Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

Geldend van 26-06-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela,

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en gelet op hoofdstuk 2, hoofdstuk 3 hoofdstuk 4, hoofdstuk 6, hoofdstuk 9 en hoofdstuk 10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2024;

Besluit vast te stellen de

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en procedurele zaken

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (te noemen: de wet), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2024.

Artikel 1.2 Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens de cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 1.3 Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan

Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en documenten die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 1.4 Onderzoek en gesprek

  • 1.

    Het college informeert de cliënt en diens wettelijke vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Cliënt wordt gewezen op het recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college onderzoekt samen met de cliënt in een gesprek, waarbij op verzoek van de cliënt een deskundige aanwezig kan zijn, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de hulpvraag, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen tussen de verstrekking van Zorg in Natura (ZIN) dan wel een Persoonsgebonden budget (Pgb), waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3.

    Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 1.5 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2.

    Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 1.6 Aanvraag

  • 1.

    Het college merkt het onderzoeksverslag en het daarbij behorende vastgestelde aanvraagformulier van het gesprek zoals bedoeld in artikel 1.4 aan als aanvraag, voor zover geconcludeerd wordt dat maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

  • 2.

    Indien onderzoek niet tijdig is uitgevoerd kan cliënt of zijn vertegenwoordiger een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 3.

    Voor zover het onderzoeksverslag niet als aanvraag is aangemerkt kan een aanvraag ingediend worden door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 1.7 Medewerking aan de beoordeling, advisering en informatieplicht

  • 1.

    De cliënt die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wmo 2015, de Verordening en de Nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het meewerken aan een onderzoek om te komen tot een indicatiestelling en het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de beperkingen te kunnen vaststellen.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen deskundige om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 3.

    De cliënt die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

Artikel 1.8 De beschikking

  • 1.

    Voor een algemene voorziening verleent het college geen beschikking.

  • 2.

    Voor een maatwerkvoorziening en een Pgb verstrekt het college een beschikking.

  • 3.

    In de beschikking wordt de informatie- en medewerkingsplicht opgenomen om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de cliënt redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

  • 4.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt.

  • 5.

    In de beschikking wordt aangegeven wanneer, bij wie en op welke wijze bezwaar kan worden gemaakt.

  • 6.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde doel en/of resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum, omvang, duur en frequentie van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt.

  • 7.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt in de beschikking een programma van eisen vastgelegd waaraan de voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn. In ieder geval wordt in de beschikking opgenomen:

    • a.

      voor welk doel en resultaat het Pgb dient te worden aangewend;

    • b.

      dat ondersteuning van goede kwaliteit moet worden ingekocht, rekening houdend met Toetsingskaders kwaliteit en rechtmatigheid Zorg Wmo/Jeugd - Gemeente Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde (Oost-Groningen);

    • c.

      wat de hoogte van het Pgb is;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het Pgb is bedoeld;

    • e.

      de verplichtingen waaraan bij een Pgb dient te worden voldaan;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

Hoofdstuk 2: Algemeen gebruikelijke hulpmiddelen

Artikel 2.1 Criteria algemeen gebruikelijke hulpmiddelen

  • 1.

    Een algemeen gebruikelijke hulpmiddel is een voorziening die:

  • a.

    niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • b.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • c.

    een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is; en

  • d.

    financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

  • 2.

    Oftewel dit is een hulpmiddel waar de cliënt ook over zou kunnen hebben beschikken als hij of zij geen beperking had, en zou kunnen dragen met een inkomen op een minimumniveau.

  • 3.

    Het gebruik van een algemeen gebruikelijke hulpmiddel moet ook voor cliënten met een minimuminkomen passend zijn. Is dat niet het geval dan is de voorziening niet algemeen gebruikelijk, maar een maatwerkvoorziening.

Hoofdstuk 3: Vormen van ondersteuning en maatwerkvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene bepaling

  • 1.

    De omvang van maatwerkvoorzieningen voor diensten wordt zoveel mogelijk vastgesteld in minuten, uren, dagdelen of etmalen.

  • 2.

