Subsidieregeling Gemeente Baarn Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2024

Geldend van 22-06-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Subsidieregeling Gemeente Baarn Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2024

Intitulé

Subsidieregeling Gemeente Baarn Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2024

Burgemeester en wethouders van Baarn

Gelet op:

- Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

- Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK);

- Het collegebesluit “Toekomst peutervoorzieningen in Baarn” van juni 2017;

- De Algemene Subsidieverordening gemeente Baarn 2020;

- Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Besluiten vast te stellen:

De Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Baarn 2024.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

1. Kinderopvangorganisatie: een exploitant die zich bezighoudt met het bedrijfsmatig verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van de opvang van kinderen, zoals bedoeld in de wet en geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang.

2. Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

3. Kinderopvangtoeslagtabel: een tabel waarin terug te vinden is welk bedrag ouders terugkrijgen voor de kinderopvang via de Belastingdienst. Dit is inkomensafhankelijk.

4. Landelijk Register Kinderopvang (LRK): het landelijk register, zoals bedoeld in de wet, waarin alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven en organisaties voor buitenschoolse opvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

5. Ouder: de juridische ouder of wettelijk vertegenwoordiger van een peuter.

6. Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van peuteropvang. De hoogte van de ouderbijdrage wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

7. Ouderverklaring: een door de ouder(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

8. Peuter: een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar en ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Baarn.

9. Peuteropvang: het aanbod in een kinderopvangorganisatie, gericht op kinderen van 2,5 tot 4 jaar, waarin met een peuterprogramma de ontwikkeling gestimuleerd wordt.

10. Regulier peuterprogramma: een peuterprogramma dat gedurende 6 tot 8 uur per week, verdeeld over minimaal 2 dagen per week, gedurende 40 weken per jaar wordt aangeboden door een kinderopvangorganisatie.

11. VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang: voor gemeenten een adviestabel op basis van de kinderopvangtoeslagtabel om voor de gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling vast te stellen.

12. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE): educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2,5- en 3-jarigen) doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (4- en 5-jarigen), de vroegschoolse periode.

13. Voorschoolse educatie (VE): educatie in de voorschoolse periode in de vorm van een erkend peuterprogramma. Dit programma is gericht op taalontwikkeling, rekenen, motoriek en sociale ontwikkeling.

14. VVE-indicatie: indicatie van de GGD die recht geeft op Voor- en Vroegschoolse Educatie.

15. VVE-overleg: overleg van alle bij de indicering en uitvoering van VVE betrokken partijen in de gemeente Baarn gericht op VVE-versterking.

16. VVE-versterking: In het kader van voorkomen en aanpakken van onderwijsachterstanden: in samenwerking met de andere betrokken partners het (mee) realiseren, vastleggen en borgen van afspraken die gaan over de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn (voor- en vroegschool).

17. VVE-peuter: een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Baarn waarvan GGD heeft vastgesteld dat er sprake is van (een risico op) achterstand in de Nederlandse taal en die derhalve een indicatie heeft gekregen voor een VVE-aanbod, zoals bedoeld in artikel 159 van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2. Doelstelling

1. Het verstrekken van de subsidie op basis van deze regeling heeft primair tot doel te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor VVE-geïndiceerde kinderen. Kwalitatief hoogwaardig betekent ook voldoende voorzieningen in aantal en met voldoende spreiding over de gemeente.

2. Secundair heeft het verstrekken van subsidie ook tot doel om peuteropvang toegankelijk te maken voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3. Reikwijdte

De subsidie die door de gemeente wordt verstrekt, heeft betrekking op de activiteiten zoals genoemd in artikel 4A en 4B van deze subsidieregeling en is bedoeld voor de doelgroep zoals genoemd in artikel 5 van deze subsidieregeling.

Artikel 4A. Activiteiten Voorschoolse educatie

1. Subsidie voor voorschoolse educatie kan uitsluitend worden verstrekt indien door de kinderopvangorganisatie voldaan wordt aan de kwaliteitseisen zoals genoemd in Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Aanvrager toont aan via een recent GGD-rapport dat aan deze kwaliteitseisen wordt voldaan.

2. Subsidie wordt verleend per kindplaats in de gemeente Baarn die wordt bezet door een door de GGD geïndiceerde VVE-peuter.

3. Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 2 dient de kinderopvangorganisatie 960 uur voorschoolse educatie aan te bieden binnen een periode van 18 maanden aan kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Daarbij mag maximaal 6 uur aansluitend voorschoolse educatie per dag aangeboden worden.

4. De gesubsidieerde activiteit dient te voldoen aan de volgende eisen:

a. Werken met een erkend VVE-programma.

b. Werken met een pedagogisch beleidsmedewerker met een hbo werk- en denkniveau

c. Ve-aanbod van minimaal 960 uur in de leeftijd 2,5-4 jaar.

d. Werken met een kind- en/of ontwikkelvolgsysteem.

e. In samenwerking met de andere betrokken partners het (mee) realiseren, vastleggen en borgen van afspraken die gaan over de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn (van voor- naar vroegschool).

f. Deelname aan de Lokale Educatieve Agenda.

g. Deelname aan relevante overleggen binnen Baarn over VVE-kinderen en zo nodig verwijzing naar het informatie en adviespunt Baarn (PIT Baarn).

h. Realiseren van een goede (warme) overdracht naar het basisonderwijs of een andere passende instelling volgens bestaande gemeentelijke overdrachtsformulieren.

i. Beschikken over geactualiseerd beleidsplan voorschoolse educatie.

j. Inzet methodiek om ouders te betrekken.

k. VVE-kinderen met voorrang plaatsen op beschikbare plekken.

l. Meewerken aan de jaarlijkse VVE-monitor.

m. Gebruik maken van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de verwijsindex (VIR).

Artikel 4B. Activiteiten Peuteropvang

1. Subsidie voor peuteropvang kan uitsluitend worden verstrekt indien voldaan wordt aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang. Subsidie wordt verleend per kindplaats in de gemeente Baarn die wordt bezet door een niet VVE-geïndiceerd peuter waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

2. Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 1 dient de kinderopvangorganisatie 40 weken per jaar peuteropvang aan te bieden. Het gaat dan om een aanbod van tenminste 6 uur tot en met maximaal 8 uur per week verdeeld over minimaal 2 dagen.

3. De gesubsidieerde activiteit dient te voldoen aan de volgende eisen:

a. Goede overdracht van kinderopvang naar basisscholen volgens bestaande gemeentelijke overdrachtsformulieren.

b. Inzet methodiek om ouders te betrekken.

Artikel 5. Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de kinderopvangorganisaties ten behoeve van (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders:

a. Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een VVE-peuter.

b. Ouders met recht op kinderopvangtoeslag en een VVE-peuter.

c. Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter zonder VVE-indicatie.

Artikel 6. Subsidiebedragen, indexering en subsidieverlening

1. Het subsidiebedrag per uur wordt jaarlijks vastgesteld door het college van B&W, gebaseerd op onder meer het fiscaal maximum bedrag voor kinderdagopvang. Het subsidiebedrag per uur voor 2024 bedraagt voor de peuteropvang € 10,25 en voor de VVE € 13,17. Deze bedragen zijn bedoeld voor alle directe en indirecte kosten die verbonden zijn met het aanbieden van peuteropvang en VVE, zoals onder meer kosten voor administratie en scholing of het voldoen aan wettelijke eisen.

2. Het college indexeert via een collegebesluit de in lid 1 genoemde bedragen jaarlijks uiterlijk op 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De eerste indexatie vindt plaats uiterlijk 1 oktober 2024 voor de activiteiten voor het jaar 2025.

3. De hoogte van de subsidie per kindplaats heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van ouders en die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor: a.het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor VVE-geïndiceerde kinderen of/en b.het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige peuteropvang voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

4.Subsidieverlening vindt plaats voor een tijdvak van één jaar.

5. De subsidie tot € 100.000 wordt in vier termijnen betaalbaar gesteld. De subsidie hoger dan € 100.000 wordt in zes termijnen betaalbaar gesteld.

6. De ouderbijdrage wordt door de aanbieder jaarlijks bepaald aan de hand van de VNG adviestabel ouderbijdrage die gebaseerd is op de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

7. De subsidie wordt verleend op basis van een voorschot. De verleende voorschotten worden na afloop van het jaar definitief verrekend met het werkelijk aantal gebruikte kindplaatsen en werkelijk geïnde ouderbijdragen. Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd. Indien de verwachting is dat de definitieve verrekening hoger uitvalt dan het verleende voorschot wordt uiterlijk 1 mei van het jaar na de subsidieactiviteiten een verzoek gedaan om de reeds verleende beschikking te wijzigen.

