Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-07-2024

Intitulé

Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord

De colleges van de gemeenten Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert,

overwegende:

  • dat de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeenten opdraagt om zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning en voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen, waaronder voorzieningen voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen;

  • dat de colleges hebben besloten om de uitvoering van diverse taken met betrekking tot beschermd wonen, maatschappelijke opvang, bemoei- en preventiezorg regionaal te laten uitvoeren door de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR);

  • dat daartoe de taken en bevoegdheden van de MGR uitgebreid zijn met samenwerkingsmodule 2 en de colleges van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert tot de MGR zijn toegetreden;

  • dat naast de uitbreiding van de taken en bevoegdheden van de MGR de gemeenschappelijke regeling thans wordt aangepast wegens de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet

BESLUITEN:

ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft

de gemeenschappelijke regeling de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord te wijzigen met ingang van 1 juli 2024, waardoor deze als volgt komt te luiden:

MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIAAL DOMEIN LIMBURG-NOORD

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Samenwerkingsverband: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b.

    Regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    Samenwerkingsmodule: een belang dat het samenwerkingsverband behartigt, waarvoor de deelnemende colleges al dan niet taken en bevoegdheden overdragen;

  • e.

    College: een college van burgemeester en wethouders dat deelneemt aan deze gemeenschappelijke regeling;

  • f.

    Raad: de gemeenteraad van een deelnemende gemeente;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: de Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

  • h.

    uitvoeringskosten: de bedrijfsvoeringskosten die de MGR maakt ter uitvoering van deze samenwerkingsmodule (personeel, huisvesting, ict en dergelijke).

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd “Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord”.

  • 2. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in Venray.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het samenwerkingsverband kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN EN TAKEN

Artikel 4 Modulaire karakter van het samenwerkingsverband

  • 1. De regeling biedt een algemeen kader voor samenwerking op het gebied van het sociaal domein binnen de regio, waar specifieke samenwerkingsmodules aan worden toegevoegd.

  • 2. De colleges besluiten per samenwerkingsmodule of zij hieraan deelnemen. Om deel te kunnen nemen aan het samenwerkingsverband, dient deel te worden genomen aan minimaal een module.

  • 3. De toevoeging of wijziging van een samenwerkingsmodule is een wijziging van de regeling, als bedoeld in artikel 35 lid 2.

Artikel 5 Belangen en taken

  • 1. Het samenwerkingsverband behartigt de belangen van de colleges ten aanzien van uitvoerende taken binnen het sociaal domein.

  • 2. Een samenwerkingsmodule geeft aan welk specifiek belang op het gebied van het sociaal domein die module behartigt, en welke taken het samenwerkingsverband hiertoe uitvoert.

  • 3. Het samenwerkingsverband kan tevens activiteiten verrichten ten behoeve van individuele colleges en ten behoeve van colleges die niet deelnemen aan het samenwerkingsverband, tot een maximum genoemd in artikel 2.24b, eerste lid onder b van de Aanbestedingswet 2012.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Taken en bevoegdheden

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoren taken en bevoegdheden toe die in de wet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die voorts in deze regeling aan dit orgaan worden opgedragen en niet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen;

    • d.

      het vaststellen van het uitvoeringsplan en uitvoeringsprogramma;

    • e.

      het instellen van bestuurscommissies;

    • f.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, vennootschappen, en coöperatieve en andere verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en de bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of het beëindigen van de deelneming;

Artikel 7 Samenstelling en zittingsduur

  • 1. Ieder college wijst uit eigen midden één lid aan als lid van het algemeen bestuur. Gelijktijdig wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur van deze regeling hebben zitting gedurende dezelfde periode als de zittingsduur van de colleges. Indien zij in de nieuwe zittingsperiode opnieuw deel uitmaken van het college kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.

  • 3. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester of wethouder van de desbetreffende gemeente te zijn.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur, die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Artikel 8 Werkwijze en vergaderorde

  • 1. Besluiten van het algemeen bestuur worden genomen indien:

    • a.

      de meerderheid van de deelnemers instemt met het besluit, en

    • b.

      die meerderheid meer dan 50 procent van de stemmen vertegenwoordigt.

