Subsidieregeling Voorschoolse educatie 2025

Geldend van 24-06-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Voorschoolse educatie 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

gelet op artikel 2, eerste lid, onder e, en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Roosendaal;

BESLUITEN

vast te stellen de Subsidieregeling Voorschoolse educatie 2025

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: organisatie die een aanvraag indient voor een subsidie op grond van deze regeling;

  • b.

    ASV: Algemene subsidieverordening Roosendaal (2013);

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

  • d.

    doelgroepindicatie: indicatie voor voorschoolse educatie afgegeven door de jeugdarts van TWB (Thuiszorg West-Brabant);

  • e.

    doelgroeppeuter: peuter (van 2 tot 4 jaar) woonachtig in de gemeente die een doelgroepindicatie hebben gekregen;

  • f.

    fiscaal maximum; maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang (inclusief peuteropvang) als zijnde Kinderopvangtoeslag;

  • g.

    gemeente: Gemeente Roosendaal;

  • h.

    inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële bijdrage die een ouder moet betalen voor de afname van peuteropvang of voorschoolse educatie afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden en vastgesteld in de VNG Adviestabel;

  • i.

    Kinderopvangtoeslag (KOT): tegemoetkoming van het Rijk voor ouders in de kosten van de in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang op grond van het Besluit kinderopvangtoeslag;

  • j.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin alle kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • k.

    peuteropvang: opvang voor kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

  • l.

    TWB: Thuiszorg West-Brabant;

  • m.

    VE-programma: een erkend programma voor voor- en vroegschoolse educatie dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi);

  • n.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het gezamenlijke jaarinkomen van (bei)de ouders(s)/verzorger(s) van de peuter;

  • o.

    Voorschoolse educatie (VE): aanbod van een VE-programma voor kinderen van 2 tot 4 jaar met als doel om doelgroeppeuters beter voor te bereiden op het basisonderwijs en onderwijsachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen en in te lopen;

  • p.

    VNG Adviestabel: De VNG Adviestabel “ouderbijdrage peuteropvang” wordt gebruikt om de inkomensafhankelijk bijdrage te bepalen;

  • q.

    vroegschoolse educatie: aanbod van een programma voor kinderen in groep 1 en 2 van het basisonderwijs met als doel om onderwijsachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen en in te lopen;

  • r.

    warme overdracht: schriftelijke en mondelinge overdracht van informatie (passend binnen de wet gegevensbescherming) van de kinderopvang naar het basisonderwijs over hoe het kind is, hoe de ontwikkeling van het kind verloopt en welke ondersteuning het kind nodig heeft om te zorgen voor een doorgaande ontwikkellijn van het kind;

  • s.

    wet: Wet Kinderopvang, inclusief de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang.

Artikel 2 Doelstelling subsidieregeling

Doelstelling van de regeling is gelijke kansen voor kinderen te bevorderen. Het is belangrijk dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, zonder dat zij daarbij belemmerd worden door factoren die zij zelf niet kunnen beïnvloeden. Hierbij is het hoofddoel om voorschoolse educatie aan te bieden aan hen die dat nodig hebben om onderwijsachterstanden te voorkomen en in te lopen.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen, moeten aantoonbaar bijdragen aan de onder artikel 2 genoemde doelstelling. Activiteiten die hieraan bijdragen zijn:

  • 1.

    Het aanbieden van een erkend VE-programma aan de geïndiceerde doelgroep;

  • Aantoonbare/ meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal doelgroeppeuters dat gebruik maakt van het VE-aanbod.

  • 2.

    Inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de VE;

  • Aantoonbare/ meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal groepen waar de pedagogisch beleidsmedewerker in de VE wordt ingezet.

  • 3.

    Het aanbieden van activiteiten gericht op het vergroten van de ouderbetrokkenheid, in aanvulling op de structurele ouderbetrokkenheid die onderdeel uitmaakt van de VE.

  • Aantoonbare/ meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal peuters dat naar regulier onderwijs doorstroomt en het aantal peuters dat in speciaal onderwijs start, het aantal peuters/ ouders dat een vooruitgang heeft geboekt in de ontwikkeling, het aantal peuters waarbij de activiteit is ingezet ter ondersteuning van het kind en het gezin en de ervaringen van de ouders hiermee.

  • 4.

