening en incidentenbeheersing zetten we door. We streven als waterpartners naar synergie door gezamenlijk infrastructurele werkzaamheden te plannen en verhogen daarmee tevens de kwaliteit.

  • Door gezamenlijk te meten en de data te analyseren ontstaat inzicht in kwetsbare onderdelen/locaties en onbenutte capaciteit. Door de verkeerstoren optimaal in te richten houden we een vinger aan de pols en kunnen we tijdig anticiperen op situaties.

  • Voldoende gebiedskennis en systeemkennis zijn van belang om de juiste investeringsbeslissingen te kunnen nemen. Met het verminderen van de afhankelijkheid van derden ontwikkelen we eigen kennis en blijven we goed in staat om projecten in regie uit te voeren. Zeker op het gebied van asset management en klimaatadaptatie kunnen we nog veel kennis uitwisselen tussen de waterketenpartners onderling en daarbuiten.

  • Conform de “Aanvullende afspraken Bestuursakkoord Water” ontwikkelen we de komende planperiode een (gezamenlijke) visie en aanpak door, om de kansen van de informatiesamenleving beter te benutten en de risico’s van digitale dreigingen te beperken.

Participatie In lijn met het gedachtengoed van de Omgevingswet willen we de maatschappelijke betrokkenheid verhogen:

  • We vinden participatie van omwonenden en betrokkenen bij projecten in de buitenruimte een vanzelfsprekende zaak. Waar mogelijk willen we dat omwonenden ook feitelijk meedoen aan en kunnen profiteren van projecten.

  • Inwoners en ondernemers willen we via gerichte communicatie betrekken bij het uitvoeren van onze watertaken en het nastreven van ambities. We richten onze communicatie in op een traject van waterbewust worden, waterbewust zijn en waterbewust handelen.

  • In wateroverlastgevoelige gebieden raadplegen we perceeleigenaren en daar waar de urgentie hoog is zoeken we in de vorm van een risico- of klimaatdialoog naar een gedragen balans tussen korte en lange termijn oplossingen versus het accepteren van eventueel optredende waterschade.

3.3 BASISOPGAVE EN SPEERPUNTEN

Als gemeente hebben we een wettelijke zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Ook hebben we een rol in de zorg voor oppervlaktewater en drinkwater. Met dit WRP blijven we de komende planperiode planmatig en doelmatig invulling geven aan deze gemeentelijke kerntaken (de basisopgave). Daarmee dragen we bij aan de volgende omgevingsgerichte lange termijn doelstellingen:

  • Bescherming van de volksgezondheid;

  • Droge voeten (bebouwd gebied);

  • Schoon water en een schone bodem.

In het verlengde van deze basisopgave hebben we vanuit aanpalende beleidskaders (zie paragraaf 1.2) de ambitie om, binnen de reikwijdte van de zorgplichten, bij te dragen aan gemeenschappelijke doelen zoals klimaatadaptatie, duurzaamheid en een gezonde leefomgeving. Om bovenstaande visie te verwezenlijken willen we niet alleen als partners in de (openbare) ruimte en in de waterketen samenwerken, maar ook met bewoners en bedrijven. Bewustwording van de uitdagingen waar we voor staan, is hiervoor een belangrijke eerste stap. Door samen te werken zetten we stappen en maken we impact.

Om invulling te geven aan onze visie en bijbehorende ambities/gemeenschappelijke doelen werken we de komende planperiode (verder) aan drie speerpunten:

Speerpunt 1: Werken aan klimaatbestendigheid

Het klimaat is aan het veranderen. Dat leidt o.a. tot zwaardere buien, een toename van warme dagen en langdurig droge perioden en een verandering van de biodiversiteit. Dit stelt nieuwe eisen aan het watersysteem, de waterketen en de omgeving willen we droge voeten en een leefbare omgeving behouden.

Klimaatadaptatie is het proces waardoor we, als samenleving, de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor we profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie ligt hierbij de focus op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, hittestress en droogte. Ook is er een toenemende aandacht voor behoud van biodiversiteit.

Rijk en decentrale overheden hebben met betrekking tot klimaatadaptatie afgesproken zich tijdig aan te passen aan de (versnelde) klimaatverandering om schade te beperken en kansen te pakken. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is de ambitie opgenomen dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Als gemeente Roosendaal hebben we deze ambitie overgenomen en zelfs gesteld dat Roosendaal in 2050 klimaatbestendig is en in 2030 halverwege deze ambitie.

  • Ambitie:

  • Onze ambitie is om binnen de reikwijdte van de zorgplichten bij te dragen aan andere klimaatthema’s dan wateroverlast zoals droogte, hittestress en biodiversiteit door bij ingrepen kansen te benutten en belanghebbenden bij elkaar te brengen. Andere kansen zijn de vervangingsbehoefte van infrastructuur bij nutsbedrijven en de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie.

afbeelding binnen de regeling

Speerpunt 2: Werken aan een goede waterbalans tussenbebouwd en landelijk gebied

Wijzigingen in grondwateronttrekkingen en/of het optreden van langdurig droge of natte perioden als gevolg van klimaatverandering kunnen het verloop van de grondwaterstand beïnvloeden. Deze effecten kunnen we opvangen door de natuurlijke veerkracht van het watersysteem te versterken en te benutten.

Open water is functioneel, maar draagt tegelijk ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. De behoefte aan gezond, schoon en voldoende water zal er altijd zijn en blijven. Vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Europese Grondwaterrichtlijn (GWR) wordt gewerkt aan gezond en schoon water. Het waterschap en de gemeenten hebben een resultaatverplichting voor het realiseren van de maatregelen die bijdragen aan de KRW- en GWR-doelen. Vanuit het Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ) wordt gewerkt aan het keren van een dreigend watertekort op de hoge zandgronden in Zuid-Nederland. Er is echter een sterke afhankelijkheid van gebiedspartners om dit te kunnen bereiken. Alleen als ieder zijn deel doet en we gezamenlijke doelen in het oog houden leidt het totaal aan verbetermaatregelen tot een goede waterbalans en mogelijk zelfs een plus op de omgevingskwaliteit.

  • Ambitie:

  • We streven naar een natuurlijke fluctuatie zonder dat hierdoor overlast wordt ervaren als gevolg van structureel te hoge of te lage grondwaterstanden. Met het oog op een duurzame drinkwatervoorziening beschermen we onze zoetwatervoorraad. We sturen op afkoppeling van verhard oppervlak en infiltratie van hemelwater op de hoge(re) en droge(re) zandgronden. Bij een herinrichting streven we (volgens de visie Roosendaal Natuurstad) ernaar om minimaal 15 procent meer groen te realiseren dan in de oude situatie. Dit extra groen biedt kansen voor hemelwaterinfiltratie ten gunste van een goede waterbalans.

Speerpunt 3: Waardevol water

Als gemeenten zamelen we afvalwater in en het waterschap transporteert en zuivert dit afvalwater en verwerkt het tot reststoffen. Duurzaamheid, innovatie, klimaatbestendigheid, samenwerking en kostenbeheersing gaan hand in hand bij de verwerking van afvalwater. Om voorbereid te zijn op de toekomst en ook op de lange termijn kostenefficiënt te werken zullen we moeten vernieuwen, zeker als we aanzienlijk willen groeien. Door water en bodem sturend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen en nieuwe infrastructuur op duurzame wijze in te richten, kunnen we bijdragen aan het terugwinnen van energie en grondstoffen bij de rwzi Bath, schoon water opnieuw gebruiken en voorkomen dat het bestaande afvalwatersysteem overbelast raakt (afvalwaternetcongestie).

  • Ambitie:

  • We volgen de ontwikkelingen op het vlak van terugwinnen en hergebruiken van water, energie en grondstoffen en koppelen belanghebbenden aan elkaar als zich kansen voordoen. Zo hebben we bijvoorbeeld bij de realisatie van het Bravisziekenhuis en het vrijkomend terrein aandacht voor klimaat, duurzaam en circulair bouwen.

4 STRATEGIE EN VERANKERING

In hoofdstuk 4 laten we zien hoe we invulling geven aan de zorgplichten en aan onze speerpunten. Deze strategie betreft de gezamenlijke koers en eventueel gemotiveerde afwijking daarvan voor onze gemeente Roosendaal.

Ook omschrijven we, waar relevant, hoe we ons beleid juridisch (willen gaan) verankeren.

In Bijlage D is dit beleidskader in meer detail overzichtelijk weergegeven in een Referentieschema Stedelijk Waterbeheer. Daarnaast schetst Bijlage B de context van taken en verantwoordelijkheden die bij de gemeente of juist bij andere partners of de particulier liggen.

afbeelding binnen de regeling

4.1 AFVALWATER

De inzameling en transport van (afval-)water is van belang voor een gezonde, veilige en comfortabele leefomgeving. Alle percelen en woonschepen op het gemeentelijk grondgebied waar afvalwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een aansluiting op de riolering, uitgezonderd bij specifieke situaties waar lokale behandeling doelmatiger is. Afvalwater zamelen we zoveel mogelijk afzonderlijk van regen- en grondwater in en voeren het af naar een zuivering. Regen- en grondwater voeren we bij voorkeur niet af naar de RWZI.

IBA’s Bij de inzameling en het transport van afvalwater wordt er naast riolering ook gebruik gemaakt van drukriolering en individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater (IBA’s). De perceeleigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze IBA’s. De komende planperiode zetten we (nog) sterker in op het afkoppelen van foutaansluitingen op drukriolering (afvoer van hemelwater afkomstig van verhardingen).

Risicogestuurd en datagedreven beheer In het verleden reinigden en inspecteerden we het rioleringssysteem volgens een vaste cyclus. Dit leidde tot losstaande verbeteringen, maar niet tot het op een doelmatige wijze behalen van onze doelstellingen. Om deze reden zijn we onze bedrijfsvoering anders gaan inrichten en hebben we als één van de koplopers in Nederland gepionierd met risicogestuurd en datagedreven beheer. Dit betekent ingrijpen waar het moet en oprekken waar het kan met een optimaal gebruik van de beschikbare data. We hebben binnen het werkveld riolering stappen gezet in digitale contractbeheersing, het standaardiseren van datasets en ervoor gezorgd dat data maar op één plek is opgeslagen (één digitale waarheid). Door aan alle rioleringsobjecten een risicocijfer te koppelen kunnen we effectiever te werk gaan. Risicogebieden inspecteren we bijvoorbeeld met een hogere frequentie, o.a. naar aanleiding van meldingen. We reinigen kolken, lijngoten en tunnels 2 keer per jaar.

