Nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen

Geldend van 27-06-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 04-06-2024

Intitulé

Nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet en 5:13 van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010;

Overwegende dat:

  • op grond van artikel 5:13 van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 vergunningen kunnen worden verleend voor standplaatsen;

  • een beperkt aantal vergunningen voor dag- en seizoenstandplaatsen kan worden verleend;

  • deze nadere regel procedureregels bevat om te bepalen wie in aanmerking komt voor een vergunning.

Besluiten de volgende nadere regel vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze nadere regel verstaat onder:

  • a.

    aanwijzingsbesluit: het Aanwijzingsbesluit artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, standplaatsen.

  • b.

    brancheringsregeling/branchering: het onderscheiden van verschillende branches

  • en het uitsluiten van branches van vestiging of bij het verlenen van standplaatsvergunningen voor verkoop in de openbare ruimte.

  • c.

    cluster: een cluster is een locatie waarbij meerdere standplaatsen op dezelfde dag(en) worden ingenomen binnen een straal van 50 meter. Een cluster omvat maximaal 5 standplaatsen.

  • d.

    dagstandplaats: een standplaats op een vaste, door het college aangewezen, locatie die gedurende het gehele kalenderjaar één of meerdere sta-dag(en) per week kan worden ingenomen.

  • e.

    hoofdproduct: het product dat door de ondernemer als primair product aangeboden wordt.

  • f.

    incidentele standplaats binnenstad: een standplaats gelegen binnen de singels op een vaste door het college aangewezen locatie en gedurende een beperkte tijd (maximaal drie dagdelen) kan worden ingenomen. Het gebied binnen de singels bestaat uit het gebied dat wordt begrensd door de Catharijnesingel, Weerdsingel, Wittevrouwensingel, Maliesingel en Tolsteegsingel.

  • g.

    incidentele standplaats buiten binnenstad: een standplaats gelegen buiten de singels en gedurende een beperkte tijd (maximaal drie dagdelen) kan worden ingenomen.

  • h.

    kavel: combinatie van door het college aangewezen standplaatslocatie, sta-dag(en), positie, maat en oppervlak.

  • i.

    mobiel verkooppunt: vitrines, toonbanken e.d. die vanuit winkels of horeca-inrichtingen een openbare plaats op worden gereden in de directe omgeving van de betreffende winkel of horeca-inrichting en van waaruit voor een korte periode verkoop plaatsvindt.

  • j.

    seizoenstandplaats: een standplaats op een vaste door het college aangewezen locatie voor de verkoop van producten die aan het zomer- of winterseizoen gebonden zijn (zoals oliebollen en ijs) en gedurende een bepaalde aaneengesloten periode. Het zomerseizoen is maximaal 6 maanden en loopt van 1 april tot 1 oktober en het winterseizoen is maximaal 6 maanden en loopt van 1 oktober tot 1 april het jaar opvolgend.

  • k.

    sta-dag(en): de dag(en) waarop de vergunninghouder de standplaats mag innemen.

  • l.

    verordening: Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010.

  • m.

    verspreide locaties: kavels gelegen bij o.a.parken en begraafplaatsen, en niet in de directe omgeving van een winkelgebied

  • n.

    winkelgebied: openbare ruimte met bouwblokken waar de meeste panden uit winkels bestaan

Artikel 2 Doel en afbakening

Het doel van deze nadere regel is om te bepalen voor welke categorieën standplaatsen een vergunning kan worden verleend op grond van artikel 5:13 van de verordening, hoeveel vergunningen beschikbaar worden gesteld, wat de maximale vergunningsduur is per categorie standplaats en aan wie vergunning wordt verleend in het geval er meerdere aanvragers in aanmerking willen komen voor een vergunning.

Artikel 3 Vergunningenplafond

  • 1. Ter bescherming van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van overlast in de openbare ruimte is het aantal dag- en seizoenstandplaatsen en de incidentele standplaatsen binnenstad gelimiteerd. Een vergunning voor een dagstandplaats, seizoenstandplaats of incidentele standplaats binnenstad wordt alleen verleend voor de aangewezen locaties zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit.