  • 2. Het aantal stemmen per lid van het algemeen bestuur wordt jaarlijks op 1 januari bepaald.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur ontvangt een aantal stemmen dat gelijk staat aan het aantal inwoners van zijn gemeente op 1 januari van het voorgaande jaar, gedeeld door 15.000. Het aantal stemmen wordt rekenkundig afgerond (< 0,5: afronding naar beneden, ≥ 0,5: afronding naar boven), met een minimum van 1 stem

  • 4. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste twee leden van het algemeen bestuur daarom verzoeken.

  • 5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6. Tot het sluiten van de deuren wordt overgegaan wanneer de voorzitter het nodig oordeelt of twee aanwezige leden daarom verzoeken. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of in beslotenheid vergaderd wordt.

  • 7. Het algemeen bestuur beraadslaagt en besluit in openbaarheid over:

    • a.

      het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma;

    • b.

      de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening;

    • c.

      het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of de begrotingswijziging, waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve verenigingen passend binnen de te behartigen belangen, de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband dan wel het ontbinden van die rechtspersonen of beëindigen van de deelneming;

    • e.

      het liquidatieplan.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 9 Taken en bevoegdheden

Tot de taken en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband,

  • b.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd,

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur,

  • d.

    het voorstaan van de belangen van het samenwerkingsverband bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het samenwerkingsverband van belang is,

  • e.

    het beheer van activa en passiva van het samenwerkingsverband,

  • f.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding,

  • g.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

  • h.

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • i.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom,

  • j.

    het uitvoeren van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming alsmede het bewaken van de juiste toepassing van deze wet.

Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de vicevoorzitter en minimaal een ander lid, door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen. Gelijktijdig wijst het algemeen bestuur voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 2. In geval van een even aantal leden, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem indien de stemmen staken.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden uit het algemeen bestuur van de regeling. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.

  • 5. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt direct het verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mee aan het algemeen bestuur en aan het college die het aangaat. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in de opvolging is voorzien.

Artikel 11 Werkwijze en vergaderorde

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2. De artikelen 54, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd.

  • 4. Ieder aanwezig lid brengt één stem uit.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan een of meer van zijn leden machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 12

  • 1. De voorzitter en de vicevoorzitter worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen voor dezelfde periode als bedoeld in artikel 10 lid 3 van deze regeling.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden medeondertekend door de secretaris.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan besluiten de ondertekening van de stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan op de te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de secretaris, genoemd in artikel 20 van deze regeling, of aan een andere ambtenaar van het samenwerkingsverband.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

HOOFDSTUK 6 DE COMMISSIES

Artikel 13 Commissies van advies

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de ten aanzien van de in lid 1 bedoelde commissies bevoegdheden, faciliteiten en samenstelling bij reglement vast.

Artikel 14 Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en uitvoering geven aan taken en bevoegdheden, voor zover deze niet zijn voorbehouden aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt met inachtneming van artikel 25 van de wet, hun bevoegdheden en samenstelling.

HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 15 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van het lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

  • 5. Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 16 Het dagelijks bestuur en algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de colleges gevraagd en ongevraagd schriftelijk alle informatie die voor een juiste beoordeling van de door het bestuur uitgevoerde activiteiten nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven ten minste twee maal per kalenderjaar informatie aan de raden over de uitgevoerde activiteiten van het samenwerkingsverband.

  • 3. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de colleges alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 17 Leden algemeen bestuur ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 en artikel 18 van de wet alle inlichtingen, die door het college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van het college aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is het college die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 en artikel 18 van de wet verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur verrichte handelingen en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze regeling, door het college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 4. Met inachtneming van artikel 19 lid 1 van de wet, is het bepaalde in het eerste en het tweede lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gemeenteraden.