We hebben met risicogestuurd- en datagedreven beheer ervaring opgedaan voor het beheer van de vrijverval riolering en inmiddels passen we het ook toe op mechanische riolering. Op de langere termijn voorzien we een verdere uitrol richting areaal van het gehele stedelijk watersysteem (ook grond- en oppervlaktewater), waarbij een beheerkalender richting geeft aan de uitvoering.

afbeelding binnen de regeling

4.2 HEMELWATER

Hemelwater voeren we in principe niet af naar de RWZI. Hemelwater dat valt in openbaar gebied verwerken we lokaal en anders regionaal, bij voorkeur door infiltratie of tijdelijke berging. Periodiek terugkerende plaatselijke wateroverlast gaan we zoveel mogelijk tegen in openbaar gebied. Afkoppelen moet een meerwaarde opleveren voor het totale (stedelijke) watersysteem.

Een groeiende stad Roosendaal groeit. Deze ruimtelijke ontwikkelingen hebben impact op het rioleringssysteem. Omdat er nieuwe huizen en bewoners worden toegevoegd aan het gebied, is er een verhoogde vraag naar (drink)water en afvalwaterafvoer. Ook moet er rekening worden gehouden met de hemelwaterafvoer: er stroomt meer regenwater naar de riolering, wat de kans op overstroming en afvoerproblemen vergroot. We stellen daarom nieuw beleid op met betrekking tot de relatie tussen stedelijk water en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee spelen we in op mogelijkheden voor een nieuwe infrastructuur voor hemel- en afvalwater, hoofdafvoeren en blauwe aders. Water en bodem zijn hier sturende principes (zie bijlage E).

Ingezette koers De komende periode zetten we de koers voort om anders om te gaan met hemelwater. We blijven actief bezig met het klimaatbestendig inrichten van de openbare ruimte en daarmee in te spelen op klimaatverandering. Zowel bij grootschalige nieuwbouwprojecten als kleine ingrepen in de bestaande omgeving. We vinden dat de omgang met en verwerking van hemelwater een gedeelde verantwoordelijkheid is, waarvoor we samen met de burgers en de bedrijven aan de lat staan. We geven hier een praktische invulling aan met een retentieverplichting bij nieuwbouwontwikkelingen, het nastreven van een voorkeursvolgorde voor de omgang met water, het creëren van voldoende open water, het stimuleren van initiatieven vanuit de maatschappij en door het beleid te verankeren in plan(ontwikkelingen).

Verwerking van hemelwater Voor de omgang met hemelwater is het vertrekpunt dat we willen voorkomen dat hemelwater wordt afgevoerd uit het gebied. We hanteren de volgende voorkeursvolgorde:

  • 1.

    Hergebruik

  • Hergebruik van regenwater, om zuiniger om te gaan met water en minder drinkwater te verspillen

  • 2.

    Bergen en infiltreren op eigen terrein

  • Niet afwentelen van privaat naar publiek (ivm kostenveroorzakersbeginsel)

  • 3.

    Tijdelijke opslag in openbaar gebied met uitloop naar groen

  • Bij voorkeur bovengrondse opslag. Uitloop naar groen om schadelijke neveneffecten zoveel als mogelijk te beperken

  • 4.

    Afvoeren op bovengrondse hemelwatervoorziening

  • Af te voeren water slim verdelen door waar het kan te lozen op bovengrondse hemelwatervoorziening (watergang, weg met afwateringsfunctie, etc.)

  • 5.

    Afvoeren op een ondergrondse hemelwatervoorziening

  • 6.

    Afvoeren op een gemengd rioolstelsel richting RWZI

Inspelen op droogte In de voorkeursvolgorde staan de manieren van hemelwater-verwerking die bijdragen aan droogtebestrijding voorop. Met het hanteren van deze voorkeursvolgorde sluiten we aan bij een aantal structurerende keuzes die water en bodem sturend maken (zie tekstkader paragraaf 2.3). Hiermee sturen we op principes zoals het niet onnodig verharden van de bodem en het niet afwentelen van hemelwater van private naar publieke ruimte. Het toetsingskader Roosendaal Natuurstad gebruiken we hierbij als leidraad.

De water en bodem sturende principes zijn ook van toepassing op de gebiedsgerichte aanpak van het hemel- en grondwaterbeheer in Roosendaal. Gebiedseigen water wordt in natte perioden dus zoveel mogelijk op locatie vastgehouden, om optimaal peilbeheer te kunnen realiseren en minder last te hebben van tijden van droogte. Dit is in het buitengebied van belang, ten behoeve van de natuur en de agrarische sector, maar ook binnen de bebouwde omgeving in verband met o.a. een goede vochthuishouding voor stedelijk groen.

Het benutten van hemelwaterbergingsvoorzieningen als zoetwatervoorraad is in het kader van droogte een interessante optie die echter op gespannen voet staat met de wens om berging weer tijdig beschikbaar te hebben. We gaan gezamenlijk met de waterpartners een onderzoek uitvoeren naar de (on)mogelijkheden van een dergelijke dubbelfunctie. Het gebruikmaken van meet- en regeltechniek, neerslagvoorspelling en/of een slimme inrichting biedt mogelijk perspectief. Daar hoort dan ook een transparant afwegingskader bij. Tabel 2 geeft weer welke kenmerken en welk beeld waterhinder en hemelwateroverlast definiëren en wat onze strategie hierbij is. Op het moment van schrijven evalueren we de beschermingsniveaus rondom wateroverlast en hinder op basis van de benodigde bereikbaarheid van een locatie en op basis van de gevolgen voor de volksgezondheid. De definities als omschreven in Tabel 2 kunnen op basis van deze evaluatie nog wijzigen.

Waterschade In geval van waterschade treffen we, indien mogelijk en doelmatig, als gemeente (tijdelijke) bovengrondse kostenefficiënte maatregelen om het risico op schade te beperken. Ter voorkoming van structurele overlast onderzoeken we mogelijke oorzaken en oplossingsrichtingen en brengen deze, mits doelmatig, ten uitvoer.

Vooralsnog blijven we de bestaande riolering toetsen aan de hand van neerslag extremen en de risico’s die daarmee gepaard gaan met betrekking tot schade aan woningen en gebouwen. Bij het ontwerp betrekken we zo veel mogelijk de openbare ruimte. Hiertoe voeren we stresstesten riolering uit of actualiseren deze indien nodig. We maken een inschatting van eventueel te verwachten schade als gevolg van extreme neerslag en de benodigde investeringen om dergelijke schade te voorkomen.

De komende planperiode voeren we een aantal verbetermaatregelen aan de riolering uit om het hydraulisch functioneren te verbeteren. Dit zijn maatregelen waarvan we op basis van de huidige inzichten geen spijt krijgen en gebaseerd op herberekeningen.

Extreme buien verwerken we bij voorkeur bovengronds in plaats van ondergronds. In het streven naar een klimaatbestendige en leefbare omgeving zal het aantal bovengrondse voorzieningen voor de (tijdelijke) opslag van regenwater dan ook toenemen.

Uitgangspunten verwerkingscapaciteit De gemeente onderhoudt en verbetert het stedelijk watersysteem en toetst de gevoeligheid van het rioolstelsel op overlast met behulp van modelberekeningen. Daarbij hanteren we voor nieuwe gebieden een ander uitgangspunt dan in bestaand gebied:

  • Bestaand gebied: geen water-op-straat bij een belasting met bui 08 van de Kennisbank Stedelijk water (herhalingstijd van eens in de twee jaar)

  • Nieuwe gebieden: geen water-op-straat bij een belasting met bui 10 van de Kennisbank Stedelijk water (herhalingstijd van eens in de tien jaar)

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Toetsing van verwerkingscapaciteit bestaande rioleringssystemen De ondergrondse afvoercapaciteit van bestaande rioleringssystemen toetsen we aan een bui met een frequentie van voorkomen van eenmaal per 2 jaar (bui 8 uit de landelijke Kennisbank Riolering). In deze situatie dient de waakhoogte ten opzichte van maaiveld minimaal 25 cm te bedragen. Eventuele verbetermaatregelen toetsen we aan een bui met een frequentie van voorkomen van eenmaal per 5 jaar en eenmaal per 10 jaar (buien 9 en 10 uit de Kennisbank Riolering) waarbij water op straat acceptabel is.

De keuze voor een zwaardere toetsingsbui is een afweging tussen de meerkosten van diameterverruiming en de potentie van de bovengrond om extra regenwater te kunnen verwerken (maatwerk). Voor de bovengrondse verwerkingscapaciteit voeren we stresstesten riolering uit met de in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) voorgeschreven toetsingsbuien. De afweging tussen het accepteren van schade versus het investeren in verbetermaatregelen maken we in een risicodialoog met belanghebbenden in het betreffende gebied.

Toetsing van verwerkingscapaciteit nieuwe rioleringssystemen Nieuwe rioleringssystemen ontwerpen we op een bui met een frequentie van voorkomen van eenmaal per 10 jaar (bui 10 uit de landelijke Kennisbank Riolering). In deze situatie dient in minimaal 95% van de rioolputten de waterstand in de rioolputten 25 cm onder straatpeil te bedragen. Voor het overige percentage is water tot aan de perceelsgrens acceptabel (water op straat) zolang dit geen risico oplevert voor het optreden van ernstige hinder of waterschade. Voor nieuwe ontwikkelingen gaan we in plaats van een projectgebonden advies uit van een vloerpeil van tenminste 20 cm en indien technisch haalbaar 30 cm. Hierdoor creëren we een hogere bescherming tegen wateroverlast in de openbare ruimte.

Composietbuien De komende planperiode gaan we als Water- en Klimaatkring West onderzoeken of het gebruik van composietbuien een betere en kosteneffectieve benadering is voor het toetsen van de verwerkingscapaciteit. Een composietbui is een fictieve bui met een aan- en afloop en een piek in het midden. Deze bui is representatief voor een korte hevige bui. De intensiteit van de composietbui is hoger dan de intensiteit van de ontwerpbui en past beter bij de toenemende hevigheid van buien. We volgen hierbij ook de landelijke ontwikkelingen.