  • 2. Op grond van artikel 5:13 van de verordening wordt in deze tabel aangegeven de categorie standplaats waarvoor een vergunning kan worden verleend, het vergunningenplafond en de maximale vergunningsduur:

Categorie

Vergunningenplafond

Maximale vergunningsduur

Mobiel verkooppunt

nee

2 maanden

Incidentele standplaats buiten binnenstad

nee

3 dagdelen

Incidentele standplaats binnenstad

nee

3 dagdelen

Dagstandplaats

ja

15 jaar

Seizoenstandplaats

ja

15 jaar

Hoofdstuk 2 Incidentele standplaatsen en mobiele verkooppunten

Artikel 4 Aanvragen incidentele standplaats mobiel verkooppunt

  • 1.

    Vergunningaanvragen voor incidentele standplaatsen en mobiele verkooppunten kunnen gedurende het lopende jaar worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen voor incidentele standplaatsen en mobiele verkooppunten worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3.

    Aanvragen voor incidentele standplaatsen in de binnenstad en mobiele verkooppunten kunnen alleen voor de aangewezen locaties zoals opgenomen op het aanwijzingsbesluit worden ingediend.

Artikel 5 Indieningsvereisten voor aanvragen voor vergunning

Bij een aanvraag voor een incidentele vergunning of mobiel verkooppunt wordt gebruikt gemaakt van het daarvoor bedoelde (digitale) aanvraagformulier.

Artikel 6 Weigeringsgronden voor vergunning

Een aanvraag voor een incidentele vergunning of mobiel verkooppunt wordt onverminderd het bepaalde in artikel 5:13 van de verordening geweigerd indien een incidentele vergunning in de binnenstad of een vergunning voor een mobiel verkooppunt wordt aangevraagd voor een locatie waar voor het aangevraagde tijdvak geen vergunning beschikbaar is.

Hoofdstuk 3 Dag- en seizoenstandplaatsen

Artikel 7 Bekendmaking mogelijkheid aanvragen vergunning dag- en seizoenstandplaats

  • 1. Het college stelt de periode vast waarbinnen aanvragen voor dag- en seizoenstandplaatsvergunningen kunnen worden ingediend. Hiervan wordt minimaal mededeling gedaan in het Gemeenteblad. Hierin wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      een omschrijving van de vrijgekomen kavel en alle kenmerken van de kavel zoals in het aanwijzingsbesluit is opgenomen. Hierbij wordt een kaart van de locatie bijgevoegd;

    • b.

      binnen welk tijdvak geïnteresseerden een aanvraag kunnen indienen;

    • c.

      binnen welk tijdvak een aanvrager eventuele gebreken op het aanvraagformulier kan herstellen;

    • d.

      op welke datum de uitslag van de procedure wordt bekendgemaakt;

    • e.

      op welke wijze met gebruikmaking van een (digitaal) aanvraagformulier, een aanvraag kan worden ingediend;

    • f.

      welke gegevens bij de aanvraag moeten worden gevoegd om als volledig te worden aangemerkt en;

    • g.

      op welke wijze de selectie plaats zal vinden.

  • 2. Het college stelt een (digitaal) aanvraagformulier vast dat moet worden gebruikt voor de vergunningaanvraag.

  • 3. Vergunningaanvragen voor dag- en seizoenstandplaatsvergunningen moeten worden ingediend in het tijdvak als bedoeld onder lid 1 van dit artikel.

  • 4. Per kavel kan maximaal één vergunning verleend worden.

Artikel 8 Procedure vergunningverlening dag- en seizoenstandplaatsen

  • 1. De verlening van de vergunning(en) vindt plaats via het doorlopen van twee fasen:

    • a.

      Fase 1: toetsing aan indieningsvereisten in artikel 9.

    • b.

      Fase 2: een vergelijkende inhoudelijke toets indien nodig.

  • 2. Fase 1

    • a.