    Inzet van een peuter-kleuterconsulent in de VE;

  • Aantoonbare/ meetbare bijdrage aan de doelstelling: het aantal kinderen waarvoor de peuter-kleuterconsulent wordt ingezet.

  • 5.

    Voor eenmalige projecten of pilots kan een eenmalige subsidie worden aangevraagd. Deze projecten of pilots dragen bij aan de in artikel 2 genoemde doelstelling en zijn in lijn met bovengenoemde activiteiten.

Artikel 4 Voorwaarden aan de aanvrager

Organisaties die voor subsidie in aanmerking komen voldoen aan de volgende vereisten:

  • 1.

    Subsidie voor activiteiten genoemd onder artikel 3, lid 1, 2, 3 en 5 kan uitsluitend worden aangevraagd door houders kinderopvang conform artikel 1 van de Wet Kinderopvang;

  • 2.

    Aanvrager is in staat vanaf de ingangsdatum van de subsidieverlening de in de beschikking bepaalde activiteit(en) uit te voeren;

  • 3.

    Subsidie voor activiteiten genoemd onder artikel 3, lid 1, 2, 3 en 5 kan uitsluitend worden aangevraagd door houders die voldoen aan de kwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs en GGD en werken conform de eisen op grond van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang. Subsidie kan worden geweigerd als blijkt dat bij een bestaande of nieuwe houder sprake is van herstellend of bestraffend handhavingstraject. Per situatie wordt dan met de houder besproken of er subsidie voor de betreffende locatie zal worden toegekend;

  • 4.

    Subsidie voor activiteiteten gericht op de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de VE kan alleen worden aangevraagd door een aanbieder die in aanmerking komt voor een subsidie genoemd onder artikel 3, lid 1;

  • 5.

    Subsidie voor activiteiten gericht op ouderbetrokkenheid genoemd onder artikel 3, lid 3 kan alleen worden aangevraagd door een aanbieder die hier aantoonbare ervaring mee heeft en die in aanmerking komt voor subsidie genoemd onder artikel 3, lid 1;

  • 6.

    Subsidie voor activiteiten gericht op de inzet van een peuter-kleuterconsulent genoemd onder artikel 3, lid 4 kan alleen worden aangevraagd door een samenwerkingsverband primair onderwijs ten behoeve van in Roosendaal gevestigde scholen;

  • 7.

    Aanvrager is in staat inzicht te geven in de meetbare effecten van de uitgevoerde activiteiten;

  • 8.

    Een houder kinderopvang gevestigd buiten de gemeente Roosendaal kan in aanmerking komen voor subsidie indien naar het oordeel van het college aantoonbaar is dat een peuter wonend in de gemeente Roosendaal met gegronde redenen gebruik maakt van een locatie van een houder kinderopvang gevestigd buiten de gemeente Roosendaal.

Artikel 5 Voorwaarden aan de aanvraag

De subsidieaanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De subsidieaanvraag wordt digitaal ingediend via de website van de gemeente via de door het college ter beschikking gestelde aanvraagformulieren;

  • 2.

    De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan waarin in ieder geval een omschrijving en/of beschrijving van het volgende is vermeld:

    • a.

      De wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de in artikel 2 genoemde doelstelling en in de artikel 3 genoemde activiteiten;

    • b.

      De wijze waarop de aanvrager de resultaten van de activiteiten en/ of diensten meet en rapporteert;

    • c.

      De wijze waarop de warme overdracht plaats vindt met de basisscholen;

    • d.

      De wijze waarop de aanvrager de doelgroep wil bereiken;

    • e.

      De wijze waarop wordt samengewerkt en afgestemd met andere organisaties binnen de gemeente.

  • 3.

    De aanvraag gaat vergezeld met een prognose van het aantal reguliere en doelgroeppeuters per locatie door de houder aangeleverd via het daarvoor ter beschikking gestelde format;

  • 4.

    Voor aanvragen voor activiteiten genoemd in artikel 3, lid 3 dient inzichtelijk gemaakt te worden dat € 30.000 van het totaalbedrag meer ingezet wordt in het focusgebied van het Nationaal Programma Roosendaal ten opzichte van de rest van Roosendaal;

  • 5.

    De aanvraag gaat vergezeld van een sluitende begroting conform verplicht format;

  • 6.