Waterbergingseisen Zowel bij nieuwbouw als bij ontwikkelingen in bestaand bebouwd gebied verlangen we van de perceeleigenaar dat deze zijn/haar verantwoordelijkheid neemt om wateroverlast te voorkomen op eigen terrein (niet afwentelen). Hierbij hanteren we de bergingseisen in Tabel 3.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting bij en aanvullingen op de tabel:

  • Een eis van 60 mm betekent ten minste 60 liter berging per m2 oppervlak;

  • De bergingsvoorziening dient na 24 uur weer leeg te zijn;

  • Het oppervlak waarover deze bergingseis berekend dient te worden, betreft het perceeloppervlak in de nieuwe situatie;

  • De bergingseisen zijn van toepassing op het werkgebied als geheel (particulier en openbaar terrein). De voorkeur gaat in de basis uit naar een voorziening op ieder particulier perceel binnen een ontwikkeling.

afbeelding binnen de regeling

4.3 GRONDWATER

Wijzigingen in grondwateronttrekkingen en/of het optreden van langdurig droge of natte perioden als gevolg van klimaatverandering kunnen het verloop van de grondwaterstand beïnvloeden. Het is daarom goed om een vinger aan de pols te blijven houden via ons gezamenlijke te actualiseren grondwatermeetnet. We streven naar een natuurlijke fluctuatie zonder dat hierdoor overlast wordt ervaren als gevolg van structureel te hoge of te lage grondwaterstanden. We hanteren ontwateringsdiepten zoals weergegeven in Tabel 4.

afbeelding binnen de regeling

Hydrologisch neutrale inrichting Alle woningen voldoen aan de bouwkundige eisen om vocht- en gezondheidsproblemen binnenshuis te voorkomen. Het grondwaterbeleid is gericht op het zo min mogelijk verplaatsen van grondwater, ofwel een zogenaamde hydrologisch neutrale inrichting. Indien grondwater toch wordt verplaatst voeren we dit bij voorkeur niet af naar de RWZI, maar naar oppervlaktewater of in de bodem.

Klachten en meldingen Als gemeente beschikken we via een grondwatermeetnet over inzicht in de grondwaterhuishouding om klachten en meldingen met betrekking tot grondwateroverlast te kunnen beoordelen.

Structurele grondwaterproblemen op nieuwbouwlocaties voorkomen we door de wijze van bouwen en bouwrijp maken.

Verdelingsafspraken In deze planperiode werken we verdelingsafspraken uit met betrekking tot grondwater. We stappen hierbij af van het vrije aftapsysteem. Bij deze afspraken worden agrariërs en particulieren betrokken.

Bodemenergiesystemen Met de toenemende behoefte aan duurzame energiebronnen neemt het aantal warmte-koude opslagsystemen (WKO) in de bodem toe. Dit brengt een risico voor de bescherming van het grondwater met zich mee, als niet volgens de voorschriften wordt gewerkt, meldingen niet worden gedaan en hier ook geen controle op is. Hierdoor bestaat de kans dat afsluitende lagen niet goed worden afgedicht en schoon grondwater uittreedt of ondiep, mogelijk vervuild, grondwater intreedt in de watervoerende laag. Over open (vaak grote) WKO-systemen heeft de provincie bevoegdheid. Bij de gesloten (vaak kleine) WKO-systemen heeft de gemeente de mogelijkheid om de toepassing ervan op bepaalde locaties of dieptes uit te sluiten. Bijvoorbeeld omdat op een locatie een open systeem de voorkeur heeft of omdat er reeds te veel systemen zich dicht op elkaar bevinden.

Omdat de invloed van WKO-systemen op de waterhuishouding (grondwater en riolering) nog relatief onbekend is, stellen we de komende planperiode met de waterpartners een strategie op ten aanzien van WKO-systemen, bijvoorbeeld voor het selecteren van interferentiegebieden. In samenwerking met de provincie is een onderzoek gestart naar gebieden die in de toekomst geschikt zijn voor de aanleg van WKO’s. Dit onderzoek wordt meegenomen in de strategische voorkeur ten aanzien van WKO-locaties.

Lozingen van WKO-systemen Direct na aanleg of bij periodiek brononderhoud wordt grondwater opgepompt om verstopping van het WKO-systeem te voorkomen. Dit grondwater moet zoveel mogelijk lokaal geïnfiltreerd worden en mag in de basis niet geloosd worden op het gemeentelijk rioolstelsel. We geven daarom geen lozingsvergunningen uit voor grondwater afkomstig van WKO’s.

afbeelding binnen de regeling

4.4 OVERIGE ZORGPLICHTEN IN DE WATERKETEN

Drinkwater De waterbedrijven Brabant Water en Evides zorgen ervoor dat er schoon water uit de kraan komt. Met het oog op een duurzame drinkwatervoorziening beschermen we onze bestaande zoetwaterbellen en zorgen we voor back-up in geval van nood. Aangezien een groot deel van het hemelwater nog wordt afgevoerd (meer dan 80%) is de grondwaterstand en hiermee de waterwinning gebaat bij afkoppeling van verhard oppervlak en infiltratie van hemelwater in de bodem.

Drinkwaterwinningen Binnen de gemeente Roosendaal liggen grondwaterbeschermingsgebieden rond de twee drinkwaterwinningen van Brabant Water (ten noordenwesten van Wouw en ten zuidoosten van Roosendaal). Ook wordt er een nieuwe drinkwaterwinning ontwikkeld op locatie Kruisland. Voor de Roosendaalse drinkwaterwinning is, net als voor alle andere winningen in Nederland, een gebiedsdossier opgesteld. In dit gebiedsdossier zijn de opgaven opgenomen die nodig zijn om de drinkwaterwinning veilig te stellen. Deze restopgaven en de benodigde maatregelen worden in uitvoeringsprogramma’s vastgelegd. De kosten die hiermee zijn gemoeid vallen niet onder dit WRP.

Oppervlaktewater Om eind 2027 aan de doelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) te voldoen, heeft het waterschap Brabantse Delta de toekomstige knelpunten in het watersysteem die een belemmering zijn voor de waterkwaliteit in beeld gebracht door middel van watersysteemanalyses. Welke inzet dit vervolgens vraagt van ons als gemeente, dient in overleg met de waterpartners verder te worden uitgewerkt. Voor de waterketen betreft dit voornamelijk effluentstromen en overstorten. In Roosendaal zijn de watersysteemanalyses voor de Molenbeek, Smallebeek (Cuijslandsekreken), Bleekloop-Zoom en Roosendaalse Vliet (Mark-Vliet-Dintel) afgerond. Het wordt een opgave voor Roosendaal om de doelstellingen die gesteld zijn voor de waterkwaliteit te behalen. Het waterschap verzorgt het proces om samen tot een aanpak te komen. De gemeente sluit aan en kijkt hierbij samen met het waterschap naar koppelkansen met andere gemeentelijke opgaves op het gebied van water, natuur en klimaatadaptatie. De kosten die gemoeid zijn met de KRW-opgaven, vallen niet onder dit WRP.

afbeelding binnen de regeling

4.5 BIJDRAGEN AAN KLIMAATBESTENDIGHEID

Bestaande situatie We hebben door de jarenlange investeringen in het rioleringssysteem de bescherming tegen wateroverlast goed onder controle. Door toenemende verstedelijking en klimaatverandering zullen we echter moeten blijven investeren in verbetermaatregelen om droge voeten te houden. Het voorkomen van toekomstige wateroverlast door het blijven verruimen van de ondergrondse riolering is geen optie, dat wordt veel te kostbaar. We houden daarom bij de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening met de verwerking van extreme neerslaghoeveelheden en accepteren dat er vaker water op straat zal optreden.

Om meer grip te krijgen op een meer duurzame omgang met hemelwater bij herontwikkeling zetten we breed in door te informeren, te stimuleren en af te dwingen. Voor de lage en natte gebieden is de urgentie hoger en zal de noodzaak tot een meer dwingende aanpak in het gebied zelf of bovenstrooms daarvan groter zijn. De komende planperiode gaaan we eisen stellen aan een duurzame omgang met water in combinatie met vergroening overeenkomstig de klimaatadaptatiestrategie.

Stimuleringsregeling Roosendaal Natuurstad Voor inwoners die een groen dak willen aanleggen, hun tuin willen vergroenen, bomen willen planten, een regenton willen aanschaffen, regenwater willen afkoppelen, waterpasserende verharding of een geveltuin willen aanleggen bestaat er de stimuleringsregeling Roosendaal Natuurstad. Met deze subsidieregeling willen we inwoners helpen om tuinen in te richten op het veranderend klimaat en bij te dragen aan de biodiversiteit.

Klimaatadaptatiestrategie Medio 2024 worden de klimaatadaptatieplannen opgeleverd. Hiervoor worden nieuwe stresstesten en risicodialogen uitgevoerd. Deze informatie gebruiken we om een nieuwe adaptatiestrategie en per wijk een uitvoeringsprogramma op te stellen. Vooruitlopend op vastgesteld beleid voeren we alleen geen-spijt verbetermaatregelen uit in het tempo van boven- en ondergrondse ontwikkelingen.

Klimaatneutraal Bij ruimtelijke planprocessen is een integrale aanpak van belang. Om klimaatadaptatie in de verschillende sectoren te integreren beschouwen we het waterbelang in beleidsthema’s/plannen en ontwerpen. We verankeren dit belang waar mogelijk en houden oog voor de koppeling met andere thema’s zoals droogte, hittestress en biodiversiteit. Dit doen we door waterbergingseisen op te nemen in ons programma van eisen voor ruimtelijke ontwikkelingen en hier sterk(er) op te sturen binnen het proces van de Watertoets. Ook besteden we bij nieuwe ruimtelijke plannen extra aandacht aan het bodem en water sturend principe. Hierbij is het wenselijk dat projectontwikkelaars een stresstest uit te voeren om de effecten duidelijk zichtbaar te maken.