      Het college beoordeelt op volgorde van kavels zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit alle ingediende complete aanvragen die voldoen aan hetgeen is bepaald in en krachtens artikel 9 en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn. 

    • b.

      Als binnen de termijn als bedoeld in artikel 7 lid 1, voor een kavel één aanvraag is ingediend, blijft de vergelijkende toets achterwege en wordt de kavel vergund aan de desbetreffende aanvrager.  

    • c.

      Als binnen de termijn bedoeld in artikel 7 lid 1 meer dan één aanvraag voor dezelfde kavel is ingediend wordt een vergelijkende toets uitgevoerd.

  • 3. Fase 2

    • a.

      De volgorde van kavels zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit is leidend voor de beoordeling van een aanvraag.

    • b.

      De ingediende aanvragen worden in de inhoudelijke toets beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria uit artikel 12.

    • c.

      De aanvraag met de hoogste score op basis van deze selectiecriteria krijgt de vergunning.

    • d.

      Als er na beoordeling een exact gelijke score is bij meerdere aanvragen, dan tellen de punten voor het criteria binding met de wijk dubbel. Is de score dan nog steeds gelijk, dan wordt er geloot onder toezicht van notaris of de voorzitter van de beoordelingscommissie.

    • e.

      Binnen een cluster geldt dat een hoofdproduct dat reeds is vergund niet meer in aanmerking komt voor een volgende vergunning binnen dat cluster.

  • 4.

    • a.

      Kavels die niet vergund zijn in de eerste ronde worden voor de nieuwe ronde weer opengezet.

    • b.

      Als een seizoenstandplaats niet voor gehele tijd wordt ingenomen dan worden de resterende maanden voor de nieuwe ronde weer opengezet.

Artikel 9 Indieningsvereisten voor aanvragen voor vergunning

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via het (digitale) aanvraagformulier waarin in ieder geval wordt aangegeven:

    • a.

      hoe invulling wordt gegeven aan de criteria duurzaamheid en binding met de wijk;

    • b.

      welk hoofdproduct de aanvrager gaat verkopen, en

    • c.

      in het geval van een seizoensstandplaats wordt aangegeven wat dit hoofdproduct een seizoensproduct maakt; en,

    • d.

      een toestemmingsverklaring van de rechthebbende van het perceel waarop de standplaats ingenomen gaat worden, in het geval de gemeente niet de eigenaar van het perceel is.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan een dag- of seizoenstandplaats enkel binnen het in artikel 7 lid 1 vastgestelde tijdvak worden ingediend.

  • 3. Het aanvraagformulier maakt onderdeel uit van de te verlenen vergunning.

Artikel 10 Branchering

  • 1. Voor locaties met dagstandplaatsen als onderdeel van een winkelgebied geldt de volgende branchering:

    • a.

      Hoofdbranche food, inclusief de verzamelbranches gericht op versbereide producten;

    • b.

      Branche bloemen en planten.

  • 2. Voor verspreide locaties met dagstandplaatsen geldt de volgende branchering:

    • a.

      Branches gericht op versbereide producten;

    • b.

      Branche bloemen en planten.

  • 3. Voor seizoenstandplaatsen geldt de volgende branchering

    • a.

      Branches gericht op seizoensgebonden producten.

  • 4. Voor zover op een locatie sprake is van een cluster van standplaatsen,dan moet het hoofdproduct van de standplaats verschillen van het hoofdproduct van de andere standplaatsen als er overlappende sta-dagen zijn.

  • 5. Op geen van de locaties is de branche non-food overig toegestaan.

