Gemeenschappelijke Regeling Fijnder

Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Fijnder

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn;

Overwegende dat:

  • per 1 januari 2022 de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder bestaat;

  • per 1 juli 2022 een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb 2022,128) in werking is getreden en dat door deze wetswijziging gemeenschappelijke regelingen binnen twee jaar na de inwerkingtreding dienen te voldoen aan deze wet;

Gelet op:

De instemmingsbesluiten van de gemeenteraden van Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk en het advies van het dagelijks bestuur van deze regeling;

Besluiten:

Tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder, door vaststelling van onderstaande integrale tekst.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling verstaat onder:

a.

de colleges:

de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

b.

deelnemende gemeenten:

de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk;

c.

de raden:

de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;

d.

de regeling:

de Gemeenschappelijke regeling Fijnder;

e.

Fijnder:

het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet;

f.

Wet:

Wet gemeenschappelijke regelingen

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam Fijnder.

  • 2. Fijnder is gevestigd in Groenlo.

  • 3. Het rechtsgebied van het openbaar lichaam omvat het gezamenlijke grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk 2 Belang, visie, taken en bevoegdheden

Artikel 3 Belang en visie

  • 1. Deze regeling wordt getroffen om zorg te dragen voor een effectieve en efficiënte uitvoering van de aan de colleges opgedragen taken op het gebied van participatie, re-integratie, sociale werkvoorziening, werk en inkomen.

  • 2. Fijnder richt zich op maximale ondersteuning, ontwikkeling en zelfredzaamheid van klanten op het gebied van arbeid, inkomen en participatie.

  • 3. Fijnder werkt vanuit de bedoeling, is klantgericht, resultaatgericht en levert, in samenwerking met de partners, maatwerk.

  • 4. Fijnder voert de opgedragen taken uit met betrokken, professioneel en kwalitatief goed personeel.

  • 5. Fijnder heeft ambitie en wenst een voortrekkersrol te vervullen.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur van Fijnder heeft als taak zorg te dragen voor de uitvoering van de taken van de colleges, als genoemd in de volgende wetten en alle regelingen en alle regelgeving op landelijk en gemeentelijk niveau waarmee nadere uitwerking wordt gegeven aan deze wetten:

    • a.

      Participatiewet;

    • b.

      Wet sociale werkvoorziening (Wsw);

    • c.

      Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

    • d.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • f.

      Gemeentelijke regeling op het gebied van de bijzondere bijstand.

    • g.

      Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Faillissementswet voor zover het de (ex-) zelfstandige betreft die behoort tot de kring van rechthebbenden voor het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 2. Het algemeen bestuur heeft als taak zorg te dragen voor de uitvoering ten aanzien van het gemeentelijke minimabeleid. Het opstellen van het beleid blijft een bevoegdheid van de colleges.

  • 3. Ter uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, dragen de colleges hun bevoegdheden over aan het algemeen bestuur.

  • 4. De colleges kunnen ten aanzien van de overgedragen bevoegdheden, bedoeld in het derde lid, beleidsregels geven overeenkomstig artikel 4:81, eerste lid, en artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 5. De taken genoemd onder het eerste lid worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met de ketenpartners als bedoeld in de wet Structuur uitvoeringsorganisatie en inkomen.

  • 6. Met het oog op de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, kunnen de gemeenten aan Fijnder opdrachten voor dienstverlening verlenen.

  • 7. De colleges kunnen ook andere taken opdragen aan het bestuur, voor zover het algemeen bestuur daarmee instemt met gekwalificeerde meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 5 Dienstverlening

  • 1. Naast de in artikel 4 bedoelde taken is Fijnder bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten, voor gemeenten buiten het in artikel 2, derde lid, genoemde rechtsgebied en/of andere organen of rechtspersonen dan de deelnemende gemeenten.

  • 2. Fijnder verleent alleen diensten aan gemeenten buiten het artikel 2, derde lid, genoemde rechtsgebied en/of andere organen en rechtspersonen dan de deelnemende gemeenten als het algemeen bestuur hiermee instemt, met dien verstande dat Fijnder ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden uitsluitend voor de deelnemende gemeente verricht. Het algemeen bestuur beslist over de dienstverlening aan derden.