Gezonde leefomgeving In de openbare ruimte creëren we, waar noodzakelijk, gewenst en haalbaar, ruimte voor hemelwater. Dit doen we bijvoorbeeld in de bodem, groen- en speelvoorzieningen en in het oppervlaktewater. Bij een herinrichting realiseren we, overeenkomstig de kadernota in ‘Roosendaal Natuurstad’ minimaal 15 procent meer groen dan in de oude situatie, tenzij dit economisch en/of praktisch niet haalbaar is. We houden hierbij oog voor mogelijke gezondheidsrisico’s en stemmen ons beheer hierop af. Ook houden we bij de herinrichting van de openbare ruimte rekening met vitale infrastructuur zoals toegangswegen en regelinstallaties en kwetsbare objecten zoals ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. De benodigde bovengrondse voorzieningen richten we zodanig in dat deze tevens een positieve bijdrage leveren aan het tegengaan van hittestress en positief bijdragen aan een gezonde leefomgeving. De keuzes hierin maken we gezamenlijk met andere partners in de openbare ruimte. We intensiveren via gerichte communicatie de samenwerking met andere partners (GGD’s, kennisinstellingen, onderwijs, woningcorporaties, etc.) rondom een klimaatbestendige en gezonde leefomgeving, om verschillende doelgroepen aan te spreken. Zo gaan we bijvoorbeeld aan de slag met watereducatie op Roosendaalse scholen.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen Pieken in regenwater kunnen we niet alleen in de openbare ruimte opvangen. Ook op particuliere percelen moet meer regenwater worden vastgehouden en de kans krijgen om in de bodem te zakken. Zo beperken we de gevolgen van piekbuien en ontlasten we de riolering en waterzuivering. De particulier is verantwoordelijk op eigen terrein. We grijpen nieuwe ontwikkelingen aan om ook op particulier terrein waterberging te creëren (60 mm op eigen terrein, afvoer na 24 uur). We nemen deze eisen op in het omgevingsplan.

afbeelding binnen de regeling

4.6 BIJDRAGEN AAN EEN GOEDE WATERBALANS

Kwaliteitsbescherming Voor een goede leefomgeving vormt gezond oppervlaktewater van een natuurlijke kwaliteit een vanzelfsprekende randvoorwaarde. Voor de drinkwatervoorziening is grondwater van goede kwaliteit een primaire behoefte in zuidwest Nederland. Oppervlaktewater voedt het grondwater en is hiermee indirect een buffer voor de drinkwatervoorziening. Bij het afkoppelen van verhard oppervlak binnen grondwaterbeschermingsgebieden houden we hier rekening mee.

In balans Via gebiedsgericht grondwaterbeheer spelen we in op langdurige perioden van droogte en beschermen we ons (toekomstige) drinkwater. Hiertoe sturen we op een goede balans tussen het regionale watersysteem en de gebouwde omgeving voor de opvang van extreme neerslaghoeveelheden. Dit betekent dat waterstromen afkomstig uit landelijk gebied niet leiden tot overlast in de gebouwde omgeving en vice versa. In de huidige situatie speelt bijvoorbeeld het probleem van verdroging en erosie bovenstrooms in combinatie met sedimentatie en inundatie benedenstrooms.

We beperken verdroging van hoge en droge zandgronden door waar mogelijk water in de bodem te infiltreren (hemelwater, effluentwater) en waterbergingsgebieden zodanig in te richten dat een bijdrage wordt geleverd aan gezonde en klimaatbestendige leefomgeving. Ook werken we samen met het waterschap aan klimaatrobuuste, natuurrijke beken. Met deze maatregelen minimaliseren we verdroging in het landelijk gebied en in natuurgebieden. Ook voorkomen we op deze manier wateroverlast in het stedelijk gebied. Hiermee brengen we het landelijk gebied, natuurgebied en stedelijk gebied beter met elkaar in balans.

Doelmatig beheer van retentievijvers Het aantal bovengrondse voorzieningen voor de opvang van overtollig hemelwater zal in de toekomst toenemen. We zien waterschap Brabantse Delta als logische partner om deze bovengrondse voorzieningen op te nemen in het totale beheerareaal. Dit is conform afspraken in het beleid ‘waterlopen op orde’. Het waterschap is gespecialiseerd in deze taak en op deze wijze is er één verantwoordelijke partij. Dit geeft duidelijkheid en is (kosten)efficiënt.

4.7 BIJDRAGEN AAN WAARDEVOL WATER

Locatie We investeren bij voorkeur op enkele strategisch gunstige locaties dan op meerdere minder geschikte locaties. Op die strategische locaties bevorderen we innovaties en reserveren daarvoor budget en tijd. Om zicht te krijgen op mogelijke locaties stellen we een kansenkaart op. Ook tijdelijke locaties beschouwen we als kansrijk voor een duurzame inrichting. Hier kunnen we bijvoorbeeld bij tiny houses projecten hergebruik van regenwater en eigen afvalwaterverwerking toepassen, mits hygiënisch verantwoord.

Inventarisatie In het kader van de gebiedsdossiers brengen we gezamenlijk onze kennis en kunde in bij het inventariseren van locaties en het inschatten van de risico’s en signaleren eventuele risico’s.

5 UITVOERINGSPROGRAMMA

Dit hoofdstuk weergeeft activiteiten en/of maatregelen en budgetten die we als gemeente Roosendaal al dan niet samen met onze waterpartners verrichten om invulling te geven aan de ambities en watertaken in dit WRP.

afbeelding binnen de regeling

Om onze ambities te realiseren hebben voorzien we bepaalde uitgaven. Deze uitgaven bestaan grofweg uit exploitatiekosten en investeringen. De exploitatiekosten bestaan uit alle kosten, die nodig zijn om het watersysteem te onderhouden, onderzoeken en repareren. Maar ook informatisering (databeheer e.d.) en interne salariskosten behoren tot dit onderdeel. De investeringen betreffen vooral de vervanging (en verbetering) van onderdelen van het bestaande rioleringssysteem. Daarnaast zijn er budgetten meegenomen voor de klimaatmaatregelen, die in de komende planperiode verder moeten worden onderbouwd.

5.1 EXPLOITATIEKOSTEN

De exploitatiekosten zijn onderverdeeld in de volgende beheerdomeinen:

  • Vrij verval riolering

  • Kolken en lijngoten

  • Huisaansluitingen

  • Mechanische riolering

  • Grondwater

  • Oppervlaktewater

  • Planmatig onderzoek

  • Algemene kosten

De benodigde activiteiten binnen de beheerdomeinen kunnen worden verdeeld in de volgende taakvelden:

  • Planvorming, gericht op beleidsvorming of functioneren (WRP, SSW, enz.)

  • Onderhoud (kort-cyclisch), gericht op het functioneren (reinigen, kolkzuigen, enz.)

  • Onderzoek (preventief), gericht op de fysieke toestand of het functioneren (inspecteren, rekenen, monitoren, enz.)

  • Maatregelen (correctief), gericht op de fysieke toestand (repareren of linen)

  • Facilitair, gericht op informatisering (database, abonnementen, enz.)

  • Salarissen

  • Toerekeningen vanuit andere taakvelden

    • -

      Straatvegen: 50% van de totale kosten

    • -

      Baggeren: 30% van de totale kosten

    • -

      Waterlopen: 30% van de totale kosten

    • -

      Wadi’s en waterberging: 100% van de totale kosten

    • -

      Onderhoud duikers: 100% van de totale kosten

  • De omvang van de post kwijtschelding (gebaseerd op ervaringscijfers) wordt ten laste gebracht van de exploitatie.

De exploitatiekosten vertonen een gelijkmatig patroon, omdat elk jaar min of meer dezelfde activiteiten moeten worden uitgevoerd. In onderstaande tabel zijn per domein de kosten weergegeven voor de planperiode 2024-2027.

afbeelding binnen de regeling

Onderstaand zijn een aantal voor komende planperiode belangrijke activiteiten nader toegelicht.

DoorontwikkelenDatagedrevenrisicogestuurd beheer

Al in het VGRP 2013-2019 is ingezet op het optimaliseren van het beheerproces van de vrijvervalriolering. Hier toe zijn we gekomen tot de implementatie van risicogestuurd datagedreven beheer. Afgelopen planperiode (VGRP 2020-2023) heeft de focus vooral gelegen op het opstellen, vermarkten en implementeren van de twee langjarige onderhoudscontracten (maximaal 10 jaar). Ook is er een digitaal basisfundament gebouwd voor deze aanpak. De komende planperiode zetten we in op het doorontwikkelen van datagedreven beheer. Dit doen we door samenhang tussen de losse bouwstenen van het digitale fundament te verbeteren, om het zo beter als één geheel te laten functioneren. Ook gebruiken we de ervaringen die zijn opgedaan bij het optimaliseren van het beheerproces van de vrijvervalriolering voor het verbeteren van de andere beheerprocessen binnen stedelijk waterbeheer.

Waterstructuurplan 2025-2040

De gewenste schaalsprong heeft grote invloed op het stedelijk watersysteem. Aangezien de huidige infrastructuur van het watersysteem is uitgelegd op het faciliteren van afval- en regenwaterverwerking van de 78.000 inwoners. Voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling zal nieuwe waterinfrastructuur moeten worden aangelegd om de verwerking van het afval- en regenwater te faciliteren. Welke infrastructuur nodig is hangt samen met de te kiezen locaties van de ontwikkelingen. Om de consequenties en randvoorwaarden goed in beeld te krijgen wordt het Waterstructuurplan 2025-2040 opgesteld.

Hydraulisch beheer

De aanpak van hydraulisch beheer is de afgelopen jaren flink ontwikkeld. Naast het toetsen van het bestaande rioleringssysteem worden nu ook de effecten van klimaatverandering en stedelijke ontwikkelingen in beeld gebracht. Daarnaast zijn er stappen gezet in de digitalisering van hydraulisch beheer. Om dit verder te optimaliseren is het nodig om het hydraulisch beheerproces opnieuw te definiëren. De herziene aanpak zal daarna zijn implementatie krijgen in een aan te besteden langjarig contract voor de hydraulische advisering. Dit zal worden ondersteund met de benodigde informatisering.

Communicatie

Al in eerdere planperioden is communicatie een terugkerend onderdeel in dit plan. Al zeker 6 jaar worden middels het project Waterrap en Waterridders de Roosendaalse basisscholen bezocht om bij de schoolkinderen meer bewustzijn te creëren. Steeds meer scholen willen dit programma jaarlijks in hun lesprogramma willen opnemen. Dit blijven we dan ook voortzetten. Daarnaast stellen we een bredere communicatiestrategie met bijbehorend communicatieplan en activiteiten op.

WRP onder omgevingswet

Op 1 januari van dit jaar is de omgevingswet in werking getreden. Hierbij is alle bestaande wet- en regelgeving en planvorming geborgd. Bij het opstellen van dit WRP is al rekening gehouden dat het aansluit bij de nieuwe wetgeving. In de toekomst zal het WRP verder geïntegreerd worden in de producten van de omgevingswet. In 2024 zal er een onderzoek worden opgestart om te komen tot een goede implementatie van de planvorming in dit document binnen de kaders van de omgevingswet.