Artikel 11 Weigeringsgronden voor vergunning

  • 1. Een aanvraag voor een dag- of seizoenstandplaatsvergunning wordt onverminderd het bepaalde in artikel 5:13 van de verordening geweigerd indien:

    • a.

      een vergunning wordt aangevraagd voor een kavel waar op dat moment geen vergunning beschikbaar is;

    • b.

      de aanvraag niet voldoet aan de kenmerken zoals genoemd in het aanwijzingsbesluit;

    • c.

      de aanvraag ziet op een kavel binnen een cluster en het hoofdproduct overeenkomt met het hoofdproduct van een ander kavel binnen dit cluster dat al is vergund;

    • d.

      een aanvrager een aanvraag indient voor kavels met overlappende sta-dagen;

    • e.

      een aanvrager een aanvraag indient voor een kavel dat in sta-dagen overlap heeft met een ander kavel waar hij al vergunning voor heeft. Deze weigeringsgrond vervalt indien in de aanvrager in de vergunningaanvraag verklaart de bestaande vergunning op te zeggen met ingang van de datum waarop de nieuwe vergunning wordt verleend.

    • f.

      uit de onderbouwing voor een seizoenstandplaats niet afdoende blijkt dat het hoofdproduct een seizoensproduct is.

Artikel 12 De vergelijkende inhoudelijke toetsing (fase 2)

  • 1. De vergelijkende inhoudelijke toetsing ziet op de beoordeling van de volgende criteria met bijbehorende wegingsfactor:

Categorie 

Vraag 

Antwoord 

1. Afval en transport max 5 punten 

a. Overgebleven producten 

Wat doet u met het grootste deel van de producten tegen het eind van de houdbaarheidsdatum of niet verkochte (verse) producten aan het eind van de verkoopdag?  

 □ gratis mee te nemen of ter donatie aan bijvoorbeeld voedselbank ♦ 

□ met korting te koop met korting of bv. op 'too-good-to-go' ♦ 

□ bewaar ik voor een volgende verkoopdag ♦ 

□ ik gooi geen bruikbare of eetbare waar weg ♦ 

□ deze gooi ik weg 

 

Slechts 1 antwoord mogelijk 

b. Eigen verpakking (de boodschappen die de klant meeneemt)  

Ik bied niet zichtbaar en actief wegwerpverpakkingen aan.  

 □ ja ♦ 

□ nee 

c. Uitstootvrij transport 

Mijn vervoer van en naar de kavel is: 

 

Toelichting: Onder emissieloos verstaan we een 0-emissie voertuig volgens de richtlijnen van het ministerie van I&W. Een (bak)fiets of elekrische brom- of snorfiets telt zeker als emissieloos.  

□ Emissieloos ♦♦ 

□ Emissieklasse 6 ♦ 

□ Een lagere emissieklasse 

 

Slechts 1 antwoord mogelijk 

 

 

4 x ♦ = 5 punten 

3 x ♦ = 3 punten 

2 x ♦ = 2 punten 

1 x ♦ = 1 punt 

0 x ♦ = 0 punten 

 

2. Verduurzaming bedrijfsvoering max 9 punten 

 

 

 

 

 

 

 

Het gaat hier duidelijk niet om het toelichten van uw antwoordkeuzes bij de vragen over 'Afval en transport'. 

Wat doet u nog meer om uw bedrijf duurzamer te maken? Licht toe in max. 2800 tekens. We kijken bij duurzaamheidsmaatregelen verder dan de standplaats of verkoopwagen alleen, dus naar de gehele bedrijfsvoering. Verduurzaming op het vestigingsadres van uw bedrijf telt ook mee.  

Toelichting: We kijken in de beoordeling van deze vraag naar verduurzaming in thema's (1) klimaat, (2) gezonde leefomgeving, en (3) groene energie. Het gaat concreet om de activiteiten die u neemt en heeft genomen om uw bedrijfsvoering te verduurzamen. Deze drie thema's zijn gebaseerd op het MVOI ambitieweb en de Nieuwe Economie Index Utrecht.  

(1) Klimaat (verlagen CO₂-uitstoot, slimme en groene afspraken maken met leveranciers die zorgen voor efficiente, minder brandstofgebruik en kilometers, duurzame opslag, duurzaam materiaalgebruik en hergebruik). 

(2) Gezonde leefomgeving 

- Er worden ‘betere keuze’ producten zichtbaar aangeboden (bijvoorbeeld biologisch, of met minder zout/suiker/vet/vlees, of kleinere porties) 

- Drinkwater is kosteloos verkrijgbaar (hervulbare fles of beker),  

- Directe omgeving standplaats is een ruimte waar mensen zich prettig en veilig voelen; voorkomen overlast (geluid, geur, afval etc.)  