  • 3. De dienstverlening bedoeld in het eerste lid geschiedt in principe op basis van een overeenkomst, tussen Fijnder en gemeente of gemeenten, dan wel organen of rechtspersonen die het aangaat. In deze overeenkomst wordt vastgelegd welke prestaties Fijnder zal leveren, de kosten die bij deze derden in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot de dienstverlening wordt overgegaan.

Hoofdstuk 3 Inrichting bestuur

Afdeling 3.1 Samenstelling bestuur

Artikel 6 Algemeen

  • 1. Het bestuur van Fijnder bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van Fijnder.

Afdeling 3.2 Algemeen bestuur

Artikel 7 Aanwijzing leden

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De colleges wijzen uit hun midden ieder twee leden van het algemeen bestuur aan.

  • 3. De colleges kunnen voor ieder lid daarnaast één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat een lid vervangt bij verhindering of ontstentenis. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

Artikel 8 Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt:

    • a.

      doordat een lid ontslag neemt;

    • b.

      door ontslag door het college dat hem heeft aangewezen;

    • c.

      van rechtswege doordat het lid geen deel meer uitmaakt van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 2. Het lid van het algemeen bestuur, van wie het lidmaatschap eindigt op de grond genoemd in het vorige lid onder a, stelt de voorzitter van het algemeen bestuur hiervan op de hoogte. Het lidmaatschap eindigt niet eerder dan nadat in de opvolging is voorzien.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste een vijfde deel van de leden waaruit het algemeen bestuur bestaat, met opgave van redenen, daarom verzoekt. In dat laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 5. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6. Indien ingevolge het vijfde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vijfde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 10 Vergaderorde

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze, en zo nodig andere toehoorders, te doen vertrekken.

  • 2. De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 11 Open en besloten vergadering

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd, een en ander overeenkomstig artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 12 Immuniteit

De leden van het bestuur van Fijnder en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 13 Besluitvorming

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn gemeente in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenverstrengeling speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 6. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, voor zover de regeling niet anders bepaalt.

  • 7. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 13a: Zienswijze besluiten algemeen bestuur

De algemeen verbindende voorschriften ten aanzien van de aan Fijnder gedelegeerde bevoegdheden zijn opgenomen in de verordening sociaal domein van de drie aangesloten gemeenten. Daarnaast handelt Fijnder binnen de kaders van de begroting. Het Algemeen Bestuur kan besluiten om een zienswijze te vragen op een voorgenomen besluit met een verstrekkend politiek of financieel karakter, dat niet valt onder de kaders van de verordening sociaal domein of de begroting.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur, tenzij deze bevoegdheden bij of krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur niet de bevoegdheid overdragen tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de gemeenteraden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

  • 5. De stukken die van het algemeen bestuur uitgaan worden door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

Afdeling 3.3 Dagelijks bestuur

Artikel 15 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit de voorzitter en twee andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden, met inachtneming van artikel 14, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur en mogen niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de gemeenteraden van de gemeenten.

  • 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

Artikel 16 Ontslag leden

  • 1. Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

  • 2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

  • 3. De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Artikel 13, tweede tot en met het zevende lid, is niet van toepassing bij besluiten van het algemeen bestuur ingevolge dit artikel.

  • 5. Bij langdurige ontstentenis kan een interim bestuurder of een opvolger worden aangewezen door het algemeen bestuur. Bij een kortdurende afwezigheid werkt het dagelijks bestuur met een interne vervangingsregeling.

Artikel 17 Vergaderorde

  • 1. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt gezonden.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 3. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven over de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 18 Besluitvorming

  • 1. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, tenzij de regeling hiervoor een afwijkende bepaling heeft. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordigd is.

  • 3. Indien het vereiste aantal leden niet vertegenwoordigd is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, een nieuwe vergadering.