5.2 INVESTERINGEN

De investeringen bestaan uit vernieuwings-, verbeterings- en uitbreidingsinvesteringen:

  • Vernieuwen: vervangen van object door een nieuw object.

  • Verbeteren: verbeteren van bestaande voorzieningen, zoals de ombouw van gemengd naar gescheiden stelsel.

  • Uitbreiding: nieuwe voorzieningen, die leiden tot uitbreiding van het aantal aansluitingen op het systeem.

De gemeente Roosendaal hanteert een zogenaamde Beheerkalender, waarin alle werken van de verschillende afdelingen worden verzameld, die in de komende 5 jaar moeten worden uitgevoerd. Hiermee bereikt men een optimale afstemming van werkzaamheden in de openbare ruimte. Vanaf het jaar 2028 zijn riolen in de vervangingsplanning opgenomen op basis van hun aanlegjaar en een levensduurverwachting van 75 jaar (cyclische vervanging).

afbeelding binnen de regeling

5.3 PERSONELE MIDDELEN

Om onze ambities te realiseren beschikken we over de volgende personele middelen:

afbeelding binnen de regeling

5.4 UITGAVEN

Het uitgavenpatroon van het WRP 2024-2027 laat nog steeds enkele investeringsgolven zien met een sterke daling aan het einde van de beschouwde periode (zie Figuur 9).

afbeelding binnen de regeling

6 MIDDELEN

De vervangingswaarde van het stedelijk watersysteem in de gemeente Roosendaal bedraagt ca. € 504 miljoen. Voor het beheer van dit systeem zijn goede mensen en financiële middelen nodig. In de aankomende planperiode geven we hieraan gemiddeld € 8,8 miljoen per jaar uit (voor de beschouwde periode is dit gemiddeld 13,8 miljoen per jaar). Geld dat burgers en bedrijven via de rioolheffing bijeenbrengen. In dit hoofdstuk gaan we in op de benodigde personele en financiële middelen om invulling te geven aan goed en doelmatig rioleringsbeheer in Roosendaal. Detailinformatie over het kostendekkingsplan is opvraagbaar via de gemeente.

afbeelding binnen de regeling

6.1 UITGANGSPUNTEN

Om tot een kostendekkend tarief te komen hebben we een financiële doorrekening van de rioolheffing over de gemiddelde levensduur van de riolering gemaakt. Hierbij hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd:

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

6.2 KOSTENDEKKINGSVARIANTEN

De volgende kostendekkingsvarianten zijn doorgerekend:

  • Ideaal Complex

  • Netto Activeren

Ideaal Complex

In vorige planperiode werd voor de kostendekking de methode Ideaal Complex toegepast. Hierbij worden alle investeringen volledig gedekt uit de vervangingsvoorziening. Het voordeel van deze methodiek is dat er, bij het ontbreken van boekwaarden, geen rentelasten ontstaan. Echter, de methode leidt bij gelijkblijvende, (op de pieken afgestemde) hoge inkomsten, tot een totaal eindsaldo van de voorzieningen van ca. € 50 miljoen (zie navolgende grafieken afkomstig uit kostendekkingsplan vorige planperiode). Dit betekent dat er over de periode 2020-2094 € 50 miljoen extra aan inkomsten wordt gegenereerd dan de totale lasten over die periode bedragen. Omdat hiertegenover binnen de beschouwde periode geen investeringen staan, is er dus sprake van ‘overdekking’ (de totale som van lasten is groter dan de totale som van baten). Strikt genomen is dit volgens de regelgeving van de BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) niet toegestaan. Bij toepassing van het Ideaal Complex is het dan ook wenselijk, zo niet noodzakelijk, dat er sprake is van een egaal investeringspatroon, zeker in het tweede deel van de beschouwde periode.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Netto Activeren

De BBV-commissie heeft in de notitie Lokale Heffingen uit 2021 bij het gebruik van een vervangingsinvestering (BBV art. 44.1.d) het principe van ‘Netto Activeren’ verplicht gesteld. Dat betekent dat de gemeente zelf kan bepalen welk deel van de investering ten laste van de voorziening komt en welk deel geactiveerd wordt. In het extreme geval laat dat ook de mogelijkheid open om (zoals ook in vorige planperiode) alle investeringen volledig ten laste van de voorziening te brengen (Ideaal Complex). Te lage investeringen in de staart van de beschouwde periode leiden echter tot ‘overdekking’, wat feitelijk niet is toegestaan. In dat geval moet de gemeente door middel van Netto Activeren ‘sturen’ naar een laag eindsaldo van de voorzieningen, waarbij boekwaarden onvermijdelijk zijn.

Het is hoofdstuk 5 weergegeven uitvoeringsprogramma leidt tot het volgende uitgavenpatroon:

afbeelding binnen de regeling

De investeringspieken liggen rond de jaren 2047 en 2068 om daarna sterk te dalen. In de grafiek is ook een (denkbeeldig) inkomstenpatroon weergegeven, dat is gebaseerd op een over de gehele periode gelijkblijvend basistarief van € 350,77. De groei in de beginperiode 2024-2033 komt voort uit een verwachte groei van het aantal heffingseenheden met 275 per jaar.

De lage investeringen in de beginperiode leiden tot een (te) sterke groei van het voorzieningensaldo, wat bij de huidige inflatie minder gewenst is (bestedingsruimte neemt af door de geldontwaarding). Om die reden is een periode van 15 jaar aangehouden (2024-2038), waarin de rioolheffing niet stijgt. Daarna stijgt de heffing gedurende 15 jaar naar het benodigde niveau om kostendekkendheid te bewerkstelligen. Voor beide dekkingsmethoden is een berekening gemaakt op basis van de onderstaande uitgangspunten en randvoorwaarden.

afbeelding binnen de regeling

Het (verplichte) principe van Netto Activeren biedt de mogelijkheid om aan de bezwaren van het Ideaal Complex tegemoet te komen. Zo wordt de ontwikkeling van de rioolheffing afgestemd op een nulstand van het eindsaldo van de voorzieningen. Bij Netto Activeren worden de gelden uit de voorziening volledig in mindering gebracht op de investeringen totdat de voorziening leeg is. Vanaf dat moment worden de investeringen geactiveerd en ontstaan er boekwaarden, die tot rentelasten leiden. Daartegenover staat het voordeel dat het saldo van de voorziening beperkt blijft en er minder ‘verdamping’ van het saldo plaatsvindt door de geldontwaarding. Overigens kunnen de boekwaarden versneld worden afgeschreven door spaarbedragen in de daaropvolgende jaren, wat leidt tot lagere rentelasten.

Vergelijking varianten

In onderstaande tabel zijn de resultaten van de doorgerekende varianten cijfermatig weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Het Ideaal Complex heeft weliswaar lagere boekwaarden en rentelasten, maar daartegenover een hogere ontwikkeling van de rioolheffing, wat resulteert in een hoog eindsaldo (overdekking) en afwaardering van de voorzieningen.

Rioolheffing

Bij Netto Activeren groeit het tarief vanaf 2039 in 15 jaar met 1,38% per jaar naar € 431, terwijl die bij Ideaal Complex in dezelfde periode naar € 487 stijgt (2,21% per jaar).

afbeelding binnen de regeling

Voorzieningen

In de grafiek is de som van de saldi voor de egalisatie- en vervangingsvoorziening weergegeven. Zolang de vervangingsvoorziening voldoende saldo bevat om de investeringen te dekken lopen beide karakteristieken samen op. De verschillen ontstaan vanaf 2039, het begin van de groeiperiode van het tarief. Het saldo van Ideaal Complex loopt na het minimum in 2050 op tot het hoge eindsaldo van € 126 miljoen. Bij Netto Activeren raakt de vervangingsvoorziening leeg, terwijl de egalisatievoorziening op het minimum van € 3,0 miljoen blijft staan.

afbeelding binnen de regeling

Boekwaarden en rentelasten

In de grafiek voor de boekwaarden is te zien dat beide varianten starten met een beperkte en afnemende boekwaarde, die voortkomt uit historische, geactiveerde voorzieningen. Bij Ideaal Complex neemt de boekwaarde uiteindelijk af tot nul. Bij Netto Activeren is de vervangingsvoorziening in 2048 leeg en worden de nieuwe investeringen geactiveerd, waaruit boekwaarden ontstaan. Aan het einde van de beschouwde periode zijn de boekwaarden voor beide varianten tot nul gereduceerd.

Het gevolg van de boekwaarden blijkt uit de grafiek met de cumulatieve rentelasten. Bij Ideaal Complex blijven die beperkt tot ca. € 1 miljoen. Bij Netto Activeren lopen die gestaag op tot ca. € 45 miljoen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Afwaardering van voorzieningen (verdamping)

Bij Netto Activeren staat de vervangingsvoorziening vanaf 2048 leeg, waardoor de cumulatieve afwaardering ten gevolge van de inflatie veel lager uitpakt. Voor Netto Activeren compenseert dit de hogere rentelasten.

afbeelding binnen de regeling

Beide methoden verschillen onderling vooral in de wijze waarop met de vervangingsvoorziening wordt omgegaan. Bij Ideaal Complex leidt de voorwaarde dat de voorziening altijd positief moet zijn tot een hoge verdamping, terwijl bij Netto Activeren, waar deze voorwaarde niet geldt, de boekwaarden tot hoge rentelasten leidt. Omdat de optelsom van afwaardering en rentelasten voor beide methoden vergelijkbaar zijn, vervalt op deze punten het onderscheidend vermogen tussen beide methoden. Onderscheid is er wel in de ontwikkeling van de rioolheffing. Bij Ideaal Complex ligt deze gemiddeld bijna € 40 hoger dan bij Netto Activeren, wat leidt tot een eindsaldo van de voorzieningen van ca. € 126 miljoen. Bij Netto Activeren worden dus alle inkomsten binnen de beschouwde periode besteed, zodat er sprake is van een gesloten financiering. Bij Ideaal Complex is er echter sprake van een ‘overdekking’, omdat er meer bij de belastingbetaler wordt weggehaald dan dat er wordt besteed. Dit is niet alleen onwenselijk, het is ook niet toegestaan.