(3) Groene energie (energie besparende maatregelen, zonnepanelen, thuisaccu, ledverlichting, apparatuur met laag energielabel, keuze type brandstof of -gas, een contract voor groene stroom) 

De selectiecommissie beoordeelt alle thema’s (1 t/m 3) met een 0 - 1 - 3 puntenverdeling: 

□ U doet niets voorhet thema: 0 punten.  

□ U doet uw best voor het thema, maar er worden slechts 1 of 2 concrete voorbeelden genoemd = 1 punt.  

□ U weet 3 of meer concrete voorbeelden te noemen om uw inzet voor het thema aan te tonen: 3 punten.  

 

 

Binding met de wijk 

 

 

Categorie 

Vraag 

Antwoord 

1. Leren en werken max 5 punten 

a. Erkend leerbedrijf 

Ik ben of word een erkend leerbedrijf (aangesloten bij S-BB). Toelichting: erkend leerbedrijf worden mag ook nadat de vergunning verleend is. Het certificaat moet dan binnen 6 maanden na ingangsdatum vergunning (1 oktober 2025) overlegd worden.   

 □ ja (incl. worden) 

□ nee 

b. Bijdrage werkgelegenheid in de wijk 

Als ik nieuwe medewerkers in dienst neem, werf ik deze in de wijk.  

Toelichting: bij deze vraag gaat het alleen om betaald werk. 

□ ja 

□ nee 

c. Bijdrage ontwikkelkansen in de wijk 

Ik bied een sociale werkplek of ervaringsplek aan voor inwoners of maatschappelijke instellingen uit de wijk. Denk hierbij aan (snuffel)stageplaatsen of werkervaringsplaatsen. 

Toelichting: bij deze vraag gaat het niet om een betaald dienstverband. 

□ ja 

□ nee 

 

 

□ 3 x ja = 5 punten 

□ 2 x ja = 3 punten 

□ 1 x ja = 1 punt 

□ 0 x ja = 0 punten 

2. Verbinding met een wijk max 15 punten 

U vraagt een vergunning aan in de wijk .... 

naam: 

geen punten 

 

Beschrijf in max. 2800 tekens wat u doet om een verbinding aan te gaan met de wijk waarin u een standplaatsvergunning voor aanvraagt. 

Toelichting: Wij vinden binding met de wijk voor standplaatshouders belangrijk. Standplaatsen zijn ontmoetingsplekken in de wijk en dragen zo bij aan een sociale stad. We kijken in de beoordeling van deze vraag naar uw voorgenomen bijdrage aan de thema's (1) wijkactiviteiten, (2) feestdagen, (3) de lokale bedrijvigheid, (4) uw bijzondere rol en (5) ontmoetingsplek in de wijk. Het gaat dus concreet om de activiteiten die u van plan bent te doen in en voor de wijk. 

Het gaat hier duidelijk niet om het toelichten van uw antwoordkeuzes bij de vragen over 'Leren en werken'.  

De selectiecommissie beoordeelt alle thema’s (1 t/m 5) met een 0 - 1 - 3 puntenverdeling: 

□ U doet niets voorhet thema: 0 punten.  

□ U doet uw best voor het thema, maar er worden slechts 1 of 2 concrete voorbeelden genoemd = 1 punt.  

□ U weet 3 of meer concrete voorbeelden te noemen om uw inzet voor het thema aan te tonen: 3 punten.  

  • 2. Bij de vergelijkende toets worden aan de aanvragen punten toegekend op basis van de criteria en overeenkomstig de puntentelling uit lid 1 van dit artikel.

  • 3. De in dit artikel bedoelde beoordeling geschiedt door een beoordelingscommissie die wordt aangewezen door het college. Het college streeft ernaar dat in de commissie een lid met kennis van de branche en een vertegenwoordiger uit de wijk zitting neemt.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Overdragen vergunning

  • 1. Overdracht van een standplaatsvergunning is alleen toegestaan aan familie in de eerste graad, mits mede-eigenaar van het bedrijf.