    Bij subsidieaanvragen van meer dan € 100.000,- dient een jaarverslag over het jaar voorafgaand aan de aanvraag te worden ingediend, bestaande uit een inhoudelijk verslag, jaarrekening en een accountantsverklaring.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Het subsidiebedrag is gebaseerd op de noodzakelijke en werkelijke kosten. Subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      Het subsidietarief VE voor activiteiten genoemd onder artikel 3, lid 1 bestaat uit het fiscaal maximum uurtarief + € 2,00 en is bestemd voor de voorbereiding en uitvoering van de VE. In bijlage 1 is weergegeven op welke manier het te subsidiëren bedrag tot stand komt;

    • b.

      Het subsidietarief voor de pedagogisch beleidsmedewerker VE genoemd onder artikel 3, lid 2 bedraagt € 450,00 per doelgroeppeuter per locatie. De totaal aan te vragen subsidie voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker VE wordt berekend op basis van het geschatte aantal doelgroeppeuters per locatie voor het betreffende jaar;

    • c.

      Voor eenmalige projecten of pilots genoemd onder artikel 3, lid 5 kan een eenmalige subsidie worden aangevraagd. Deze projecten of pilots dragen bij aan de in artikel 2 genoemde doelstelling, zijn in lijn met de in artikel 3 genoemde activiteiten en sluiten aan bij het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid.

  • 2. Niet-subsidiabele kosten zijn in ieder geval:

    • a.

      De kosten voor consumpties;

    • b.

      Activiteiten die niet rechtstreeks betrekking hebben op de activiteiten genoemd onder artikel 3;

    • c.

      Kosten die al zijn inbegrepen in het uurtarief zoals genoemd in lid 1 (scholings- en verletkosten, materiaalkosten, facilitaire en bedrijfskosten).

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het aanbieden van een erkend VE-programma aan de geïndiceerde doelgroep dat voldoet aan de wettelijke norm genoemd onder artikel 3, lid 1 en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de VE genoemd onder artikel 3, lid 2 bedraagt € 2.550.000 per jaar. Dit is gebaseerd op een totaal van 370 VE-doelgroeppeuters per jaar, maximaal 640 uur op jaarbasis voor peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

  • 2. Het subsidieplafond voor het aanbieden van activiteiten gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid, in aanvulling op de structurele ouderbetrokkenheid die onderdeel uitmaakt van de VE genoemd onder artikel 3, lid 3 bedraagt € 117.500 per jaar;

  • 3. Het subsidieplafond voor de inzet van een peuter-kleuterconsulent genoemd onder artikel 3, lid 4 bedraagt € 65.000 per jaar;

  • 4. Het subsidieplafond voor een eenmalige subsidie genoemd onder artikel 3, lid 5 is afhankelijk van de binnen het subsidieplafond beschikbare niet ingezette middelen voor onderwijsachterstanden. Het totale subsidieplafond voor deze regeling bedraagt € 2.732.500 Dit totale plafond wordt gevormd door de subsidieplafonds zoals benoemd onder artikel 7, lid 1, 2 en 3. Wanneer er na het toekennen van subsidies nog budget resteert, vormt het resterende bedrag tot het subsidieplafond van artikel 7, lid 1, 2 en 3 samen het budget voor eenmalige subsidie.

Artikel 8 Beoordeling subsidieaanvraag

Aanvragen voor de in artikel 3 genoemde activiteiten die voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 4 en artikel 5 komen voor subsidie in aanmerking totdat het subsidieplafond is bereikt. Indien het totaalbedrag van alle subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijdt, worden alle aanvragen procentueel verlaagd tot het subsidieplafond niet meer overschreden wordt.

Artikel 9 Aanvraagtermijn subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voor de activiteiten genoemd onder artikel 3, lid 1, 2 en 3 kan worden gedaan tussen 1 juli en 30 september in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

  • 2. Aanvragen voor eenmalige subsidie, zoals beschreven in artikel 3, lid 5 kunnen het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 10 Samenloop van subsidies

De aanvraag voor subsidie wordt afgewezen indien voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 3, op grond van andere nadere regels subsidie is of wordt aangevraagd.

Artikel 11 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      Doelgroeppeuters voorrang te verlenen bij plaatsing;

    • b.

      De activiteiten uit te voeren overeenkomstig de bij de subsidieaanvraag verstrekte gegevens;

    • c.