Samenvattend valt het voordeel uit in de richting van Netto Activeren en wel om de volgende redenen:

  • Inkomsten zijn gelijk aan de lasten bij een eindsaldo gelijk aan nul (gesloten financiering)

  • De rioolheffing is daardoor gemiddeld ca. 10% lager

6.3 KOSTENDEKKINGSPLAN

Onderstaand zijn de resultaten van de ‘Netto Activeren’-kostendekkingsvariant uitgewerkt. Het uitvoeringsprogramma, de beschreven uitgangspunten en de ‘Netto Activeren’-variant leiden tot het volgende lastenpatroon:

afbeelding binnen de regeling

Naast de uitgaven voor exploitatie en investeringen zijn hier ook rentelasten als gevolg van ontstane boekwaarden van investeringen in meegenomen. Deze laatste component geldt ook als uitgaven, omdat de rentelasten deel uitmaken van de rente die de gemeente over haar schuld aan de bank moet betalen.

Daarnaast komen de spaarbedragen die in tegenstelling tot de investeringen een last op de begroting vormen er bij in het totale lastenpatroon. Duidelijk is te zien dat de spaarbedragen als sluitpost op de begroting dienen. Uitzondering hierop is de beginperiode: hierin worden extra spaarbedragen opgevoerd om de gelden uit de egalisatievoorziening over te hevelen naar de vervangingsvoorziening (zie nadere toelichting onderstaand bij ‘voorzieningen’.

afbeelding binnen de regeling

De grafiek toont aan dat de rioolheffing gedurende 15 jaar op het huidige basistarief van € 350,77 blijft staan. Daarna volgt een groeiperiode van 15 jaar met een jaarlijkse autonome groei van 1,38% per jaar tot een eindtarief van € 431. Jaarlijks moet de rioolheffing worden geïndexeerd met het opgetreden inflatiepercentage om de inkomsten gelijke tred te laten houden met de geldontwaarding.

De startsaldi van de voorzieningen per 1 januari 2024 zijn 14 miljoen voor de egalisatievoorziening en 3,9 miljoen voor de vervagingsvoorziening. Omdat het saldo van de vervangingsvoorziening een stuk lager is dan dat van de egalisatievoorziening, is het wenselijk om gelden van de egalisatievoorziening over te hevelen naar de vervangingsvoorziening. Bij de kostendekking is daartoe vanaf het startjaar de volgende procedure toegepast:

  • 1.

    elk jaar wordt € 1 miljoen ‘extra’ naar de vervangingsvoorziening gedoteerd

  • 2.

    hierdoor ontstaat een tekort van € 1 miljoen op de begroting

  • 3.

    dit tekort wordt vanuit de egalisatie aangevuld om de begroting weer sluitend te maken

  • 4.

    als randvoorwaarde is gekozen voor een saldo van de egalisatievoorziening, dat niet lager mag zijn dan € 3 miljoen om voldoende buffer te hebben voor een eventuele dotatie bij de opstelling van de jaarrekening

afbeelding binnen de regeling

In de grafiek is het verloop van het saldo van de egalisatievoorziening en dat van de vervangingsvoorziening (spaarvoorziening) weergegeven. Het saldo van de egalisatie neemt in de beginperiode jaarlijks met € 1 miljoen af tot het minimum saldo van € 3 miljoen. Het saldo van de vervangingsvoorziening neemt in de beginperiode met relatief lage investeringen toe tot ca. € 28,1 miljoen, maar daalt vanaf 2040 snel af totdat er in 2048 een boekwaarde ontstaat.

Bij netto activeren worden de gelden uit de voorziening vanaf het startjaar op de investeringen volledig in mindering gebracht totdat de voorziening leeg is. Vanaf dat moment worden de investeringen geactiveerd en ontstaan er boekwaarden, die tot rentelasten leiden. Daartegenover staat het voordeel dat het saldo van de voorziening beperkt blijft en er minder ‘verdamping’ van het saldo door de geldontwaarding plaatsvindt.

De grafiek toont allereerst het verloop van de boekwaarden afkomstig van investeringen van vóór 2024 (oude activa). Daarnaast de berekende boekwaarden, die voortkomen uit tekorten van de vervangingsinvestering. Deze boekwaarden lopen op naar ca. € 64,0 miljoen in 2083 om vervolgens gestaag te dalen naar een nulsaldo in 2098.

afbeelding binnen de regeling

In onderstaande grafiek is het jaarlijkse en cumulatieve verloop van de rentelasten voor beide voorzieningen samen te zien. Tot 2048 hebben deze alleen betrekking op de egalisatievoorziening en zijn bijna te verwaarlozen. Daarna nemen ze sterk toe tot een cumulatieve omvang van ca. € 45,4 miljoen, omdat vanaf dat moment de boekwaarden voor de vervangingsinvestering ontstaan.

afbeelding binnen de regeling

6.4 RISICOFACTOREN

De resultaten van de kostendekking vertegenwoordigen een momentopname. De ervaring leert dat de financiële uitgangspunten snel veranderen. De resultaten van de uitgevoerde berekeningen hebben daardoor in absolute zin slechts een kortlopende betekenis. Op de langere termijn hebben de resultaten vooral een trendmatige betekenis, die inzicht geeft in de langjarige effecten van de gekozen systematiek op de ontwikkeling van de rioolheffing.

Hieronder worden enkele aanbevelingen gedaan om de betekenis van het kostendekkingsplan qua levensduur te verlengen.

Om de rioolheffing in de pas te laten lopen met de lastenstijgingen ten gevolge van de geldontwaarding moet deze jaarlijks geïndexeerd worden. Deze indexatie heeft betrekking op alle lasten met uitzondering van de lopende kapitaallasten van historische, geactiveerde investeringen, omdat deze niet onder invloed staan van de inflatie.

Alhoewel in de komende planperiode nog moet worden onderzocht welke watergerelateerde maatregelen precies nodig zijn met betrekking tot de klimaatadaptatie, zijn bij het kostendekkingsplan al wel budgetten meegenomen ter dekking van de te verwachten investeringen tot het jaar 2050. In de komende planperioden zullen deze maatregelen door middel van gericht onderzoek nader moeten worden onderbouwd.

Een andere, actuele onzekerheid vormen de ontwikkelingen van bankrente en inflatie. Deze factoren hebben grote invloed op de benodigde inkomsten uit de rioolheffing.

Bovenstaande onzekerheden in de uitgaven, rente en inflatie maken het wenselijk, zo niet noodzakelijk, om de ontwikkelingen te volgen en de gevolgen voor de rioolheffing regelmatig te evalueren en zo nodig bij te sturen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 juni 2024,

de griffier de voorzitter,

7 BIJLAGEN

Bijlage A Wettelijk Kader

Bijlage B Taken en bevoegdheden

Bijlage C Referentieschema Stedelijk Waterbeheer

Bijlage D Waterketenvisie Water- en Klimaatkring West

Bijlage E Kamerbrief bodem en water sturend

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE A WETTELIJK KADER

In de Omgevingswet - Artikel 2.16 (gemeentelijke taken voor de fysieke leefomgeving) zijn de wettelijke watertaken van de gemeente opgenomen (cursief is een korte toelichting opgenomen).

  • 1.

    Bij het gemeentebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken:

  • a.

    op het gebied van het beheer van watersystemen en waterketenbeheer:

  • i.

    de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover de houder het afvloeiend hemelwater redelijkerwijs niet op of in de bodem of een oppervlaktewaterlichaam kan brengen, en het transport en de verwerking daarvan, (dit is de zorgplicht hemelwater)

    • ii.

      het treffen van maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de op grond van deze wet aan de fysieke leefomgeving toegedeelde functies zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet op grond van artikel 2.17, 2.18 of 2.19 tot de taak van een waterschap, een provincie of het Rijk behoort, (dit is de zorgplicht grondwater)

    • iii.

      de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, (dit is de zorgplicht stedelijk afvalwater)

    • iv.

      het beheer van watersystemen, voor zover toegedeeld bij omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, of bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.20, derde lid, (art. 2.18: als beheer van specifieke provinciale wateren niet aan waterschap, maar aan gemeente is toegewezen, art. 2.20: als beheer van specifieke rijkswateren aan gemeente is toegewezen)

    • v.

      de zuivering van stedelijk afvalwater, in gevallen waarin toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid (als met waterschap is overeengekomen dat zuivering door gemeente doelmatiger is, bijvoorbeeld via een IBA)

  • b.

    (openbare wegen)

  • c.

    (geluid)

  • 2.

    Op grond van het eerste lid, onder a, onder 3°, wordt stedelijk afvalwater ingezameld en getransporteerd naar een zuiveringtechnisch werk als dat vrijkomt:

  • a.

    op de percelen, gelegen binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van ten minste tweeduizend inwonerequivalenten als bedoeld in de richtlijn stedelijk afvalwater wordt geloosd, door middel van een openbaar vuilwaterriool, (als een bebouwde kom al boven de drempel van 2000 VE zit moet elk nieuw perceel daarbinnen gerioleerd worden).

  • b.

    op andere percelen, voor zover dit doelmatig kan worden uitgevoerd door middel van een openbaar vuilwaterriool. (De landelijke afstands- en vervuilingscriteria komen vooralsnog in de bruidsschat terecht en blijven daarmee van kracht tot waterschap en gemeente(n) daar samen een eventuele nieuwe invulling aan geven)

  • 3.

    In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een zuiveringtechnisch werk kunnen andere passende systemen in beheer bij een gemeente, een waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, als daarmee hetzelfde niveau van het beschermen van het milieu wordt bereikt. (Dit biedt de mogelijkheid om alternatieve zuiveringen toe te staan).

Ad 2a. De Europese Commissie wil de richtlijn voor behandeling van stedelijk afvalwater aanscherpen. Naast aangescherpte lozingsregels bestaat het voornemen om gemeenten met 1.000 inwoners te verplichten om water te zuiveren (tegenover 2.000 inwoners nu).