    Cliënten dienen de extra kosten zelf te betalen wanneer de kostprijs van de door hen gewenste maatwerkvoorziening duurder is dan de door het college voorgestelde maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wanneer de cliënt verminderd of niet zelfredzaam is. De cliënt heeft geen mogelijkheden om op eigen kracht of met behulp van huisgenoten (gebruikelijke hulp), mantelzorg, het sociaal netwerk of algemene voorzieningen huishoudelijke ondersteuning, een schoon en leefbaar huis te realiseren, en

  • 2.

    De algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning voorziet in een maximum aan huishoudelijke ondersteuning van 180 minuten per week. Is er meer ondersteuning nodig dan is er sprake van een aanvulling met een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Daarbij geldt wel dat het gebruik van algemeen gebruikelijke voorzieningen huishoudelijke ondersteuning ook voor cliënten met een minimuminkomen passend moet zijn.

  • 3.

    Om te kunnen bepalen of de algemene voorzienig niet toereikend is en daarmee de maatwerkvoorziening is geïndiceerd maakt het college gebruik van een indicatiestelling die onafhankelijke en objectief is ingericht.

  • 4.

    Voor de normering van de maatwerkvoorziening, maakt het college gebruik van het HHM/KPMG-normenkader. Dat normenkader gaat uit van de volgende resultaatgebieden en geeft aan hoe de omschreven resultaten bereikt kunnen worden:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis: het resultaat van de ondersteuning op dit resultaatgebied is dat de cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis. Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. ‘Schoon’ staat voor een situatie waarin basis hygiëne geborgd is en waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. De cliënt moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapkamer(s), de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes moeten regelmatig schoongemaakt worden. Een schoon huis betekent niet dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis regelmatig (periodiek) wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Het schoonmaken van de buitenruimte van het huis (ramen, tuin, balkon, garage of schuur etc.) maken geen onderdeel uit van de huishoudelijke ondersteuning. Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de module ‘schoon en leefbaar huis’, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden.

    • b.

      wasverzorging: het resultaat van de ondersteuning op dit resultaatgebied is dat de betrokkene beschikt over, met wasmiddel, gewassen schone kleding en linnengoed.

    • c.

      boodschappen doen: het resultaat hiervan is dat de betrokkene ondersteund is bij het doen van boodschappen en daardoor beschikt over voldoende (levens) middelen in het huishouden.

    • d.

      maaltijdondersteuning: het resultaat hiervan is dat de betrokkene ondersteund is bij de verzorging van de broodmaaltijd, het zetten van koffie en thee en het opwarmen van de warme maaltijd.

    • e.

      regie/organisatie van het huishouden: het resultaat hiervan is dat de betrokkene dusdanig wordt ondersteund dat hij/zij binnen een bepaalde vastgestelde termijn weer zelf (gedeeltelijk) in staat is om het huishouden te plannen en uit te voeren. Dit resultaatgebied wordt ingezet als de betrokkene niet meer tot zelfregie en planning over huishoudelijke taken in staat is.

    • f.

      kindzorg: het resultaat hiervan is dat de kinderen verzorgd zijn. De verzorging omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van het kind. Het passen op de kinderen valt niet onder dit resultaatgebied. Het college ondersteunt alleen als de ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar; de ondersteuning is altijd tijdelijk (indicatie wordt voor maximaal drie maanden afgegeven).

Artikel 3.3 Maatwerkvoorziening individuele begeleiding

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor individuele begeleiding wanneer:

    • a.

      uit een complexe ondersteuningsvraag de noodzaak daartoe blijkt, of

    • b.

      er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of

    • c.

      toezicht op de cliënt nodig is.

  • 2.

    Individueel begeleiding kent de volgende resultaten:

  • a.

    de cliënt kan zijn administratie en het beheer van geld managen;

  • b.

    de cliënt kan in een sociale context een gesprek voeren en voor zichzelf opkomen;

  • c.

    de cliënt heeft een sociaal netwerk en participeert in de maatschappij;

  • d.

    de cliënt heeft voldoende regelvermogen, besluitvaardigheid en initiatief om zelfregie en dagstructuur te ontwikkelen en te behouden;

  • e.

    communicatie tussen gezinsleden is consistent. Leden van het huishouden ondersteunen elkaar.