HOOFDSTUK 7A ZIENSWIJZEN EN INSPRAAK

Artikel 17a Zienswijzen

  • 1. Besluiten van het bestuur worden alleen aan zienswijzen onderworpen indien de Wet of deze regeling dat expliciet voorschrijft.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden van de deelnemende gemeenten om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste een vijfde van de raden het dagelijks bestuur hierom verzoekt. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 3. Indien het tweede lid wordt toegepast, dan hebben de raden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven zijn, stelt het dagelijks bestuur de raden en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 17b Inspraak

  • 1. Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste een vijfde van de raden het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

HOOFDSTUK 8 REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 18 Reglement van orde algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2. In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent

    • a.

      het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

    • b.

      de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 16 en 17 van deze regeling.

Artikel 19 Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

HOOFDSTUK 9 DE SECRETARIS

Artikel 20 Secretaris

  • 1. Tot het personeel van het samenwerkingsverband behoort de secretaris. Het dagelijks bestuur stelt zijn taken en bevoegdheden vast. De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.

  • 2. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles, dat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 3. Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan medeondertekend.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen overgaan tot schorsing van de secretaris en doet hiervan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur deze niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

HOOFDSTUK 10 KLACHTEN

Artikel 21 Klachtenregeling

De voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur kunnen, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden op grond van hoofdstuk 9 van de Awb betreft, een klachtenregeling vaststellen.

HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN

Artikel 22 Regeling inzake vergoeding van werkzaamheden

  • 1. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van de artikelen 21 en 25 van de wet voor de leden van een commissie als bedoeld in artikel 14 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder of secretaris vervullen, een regeling inzake de vergoeding van hun werkzaamheden respectievelijk voor het bijwonen van vergaderingen een tegemoetkoming in de kosten vaststellen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 24 van de wet bepalen dat de leden van een commissie als bedoeld in artikel 13 van deze regeling, die niet de functie van burgemeester, wethouder, raadslid of secretaris vervullen een vergoeding voor het bijwonen van een vergadering ontvangen.

  • 3. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op ambtenaren werkzaam bij één of meer van de deelnemende gemeenten, die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Deze ambtenaren hebben geen recht op vergoeding.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde regeling wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

HOOFDSTUK 12 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA

Artikel 23 Uitvoeringsplan

  • 4. Het algemeen bestuur stelt een uitvoeringsplan vast waarin hetgeen dat het bestuur van het samenwerkingsverband voornemens is uit te voeren, in grote lijnen wordt aangegeven. Het algemeen bestuur kan een of meer onderdelen van het uitvoeringsplan afzonderlijk vaststellen.

  • 5. Het uitvoeringsplan beslaat een periode van drie jaar. Jaarlijks kan het algemeen bestuur besluiten over bijstelling van het uitvoeringsplan.

  • 6. Het algemeen bestuur besluit niet tot het vaststellen van het uitvoeringsplan dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op het concept hun zienswijzen ter kennis van het dagelijks bestuur te brengen.

Artikel 24 Uitvoeringsprogramma

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het uitvoeringsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen en is een onderdeel van de begroting.

HOOFDSTUK 13 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 25 Begrotingsprocedure

  • 1. De begrotingsprocedure wordt ingericht conform de procedure zoals beschreven in de wet, waarbij de ontwerpbegroting uiterlijk 30 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de ontwerpbegroting geldt wordt toegezonden aan de raden.

  • 2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, zesde lid, van de wet, is het eerste lid niet van toepassing op wijzigingen van de begroting die niet leiden tot een overschrijding van de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers.

Artikel 26 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdragen de gemeenten, afzonderlijk of tezamen, verschuldigd zijn voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2. In iedere samenwerkingsmodule wordt geregeld:

    • a.

      de berekeningsgrondslag voor de bijdrage met betrekking tot die module;

    • b.

      de wijze waarop de betaling van de bijdrage met betrekking tot die module plaatsvindt.

  • 3. De gemeenten dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 27 Jaarrekening

  • 1. In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk of tezamen, over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een jaarrekeningoverschot bestemmen. De in totaal op deze wijze gevormde reserve mag niet meer bedragen dan 15% van de uitvoeringskosten in het betreffende boekjaar. De bestemming van het jaarrekeningoverschot vindt plaats direct na de vaststelling van de jaarrekening.

