Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg

Geldend van 30-06-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Brunssum, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht en Sittard-Geleen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn,

Overwegende dat

het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, na daartoe toestemming te hebben gekregen van de gemeenteraad van Heerlen, heeft besloten per 1 januari 2024 uit de gemeenschappelijke regeling te treden;

de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 gewijzigd is;

besluiten de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg als volgt te wijzigen:

ENIG ARTIKEL

  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking op 30 juni 2024.

  • 2.

    De artikelen 1 tot en met 40 van de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening komen te vervallen.

  • 3.

    De artikelen 1 e.v. worden als volgt vastgesteld:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Bgs: Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • b.

      Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • c.

      regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • d.

      Kredietbank Limburg: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam Kredietbank Limburg;

    • e.

      gemeente(n): de aan de regeling deelnemende gemeente(n);

    • f.

      colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • g.

      raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • h.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Limburg;

    • i.

      het bestuur: ieder bevoegd orgaan van Kredietbank Limburg, en

    • j.

      Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de secretaris onderscheidenlijk gelezen: Kredietbank Limburg, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de secretaris van Kredietbank Limburg.

Hoofdstuk 2. Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2.

Er is een openbaar lichaam, genaamd Kredietbank Limburg. Het is gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen.

Hoofdstuk 3. Het doel en de taken

Artikel 3.

  • 1. De regeling heeft tot doel:

    • a.

      hulp te verlenen aan natuurlijke personen die door hun schuldenlast in maatschappelijke problemen zijn of kunnen komen, door middel van schuldhulpverlening;

    • b.

      hulp te verlenen aan natuurlijke personen die zelf niet in staat zijn hun financiële zaken te behartigen, hetzij door middel van budgetbeheer, hetzij door middel van beschermingsbewind;

    • c.

      het op een verantwoorde wijze voorzien in de behoefte aan krediet, door middel van sociale kredietverlening.

  • 2. Kredietbank Limburg tracht de in het eerste lid genoemde doelen te bereiken door:

    • a.

      het verrichten van hulpverlenende, bemiddelende, sanerende en voorlichtende werkzaamheden;

    • b.

      het op een maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van geldleningen;

    • c.

      het verrichten van alle handelingen die met de doelstellingen verband houden of daarvoor bevorderlijk kunnen zijn.

  • 3. Kredietbank Limburg verricht de werkzaamheden ten behoeve van de deelnemende gemeenten en andere gemeenten en organisaties in Nederland binnen de kaders van artikel 2.24b, eerste lid aanhef en onder b, van de Aanbestedingswet 2012.

  • 4. Enkel na instemming van het dagelijks bestuur, gehoord het algemeen bestuur, kan Kredietbank Limburg diensten voor andere gemeenten in Nederland uitvoeren. Alvorens diensten door de Kredietbank Limburg worden verricht, maakt Kredietbank Limburg met de betreffende gemeente afspraken over de kwantiteit en kwaliteit van de te leveren diensten en de vergoeding die hiertegenover staat.

Hoofdstuk 4. Het bestuur

Paragraaf 1. Het algemeen bestuur

Artikel 4.

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de colleges. De colleges van de gemeenten Maastricht en Sittard-Geleen wijzen elk twee leden aan en de colleges van de gemeenten Brunssum, Kerkrade en Landgraaf wijzen elk één lid aan. Tevens kunnen de colleges plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aanwijzen.

  • 2. Als lid van het algemeen bestuur kunnen slechts worden aangewezen leden van de colleges. Ook het plaatsvervangende lid kan slechts worden aangewezen uit het college.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur is niet tevens ambtenaar in dienst van Kredietbank Limburg of de gemeenten of uit andere hoofde dan lid van het bestuur, wethouder of burgemeester ondergeschikt of werkzaam ten behoeve van Kredietbank Limburg of de gemeenten.

Artikel 5.

  • 1. Het verlies van de functie van burgemeester of wethouder binnen de betreffende deelnemende gemeente doet het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege ophouden.

  • 2. Een college wijst in zijn eerste vergadering na het moment, bedoeld in artikel 42, eerste lid, Gemeentewet, zijn lid of leden van het algemeen bestuur aan.

  • 3. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijst het college van de betrokken gemeente binnen vier weken een nieuw lid aan.

  • 4. Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur geeft het college van de gemeente die het aangaat onverwijld kennis aan de voorzitter.

Artikel 6.

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht en voorts indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 2. De leden van de gemeenten Maastricht en Sittard-Geleen hebben in de vergadering ieder drie stemmen, het lid van de gemeente Kerkrade heeft in de vergadering vier stemmen en de leden van de gemeenten Brunssum en Landgraaf hebben in de vergadering ieder twee stemmen.