Artikel 3.4 Maatwerkvoorziening dagbesteding

  • 1.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor dagactiviteiten met ondersteuning wanneer:

  • a.

    de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om dagactiviteiten, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren, en

  • b.

    er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagactiviteiten directe nabijheid van gespecialiseerde hulp, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

  • c.

    daarmee overbelasting van mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 2.

    Dagbesteding kent de volgende resultaten:

  • a.

    cliënt ervaart zinvolle dagbesteding;

  • b.

    cliënt ervaart zinvolle dagbesteding met arbeidsmatig educatief karakter.

Artikel 3.5 Maatschappelijke opvang

  • 1.

    Maatschappelijke opvang betreft het bieden van tijdelijk verblijf aan mensen die dakloos zijn en die dakloosheid niet zelfstandig kunnen beëindigen en (mede daardoor) verminderd zelfredzaam zijn. We onderscheiden de volgde hoofd resultaten:

  • a.

    het bieden van tijdelijk onderdak gekoppeld aan zorg en begeleiding;

  • b.

    herstel en uitstroom.

  • 2.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang wanneer hij:

  • a.

    feitelijk of residentieel dakloos is, en

  • b.

    niet in staat is zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven, en

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.

  • 3.

    Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor opvang als deze:

  • a.

    slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

  • b.

    18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

  • c.

    geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

  • 4.

    De centrumgemeente Groningen draagt zorg voor kortdurend voltijdopvang naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor maatschappelijke opvang gedurende maximaal drie aaneengesloten dagen, en in geval van huiselijk geweld maximaal gedurende tien dagen.

Artikel 3.6 Maatwerkvoorziening Beschermd Thuis

  • 1.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor Beschermd Thuis wanneer:

    • a.

      begeleiding in de thuissituatie vereist is, aangevuld met toezicht en eventueel met zinvolle dagbesteding, en

    • b.

      voor zover de cliënt deze problemen niet kan wegnemen/verminderen door gebruik te maken van het gestelde onder artikel 3.2, lid 1, onder a t/m g van de Verordening.

  • 2.

    Cliënten met een indicatie voor Beschermd Thuis wonen zelfstandig in een eigen (kamer) huur of koopwoning of in een verdienwoning, waarbij zij beschikken over eigen voorzieningen, zoals sanitair en keukenblok. Zij wonen op een plek waar zij kunnen blijven wonen, als de hulp en ondersteuning niet meer geleverd hoeven te worden.

  • 3.

    De ondersteuning vanuit Beschermd Thuis bestaat uit maximaal 10 uur per week begeleiding in de thuissituatie, aangevuld met toezicht in de vorm van gepland en ongepland contact en eventueel aangevuld met zinvolle daginvulling.

  • 4.

    De ondersteuning die vanuit Beschermd Thuis geleverd wordt is uitstelbaar tot het volgende dagdeel (ochtend, middag, avond, nacht) door gebruik te maken van bestaande hulpmiddelen, zoals beeldbellen en andere vormen van (digitale) communicatie.

  • 5.

    De zorgaanbieder is 24 uur per dag, 7 dagen in de week bereikbaar voor cliënten met een acute hulpvraag die niet uitstelbaar is tot het volgende dagdeel. De zorgaanbieder biedt in voorkomende situaties onplanbare begeleiding binnen 30 minuten op locatie van de cliënt.

  • 6.

    Voor het onderdeel begeleiding en zinvolle dagbesteding zijn resultaten genoemd onder artikel 3.3 en 3.4 van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024 toepassing.

Artikel 3.7 Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen

  • 1.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor Beschermd Wonen wanneer:

  • a.

    hij toezicht en begeleiding nodig heeft, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch of psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast, of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;

  • b.

    hij psychische of psychosociale problemen heeft; en

  • c.

    hij niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.

  • 2.

    Beschermd Wonen bestaat uit het binnen een accommodatie van een instelling bieden van onderdak, 16 tot 24 uurs toezicht, begeleiding en eventueel aangevuld met zinvolle daginvulling aan personen met een psychische/psychiatrische aandoening en is erop gericht de cliënt zo zelfstandig mogelijk aan de maatschappij te laten deelnemen.

  • 3.

    Bij Beschermd Wonen zijn de volgende twee hoofdresultaten te onderscheiden:

  • a.

    herstel en stabiliteit.

  • b.

    herstel en uitstroom.

  • 4.