Artikel 7. Aanvraag subsidie

1. De subsidie Voorschoolse Educatie en de subsidie Peuteropvang worden aangevraagd via de website van de gemeente, het digitale formulier “aanvraag subsidie Voorschoolse Educatie” en/of “aanvraag subsidie Peuteropvang”.

2. De subsidieaanvraag wordt aangevuld met een beleidsplan. In het beleidsplan worden in ieder geval de volgend onderwerpen beschreven voor Voorschoolse educatie en/of Peuteropvang.

Voor Voorschoolse educatie:

a. de wijze waarop wordt voldaan aan het kwaliteitseisen uit Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse edcuatie;

b. omvang en samenstelling VVE-groep;

c. differentiatie uitvoering VVE-programma;

d. volgen van brede ontwikkeling van het kind;

e. evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

f. gericht ouderbeleid;

g. informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

h. samenwerking met andere organisaties.

Voor Peuteropvang:

a. omvang en samenstelling groep;

b. volgen van brede ontwikkeling van het kind;

c. evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

d. gericht ouderbeleid;

e. informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

f. samenwerking met andere organisaties.

3.Het college kan bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de onderwerpen genoemd in artikel 7, lid 2.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

1. De subsidieaanvraag dient voor het jaar 2024 uiterlijk op 1 maart 2024 te worden ingediend. Uiterlijk voor 16 april 2024 neemt het college het besluit over de toe te kennen subsidie.

2. De subsidieaanvraag dient vanaf het jaar 2025 uiterlijk op 15 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft te worden ingediend. Uiterlijk voor 1 december in hetzelfde jaar neemt het college het besluit over de toe te kennen subsidie.

3. Een aanvraag wordt aangevuld met de volgende stukken:

a. een beleidsplan dat voldoet aan artikel 7 lid 2;

b. een begroting voor de benodigde kindplaatsen Voorschoolse Educatie en/of;

c. een begroting voor de benodigde kindplaatsen Peuteropvang.

3. Het college kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

4. De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het college redelijkerwijs tot een besluit kan komen. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, nadat een verzoek om aanvulling is gedaan.

Artikel 9. Verantwoording en vaststelling subsidie

1. De subsidie Voorschoolse Educatie en de subsidie Peuteropvang wordt vastgesteld voor het jaar waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden.

2. Vóór 1 mei van het daaropvolgende jaar dient de kinderopvangorganisatie een aanvraag tot subsidievaststelling in met gebruikmaking van het digitale formulier "Aanvraag vaststelling subsidie Voorschoolse Educatie" en/of “Aanvraag vaststelling subsidie Peuteropvang”.

3. De aanvraag gaat vergezeld van een beleidsverslag met onderwerpen zoals genoemd in artikel 4A, vierde lid en een financieel verslag over het aantal gebruikte kindplaatsen Voorschoolse Educatie en/of Peuteropvang.

4. Het financieel verslag gaat vergezeld van een samenstellingsverklaring van een accountant voor subsidies tussen de € 50.000 en € 250.000. Voor subsidies hoger dan € 250.000, - geldt een goedkeurende controleverklaring.

5. De accountantsverklaring heeft de vorm die bedoeld is in lid 6 van artikel 393, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek.

6. Het college kan ten behoeve van de subsidievaststelling een door hem aan te wijzen accountant een onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie indien de subsidie meer dan € 50.000, - bedraagt.

7. Het college stelt binnen 8 weken na ontvangt van de “Aanvraag vaststelling Subsidie Voorschoolse Educatie” of van de “Aanvraag vaststelling Peuteropvang” de subsidie vast.

8. Indien de aanvraag tot subsidie vaststelling niet voor 1 mei is ontvangen, gaat het college zes weken na een éénmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 10. Slotbepalingen

1. Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, zoals genoemd in artikel 8.1 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Baarn 2020.

2. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Baarn vanaf 2024.

Artikel 11. Inwerkingtreding

De Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Baarn 2024 treedt in werking 1 dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024. Ze is voor het eerst van toepassing op subsidies voor activiteiten die in het jaar 2024 worden uitgevoerd.