  • 3. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van de uitgebrachte stemmen én dienen de leden van ten minste drie gemeenten te hebben ingestemd met het voorstel.

Artikel 7.

De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

Artikel 8.

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Het reglement van orde wordt aan de colleges medegedeeld.

Paragraaf 2. Het dagelijks bestuur

Artikel 9.

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit: de voorzitter en twee leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 2. Het verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur doet het lidmaatschap van het dagelijks bestuur van rechtswege ophouden.

Artikel 10.

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één lid dit nodig oordeelt.

  • 2. De artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

Paragraaf 3. De voorzitter

Artikel 11.

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter.

  • 2. De voorzitter van Kredietbank Limburg is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wijst het algemeen bestuur een vervanger uit het dagelijks bestuur aan.

Paragraaf 4. Vergoedingen

Artikel 12.

De leden van commissies kunnen een tegemoetkoming in de kosten en – voor zover zij niet de functie van burgemeester, wethouder of gemeentesecretaris vervullen – een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Het algemeen bestuur stelt de bedragen van de vergoeding en de tegemoetkoming op jaarbasis vast en brengt deze ter kennis van de colleges.

Paragraaf 5. De secretaris, overige directieleden en het overig personeel

Artikel 13.

  • 1. Met de dagelijkse leiding van Kredietbank Limburg is belast een secretaris. Voor zover dat in het zakelijk verkeer dienstig is, voert de secretaris de titel van algemeen directeur.

  • 2. Voor hem stelt het dagelijks bestuur een instructie vast, waarin tevens zijn vervanging is geregeld.

  • 3. Hij heeft de leiding van en verantwoordelijkheid voor het functioneren van het ambtelijk apparaat en de daarin werkzame personen.

  • 4. De secretaris staat het algemeen en dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies bij de uitvoering van hun taak ter zijde.

  • 5. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en kan aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 6. Hij is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. Door hem worden alle stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan, medeondertekend.

Artikel 14.

De directie kan naast de secretaris/algemeen directeur ook nog bestaan uit door het dagelijks bestuur aan te wijzen overige directieleden.

Artikel 15.

Het dagelijks bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris, de eventuele overige directieleden en van de overige ambtenaren van Kredietbank Limburg.

Hoofdstuk 5. De bevoegdheden en taken van het bestuur

Artikel 16.

  • 1. Aan het bestuur worden ten behoeve van de behartiging van de in artikel 3, tweede lid, vermelde taken onderstaande bevoegdheden door de colleges overgedragen:

    • a.

      Het doen van een aanbod voor een eerste gesprek naar aanleiding van een signaal van een betalingsachterstand op grond van artikel 3, eerste lid onder b, Wgs. Hieronder valt ook het in dit kader verrichten van huisbezoeken;

    • b.

      Het nemen van een besluit over de toegang tot de schuldhulpverlening op grond van artikel 3 Wgs. Hieronder valt tevens het opstellen van een plan van aanpak ingeval van een positief besluit, indien uit het gesprek in het kader van vroegsignalering een hulpvraag schuldhulpverlening volgt of in geval een inwoner zichzelf meldt voor schuldhulpverlening;

    • c.

      Het verzamelen en uitwisselen van persoonsgegevens ten behoeve van het besluit over de toegang tot en het plan van aanpak schuldhulpverlening op grond van artikel 8 tot en met 8d Wgs;

    • d.

      Het verrichten van noodzakelijke registraties, waaronder bij Stichting BKR op grond van artikel 4:32 e.v. Wet financieel toezicht;

    • e.

      Het doen van een aanbod van één of meer diensten schuldhulpverlening op een verzoek om schuldhulpverlening van de betreffende natuurlijke persoon;

    • f.

      Het opleggen van verplichtingen die samenhangen met de goede uitvoering van de aangeboden schuldhulpverlening op grond van artikel 7 Wgs;

    • g.

      Het beëindigen van de schuldhulpverlening indien de inwoner niet voldoet aan de opgelegde voorwaarden of de verplichtingen die voortvloeien uit de wet of gemeentelijke regelingen op grond van de Wgs;

    • h.

      Het bij de daartoe bevoegde rechtbank indienen van een verzoekschrift tot toepassing van een afkoelingsperiode en het college te vertegenwoordigen bij de zitting waarop de rechtbank zal beslissen op het verzoek op grond van artikel 5, eerste lid, Wgs en artikel 8 Bgs;

    • i.

      Het afgeven van een verklaring op grond van artikel 285, eerste lid onder f, Faillissementswet;

    • j.

      Het treffen van een buitengerechtelijke schuldregeling op grond van artikel 287b, zesde lid, Faillissementswet;

    • k.

      De afhandeling van ingebrekestellingen op grond van artikel 4:16 tot en met 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • l.