    Cliënten met een indicatie voor Beschermd Wonen, wonen beschermd en veilig binnen de accommodatie van een instelling van een zorgaanbieder, waarbij zij beschikken over een ingerichte kamer/appartement met eigen voorzieningen, zoals sanitair en keukenblok. Verblijf op basis van een gebruiksovereenkomst of wonen op basis van een huurovereenkomst valt hier niet onder.

Artikel 3.8 Maatwerkvoorziening respijtzorg/kortdurend verblijf

  • 3.

    Een cliënt kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf wanneer:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht en begeleiding gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

Artikel 3.9 Maatwerkvoorziening wonen

  • 1.

    Met in achtneming van artikel 3.6, derde lid, van de Verordening kan een cliënt voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de beperkingen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte, waarbij geldt dat als verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is deze het primaat heeft.

  • 2.

    Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de zelfstandige woonruimte waar de cliënt woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3.

    Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

    • a.

      verhuizen naar en inrichten van een andere woning;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 4.

    De woonvoorziening verhuizen of woningsanering wordt geleverd in natura of als Pgb.

  • 5.

    Geen maatwerkvoorziening of Pgb voor verhuizen wordt verstrekt wanneer:

    • a.

      een cliënt is verhuisd voordat op zijn aanvraag is beschikt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of de cliënt de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont;

    • b.

      een cliënt voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      een cliënt geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • d.

      een cliënt verhuist naar een instelling voor langdurige zorg en de gemeente op grond van de wet voor deze cliënt niet langer voor de ondersteuning verantwoordelijk is.

  • 6.

    De verhuis- en inrichtingskosten worden alleen verstrekt indien de nieuwe woonruimte voldoet aan het Programma van Eisen, zoals gesteld in de beschikking. Dit recht vervalt indien de gevonden woonruimte niet is gemeld en/of niet binnen twee jaar na de datum van de voorwaardelijke beschikking tot toekenning is verhuisd.

  • 7.

    Geen recht op een woonvoorziening bestaat indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw.

  • 8.

    Een aanpassing ten behoeve van toegang tot gemeenschappelijke ruimten is in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 3.6, derde lid, onder c, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.

Artikel 3.10 Maatwerkvoorziening vervoer

  • 1.

    De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      een autoaanpassing.

  • 2.

    Een cliënt kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 3.

    Een toekenning van een ma frequente vervoersbehoefte. Of wanneer het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 4.

    In het geval zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dan vindt een doorverwijzing plaats naar de voorliggende landelijke voorziening.

  • 5.

    Autoaanpassing: indien de bewoner aangewezen is op een eigen auto als vervoersmiddel én er als gevolg van de beperking van de bewoner een autoaanpassing naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kan deze als voorziening verstrekt worden. Een autoaanpassing wordt niet preventief verstrekt. Om te bepalen of de bewoner in aanmerking komt voor een autoaanpassing, worden de volgende aspecten gewogen:

  • a.

    een andere vervoersvoorziening biedt geen passende oplossing (algemeen gebruikelijke voorziening of een maatwerkvoorziening als een bijzondere fiets, scootmobiel of collectief vervoer).

  • b.

    het gebruik van de eigen auto is vanwege de aard van de beperking noodzakelijk voor het zich lokaal kunnen verplaatsen.

  • c.

    de bewoner of ouder/verzorger van een jeugdige waar de autoaanpassing voor bestemd is, is eigenaar en/of bestuurder van de auto.

  • d.

    er is sprake van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen

ontstonden.

  • e.

    een autoaanpassing is de goedkoopst adequate oplossing.

  • f.

    de te maken kosten van de autoaanpassing staan in redelijke verhouding tot het gebruik, de geldigheidsduur van het rijbewijs, de verwachte levensduur en technische staat van de auto. Indien een auto ouder is dan acht jaar en er meer dan 75.000 kilometer mee is gereden, is een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld de ANWB) nodig om te kunnen beoordelen of de aanpassing nog verantwoord is.