  • 3. De jaarrekeningprocedure wordt ingericht conform de procedure zoals beschreven in de wet.

HOOFDSTUK 14 HET ARCHIEF

Artikel 28 Archivering

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband, die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente van de plaats van vestiging.

  • 5. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente van de plaats van vestiging.

  • 6. De archivaris van de gemeente van de plaats van vestiging brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van het Samenwerkingsverband.

HOOFDSTUK 15 TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 29 Toetreding tot de regeling

  • 1. Een college kan tot de regeling toetreden na verkregen toestemming van de gemeenteraad.

  • 2. Toetreding tot de regeling kan slechts plaatsvinden wanneer alle colleges daar mee instemmen bij eensluidend besluit.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding van een nieuw college.

  • 4. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.

Artikel 30 Deelname aan een bestaande samenwerkingsmodule

  • 1. Een college kan aan een reeds bestaande samenwerkingsmodule deelnemen krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de raad.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van deelname door een nieuw college.

  • 3. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de deelname.

Artikel 31 Uittreding

  • 1. Een college kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2. Uittreding kan plaats vinden niet eerder dan 5 jaren na toetreding tot de regeling, met in acht name van een opzegtermijn van tenminste twee jaar. Deze opzegtermijn vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin tot uittreden besloten is.

  • 3. Een college zendt, na toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 4. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in een uittredingsplan zoals bedoeld in artikel 32.

  • 5. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 6. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel 32 Procedure voor vaststelling uittredingsplan

  • 1. Het in artikel 31 bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van het uittredende college.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van het uittredende college en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval de vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het uittredende college.

  • 4. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5. Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 33 Te vergoeden kosten

[Vervallen per 01-07-2024]

Artikel 34 Verplichtingen uittreder

[Vervallen per 01-07-2024]

Artikel 35 Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2. Een module kan worden toegevoegd, gewijzigd of opgeheven krachtens een daartoe strekkend besluit van twee derde van de colleges en na verkregen toestemming van hun gemeenteraden.

  • 3. Elk college en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 36 Liquidatie

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle colleges van burgemeester en wethouders minus één.

  • 2. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en regelt het de financiële en andere gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel als bedoeld in hoofdstuk 9 van deze regeling.

  • 5. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband, uitgaande van de verdeling van financiële lasten en risico’s tussen deelnemende gemeenten per samenwerkingsmodule.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Geschillen

Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het samenwerkingsverband worden overeenkomstig artikel 28 van de wet, door Gedeputeerde Staten beslist.

Artikel 38 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 39 Evaluatie en bekendmaking

  • 1. De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien twee deelnemers hierom verzoeken. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de deelnemers voorleggen.

  • 2. Het college van de gemeente Venray maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door de gemeente Venray uitgegeven Gemeenteblad.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 40 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op met ingang van 1 februari 2016, nadat deze op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 41 Citeertitel

De regeling wordt aangehaald als: MGR sociaal domein Limburg-Noord.

Ondertekening

SAMENWERKINGSMODULE 1: OPDRACHTGEVEN NOORD-LIMBURG

Deze samenwerkingsmodule maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:

  • a)

    opdrachtgeven: het verwerven van zorg- en ondersteuningsaanbod ten behoeve van inwoners en het beheren, managen en handhaven van de gesloten contracten;

  • b)

    deelnemers: de colleges in het samenwerkingsverband die deelnemen aan de module Opdrachtgeven Noord-Limburg;

Artikel 2 Belang

Deze samenwerkingsmodule dient ter verhoging van de effectiviteit en de efficiëntie van het opdrachtgeven.

Artikel 3 Taken

  • 1.