      Het uitvoeren van alle op de Wgs, het Bgs en de Faillissementswet gebaseerde nadere regelgeving, verordeningen en beleidsregels, voor zover enig wettelijk voorschrift hier zich niet tegen verzet, en

    • m.

      Indienen van verzoeken tot uitspraak Breed Moratorium door de Rechtbank Limburg op grond van artikel 5 Wgs.

  • 2. De gemeenten Landgraaf en Brunssum dragen de bevoegdheden uit het eerste lid onder a, b, c, d, e, f, g, k, l niet over aan de Kredietbank Limburg.

  • 3. Een college kan bij afzonderlijk delegatiebesluit andere bevoegdheden overdragen aan het bestuur van Kredietbank Limburg, tenzij de wet of de aard van de bevoegdheid zich tegen die overdracht verzet.

  • 4. Het college neemt het delegatiebesluit, bedoeld in het derde lid, niet dan nadat het de raad van de betreffende gemeente in de gelegenheid heeft gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college bekend te maken.

  • 5. Het delegatiebesluit, bedoeld in het derde lid, wordt overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 Bekendmakingswet bekendgemaakt en onverwijld toegezonden aan de voorzitter van Kredietbank Limburg.

  • 6. Het bepaalde in het derde tot en met het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op de intrekking of wijziging van het delegatiebesluit, bedoeld in het derde lid, onverminderd het bepaalde in artikel 10:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 1. Het algemeen bestuur

Artikel 17.

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoort alle bevoegdheid, die niet bij of krachtens de regeling is opgedragen of overgedragen aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33a van de Wet.

Paragraaf 2. Het dagelijks bestuur

Artikel 18.

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van Kredietbank Limburg te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van Kredietbank Limburg;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Kredietbank Limburg te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid;

    • e.

      te besluiten namens Kredietbank Limburg, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • f.

      tot het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2. De in artikel 16 overgedragen bevoegdheden komen toe aan het dagelijks bestuur.

Paragraaf 3. De voorzitter

Artikel 19.

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt Kredietbank Limburg in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Hoofdstuk 6. Inlichtingen en verantwoording

Artikel 20.

De besturen van de gemeenten verstrekken op verzoek van het algemeen of dagelijks bestuur de benodigde inlichtingen en geven de medewerking, die voor de vervulling van de taken van Kredietbank Limburg nodig is.

Artikel 21.

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt én mondeling toegelicht tijdens de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur geeft voorts het algemeen bestuur, wanneer een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en mondeling toegelicht in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 22.

  • 1. Het algemeen en dagelijks bestuur alsmede de voorzitter verstrekken aan de raden van de gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen schriftelijk.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen binnen twee maanden, het dagelijks bestuur en de voorzitter binnen één maand.

  • 3. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 4. Het algemeen bestuurt stelt een informatieprotocol vast, waarin nader wordt uitgewerkt wanneer en op welke wijze de gemeenten worden geïnformeerd ten aanzien van ontwikkelingen van Kredietbank Limburg.

Artikel 23.

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college, alsmede de raad van zijn gemeente alle inlichtingen, die door deze raad of dit college, of een of meer leden daarvan, worden verlangd. Deze inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden verstrekt.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid aan het college die hem als lid heeft aangewezen, alsmede aan de raad van de gemeente waaruit hij afkomstig is.

  • 3. Het college, dat een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

Hoofdstuk 7. Zienswijze en inspraak

Artikel 24.

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur besluiten niet tot het vaststellen van meerjarige strategische plannen dan nadat de raden van de gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun zienswijzen op het concept bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste twee gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 3. Indien het tweede lid wordt toegepast, dan hebben de raden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 25.

  • 1. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste twee gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede of het derde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

Hoofdstuk 8. De administratie

Artikel 26.

Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast met betrekking tot de inrichting van de financiële administratie, het geldelijk beheer en de boekhouding van Kredietbank Limburg.

Artikel 27.

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders, als bedoeld in artikel 34b van de Wet, voor 1 februari aan het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting geldt aan de raden van de gemeenten.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op, welke voorzien is van een toelichting.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting uiterlijk op 30 april van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, toe aan de raden van de gemeenten, die vervolgens binnen twaalf weken na ontvangst ter zake het dagelijks bestuur van hun zienswijzen kunnen doen blijken; een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Wet.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede over de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Hierbij wordt rekening gehouden met de door de raden van de gemeenten vastgestelde zienswijzen.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, met alle bijbehorende stukken aan de gemeenten en gedeputeerde staten.

  • 7. Indien noodzakelijk doet het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur een voorstel tot begrotingswijziging. Het bepaalde in het derde tot en met zesde lid is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, welke niet leiden tot verhoging van de gemeentelijke bijdragen.

Artikel 28.