  • g.

    algemeen gebruikelijke autoaanpassingen. Een aantal autoaanpassingen zijn algemeen gebruikelijk, zoals stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, automatische versnelling, een auto met hoge instap, een (verstelbare) autostoel met een goed zitcomfort en/of zithouding. Van de inwoner wordt verwacht dat bij de aanschaf van een auto rekening heeft gehouden met de op dat moment aanwezige of voorzienbare beperkingen en daarbij voldoende aandacht heeft besteed aan de genoemde algemeen gebruikelijke mogelijkheden.

  • h.

    de afstand van het vervoer. De gemeente heeft een compensatieplicht voor een afstand conform het collectief lokaal vervoer (25 km vanaf de woning). Indien de bewoner als gevolg van zijn beperking pas klachten krijgt na het rijden van langere afstanden, wordt hiervoor geen voorziening verstrekt.

Artikel 3.11 Collectief vervoer

  • 1.

    Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Met het collectief vervoer kan een inwoner zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:

    • a.

      medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • b.

      de inwoner iemand mag meenemen tegen het medereizigerstarief. Dit tarief wordt bepaald door de vervoerder;

    • c.

      kinderen tot en met 3 jaar gratis meereizen;

    • d.

      de inwoner per jaar maximaal 2.000 kilometer kan reizen met het collectief vervoer;

    • e.

      de inwoner 24 uur per dag en 7 dagen per week kan reizen met het collectief vervoer;

    • f.

      de inwoner per rit maximaal 25 kilometer rondom het eigen woonadres kan reizen tegen een instaptarief van € 1,50. Voor iedere van deze gereisde kilometer betaalt de cliënt € 0,25 voor het taxivervoer. Een inwoner kan dus meer reizen, maar de extra kosten hiervan komen voor rekening van de inwoner.

  • 3.

    Naast een indicatie voor het collectief vervoer kan de gemeente ook besluiten om aanvullende indicaties af te geven.

Artikel 3.12 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel

  • 1.

    Een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit:

    • a.

      de aanpassing van een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets;

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike.

  • 2.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of aankoppelfiets onmogelijk maakt, en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.

3. Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast(e) fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.

Artikel 3.13 Maatwerkvoorziening rolstoel

  • 1.

    Een cliënt kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor het verminderen of wegnemen van de beperking in de zelfredzaamheid en of participatie.

  • 2.

    De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

  • b.

    een afneembare elektrische ondersteuning voor een rolstoel;

  • c.

    een elektrische rolstoel;

  • d.

    sportrolstoel;

  • e.

    individuele aanpassingen aan de rolstoel;

  • f.

    rolstoelaccessoires;

  • g.

    een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden.

Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 4.1 Geen bijdrage verschuldigd

  • 1.

    Het is niet mogelijk het abonnementstarief te pauzeren voor de algemene en maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Dit abonnement is vergelijkbaar met een televisieabonnement: ook als je een maand geen televisie kijkt betaal je toch de abonnementskosten.

  • 2.

    In bepaalde situaties is geen bijdrage verschuldigd. Voor maatwerkvoorzieningen, niet zijnde Beschermd Wonen en opvang, gaat het om de volgende doelgroepen:

    de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, waarvan tenminste één van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt (artikel 3.8 lid 3 onderdeel f uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Onder gehuwd wordt ook verstaan de persoon met wie de cliënt een gezamenlijke huishouding voert.

  • 3.

    Onvoldoende betalingscapaciteit of nadelige gevolgen. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als de persoon aan wie de maatwerkvoorziening is verstrekt, volgens het college over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt (artikel 3.8 lid 3 onderdeel g Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Het gaat dan om:

    • a.

      iedereen die is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP);

    • b.

      iedereen die in de Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP) zit met een overeenkomst bij de GKB.

  • 4.

    Speciale doelgroep en/of zorgmijders. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als het college van oordeel is dat de verschuldigdheid van de bijdrage nadelige gevolgen heeft voor de doelstelling van een integrale dienstverlening of persoonsgerichte aanpak (artikel 3.8 lid 3 onderdeel h Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Dit geeft de mogelijkheid bepaalde personen te ontzien in het kader van een integrale persoonsgerichte aanpak. Dit geldt ook voor mensen met een psychische beperking die structureel zorg en ondersteuning mijden. Hiertoe besluit het college pas op basis van een advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de GGZ of Veilig Thuis.

  • 5.

