Subsidieregeling Compensatie- en armoederegeling peuteropvang 2025 tot en met 2026

Geldend van 24-06-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Compensatie- en armoederegeling peuteropvang 2025 tot en met 2026

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,

gelet op: artikel 2, eerste lid, onder e, en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Roosendaal:

BESLUITEN:

vast te stellen de Subsidieregeling Compensatie- en armoederegeling peuteropvang 2025 tot en met 2026

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: organisatie die een aanvraag indient voor een subsidie op grond van deze regeling;

  • b.

    armoederegeling peuteropvang: vergoeding ter aanvulling van de compensatieregeling peuteropvang of subsidie voorschoolse educatie waarvoor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar in aanmerking komen als zij de inkomensafhankelijke ouderbijdrage niet kunnen betalen en een inkomen hebben minder dan 130% van het sociaal minimum;

  • c.

    ASV: Algemene subsidieverordening Roosendaal;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

  • e.

    compensatieregeling peuteropvang: vergoeding waarvoor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, waarbij geen sprake is van recht op Kinderopvangtoeslag en de peuter geen doelgroepindicatie krijgt, in aanmerking komen om tegen een verlaagd tarief gebruik te maken van peuteropvang, kinderdagopvang of gastouderopvang;

  • f.

    doelgroepindicatie: indicatie voor voorschoolse educatie afgegeven door de jeugdarts van TWB (Thuiszorg West-Brabant);

  • g.

    fiscaal maximum: maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang als zijnde Kinderopvangtoeslag;

  • h.

    gemeente: gemeente Roosendaal;

  • i.

    inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële bijdrage die een ouder moet betalen voor de afname van peuteropvang of voorschoolse educatie, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • j.

    Kinderopvangtoeslag (KOT): tegemoetkoming van het Rijk voor ouders in de kosten van de in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang, op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • k.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin alle kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • l.

    peuteropvang: opvang voor kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

  • m.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het gezamenlijke jaarinkomen van (bei)de ouders(s)/verzorger(s) van de peuter;

  • n.

    VNG Adviestabel: De VNG Adviestabel “ouderbijdrage peuteropvang” wordt gebruikt om de inkomensafhankelijk bijdrage voor de compensatieregeling peuteropvang te bepalen;

  • o.

    voorschoolse educatie: programma voor kinderen van 2 tot 4 jaar in de peuteropvang dat hun ontwikkeling stimuleert op verschillende gebieden;

  • p.

    wet: Wet Kinderopvang, inclusief de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang.

Artikel 2 Doelstelling subsidieregeling

Doelstelling van de regeling is gelijke kansen voor jeugdigen te bevorderen. Jeugdigen die in armoede opgroeien mogen geen verschil ervaren met leeftijdsgenoten. Hierbij is het hoofddoel dat er peuteropvang wordt geboden, zodat alle kinderen in de gemeente de kans krijgen zich optimaal te ontwikkelen. Peuters die woonachtig zijn in de gemeente moeten gebruik kunnen maken van peuteropvang of voorschoolse educatie, ongeacht de werksituatie of het inkomen van de ouders.

Artikel 3 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen, moeten aantoonbaar bijdragen aan de doelstelling van deze regeling, zoals genoemd in artikel 2.

Activiteiten die hieraan bijdragen:

  • 1.

    Compensatieregeling peuteropvang: vergoeding in een deel van de kosten voor peuteropvang, voor peuters van 2 tot 4 jaar zonder doelgroepindicatie, voor ouders die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag;

Aantoonbare/meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal peuters dat gebruikt maakt van de compensatieregeling peuteropvang en door de compensatie wel gebruik kan maken van peuteropvang.

  • 2.

    Armoederegeling peuteropvang: vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage, voor peuteropvang of voorschoolse educatie voor ouders die deze bijdrage niet kunnen betalen en een inkomen hebben minder dan 130% van het sociaal minimum. Deze regeling kan ter aanvulling zijn op de Compensatieregeling peuteropvang (artikel 3, lid 1.) of een subsidie voorschoolse educatie.

Aantoonbare/meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal peuters dat gebruikt maakt van de armoederegeling peuteropvang en door de compensatie wel gebruik kan maken van peuteropvang.

  • 3.