Artikel 18a Zienswijze besluiten Dagelijks Bestuur

In de verordening sociaal domein zijn de algemeen verbindende voorschriften opgenomen die het kader vormen voor het handelen van Fijnder. Er zijn derhalve geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf een zienswijze moet worden gevraagd, bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 19 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur heeft de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van Fijnder;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;

    • c.

      regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van Fijnder;

    • d.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, waaronder het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten, van Fijnder, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 14, vierde lid;

    • e.

      besluiten, om namens Fijnder, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2. De stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

Afdeling 3.2 De voorzitter

Artikel 20 Aanwijzing

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter. Deze wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering waarin het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling bijeenkomt.

Artikel 20a Zienswijze besluiten voorzitter

Er zijn geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf een zienswijze moet worden gevraagd, bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 21 Taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter:

    • a.

      bevordert een goede uitvoering van taken van Fijnder;

    • b.

      is voorzitter van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur;

    • c.

      vertegenwoordigt Fijnder in en buiten rechte.

  • 2. De voorzitter kan aan een ander machtiging verlenen tot vertegenwoordiging, als bedoeld in het eerste lid, onder c.

Afdeling 3.5 Commissies

Artikel 22 Adviescommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan een adviescommissie instellen ter advisering aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter een adviescommissie instellen ten behoeve van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk ten behoeve van de voorzitter, voor zover deze adviescommissie een tijdelijk karakter heeft.

Artikel 22a Gemeenschappelijke adviescommissie

Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de raden, met inachtneming van artikel 24a van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke adviescommissie in. De gemeenschappelijke adviescommissie kan het algemeen bestuur van advies voorzien, de besluitvorming van de raden met betrekking tot de regeling voorbereiden of de raden van advies voorzien.

Artikel 22b Participatie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de verordening sociaal domein van de raden op grond van artikel 47 van de Participatiewet, draagt het bestuur van Fijnder zorg voor de instellingen van een cliëntenraad bestaande uit personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, Participatiewet of hun vertegenwoordigers.

  • 2. De cliëntenraad, bedoeld in het vorige lid, wordt betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid.

Hoofdstuk 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 23 Informatie- en verantwoordingsplicht van het dagelijks bestuur en zijn leden

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5. Met het oog op de Wet open overheid (Woo) maakt het bestuur in ieder geval uit eigen beweging openbaar de categorieën genoemd in artikel 3.3 Woo.

Artikel 24 Informatie- en verantwoordingsplicht van de voorzitter

  • 1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. De voorzitter geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. De voorzitter geeft de raden mondeling of schriftelijk een door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, alsmede uit eigen beweging alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5. Het algemeen bestuur kan besluiten de voorzitter ontslag te verlenen, indien de voorzitter het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 25 Informatie- en verantwoordingsplicht van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van Fijnder.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, alsmede uit eigen beweging alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, tenzij de verstrekking ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 26 Verantwoordingsplicht van de leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, alsmede aan de betreffende raad de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.

  • 3. Een college kan besluiten een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

Hoofdstuk 5 De organisatie

Artikel 27 Directeur

  • 1. Het dagelijks bestuur besluit tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de directeur.

  • 2. De directeur staat als secretaris het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ter zijde bij de uitoefening van hun taken. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur en kan aan de beraadslaging deelnemen. Hij ondertekent mede de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op degene die de directeur vervangt.

  • 4. De ambtelijke organisatie van Fijnder staat onder leiding van de directeur.

Hoofdstuk 6 Financiële bepalingen

Artikel 28 Algemene financiële uitgangspunten

  • 1. Fijnder draagt de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken die bij deze regeling aan Fijnder zijn opgedragen.

  • 2. Elke gemeente draagt de integrale kosten voor de taken die hij afneemt van Fijnder.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor instandhouding van Fijnder. Nadere financieringsafspraken voor extra taken worden opgenomen in de overeenkomst zoals bedoeld in artikel 5, derde lid.

  • 4. De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat Fijnder over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen en staan daarmee garant voor de volledige nakoming van de financiële verplichtingen van Fijnder.

Artikel 29 Kadernota

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 30 Begroting

  • 1. Voor alle aan Fijnder opgedragen taken brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de van de gemeenten te ontvangen bijdragen en andere financiële middelen die naar verwachting kunnen worden aangewend.