    Wlz-indicatie en inwoners instelling voor Beschermd Wonen. Geen bijdrage in de kosten is verschuldigd als de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of zijn partner een eigen bijdrage op grond van de Wlz of een bijdrage voor Beschermd Wonen verschuldigd is (artikel 3.8 lid 3 onderdeel a Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).

  • 6.

    Minderjarigen. Minderjarigen zijn geen bijdrage verschuldigd. Behalve als het gaat om een woningaanpassing (artikel 3.8 lid 3 onderdeel e Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 2.1.5 Wmo 2015). In die situatie is de onderhoudsplichtige ouder(s) of degene die anders dan de ouder samen met de ouder het gezag uitoefent de bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 7.

    Risico voor opvoeding en ontwikkeling minderjarige. Geen bijdrage is verschuldigd, als het college van oordeel is dat de bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder (artikel 3.8 lid 3 onderdeel c Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). Hiertoe besluit het college pas op basis van een advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis. Hierbij moet worden gedacht aan een situatie waarbij de ouder door het betalen van de bijdrage in de kosten over onvoldoende financiële middelen beschikt om voor de minderjarige te voorzien in zijn primaire levensbehoeften, zoals voldoende eten.

Hoofdstuk 5: Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 5.1 Kwaliteitseisen Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De met een Pgb in te kopen professionele ondersteuning dan wel uit het sociaal netwerk, voldoet aan de standaard zoals deze geldt voor gecontracteerde aanbieders van maatwerkvoorzieningen. Om aan de minimale kwaliteitseisen te voldoen dient de zorgverlener:

  • a.

    aan de eisen te voldoen zoals gesteld in de Toetsingskaders kwaliteit en rechtmatigheid Zorg Wmo/Jeugd - Gemeente Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde (Oost-Groningen);

  • b.

    te beschikken over een diploma waaruit de geschiktheid blijkt;

  • c.

    de ondersteuning te bieden die, conform de beoogde doelstellingen, in het persoonlijk plan opgenomen is;

  • 2.

    In het geval van periodieke Pgb’s is de cliënt of zijn vertegenwoordiger Pgb-vaardig.

    Het college onderzoekt of iemand Pgb-vaardig is en wint hierover advies in bij het bureau PGB Oké. Pgb-vaardig is de cliënt wanneer:

  • a.

    de Pgb-houder in staat is de eigen situatie te overzien en hulpvragen te formuleren;

  • b.

    de Pgb-houder in staat is afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het Pgb.

  • c.

    de Pgb-houder in staat is zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen.

  • d.

    de Pgb-houder voldoende vaardig is om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraars, of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners

  • e.

    de Pgb-houder op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij het Pgb.

  • f.

    de Pgb-houder beoordelen en beargumenteren kan of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is.

  • g.

    de Pgb-houder beschikt over voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap.

  • h.

    de Pgb-houder in staat is om als werk-opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen.

  • i.

    de Pgb-houder de inzet van zorgverleners kan coördineren.

  • j.

    de Pgb-houder in staat is om een overzichtelijke administratie bij te houden.

  • 3.

    De cliënt dient een aanvraag en Pgb-plan in, waarbij hij aangeeft:

  • a.

    wat hij met het Pgb wenst in te kopen;

  • b.

    waarom hij de ondersteuning in de vorm van een Pgb wenst te ontvangen;

  • c.

    indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het Pgb te behartigen en de aan het Pgb verbonden taken uit te voeren;

  • d.

    hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

  • e.

    op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd en wordt getoetst;

  • f.

    welke doelen en resultaten nagestreefd worden en hoe en op welk termijn deze bereikt gaan worden;

  • g.

    de frequentie van de ondersteuning en de uit te voeren activiteiten;

  • h.

    hoe gecontroleerd wordt dat de facturatie daadwerkelijk aansluit bij de geleverde zorgmomenten.

  • 4.

    Een gemachtigde in de zin van artikel 3 onder c wordt geacht de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren wanneer:

  • a.

    hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht of geen financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;

  • b.

    er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd.

  • 5.