    Voor eenmalige projecten of pilots kan een eenmalige subsidie worden aangevraagd. Dit is mogelijk gedurende de looptijd van de subsidieregeling en zolang het subsidieplafond niet is bereikt. De projecten of pilots dragen bij aan de in artikel 2 genoemde doelstelling en zijn in lijn met, of liggen in het verlengde van, de activiteiten zoals beschreven in artikel 3.1 en 3.2

Aantoonbare/meetbare bijdrage aan de doelstelling: uitvoering of realisatie van de projecten of pilots vergroot aantoonbaar de gelijke kansen voor jeugdigen.

Artikel 4 Voorwaarden aan de aanvrager

Organisaties die voor subsidie in aanmerking komen voldoen aan de volgende vereisten:

  • 1.

    subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door houders kinderopvang conform artikel 1 van de Wet Kinderopvang;

  • 2.

    aanvrager is in staat vanaf de ingangsdatum van de subsidieverlening de in de beschikking bepaalde activiteit(en) uit te voeren;

  • 3.

    subsidie voor alle activiteiten genoemd onder artikel 3 kan uitsluitend worden aangevraagd door houders die voldoen aan de kwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs en GGD en werken conform de eisen op grond van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

  • 4.

    aanvrager is in staat inzicht te geven in de meetbare effecten van de uitgevoerde activiteiten;

  • 5.

    een houder kinderopvang gevestigd buiten de gemeente Roosendaal kan in aanmerking komen voor subsidie indien, naar het oordeel van het college, aantoonbaar is dat een peuter wonend in de gemeente Roosendaal met gegronde redenen gebruik maakt van een locatie van een houder kinderopvang gevestigd buiten de gemeente Roosendaal.

Artikel 5 Voorwaarden aan de aanvraag

De subsidieaanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan waarin in ieder geval een omschrijving en/of beschrijving van het volgende is vermeld:

    • a.

      de wijze waarop is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 en 4;

    • b.

      de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de in artikel 2 genoemde doelstelling;

    • c.

      de wijze waarop de aanvrager de doelgroep wil bereiken;

    • d.

      de wijze waarop wordt samengewerkt en afgestemd met andere organisaties binnen de gemeente.

  • 2.

    Activiteiten komen alleen in aanmerking indien er geen gebruik kan worden gemaakt van de subsidie voorschoolse educatie.

  • 3.

    De aanvraag gaat vergezeld van een prognose van het aantal te bereiken peuters door de houder aangeleverd via het daarvoor ter beschikking gestelde format;

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een sluitende begroting conform verplicht format.

  • 5.

    Bij subsidieaanvragen van meer dan € 100.000,- dient een jaarverslag over het jaar voorafgaand aan de aanvraag te worden ingediend, bestaande uit een inhoudelijk verslag, jaarrekening en een accountantsverklaring.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van de aangeleverde informatie, zoals omschreven onder artikel 5, lid 3. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt bepaald door middel van de VNG Adviestabel behorend bij het betreffende jaar.

Regeling

Situatie

Berekening

Compensatieregeling peuteropvang (artikel 3, lid 1)

Peuter heeft geen doelgroepindicatie en ouders hebben geen recht op Kinderopvangtoeslag.

Uurtarief (fiscaal maximum) x aantal uur (tot een maximum van 320 uur op jaarbasis) x één peuter minus de totale inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Als er meerdere situaties van peuters hetzelfde zijn kan één peuter ook worden vervangen door het betreffende aantal peuters met dezelfde situatie.

Armoederegeling peuteropvang (artikel 3, lid 2)

Ouders zijn niet in de mogelijkheid de inkomensafhankelijke bijdrage te betalen en hebben een inkomen minder dan 130% van het sociaal minimum.

Volledige vergoeding van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage per peuter per uur tot een maximum van 320 uur (peuteropvang) of 640 uur (voorschoolse educatie) op jaarbasis.

Artikel 7 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag/aanvrager

De aan te vragen subsidie voor de Armoederegeling peuteropvang (artikel 3, lid 2) bedraagt maximaal € 3.000,- per aanbieder die voor het eerst gebruik maken van deze subsidie.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor de Compensatieregeling peuteropvang (artikel 3, lid 1) bedraagt maximaal € 225.000,- per jaar. Dit is gebaseerd op het maximum aantal uren op jaarbasis (320 uur).