  • 2. Ten laste van Fijnder kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden opgenomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

Artikel 31 Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste twaalf weken voor de in artikel 32, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden een ontwerp aan voor de begroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaar stelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 3. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede de eventuele conclusie die het daaraan verbindt.

Artikel 32 Vaststelling begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting is vastgesteld wanneer ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen voor zijn.

  • 2. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland.

Artikel 33 Begrotingswijzigingen

  • 1. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2. De artikelen 31 en 32, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na vaststelling aan gedeputeerde staten.

Artikel 34 Jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten en aan de raden.

Artikel 35 Financiële verordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa, en

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 36 Financiële controleverordening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van het financieel beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 34 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt regels vast inzake opdrachtverlening voor onderzoek naar rechtmatigheid en doelmatigheid.

Hoofdstuk 7 Vergoedingen

Artikel 37 Vergoedingen

Reis- en verblijfkosten gemaakt als bestuurslid van Fijnder worden vergoed door de gemeente die het lid vertegenwoordigt, op basis van de reis- en verblijfkostenregeling die in die gemeente van toepassing is.

Hoofdstuk 8 Het archief

Artikel 38 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt gedeputeerde staten medegedeeld.

  • 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van Fijnder en haar rechtsvoorgangers, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk 9 De regeling

Afdeling 9.1 Duur en evaluatie

Artikel 39 Duur

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40 Evaluatie

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten om de regeling te evalueren.

  • 2. De inhoud en omvang van de evaluatie wordt door het algemeen bestuur bepaald.

Afdeling 9.2 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 41 Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Wijziging geschiedt bij gewone meerderheid.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een voorstel tot wijziging sturen naar de colleges. Een voorstel kan ook worden ingediend bij het algemeen bestuur door ten minste twee colleges. Het algemeen bestuur zendt het voorstel, bedoeld in de vorige volzin, onverwijld door aan de colleges.

Artikel 42 Toetreding

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente die wenst toe te treden, kan een verzoek daartoe richten aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek tot toetreding binnen drie maanden na ontvangst door aan de colleges onder overlegging van zijn advies over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogde toetreder en de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, daartoe besluiten.

Artikel 43 Uittreding

  • 1. Het college dat voornemens is uit te treden, maakt dit uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kenbaar aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges.

  • 2. Indien de regeling slechts twee colleges als deelnemers heeft wordt een verzoek tot uittreding beschouwd als een verzoek tot opheffing conform artikel 52.

  • 3. Uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het tweede jaar volgende op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in het eerste lid, in kennis is gesteld.

Artikel 44 Aanvang uittredingsprocedure

  • 1. Een college zendt zijn besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het besluit, bedoeld in het eerste lid, onverwijld door aan de overige colleges.

  • 3. Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept voor het uittredingsplan.

  • 4. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 5. Indien het algemeen bestuur van oordeel is dat het besluit tot uittreding van een college ertoe leidt dat continuering van de samenwerking in de regeling redelijkerwijs niet meer mogelijk is, doet zij de colleges een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Fijnder als bedoeld in artikel 52.

  • 6. Indien binnen drie maanden na ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit als bedoeld in het eerste lid door ten minste twee colleges van de andere deelnemers wordt besloten tot uittreding dan wel tot opheffing van de regeling worden deze besluiten tot uittreding respectievelijk deze besluiten tot opheffing beschouwd als besluiten tot opheffing als bedoeld in artikel 52.

Artikel 45 Procedure voor vaststellen uittredingsplan

  • 1. Het uittredingsplan bepaalt met inachtneming van het bepaalde in dit besluit de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder.

  • 2. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept uittredingsplan voorbereidt. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het algemeen bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer. De selectiecommissie besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 4. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 5. Ten minste 8 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6. Uiterlijk 8 maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

Artikel 46 Te vergoeden kosten

  • 1. De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. De frictiekosten en desintegratiekosten worden berekend op basis van de principes van goed koopmanschap en de principes van accounting.

  • 2. Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van een deelnemer.

  • 3. Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding.