    Het Pgb mag niet besteed worden aan:

  • a.

    bemiddelings- of administratiekosten;

  • b.

    kosten verbonden aan het aanvragen, opstellen en beheren van het Pgb;

  • c.

    cadeaus voor personen die de ondersteuning verlenen;

  • d.

    contributie voor belangenorganisaties, kosten voor het volgen van cursussen en kosten voor informatiemateriaal;

  • e.

    de eigen bijdrage(CAK) die de cliënt betaalt;

  • f.

    de opgelegde bijdrage in de kosten van de Pgb-houder;

  • g.

    overheadkosten van cliënt en/of personen die de ondersteuning verlenen;

  • h.

    feestdagen- of eenmalige uitkering voor de zorgverlener;

  • i.

    kosten die worden beschouwd als algemeen gebruikelijk, en

  • j.

    hulp of ondersteuning die zonder toestemming van het college daartoe in het buitenland wordt afgenomen;

  • k.

    alle kosten voor zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo vallen.

  • 6.

    De zorgverlener hanteert een integraal tarief, inclusief:

    • a.

      Reistijd, vervoers- en parkeerkosten, en

    • b.

      overheadkosten.

  • 7.

    Een Pgb voor een maatwerkvoorziening uit het sociaal netwerk:

  • a.

    kan alleen betrekking hebben op diensten;

  • b.

    blijft in elk geval beperkt tot die situaties waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt;

  • c.

    er is sprake van substantiële inkomstenderving van de zorgverlener. Iemand moet bijvoorbeeld (deels) zijn baan opzeggen om de ondersteuning te kunnen bieden of worden beperkt in mogelijkheden om inkomsten te verwerven;

  • d.

    bij Beschermd Wonen dient de ondersteuning 24 uur per dag en op afroep beschikbaar te zijn.

  • e.

    de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de ondersteuning die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

  • 8.

    Het college kan via de aangewezen toezichthouder laten toetsen of de persoon of organisatie verantwoorde dienstverlening kan leveren. De besteding van een Pgb aan de betreffende zorgverlener kan worden geweigerd of beëindigd indien dit advies uitwijst dat de kwaliteit van de dienstverlening niet of onvoldoende gewaarborgd is.

  • 9.

    De cliënt is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. De cliënt is eigenaar van de voorziening. De afspraken hierover worden in een beschikking vastgelegd.

  • 10.

    In geval het gebruik van de voorziening welke met een Pgb is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, kan de cliënt worden verzocht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

  • 11.

    Bij de vaststelling van het Pgb voor voorzieningen wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn.

  • 12.

    Uitbetaling van een Pgb voor een (vervoer)hulpmiddel of een woningaanpassing vindt plaats door het college, op basis van leveranciersfacturen of, in het geval de cliënt het bedrag heeft voorgeschoten, op basis van betalingsbewijzen.

  • 13.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit en rechtmatigheid van de maatwerkvoorzieningen, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van Pgb’s.

Artikel 5.2 Hoogte Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij inschakeling van een persoon uit het sociale netwerk door een Pgb-houder gelden de volgende vergoedingen:

    • a.

      Ambulante begeleiding regulier per uur € 23,23

    • b.

      Ambulante begeleiding plus variant a per uur € 23,23

    • c.

      Ambulante begeleiding plus variant b per uur € 23,23

    • d.

      Begeleiding groep belevingsgericht variant a per dagdeel € 23,23

    • e.

      Begeleiding groep belevingsgericht variant b per dagdeel € 23,23

    • f.

      Begeleiding groep arbeidsmatig per dagdeel € 23,23

    • g.

      Kortdurend verblijf per etmaal € 23,23

    • h.

      Huishoudelijke ondersteuning per uur € 19,80

      • i.

        Vervoer per etmaal € 19,00

  • 2.

    De tarieven bij huishoudelijke ondersteuning zijn gebaseerd op: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

  • 3.

    Bij begeleiding individueel: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantie.

Hoofdstuk 6: Medezeggenschap

Artikel 6.1 Adviesstructuur sociaal domein

  • 1.

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 10.3 van de Verordening is er een adviesstructuur voor het sociaal domein.

  • 2.

    De nieuwe adviesstructuur voor het sociaal domein, genaamd Adviesraad Sociaal, wordt geregeld in de Verordening Adviesstructuur voor het sociaal domein gemeente Pekela

Hoofdstuk 7. Waardering mantelzorgers

Artikel 7.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit de viering van de dag van de mantelzorgers met activiteiten in de gemeente.

  • 2.