  • 2. Een aanvraag tot overschrijven wordt ingediend binnen twee maanden na:

    • a.

      Overlijden,

    • b.

      Terugtreden uit het bedrijf,

    • c.

      Echtscheiding, of

    • d.

      Aantoonbare blijvende arbeidsongeschiktheid.

  • 3. Het overdragen van de standplaatsvergunning heeft geen invloed op de inhoud van de vergunning anders dan het wijzigen van de vergunninghouder. De vergunning wordt overgedragen voor maximaal de resterende termijn waarvoor deze is verleend.

Artikel 14 Intrekken vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 van de verordening kan het college de vergunning intrekken:

  • 1.

    Indien als gevolg van gebiedsontwikkeling, herinrichting- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg of toenemende verkeersdrukte geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning. Indien mogelijk kan het college de vergunninghouder een andere locatie toewijzen in de nabijheid van de huidige locatie of,

  • 2.

    Indien de wijze waarop de vergunninghouder zijn activiteiten uitvoert of de wijze waarop het mobiel verkooppunt wordt geëxploiteerd de openbare orde, veiligheid of het woon- leefklimaat in de omgeving op ontoelaatbare wijze verstoort.

Artikel 15 Intrekking

De Regels standplaatsen Utrecht 2013, en Regels venten Utrecht 2013 en Regels Mobiele verkooppunten Utrecht 2013 worden ingetrokken.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot en met 4 juni 2024.

Artikel 17 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen.

Ondertekening

Aldus als principebesluit vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht in de vergadering van 26 januari 2024 en definitief vastgesteld door de wethouder Economische Zaken op 21 juni 2024

De burgemeester.

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis

Toelichting nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen

Artikel 1 Definities

Toelichting hoofdproduct standplaatsen

Hoofdproduct

Het hoofdproduct is het product dat door de ondernemer als primair product aangeboden wordt. Iedere ondernemer wordt gevraagd zijn of haar hoofdproduct op te geven. Dit is een van de indieningsvereisten voor het aanvragen van de standplaatsvergunning. Het is nodig voor de branchering en daarmee onderdeel van de procedure van vergunningsverlening.

Hiermee wordt voorkomen dat er op een locatie met meerdere standplaatsen (=cluster) op dezelfde dagen dezelfde hoofdproducten worden aangeboden. De aantrekkingskracht op de consument wordt daardoor vergroot omdat de diversiteit van branches binnen clusters gewaarborgd kan worden.

Uitgangspunt is dus dat ondernemers primair het opgegeven hoofdproduct op de standplaats aanbieden. Ondernemers mogen naast het hoofdproduct een bijproduct aan bieden. Hierbij geldt dat het aanbod op de standplaats voor minimaal 90% uit het hoofdproduct bestaat, en maximaal 10% uit bijproduct. Na vergunningsverlening kan er bij eventueel handhaving gekeken worden naar de samenstelling van het aanbod op de standplaats. Mocht deze substantieel afwijken van genoemde percentages en/of opgegeven hoofdproduct, dan kan dit gevolgen hebben voor de verleende vergunning.

Voorbeeld: Ondernemer verkoopt vis als hoofdproduct, en broodjes haring als bijproduct.

Artikel 3 Vergunningenplafond

Onderbouwing maximumstelsel dag- en seizoenstandplaatsen

De gemeente Utrecht gaat de standplaatsvergunningen voor dag- en seizoenstandplaatsen op gemeentegrond opnieuw uitgeven. Dit gebeurt in een keer voor de hele gemeente. Er is beleidsmatig een beperkt aantal plaatsen in de openbare ruimte aangewezen ter gebruik voor commerciële verkoop. Voor deze plaatsen worden vergunningen uitgegeven. Omdat het hier om zogenaamde ‘schaarse vergunningen’ gaat moet worden voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn, zoals door Nederland is vastgelegd in de Dienstenwet. Hierbij is het uitgangspunt: iedere geïnteresseerde moet in aanmerking kunnen komen voor een standplaatsvergunning.