    Het samenwerkingsverband heeft de taak om uitvoering te geven aan het opdrachtgeven met betrekking tot de diensten die regionaal worden ingekocht in het kader van:

    • a.

      de Jeugdwet;

    • b.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 met uitzondering van beschermd wonen, maatschappelijke opvang en bemoeizorg en preventie;

    • c.

      de Participatiewet.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband heeft in ieder geval de volgende specifieke taken:

    • a.

      het voorbereiden en uitvoeren van de verwerving van het zorg- en ondersteuningsaanbod;

    • b.

      het beheren, managen en handhaven van de in lid 2 sub a van dit artikel verworven zorg- en ondersteuningsaanbod;

    • c.

      het systematisch verzamelen van gegevens over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen binnen het domein van deze module;

    • d.

      het aan de deelnemers rapporteren over de gerealiseerde resultaten en verwachtingen binnen het domein van deze module.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband voert deze taken uit ten behoeve van de gezamenlijke deelnemers.

Artikel 4 Bevoegdheden

De deelnemers verlenen ieder afzonderlijk de mandaten, volmachten en machtigingen aan het samenwerkingsverband die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken.

Artikel 5 Bekostiging

  • 1.

    De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodule worden verdeeld over de deelnemers naar rato van hun aantal inwoners.

  • 2.

    De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks op 1 januari, op 1 april, op 1 juli en op 1 oktober telkens een kwart van de in lid 1 bedoelde bijdrage.

Artikel 6 Vrijwaring

De deelnemers vrijwaren de niet-deelnemers van aansprakelijkheid ten gevolge van de uitvoering van de taken van deze samenwerkingsmodule.

Artikel 7 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uit de samenwerkingsmodule treden als bedoeld in artikel 31 tot en met artikel 34 van de regeling;

  • 2.

    In het kader van deze samenwerkingsmodule dient de uittredende deelnemer zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van afgesloten contracten tot de einddatum van de betreffende contracten.

SAMENWERKINGSMODULE 2: REGIONALE TAKEN BW MO B&P NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG

Deze samenwerkingsmodule maakt onlosmakelijk deel uit van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:

  • a)

    deelnemers: de colleges in het samenwerkingsverband die deelnemen aan de module Regionale taken BW MO B&P Noord- en Midden-Limburg;

  • b)

    BW MO B&P: beschermd wonen (BW), maatschappelijke opvang (MO), bemoeizorg en preventie (B&P).

  • c)

    Regionale raming BW, MO en B&P: de jaarlijkse regionale raming waarin opgenomen zijn de inkomsten en uitgaven op het gebied van BW, MO en B&P.

  • d)

    Regionaal budget BW, MO en B&P: het deel van de algemene uitkering aan de deelnemers dat aantoonbaar gerelateerd is aan de doelgroep BW, MO en B&P, alsmede de eigen bijdragen BW.

  • e)

    uitvoeringskosten: de bedrijfsvoeringskosten die de MGR maakt ter uitvoering van deze samenwerkingsmodule (personeel, huisvesting, ict en dergelijke).

  • f)

    programmakosten: de uitgaven die de MGR doet ter uitvoering van deze samenwerkingsmodule, die niet vallen onder de uitvoeringskosten.

  • g)

    verdeelsleutel BW, MO en B&P: de verdeling van een (positief of negatief) bedrag over de deelnemers waarbij geldt dat 25% van het saldo wordt verdeeld naar rato van het aantal inwoners van elke deelnemer en 75% van het saldo wordt verdeeld naar rato van de lokale zorg- en toegangskosten ten behoeve van de doelgroep BW, MO en B&P die elke deelnemer heeft.

Artikel 2 Belang

Deze samenwerkingsmodule dient ter verhoging van de effectiviteit en de efficiëntie van de uitvoering van de regionale taken BW MO B&P.

Artikel 3 Taken

  • 1.

    Het samenwerkingsverband heeft de taak om uitvoering te geven aan de regionale taken BW MO B&P.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband heeft in ieder geval de volgende specifieke taken:

    • a.

      het faciliteren en coördineren van de procesregie ten aanzien van de visievorming en het opstellen van de jaarlijkse beleidsagenda BW, MO en B&P ten behoeve van de deelnemers;

    • b.

      de coördinatie van de lokale toegang BW waarbij toezicht wordt gehouden op de kwaliteit en de kwantiteit van de lokaal afgegeven BW indicatie;

    • c.

      het zorgdragen voor de regionale verwerving van het zorg- en ondersteuningsaanbod dat de deelnemers nodig vinden voor een adequate uitvoering van BW, MO en B&P;

    • d.

      het uitvoeren van het contractmanagement met betrekking tot de in het kader van lid 2 sub c van dit artikel gesloten contracten;

    • e.

      de monitoring van de uitvoering van BW, MO en B&P op generiek niveau (geen casusregie) en het periodiek uitbrengen van een monitor;

    • f.

      het financieel beheer ten behoeve van BW, MO en B&P, conform hetgeen is bepaald in artikel 5 van deze samenwerkingsmodule.