Nadere informatie over waterbeleid is te vinden op:

www.helpdeskwater.nl

www.infomil.nl

www.riool.net

www.stowa.nl

www.wetten.overheid.nl

www.samenwerkenaanwater.nl

www.ruimtelijkeadaptatie.nl

www.omgevingswet.nl

www.iplo.nl

BIJLAGE B TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Bij het uitvoeren van dit WRP hebben we te maken met verschillende taken en bevoegdheden van de diverse waterpartners en nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen waar we op willen anticiperen. De zorg en verantwoordelijkheid voor de gehele waterketen is in handen van gemeenten, waterschappen, waterbedrijven, provincie en perceeleigenaren. Iedere partij heeft hierin zijn eigen verplichtingen en bevoegdheden, die zijn vastgelegd in wetgeving of beleid.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE C REFERENTIESCHEMA STEDELIJK WATERBEHEER

De referentielijn betreft de gezamenlijke visie vanuit de Water- en Klimaatkring West. Elke gemeente in de samenwerking onderschrijft deze visie maar heeft ook de ruimte om hier gemotiveerd van af te wijken. Lokale omstandigheden of interdisciplinaire afstemming binnen de gemeentelijke organisatie kunnen tot andere keuzes of aanvullingen leiden. De lokale beleidskeuzen zijn in onderstaand overzicht naast de regionale referentielijn weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE D WATERKETENVISIE WATERKRING WEST

Samen schakelen naar een toekomstbestendige Water- en Klimaatkring West

Als water- en klimaatpartners binnen Water- en Klimaatkring West werken we samen aan beleid, wisselen we kennis, innovaties en waar wenselijk capaciteit uit en verbinden we partijen. Wij werken samen aan een optimale inrichting van de totale waterketen en bouwen verder aan een veerkrachtig zoetwatersysteem. We stellen de leefbaarheid van de omgeving centraal, besparen water en streven naar een zo hoog mogelijke waarde van water en een vitale bodem. Met deze gezamenlijke waterketenvisie laten we zien wat we uiteindelijk willen bereiken. Met een verdere uitwerking en doorvertaling van de visie in o.a. de gemeentelijke programma’s Water en Riolering en de visie Bath zorgen we voor synergie en een doelmatige werking.

Samen schakelen De regio Midden- en West-Brabant is een sterke economische regio waarin internationale bedrijven zich graag vestigen. Niet alleen vanwege de strategische positie, maar ook vanwege de goede woon- en leefomgeving. Niet te veel, niet te weinig en schoon water speelt in deze regio een belangrijke rol, net als de lange afvalwaterpersleiding naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Bath in beheer bij waterschap Brabantse Delta. Een groot deel van het stedelijk en industrieel afvalwater vindt zijn weg via deze afvalwaterpersleiding (AWP) richting de Westerschelde. Ook bij de lokale zuiveringen van Dinteloord, Halsteren, Nieuw-Vossemeer, Willemstad, Ossendrecht en Putte zuivert het waterschap afvalwater. De drinkwaterbedrijven Evides en Brabant Water pompen in deze regio grondwater op uit de bodem om er daarna drinkwater van te maken. De gemeenten spannen zich in om zo doelmatig mogelijk het afval- hemel- en grondwater in te zamelen, lokaal te verwerken en te transporten. Een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting is een samenspel van verantwoordelijkheden en vereist breed maatschappelijk partnerschap. De integrale doorontwikkeling van de regio via de verstedelijkingsstrategie West Brabant West kan hierbij als het vehikel functioneren. Ook de hulp van particulieren is hierbij nodig. Bodem en water zullen steeds meer sturend worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. We beschouwen stad en land in samenhang om bij te dragen aan een aantrekkelijk landschap ter bevordering van een goede omgevingskwaliteit.

Bedreigingen Al met al ligt er in West-Brabant een unieke en robuuste waterinfrastructuur waar we nog decennia profijt van kunnen hebben. Maar in hoeverre is het aannemelijk dat we over 30-50 jaar het water nog steeds op dezelfde manier winnen, gebruiken, inzamelen, transporteren en verwerken? In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie hebben we als overheden met elkaar afgesproken om klimaatbewust te handelen en de openbare ruimte voor 2050 klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Klimaatbestendig wil zeggen dat de risico's vanwege weersextremen in 2050 aanvaardbaar, draagbaar, en beheersbaar zijn.

De lozingspunten riolering binnen de afvalwaterketen hebben mogelijk een effect op de lokale waterkwaliteit, maar beïnvloeden mogelijk ook de waterkwaliteit van de grotere watersystemen. Denk hierbij aan de blauwalgenproblematiek in het Volkerak-Zoommeer en PFAS-problematiek in de Westerschelde. Ook komen er vanuit Europese wetgeving (steeds) strengere lozingseisen op ons af. Met name gericht op het terugdringen van microverontreinigingen zoals medicijnresten, hormoonstoffen, PFAS en microplastics. Met een gecoördineerde aanpak zijn in te zetten acties het meest effectief.

Verder zijn er aanbevelingen van de Adviescommissie Droogte gericht op het vasthouden en aanvoeren van water, minder onttrekken van grondwater ten behoeve van o.a. drinkwatergebruik en bedrijfsprocessen en minder verdampen om dat te kunnen doen of de gevolgen te beperken.

Op de hogere gronden in West-Brabant gaat het om robuuste beekdalen en het vergroten van de sponswerking van de bodem. Hiermee wordt ook een bijdrage geleverd aan de versterking van bossen en groen die bijvoorbeeld CO2 vastleggen en een basis voor de versterking van biodiversiteit vormen.

In de poldergebieden ligt het accent meer op een robuuste zoetwatervoorziening en opvangen van verzilting. Tot slot leidt de energietransitie tot een toename van alternatieve energiebronnen zoals WKO-installaties. Deze kunnen echter ook een bedreiging vormen voor de drinkwatervoorziening, bijvoorbeeld bij het doorboren en niet professioneel afdichten van afsluitende lagen. Ook vergen alternatieve energiebronnen aanzienlijk meer ruimtebeslag, niet alleen bovengrondse windmolen- en zonneparken, maar ook ondergrondse warmwaterleidingen en het verzwaren van het elektriciteitsnet zorgen dat het steeds drukker wordt in de boven- en ondergrond.

Kansen Het tempo waarmee technologische ontwikkelingen plaatsvinden maakt dat het lastig is om een beeld te vormen van de toekomst, vrijwel alles lijkt mogelijk. Zeker op het vlak van zuivering, hergebruik en terugwinning van afvalwater zien we kansen. Ook door aanpassingen in de waterketen of het watersysteem en behoeften en belangen van partijen ontstaan nieuwe kansen. Kansen die we kunnen benutten om bij te dragen aan lange termijn doelen zoals verbetering van de leefomgeving, verbetering van de waterkwaliteit, de energietransitie en digitalisering van de samenleving. Bijvoorbeeld door meer water lokaal vast te houden, groen terug te brengen in de gebouwde omgeving, zoet water te conserveren, energie en grondstoffen terug te winnen en digitaal te werken.

Wel ervaren we dat we meer afhankelijk worden van systemen, dit maakt ons ook kwetsbaar. Denk hierbij aan veiligheids-issues of uitval van energie/communicatie.

Binnen Waterkring West werken we aan een optimale inrichting van de totale waterketen en werken we aan een veerkrachtig zoetwatersysteem waarbij:

  • We besparen op watergebruik en duurzame waarden creëren

  • We afvalwater nog gerichter gaan inzamelen

  • Hemelwater optimaal benutten

  • Rekening houden met weersextremen

  • Bovengrondse oplossingen nastreven

  • Gebiedsgericht te werk gaan

  • Toewerken naar een circulaire grondstoffenbenadering en emissieloos werken

  • En onze kennis blijven delen en doorontwikkelen.

We besparen op watergebruik en creëren duurzame waarden

Voldoende schoon drinkwater is geen vanzelfsprekendheid meer. Samen gaan we in de toekomst meer bewust om met het gebruik van onze drinkwaterbronnen, die niet onuitputtelijk zijn. De gemeenten gaan door met het afkoppelen en waar mogelijk infiltreren van hemelwater. Het waterschap vult de grondwatervoorraad aan door dynamisch peilbeheer en de drinkwaterbeheerders gaan samen met de kringpartners actief de drinkwaterbronnen beschermen en aanvullende bronnen onderzoeken. We proberen zoveel mogelijk water vast te houden en te bergen in de bodem op de hoge zandgronden om piekbuien op te vangen, maar ook om bij tijden van droogte juist voldoende water te 'reserveren' voor landbouw, natuur en stedelijk groen. Zo kunnen we bijvoorbeeld de kweldruk ter plaatse van de Naad van Brabant benutten om water op te stuwen en vast te houden.

Waar mogelijk en relevant verbeteren we de leeflaag in de gebouwde omgeving om vocht beter vast te houden. Een vitale bodem heeft namelijk minder last van droogte en wateroverlast en gaat efficiënter om met meststoffen. De bescherming van de grondwatervoorraad zien we als een gezamenlijke verantwoordelijkheid: alle partijen verkennen en benutten mogelijkheden om water te besparen en te hergebruiken. We streven de volgende voorkeursvolgorde na: water besparen, water hergebruiken, aanvullende bronnen inzetten. Bij het bouwrijp maken van gebieden gaat onze voorkeur uit naar ophogen in plaats van draineren. In de gemeentelijke Omgevingsvisies willen we de gebieden vastleggen waar we zoet water kunnen conserveren om langdurig droge perioden beter te kunnen overbruggen.

We gaan afvalwater nog gerichter inzamelen

We benutten de bestaande capaciteit van de afvalwatertransportleiding (AWP) en RWZI Bath maximaal en minimaliseren afvalwaterstromen bij nieuwe en bestaande bedrijven. Gemeenten gaan door met het scheiden van schone en vuile waterstromen om zo ruimte te creëren voor het vuile water afkomstig van nieuwbouw. Via maatwerk sturen we gezamenlijk op een stand-still situatie van het aanbod aan afvalwater en microverontreinigingen pakken we via meerdere sporen aan.

Afvalwater gaan we gerichter inzamelen, waar mogelijk hergebruiken en lokaal benutten voor bijvoorbeeld behoud/herstel van de natuur en zoetwateropslag. Decentrale zuivering nemen we uitdrukkelijk in overweging op plaatsen waar we maatschappelijke waarden kunnen creëren. Gemeenten en waterschap maken gezamenlijk afspraken om kansen op een verantwoorde manier te verzilveren.

We benutten hemelwater optimaal

We benutten (her)ontwikkelingen en herinrichting om hemelwater eerst te bufferen en pas af te voeren als het niet anders kan. Ook verwachten we dit van particulieren. Het gebufferde hemelwater gebruiken we om het grondwater zo veel als mogelijk op peil te houden en voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld het besproeien van tuinen en doorspoelen van toiletten. Ook hier stellen we ons waakzaam op met betrekking tot de volksgezondheid, hemelwater kan immers ook bacteriologische verontreinigingen bevatten. We willen met name de hoge(re) zandgronden benutten om hemelwater vast te houden en zien ook kansen voor het combineren van hemelwaterberging, groen en erfgoed ter plaatse van bijvoorbeeld de Zuiderwaterlinie. In het geval er een spanningsveld is tussen afvoeren (op tijd ledigen voor de volgende bui) en vasthouden (ten behoeve van zoetwateropslag) wegen we gezamenlijk de belangen af in plaats van vast te houden aan normen.