De gemeenteraad heeft het college als opdracht gegeven om te onderzoeken of de toewijzing van de vergunningen aan standplaatshouders onder meer op basis van een brancheringsmaatregel kan plaatsvinden. Een brancheringsregeling ten aanzien van detailhandel houdt in dat binnen detailhandel verschillende branches worden onderscheiden en enkele branches worden uitgesloten van vestiging of bij het uitgeven van vergunningen. Ten aanzien van een brancheringsregeling van het vergunningstelsel voor standplaatsen is het adviesrapport ‘Utrecht, branchering standplaatsen i.r.t. Dienstenrichtlijn’ (Rho adviseurs; 6 oktober 2023) gepresenteerd.

In Utrecht wordt uitgegaan van een maximumstelsel voor de vergunninguitgifte. Het gaat daarbij om een maximum van 88 standplaatsen op gemeentegrond in de gemeente Utrecht, voortvloeiend uit het continueren van de vergunde standplaatsen.

Het toepassen van een maximumstelsel levert een vestigingsbeperking op voor ondernemers. Er wordt immers voorgeschreven tot welk maximumaantal vergunningen kunnen worden uitgegeven. Dit is een vestigingsbeperking, die in beginsel niet is toegestaan onder de Dienstenrichtlijn en de Nederlandse Dienstenwet, maar onder voorwaarden wel mogelijk is.

Vergunningsduur  

Voor de dag-en seizoenstandplaatsen geldt een vergunningsduur van 15 jaar. De onderbouwing voor deze termijn is gebaseerd op het SEO onderzoek. Hierin wordt een gemiddelde vergunningsduur van 9 tot 12 jaar geadviseerd.  

 

Er is gekozen om af te wijken van het SEO onderzoek om de volgende redenen: 

  • 1.

    Er is onvoldoende rekening gehouden met het minimuminkomen in relatie tot enorm gestegen kosten en hoge inflatie van de laatste jaren  

  • 2.

    De landelijke verplichting om zo min mogelijk single use verpakkingen te gebruiken nog niet gold ten tijde van het SEO-onderzoek, maar dit wel de kosten verhoogt en daarmee invloed heeft op de terugverdientijd. 

  • 3.

    Het SEO-onderzoek is gedaan voordat gemeenten hun milieuzones gingen uitbreiden en 0- emmissiezones effectief werden, waardoor ondernemers die in deze gebieden staan moeten investeren in schoner vervoer. Dit verhoogt de kosten en heeft daarmee invloed op de terugverdientijd 

  • 4.

    De gemeente selecteert op basis van kwalitatieve criteria op het gebied van duurzaamheid en binding met de wijk, en deze criteria ook onderdeel uitmaken van de vergunningsvoorwaarden. De mogelijke investeringen die hiermee gemoeid gaan, komen boven op de gangbare investeringen. Dit verhoogt de kosten en heeft daarmee invloed op de terugverdientijd. 

  • 5.

    Ondernemers hebben geïnvesteerd in de klantrelatie op de locatie. Er wordt jaar in jaar uit goodwill opgebouwd. Als gevolg van de dienstenwet is een deel van die goodwill niet of minder waard, omdat een ondernemer na afloop van een vergunning voor bepaalde tijd geen recht heeft op die locatie. Dit heeft impact op de terugverdientijd. 