  • 2. Het subsidieplafond voor de Armoederegeling peuteropvang (artikel 3, lid 2) bedraagt maximaal € 10.000,- per jaar.

  • 3. Het subsidieplafond voor eenmalige subsidies (artikel 3, lid 3) is afhankelijk van de resterende middelen tot het totale subsidieplafond voor deze regeling.

    Het totale subsidieplafond voor deze regeling bedraagt € 235.000,-, dit totale plafond wordt gevormd door de subsidieplafonds zoals benoemd onder artikel 8, lid 1 en 2. Indien na het toekennen van subsidies voor activiteiten, zoals benoemd in artikel 3, lid 1 en 2 nog budget resteert, vormt dat resterende bedrag tot het subsidieplafond van artikel 8, lid 1 en 2 samen het budget voor eenmalige subsidies zoals omschreven in artikel 3, lid 3.

  • 4. De subsidieplafonds worden vastgesteld onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad. Dit kan de consequentie hebben dat, wanneer geen of onvoldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld, het subsidieplafond wordt verlaagd. Het verlaagde subsidieplafond geldt dan ook voor reeds ingediende aanvragen. Indien er door de verlaging van het subsidieplafond geen of onvoldoende financiële middelen zijn om de volledige uitvoering van de activiteit(en) conform onderhavige regeling te subsidiëren, kan de consequentie zijn dat er geen subsidie voor de activiteit(en) wordt verstrekt. Reeds ingediende aanvragen worden buiten behandeling gesteld en de subsidieregeling wordt ingetrokken.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

  • 1. Aanvragen voor de in artikel 3 genoemde activiteiten die voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 4 en artikel 5 komen voor subsidie in aanmerking totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen onder artikel 3, lid 1 en 2 het subsidieplafond overschrijdt, worden alle aanvragen procentueel verlaagd tot het subsidieplafond niet meer overschreden wordt.

  • 3. Indien geen of onvoldoende financiële middelen in de begroting worden vastgesteld, geldt het bepaalde in artikel 8 lid 4 van deze subsidieregeling en kunnen reeds ingediende aanvragen buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 10 Aanvraagtermijn subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voor de activiteiten genoemd onder artikel 3, lid 1 en 2 kan worden gedaan van 1 juli tot en met 30 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

  • 2. Aanvragen voor eenmalige subsidie zoals beschreven in artikel 3, lid 3 kunnen het gehele jaar ingediend worden.

Artikel 11 Samenloop van subsidies

De aanvraag voor subsidie wordt afgewezen indien voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 3, op grond van andere nadere regels subsidie is of wordt verstrekt.

Artikel 12 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten uit te voeren overeenkomstig de bij de subsidieaanvraag verstrekte gegevens;

    • b.

      zorg te dragen voor de lokale zichtbaarheid, bekendheid en bereikbaarheid van de organisatie of het samenwerkingsverband en het activiteitenaanbod;

    • c.

      flexibel in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen binnen de gemeente;

    • d.

      de gemeente op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in aantallen ten opzichte van de vooraf ingediende inschatting.

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling

  • 1. De verantwoording van de subsidie over het kalenderjaar 2025 wordt door de subsidieontvanger uiterlijk op 30 april 2026 digitaal ingediend met daarvoor door het college vastgestelde formulieren. De verantwoording van de subsidie over het kalenderjaar 2026 wordt door de subsidieontvanger uiterlijk op 30 april 2027 digitaal ingediend met de daarvoor door het college vastgestelde formulieren.

  • 2. De vaststelling vindt per subsidiejaar plaats op basis van de vergelijking van de inschatting bij de subsidieaanvraag en de werkelijke situatie welke is opgegeven in de verantwoording voor dat subsidiejaar. De vaststelling vindt plaats op basis van de werkelijke realisatie.

  • 3. Bij de jaarlijkse verantwoording wordt daarnaast een overzicht aangeleverd van een onderbouwing per peuter waarin de volgende gegevens staan vermeld:

    • a.

      het toetsingsinkomen van ouders;

    • b.

      het afgenomen aantal uren en dagdelen per week;

    • c.

      de ouderbijdrage per uur gebaseerd op de VNG tabel;

    • d.

      totaaloverzicht van het aan te vragen subsidiebedrag op basis van bovenstaande gegevens.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 18 juni 2024,

de secretaris, de burgemeester,