Vastgesteld in de vergadering van het college van Baarn van 6 februari 2024.

Burgemeester en wethouders van Baarn,

Drs. C.E. Creveld,

gemeentesecretaris

M.A. Röell,

burgemeester

Toelichting Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Baarn 2024

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting artikel 6 Subsidiebedragen

Voor de Peuteropvang stelt de gemeente geen subsidie beschikbaar voor peuters waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. De subsidie van de gemeente is bestemd voor peuters waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag volgens de volgende regel: fiscaal maximum tarief minus eigen ouderbijdrage voor het deel tot het fiscaal maximum tarief. Het Rijk stelt jaarlijks het fiscaal maximum tarief vast. Voor 2024 wordt het fiscaal maximum tarief € 10,25. Ouders zonder toeslag betalen gemiddeld een bedrag van € 1,41 (inkomensafhankelijk) waardoor de gemeente een bedrag van € 8,84 per uur per kindplaats Peuteropvang subsidieert.

De subsidie voor Peuteropvang wordt als volgt berekend:

Het totale bedrag per uur tot aan het fiscaal maximum tarief minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage x 8 uur per week x 40 weken. Conform het collegebesluit “Toekomstvoorzieningen Baarn” mogen aanbieders het eigen uurtarief vaststellen voor reguliere peuteropvang. Het deel boven het fiscaal maximum tarief wordt dan niet door de gemeente gesubsidieerd, maar door ouders betaald. Voor de subsidie Voorschoolse Educatie wordt een opslag van € 2,92 per uur bovenop het fiscaal maximum tarief van € 10,25 gehanteerd. Het subsidiëren van de Voorschoolse Educatie is voor het 1e en 2e dagdeel gelijk aan de subsidiëring van de Peuteropvang. Voor het 3e en 4e dagdeel betalen alle ouders het laagste tarief van de VNG adviestabel.

De subsidie voor de Voorschoolse Educatie wordt als volgt berekend:

Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag: het totale bedrag per uur (€ 13,17) minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage x 8 uur x 40 weken voor het 1e en 2e dagdeel. Voor de subsidieverlening wordt hierbij gerekend met een gemiddelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage van € 0,65 per uur. Het subsidiebedrag bij de voorschot wordt derhalve dan € 12,52 (€ 13,17-€ 0,65).

Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag: het totale bedrag per uur (€ 13,17) minus het fiscaal maximum tarief van 2024 (€ 10,25) x 8 uur x 40 weken voor het 1e en 2e dagdeel.

Voor het derde en vierde dagdeel voor alle VVE-ouders: Het totale bedrag per uur (€ 13,17) minus het laagste tarief ouderbijdrage (€0,41) van de VNG adviestabel x 8 uur x 40 weken, dus € 12,76 per uur. Voor VVE-ouders geldt dat de aanbieders geen extra ouderbijdrage boven het fiscaal maximum tarief mogen opleggen aan ouders. Immers de gemeente legt hier al € 2,92 aan subsidie bovenop, de gemeente wil hiermee de financiële toegankelijkheid van VVE voor ouders waarborgen. Voor het 3e en 4e dagdeel betalen alle ouders het laagste tarief (€ 0,41) uit de VNG adviestabel.

Onderstaande tabel geeft de hoogte van de subsidie per kindplaats weer.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting artikel 8 lid 3

De kinderopvangorganisatie zorgt voor een betrouwbaar en duidelijk overzicht van het aantal benodigde kindplaatsen voor Peuteropvang en/of Voorschoolse Educatie voor het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Het overzicht wordt van te voren met de gemeente afgestemd. Als er in de loop van het jaar veranderingen optreden die invloed hebben op de hoogte van de subsidie is tussentijds overleg tussen de kinderopvangorganisatie en de gemeente voor 1 juni mogelijk.

De kinderopvangorganisatie is verantwoordelijk voor het opvragen van documenten bij de ouders waaruit blijkt dat ze geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Op basis van deze gegevens rekent de kinderopvangorganisatie uit wat de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur is, voor zowel de Peuteropvang als de Voorschoolse Educatie.

De kinderopvangorganisatie informeert de ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een peuter met een VVE indicatie dat voor het 3e en 4e dagdeel Voorschoolse Educatie geen kinderopvangtoeslag hoeft te worden aangevraagd.