DIENSTENRICHTLIJN EN DIENSTENWET

De Dienstenrichtlijn en Dienstenwet bepalen – kort gezegd – dat de beoogde uitgifteprocedure voor standplaatsen alleen vestigingsbeperkingen mag bevatten als deze (a) niet-discriminerend, (b) noodzakelijk én (c) evenredig zijn. Dit betekent het volgende voor de toewijzing van de vergunningen aan standplaatshouders.

a. Discriminatieverbod

Het advies voor het maximumstelsel maakt ten aanzien van de opgenomen vestigingsbeperking, geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel van de te vestigen standplaatsen. Hiermee wordt derhalve voldaan aan het discriminatieverbod in artikel 15, derde lid, onder a, van de Dienstenrichtlijn.

b. Noodzakelijkheid

Het maximumstelsel moet noodzakelijk zijn. Dat is het geval als er ‘dwingende redenen van algemeen belang’ kunnen worden genoemd als basis voor het maximumstelsel. Dwingende redenen van algemeen belang moeten zijn gericht op de bescherming van het milieu en meer specifiek van het stedelijk milieu. Het gaat dan om de vraag of en hoe de doelstellingen van het ruimtelijk beleid, het beleid ten aanzien van detailhandel en horeca en de doelstellingen/criteria uit artikel 1:8 van de APV met de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid in het bijzonder in het bijzonder, kunnen worden bereikt met het vaststellen van een maximumstelsel. In overweging 40 van de Dienstenrichtlijn is opgenomen dat onder ‘dwingende reden van algemeen belang’ ook worden verstaan bescherming van afnemers van diensten; consumentenbescherming en voorkoming van oneerlijke concurrentie.

c. Evenredigheid

Een maximumstelsel bestaat uit maatregelen ofwel vestigingsbeperkingen die aan de dienstverlening worden gesteld. Een maatregel in het maximumstelsel moet aan de volgende vereisten voldoen:

o De maatregel is geschikt en effectief voor het beoogde doel, zoals getoetst bij het criterium noodzakelijkheid.

Uit jurisprudentie blijkt dat een maximumstelsel als geschikt en effectief wordt aangemerkt voor het bereiken van het beoogde doel.

o De maatregel wordt op coherente en systematische wijze toegepast.

Dit vereiste zorgt ervoor dat een maximumstelsel coherent en systematisch wordt toegepast en dus voor alle type locaties van toepassing is met behoud van de huidige aantallen standplaatsen op de huidige locaties.

o De maatregel gaat niet verder dan nodig; vestigingsbeperkingen moeten een zinvolle bijdrage leveren aan het bereiken van de nagestreefde doelen.

Op zichzelf kan een maximumstelsel noodzakelijk zijn. Dan is altijd nog een beoordeling nodig het doel ook met een minder verstrekkende maatregel kan worden bereikt.

Een maximumstelsel voor de standplaatsen in Utrecht is mogelijk, noodzakelijk en evenredig (zie Adviesrapport Maximumstelsel Standplaatsen Utrecht, RHO Adviseurs, 18 januari 2024).

Artikel 10 Branchering  

Lid 4  

Bij een cluster van standplaatsen geldt dat er conform brancheringsregel geen vergunningen verleend worden waarbij hetzelfde hoofdproduct verkocht wordt. Er wordt beoordeeld in de volgorde van de lijst van het aanwijzingsbesluit. Bij het tweede en volgende kavel van een cluster(met overlappende sta-dagen)  geldt dat vergunningaanvragen worden geweigerd die hetzelfde hoofdproduct aanbieden als de eerder best beoordeelde aanvraag. 

Een voorbeeld: er zijn drie kavels in een cluster, kavel 1, 2 en 3. 

Voor elk kavel schrijven zich twee ondernemers in. We beginnen met kavel 1; na beoordeling scoort de kaashandelaar het hoogste. Dit betekent dat hij de vergunning voor kavel 1 krijgt. 

Dit heeft tot gevolg dat bij kavel 2 en 3 geen kaas verkocht mag worden. Heeft zich een kaashandelaar zich ingeschreven voor een van deze kavels, dan wordt deze aanvraag geweigerd. 

We beoordelen de overgebleven aanvragen voor kavel 2. Hier blijkt dat een bloemenkraam de hoogste score heeft en vergunning krijgt. Met als gevolg dat voor kavel 3 geen kaas en geen bloemen verkocht mogen worden. Deze aanvraag wordt geweigerd. 

We beoordelen kavel 3, daar scoort een stroopwafelkraam het hoogste, en deze ondernemer krijgt de vergunning.