    • g.

      het vergelijken van de jaarlijkse Regionale raming van de uitgaven ten behoeve van BW, MO en B&P met de uitgaven BW, MO en B&P van het jaar daarvoor, zodat verschillen duidelijk worden en ook verklaard worden.

    • h.

      het opstellen van de Regionale raming BW, MO en B&P;

    • i.

      het verwerven van het Regionaal budget BW, MO en B&P bij de deelnemers (algemene uitkering gerelateerd aan BW, MO en B&P) en het CAK (eigen bijdragen BW);

    • j.

      het ten laste van het Regionaal budget BW, MO en B&P verrichten van de betalingen aan gecontracteerde zorgaanbieders en andere contractpartijen en aan de deelnemers, zoals opgenomen in de Regionale raming BW, MO en B&P;

    • k.

      het opstellen van de financiële rapportages conform de P&C cyclus van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband voert deze taken uit ten behoeve van de gezamenlijke deelnemers.

Artikel 4 Bevoegdheden

De deelnemers verlenen ieder afzonderlijk de mandaten, volmachten en machtigingen aan het samenwerkingsverband die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken.

Artikel 5 Bekostiging

  • 1.

    De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de taken in deze samenwerkingsmodulebestaan uit de uitvoeringskosten en de programmakosten.

  • 2.

    De uitvoeringskosten worden over de deelnemers verdeeld op basis van de verdeelsleutel BW, MO en B&P. Het samenwerkingsverband brengt deze kosten bij de deelnemers in rekening .

  • 3.

    De deelnemers betalen inzake de uitvoeringskosten bij wijze van voorschot jaarlijks op 1 januari, op 1 april, op 1 juli en op 1 oktober telkens een kwart van de in lid 2 bedoelde bijdrage.

  • 4.

    De programmakosten worden bekostigd uit het Regionaal budget BW, MO en B&P.

  • 5.

    De deelnemers betalen maandelijks een twaalfde deel van de bijdrage die zij op jaarbasis verschuldigd zijn aan het Regionaal budget aan het samenwerkingsverband.

  • 6.

    Het saldo van het Regionaal budget BW, MO en B&P, zijnde het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven vanuit het Regionaal budget BW, MO en B&P (zowel positief als negatief), wordt over de deelnemers verdeeld op basis van de verdeelsleutel BW, MO en B&P.

  • 7.

    Indien een deelnemer in enig jaar substantieel meer indicaties BW en/of MO heeft afgegeven (die ten laste komen van het Regionaal budget BW, MO en B&P) dan op grond van de inschatting als bedoeld in de Regionale raming BW, MO en B&P of door maatschappelijke ontwikkelingen zou mogen worden verwacht, kan een onafhankelijk onderzoek worden ingesteld en kan het samenwerkingsverband op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een financiële correctiemaatregel aan de betrokken deelnemer opleggen.

  • 8.

    De deelnemers zijn op grond van artikel 193 van de Gemeentewet te allen tijde verplicht bij te dragen aan contractverplichtingen die zij in het kader van BW MO B&P zijn aangegaan.

Artikel 6 Vrijwaring

De deelnemers vrijwaren de niet-deelnemers van aansprakelijkheid ten gevolge van de uitvoering van de taken van deze samenwerkingsmodule.

Artikel 7 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uit de samenwerkingsmodule treden als bedoeld in artikel 31 tot en met artikel 34 van de regeling.

  • 2.

    In het kader van deze samenwerkingsmodule dient de uittredende deelnemer zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van afgesloten contracten tot de einddatum van de betreffende contracten.