  • 5. De Gemeenschappelijke Regeling Fijnder brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 6. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van uittredende deelnemer.

Artikel 47 Peildatum

  • 1. Gelijktijdig met het opstellen van het concept uittredingsplan stelt het algemeen bestuur, indien dat noodzakelijk is gelet op de uittreding, een voorstel voor wijziging van de regeling en van de daarop gebaseerde besluiten op. Dit voorstel wordt samen met het concept uittredingsplan aan de deelnemers toegezonden voor besluitvorming. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat de uittredende deelnemer alleen het concept uittredingsplan voor besluitvorming krijgt toegezonden. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 2. Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald omdat: de wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt waarvan deze diende aan te nemen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou luiden indien deze onjuiste inlichtingen niet zouden zijn verstrekt; de wederpartij inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt terwijl de wederpartij redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

Artikel 48 Advies Ondernemingsraad

  • 1. Alvorens het algemeen bestuur het concept uittredingsplan voor zienswijzen toezendt aan de colleges stelt het de ondernemingsraad van Fijnder in de gelegenheid om advies uit te brengen over de personele en organisatorische gevolgen die voortvloeien uit het concept uittredingsplan, conform de bepalingen in de Wet op de ondernemingsraden. Met de inhoud van dit advies wordt rekening gehouden in het concept uittredingsplan.

  • 2. Indien het algemeen bestuur in het concept uittredingsplan vaststelt dat de uittreding een verlies van 20 of meer arbeidsplaatsen tot gevolg heeft of kan hebben, treedt het algemeen bestuur in overleg met de bij de sector betrokken vakbonden om te bepalen of het opstellen van een sociaal plan noodzakelijk is, alvorens het dagelijks bestuur het concept uittredingsplan voor zienswijzen toezendt aan de deelnemers. De conclusies van dit overleg worden opgenomen in het voorstel waarmee het concept uittredingsplan wordt aangeboden aan de deelnemers.

Artikel 49 Wijziging van de regeling

  • 1. Gelijktijdig met het opstellen van het concept uittredingsplan stelt het algemeen bestuur, indien dat noodzakelijk is gelet op de uittreding, een voorstel voor wijziging van de regeling en van de daarop gebaseerde besluiten op. Dit voorstel wordt samen met concept uittredingsplan aan de deelnemers toegezonden voor besluitvorming.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat de uittredende deelnemer alleen het concept uittredingsplan voor besluitvorming krijgt toegezonden.

Artikel 50 Wederzijdse verantwoordelijkheden

  • 1. Gemeenschappelijke Regeling Fijnder is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

  • 2. De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het algemeen bestuur houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding bij de beraadslaging in en besluitvorming door het algemeen bestuur rekening met de belangen van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming, tenzij dit strijdig is met de belangen van zijn gemeente.

  • 3. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende partij overneemt van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 51 Betaling van de uittreedsom

Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Artikel 52 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de meerderheid van de colleges, mits met voorafgaande toestemming van de gemeenteraden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, gehoord de colleges, een liquidatieplan vast, dat de gevolgen van de opheffing en de liquidatie van Fijnder regelt.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten tot afwikkeling van de financiële gevolgen van de opheffing en het vereffenen van alle schulden van de regeling.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. Van elk besluit tot opheffing of tot wijziging van deze regeling wordt direct bericht gezonden aan de deelnemende gemeenten en gedeputeerde staten.

Afdeling 9.3 Geschillen

Artikel 53 Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee wijzen gezamenlijk een derde lid aan die tevens als voorzitter van de geschillencommissie optreedt.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken colleges.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 54 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

  • 2. Het college van de gemeente Berkelland draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, onverminderd het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 46 Citeertitel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling Fijnder.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Berkelland op 2 april 2024

De burgemeester,

Drs. J.H.A. van Oostrum

de secretaris,

M.J.N. Broers

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost

Gelre op 7 mei 2024

De burgemeester,

A.H. Bronsvoort

de secretaris,

J.L.L. Heerkens

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Winterswijk op 28 maart 2024

de burgemeester,

B.J.J. Bengevoord

de secretaris,

S.M.H. Weir