We houden rekening met weersextremen

Wat we nu als extreem weer beschouwen, wordt in de toekomst mogelijk het nieuwe normaal. Daarom gaan we door met afkoppelen van op de riolering afvoerend verhard oppervlak, creëren meer ruimte voor water, maximaliseren het groen en werken aan bescherming van kwetsbare locaties en meerlaagse veiligheid. We houden bij herinrichting van de openbare ruimte rekening met vitale infrastructuur zoals toegangswegen en regelinstallaties en kwetsbare objecten zoals ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. We bouwen bij ingrepen reservecapaciteit in en gaan ontwikkelende partijen (juridisch) sterker sturen op een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. We beseffen ons dat de maakbaarheid van de openbare ruimte zijn grenzen bereikt en streven de natuurlijke, meer oorspronkelijke, situatie na. Tijdelijk water op straat in de vorm van (ernstige) hinder zullen we moeten accepteren. Meer (verlaagd) groen zien we als een kansrijke oplossing om hemelwater op te vangen en te infiltreren.

We streven naar bovengrondse oplossingen

We zoeken de integratie met het beheer en ontwikkeling van de openbare ruimte inclusief het watersysteem en innovatieve bouwkundige voorzieningen. Bij het nemen van investeringsbeslissingen nemen we verhoging van de leefbaarheid (o.a. vermijden hittestress), biodiversiteit en te vermijden waterschade mee in de overweging. We voorzien een infrastructuur van centrale bovengrondse hemelwatervoorzieningen en groenvoorzieningen die bijdragen aan de biodiversiteit en bovendien uitnodigen om prettig te verblijven. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de voorzieningen en een flexibele opstelling van partijen in het ontwerpstadium. We zoeken de grenzen op van ons beleid en de beschikbare middelen, trekken samen op en scheppen voor elkaar gunstige randvoorwaarden. Ook in de ondergrond streven we naar zo veel mogelijk samenwerking en hierdoor graafrust voor de omwonenden.

We gaan gebiedsgericht te werk

De verschillende opgaven die er op ons afkomen vanuit o.a. water, klimaat, energie en circulair vragen om een integrale aanpak. Door als partijen/partners met elkaar op te trekken en buurt-, wijk of gebiedsgericht te werk te gaan kunnen we het in één keer goed doen. Bij (her)inrichting bekijken we uitdrukkelijk de mogelijkheden voor dubbel gebruik van de bovengrond, uiteraard met oog voor gezondheidsaspecten. Ook stemmen we de levenscycli van de elementen zodanig op elkaar af dat het stapelen van functies in de ondergrond beter mogelijk wordt. Zo benutten we de ruimte optimaal en kunnen bijvoorbeeld leidingen en bomen tegelijkertijd worden vervangen. Naast kosten beschouwen we uitdrukkelijk ook de waarden die we kunnen toevoegen. Via slim ingerichte processen, optimale digitalisering, het benutten van omgevingskennis en te luisteren naar de anderen, slagen we er steeds beter in om alles tijdig op elkaar afgestemd te krijgen.

We werken toe naar een circulaire grondstoffenbenadering en emissieloos werken

In ons afvalwater zitten naast schadelijke stoffen zoals medicijnresten, hormoonstoffen en microverontreinigingen ook herbruikbare grondstoffen en energie. Het eruit halen van de schadelijke verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld PFAS, betekent maatwerk. Via een brongerichte aanpak (voorlichting, inzamelpunten e.d.) kunnen we voorkomen dat de stoffen in het milieu terecht komen. Om geloosde stoffen op de meest efficiënte locaties eruit te kunnen halen delen we onze kennis over de waterketen en grijpen in daar waar de impact hoog is. De RWZI’s zijn hierbij voor de hand liggende locaties, maar ook systemen met een hoog percentage verkeerde aansluitingen of concentraties van zorginstellingen of specifieke bedrijven komen in aanmerking. De ‘Schone Maaswaterketen’ hanteren we hierbij als leidend principe. Niet alleen op de zuivering, maar ook op onze gemalen streven we naar energieneutraal. We sturen hierop via (in volgorde) ons inkoopbeleid, vermindering van het energieverbruik en het opwekken van energie. Ook zetten we in toenemende mate in op hergebruik van materialen, zoals oude rioolbuizen en het gebruik van duurzaam aangedreven voertuigen.

We blijven onze kennis doorontwikkelen en met elkaar delen

We zetten onze gezamenlijke metingen en data-analyse voort en intensiveren waar mogelijk onze samenwerking op dit vlak. Hierdoor krijgen we meer inzicht in kwetsbare onderdelen/locaties en onbenutte capaciteit. We streven naar zoveel mogelijk uniformiteit om elkaars werkzaamheden eventueel beter te kunnen opvangen en wisselen kennis uit met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen zoals risicogestuurd beheer en digitalisering. We zetten in op het koppelen van onze rekenmodellen om beter rekening te kunnen houden met de interactie tussen riolering en oppervlaktewater en beter te kunnen inspelen op het samenvallen van afvoerpieken. Door de verkeerstoren optimaal in te richten houden we een vinger aan de pols en kunnen we tijdig anticiperen op situaties. Via openbare jaarrapporten voorzien we in de toenemende behoefte aan transparantie. Door initiatieven en ideeën vroegtijdig met elkaar te delen kunnen we van elkaar leren en aanhaken waar dat passend en logisch is.

BIJLAGE E KAMERBRIEF BODEM EN WATER STUREND

Het kabinet wil water en bodem sturend laten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land. Dat heeft de ministerraad besloten, op voorstel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In een Kamerbrief beschrijven minister Mark Harbers en staatsecretaris Vivianne Heijnen van IenW waarom en hoe.

Grenzen aan water- en bodemsysteem

Lange tijd konden we in Nederland het water- en bodemsysteem aan onze wensen aanpassen. Maar nu lopen we steeds vaker tegen de grenzen aan van dit systeem. Zo zorgen bodemdaling en lage waterstanden voor veel schade aan funderingen, is genoeg goed drinkwater niet meer vanzelfsprekend en staat het voortbestaan van planten- en diersoorten onder druk. De kwaliteit en beschikbaarheid van water en bodem hebben ook grote invloed op onze scheepvaart, landbouw, energievoorziening, industrie en natuur. Bovendien zet het veranderende klimaat alles op scherp.

‘Deze brief gaat over ons water en onze bodem. Letterlijk de basis van ons bestaan, en daarmee van groot belang voor iedereen.’

Water en bodem sturend voor de ruimtelijke inrichting

Water en bodem sturend is daarom het nieuwe motto voor alles wat met de ruimtelijke inrichting te maken heeft. Het kabinet baseert het beleid hiervoor op zeven uitgangspunten, zo schrijven de minister en staatssecretaris in de brief:

  • 1.

    Niet afwentelen: niet op toekomstige generaties, andere gebieden of functies en ook niet afwentelen van privaat naar publiek.

  • 2.

    Meer rekening houden met extremen: extreme weersituaties die nog niet eerder zijn voorgekomen zijn door het veranderende klimaat veel vanzelfsprekender geworden. Daar moeten we ons nog beter op voorbereiden.

  • 3.

    In samenhang omgaan met wateroverlast, droogte en bodem: Nederland moet van een vergiet weer een spons worden. Niet meer zo snel mogelijk al het water afvoeren, maar het vasthouden en bergen. Dit biedt ook kansen voor de kwaliteit van water en bodem.

  • 4.

    Meerlaagsveiligheid: naast dijken en keringen aanleggen, wil het Rijk ook meer aandacht voor de ruimtelijke inrichting om gevolgen van een overstroming te beperken en voor crisisbeheersing en herstel van schade.

  • 5.

    Bodem minder afdekken, minder vergraven, niet verontreinigen: zo worden bodems beter bestand tegen verdroging, slaan ze CO2 beter op en helpen ze ook om stikstof vast te leggen.

  • 6.

    Integrale aanpak in de leefomgeving: de water- en bodemopgaven hangen samen met alle andere opgaven in de leefomgeving. Daarom is het heel belangrijk om deze opgaven integraal aan te pakken, waarbij het water- en bodemsysteem sturend is.

  • 7.

    Comply or explain: Als er van een structurerende keuze wordt afgeweken, moet dat expliciet uitlegbaar en toetsbaar zijn. En doelen moeten hierbij nog steeds wel gehaald worden.

Met deze uitgangspunten volgt het kabinet de adviezen van deltacommissaris Peter Glas en stikstofbemiddelaar Johan Remkes.

Kabinet maakt 33 structurerende keuzes

Om bij de inrichting van Nederland meer rekening te houden met water en bodem, heeft het kabinet 33 structurerende keuzes gemaakt. Veel van deze keuzes zijn randvoorwaarden waarmee provincies samen met alle betrokken partijen een gebiedsgerichte aanpak kunnen opstellen. Dit is maatwerk, want er zijn grote verschillen tussen de gebieden. Een aantal voorbeelden:

  • Er moeten meer zoetwatervoorraden komen, bijvoorbeeld door meer water op te slaan in het IJsselmeer en het Markermeer.

  • We willen niet meer bouwen op plaatsen die later nodig zijn voor het bergen en afvoeren van water, zoals in de diepste delen van diepe polders en in de uiterwaarden van rivieren.

  • Er komen afspraken om de bodem minder te bedekken. Denk bijvoorbeeld aan minder stenen in de stad. Minder bodemafdekking zorgt voor een gezondere bodem, minder hitte en minder wateroverlast.

  • Op verschillende plekken komt een hoger grondwaterpeil. Per gebied bekijken de betrokkenen in welk tempo welk doel kan worden bereikt.

  • Water moet van goede kwaliteit blijven en bedrijven en inwoners gaan 20% minder drinkwater gebruiken.

Het Rijk maakt structurerende keuzes die richting geven voor de komende decennia. Veel keuzes kunnen en moeten we nu al doorvoeren in maatregelen.’

Keuzes vragen om goede samenwerking

Deze 33 keuzes vragen om een goede samenwerking tussen veel verschillende partijen. Want ze vragen om een flinke omslag in ons denken en doen. Het Rijk werkt daarom nauw samen met de waterschappen, provincies en gemeenten. Bijvoorbeeld door met hen uitvoeringsagenda’s op te stellen, door samen met de waterschappen te werken aan een verbeterde en dwingender watertoets, en door samen met provincies en gemeenten de ondergrond in beeld te brengen.