    Het college voert over de vormgeving van de jaarlijkse blijk van waardering overleg met de stichting Platform Mantelzorg Pekela en/ of stichting De Badde.

  • 3.

    Mantelzorgers die nog niet bekend zijn bij de gemeente kunnen bij een door de gemeente aangewezen organisatie aangeven voor de jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking te komen.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 8.1 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van de Nadere regels en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per tarief en voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werken terug tot 1 januari 2024.

  • 2.

    De Nadere regels tot wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Pekela 2018 worden ingetrokken.

  • 3.

    Besluiten, genomen krachtens de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024, blijven van kracht tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden herzien, ingetrokken of beëindigd.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Nadere regels tot wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2018 waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Nadere regels Pekela 2024, worden afgehandeld krachtens deze laatste Nadere regels.

  • 5.

    Beslissingen op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Nadere regels tot wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2018, geschiedt op grond van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024.

  • 6.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Pekela 2024.

Ondertekening

Pekela, 11 juni 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Pekela,

J. Kuin, burgemeester

J. van der Woude, secretaris

Bijlage- Tarieven voor Beschermd Wonen voor 2024, zowel ZIN als PGB

Tabel ZIN

Productcode

Productnaam

ZIN-tarief

Eenheid

15A60

Verblijf met 24 uurs toezicht

€ 174,89

per etmaal

15A66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep

€ 160,90

per etmaal

15A62

Woonbegeleiding Complex

€ 78,87

per uur

15A63

Activering en participatie

€ 39,40

per dagdeel

15A64

Vervoer Activering en participatie (bij verblijf)

€ 9,33

per retour

15A65

Vervoer met rolstoel Activering en participatie (bij verblijf)

€ 24,25

per retour

15A76

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 1 tot en met 3 uur per week

€ 35,87

per etmaal

15A77

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 4 tot en met 6 uur per week

€ 67,58

per etmaal

15A78

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 7 tot en met 10 uur per week

€ 105,38

per etmaal

15A72

Woonbegeleiding Complex (bij Thuis Plus)

€ 84,80

per uur

15A73

Activering en participatie (bij Thuis Plus) alleen Arbeidsmatige activiteiten

€ 39 40

per dagdeel

15A74

Vervoer Activering en participatie (bij Thuis Plus)

€ 9,33

per retour

15A75

Vervoer rolstoel Activering en participatie (bij Thuis Plus)

€ 24,25

per retour

Tabel PGB

Productcode

Productnaam

PGB-tarief

PGB-tarief voor ZZP

Eenheid

15A60

Verblijf met 24 uurs toezicht (met wooncomponent)

€ 174,89

€ 148,66

per etmaal

15P60

Verblijf met 24 uurs toezicht (zonder wooncomponent)

€ 140,53

€ 119,45

per etmaal

15P64

Vervoer Activering en participatie (bij verblijf)

€ 9,33

€ 7,93

per retour

15P65

Vervoer met rolstoel Activering en participatie (bij verblijf)

€ 24,25

€ 20,61

per retour

15A66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep (met wooncomponent)

€ 160,90

€ 136,76

per etmaal

15P66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep (zonder wooncomponent)

€ 126,53

€ 107,55

per etmaal

15P62

Woonbegeleiding Complex

€ 78,87

€ 67,04

per uur

15P63

Activering en participatie

€ 39,40

€ 33,49

per dagdeel

15P76

Thuis Plus (ambulant: bandbreedte: 1 tot en met 3 uur per week

€ 35,87

€ 30,49

per etmaal

15P77

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte:4 tot en met 6 uur per week

€ 67,58

€ 57,45

per etmaal

15P78

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte:7 tot en met 10 uur per week

€ 105,38

€ 89,57

per etmaal

15P72

Woonbegeleiding Complex (bij Thuis Plus)

€ 84,80

€ 72,08

per uur

15P73

Activering en participatie (bij Thuis Plus) alleen Arbeidsmatige activiteiten

€ 39,40

€ 33,49

per dagdeel

15P74

Vervoer Activering en participatie (bij Thuis Plus)

€ 9,33

€ 7,93

per retour

15P75

Vervoer rolstoel Activering en participatie (bij Thuis Plus)

€ 24,25

€ 20,61

per retour