  • 1. Het batig saldo van de verlies- en winstrekening van de Kredietbank Limburg wordt op de rekening ‘Eigen vermogen’ geboekt.

  • 2. Bedraagt het saldo van de rekening ‘Eigen vermogen’ vóór de in het eerste lid bedoelde bijboeking meer dan een door het algemeen bestuur vast te stellen percentage van het uitstaand kapitaal, dan wordt het batig saldo in het eerste lid bedoeld teruggestort naar de gemeenten.

  • 3. Een eventueel tekort volgens de verlies- en winstrekening van de Kredietbank Limburg wordt, voor zover het niet van de in tweede lid bedoelde eigen vermogen kan worden afgeschreven, door de gemeenten vergoed.

  • 4. Door de gemeenten wordt in de vergoeding bijgedragen als volgt:

    • a.

      in de helft van het totaal te vergoeden bedrag naar verhouding van het bevolkingscijfer van elke gemeente tot het totale bevolkingscijfer van de gemeenten.

    • b.

      in de overige helft naar verhouding van het totaalbedrag van de aan de inwoners van elke gemeente in het jaar, waarop de vergoeding betrekking heeft, uitstaande kredieten, tot het totaalbedrag van de aan de inwoners van alle gemeenten gedurende hetzelfde jaar uitstaande kredieten, beiden per 1 januari van dat jaar.

  • 5. De gemeenten betalen de in het vierde lid bedoelde bijdrage binnen drie maanden na vaststelling van de rekening, als bedoeld in artikel 29, tweede lid.

  • 6. Bij niet-tijdige betaling van de in het vierde lid bedoelde bijdrage zal rente verschuldigd zijn gelijk aan de debetrente in rekening-courant, die de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten alsdan aan zijn relaties in rekening brengt.

  • 7. Het algemeen bestuur neemt het besluit omtrent het percentage, bedoeld in het tweede lid, bij unanimiteit.

Artikel 29.

  • 1. Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de accountantsverklaring.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van Kredietbank Limburg.

  • 3. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in elk geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, met alle bijbehorende stukken aan de colleges en gedeputeerde staten.

Artikel 30.

De gemeenten waarborgen de betaling van rente, aflossing en kosten voor de door Kredietbank Limburg aangegane geldleningen en op te nemen gelden in rekening-courant, onder het doen van afstand van de voorrechten, die het Burgerlijk Wetboek borgen toekent, zulks in verhouding tot het inwonertal van elk van de gemeenten.

Artikel 31.

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg, die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Historisch Centrum Limburg.

  • 5. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Limburg.

  • 6. De archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Limburg brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van Kredietbank Limburg.

Hoofdstuk 9. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 32.

  • 1. Voor toetreding tot deze regeling kan worden volstaan met een besluit van het college van burgemeester en wethouders dat wenst toe te treden, overeenkomstig artikel 1 van de Wet.

  • 2. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin het besluit daartoe, is bekendgemaakt, tenzij het besluit een andere datum aangeeft.

  • 3. Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen rond de toetreding.

Artikel 33.

  • 1. Een college kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet.

  • 2. Het college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende gemeente gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel 34.

  • 1. Het in artikel 33, vierde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente.

  • 2. Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende gemeente en de voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende gemeente.

  • 4. De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 33 in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende gemeente van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5. Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende gemeente de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de uittredende gemeente.

Artikel 35.

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd, indien tenminste drie vierde van de colleges daartoe besluiten overeenkomstig artikel 1 van de Wet.

  • 2. De wijziging treedt in werking met ingang van de dag volgend op die, waarop de besluiten daartoe, zijn bekendgemaakt.

Artikel 36.

  • 1. De regeling kan worden opgeheven met instemming van alle colleges minus één. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college te brengen.

  • 2. De opheffing gaat in op de dag, volgend op die, waarop de besluiten daartoe zijn bekendgemaakt, tenzij in de opheffingsbesluiten van de colleges gelijkluidend anders is bepaald.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan vast, waarin in elk geval ook een regeling ten aanzien van het personeel van Kredietbank Limburg wordt opgenomen.

  • 4. Zo nodig blijven de bestuursorganen van Kredietbank Limburg ook na de ingangsdatum van de opheffingsbesluiten in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 37.

In alle gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, zoveel mogelijk analoog aan of in de geest van de bepalingen van de wet.

Artikel 38.

De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien twee colleges hierom verzoeken. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de colleges voorleggen. Indien een evaluatie heeft plaatsgevonden kan de eerstvolgende vier jaren geen nieuw verzoek om evaluatie worden ingediend.

Artikel 39.

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen maakt deze regeling tijdig in alle gemeenten bekend overeenkomstig artikel 26 van de Wet.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

Artikel 40.

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening in Limburg’.

Ondertekening