      Uitsluitend gecombineerde groepen te vormen (groepen met zowel kinderen zonder doelgroepindicatie als met doelgroepindicatie). Subsidie voor nieuwe groepen kan worden geweigerd als een groep bij aanvraag van de subsidie gemiddeld per week op groepsniveau minder dan 3 doelgroeppeuters telt;

    • d.

      Zich te conformeren aan de vastgestelde resultaatafspraken voorschoolse educatie;

    • e.

      Deel te nemen aan de overleggen met de gemeente en conformeert zich aan de afspraken die in de overleggen worden gemaakt;

    • f.

      Een warme overdracht te verzorgen voor alle doelgroeppeuters naar het basisonderwijs;

    • g.

      Zorg te dragen voor de lokale zichtbaarheid, bekendheid en bereikbaarheid van de organisatie of het samenwerkingsverband en het activiteitenaanbod;

    • h.

      Flexibel in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen binnen de gemeente;

    • i.

      De gemeente op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in aantallen ten opzichte van de vooraf ingediende inschatting.

  • 2. Eenmaal in het jaar, uiterlijk 31 juli 2025, verstrekt de houder een tussenrapportage met daarin:

    • a.

      De prognose door de houder gedaan bij de subsidieaanvraag wat betreft het aantal reguliere- en doelgroeppeuters afgezet tegen de werkelijke realisatie en ter onderbouwing van artikel 5, lid 4;

    • b.

      Tussentijdse financiële verantwoording van de resultaten met daarbij eventuele afwijkingen;

    • c.

      Het aantal kinderen dat naar regulier onderwijs doorstroomt en het aantal kinderen dat naar speciaal onderwijs of andere voorziening doorstroomt;

    • d.

      Het aantal kinderen dat een vooruitgang heeft geboekt in de ontwikkeling;

    • e.

      Het aantal keren dat speciale zorg is ingezet voor een kind met daarbij welke specifieke zorg dit is;

    • f.

      Het aantal afgegeven toelaatbaarheidsverklaringen speciaal onderwijs ten opzichte van eerdere jaren en het instroompercentage van kinderen vanuit de instroomlocatie naar het regulier onderwijs ten opzichte van eerdere jaren.

  • 3. De eindverantwoording van de subsidie over het jaar 2025 wordt door de houder uiterlijk op 30 april 2026 digitaal ingediend met de daarvoor door het college vastgestelde formulieren en formats. Vaststelling vindt plaats op basis van de vergelijking van de prognose van het verwachte aantal te bereiken doelgroepkinderen bij de subsidieaanvraag en de werkelijke situatie welke is opgegeven in de verantwoording. De vaststelling vindt plaats op basis van de werkelijke realisatie. Hierbij wordt uitgegaan van een minimale bezettingsgraad van 92% tot 95%. Daaronder volgt een terugvordering op basis van werkelijke realisatie. Boven een bezettingsgraad van 100% volgt een additionele subsidie op basis van werkelijke realisatie.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 18 juni 2024

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage: Berekening betreffende subsidiebedragen

Voor het toekennen en vaststellen van het subsidiebedrag hanteert de gemeente Roosendaal de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    het uurtarief voor 2025 bestaat uit het fiscaal maximum uurtarief + € 2,00 per kind;

  • 2.

    het fiscaal maximum uurtarief 2025 wordt gebaseerd op de maximale uurprijs voor de kinderopvangtoeslag;

  • 3.

    de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt berekend op basis van de landelijke VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang 2025;

  • 4.

    de subsidie voorschoolse educatie is gebaseerd op de volgende berekening:

 

Situatie

Berekening

Doelgroeppeuter

Subsidie 2 gratis dagdelen

Subsidie voorschoolse educatie

Uurtarief x uur per week x aantal weken x aantal peuters.

Met een maximum van 320 uur op jaarbasis.

Doelgroeppeuter

Ouders met Kinderopvangtoeslag

Door ouders betaalde dagdelen

Uurtarief x uur per week x aantal weken x aantal peuters -/- fiscaal maximum uurtarief (KOT tarief) 2025 x uur per week x aantal weken x aantal peuters.

Met een maximum van 320 uur op jaarbasis.

Doelgroeppeuter

Ouders met inkomensafhankelijke bijdrage

Door ouders betaalde dagdelen

Uurtarief x uur per week x aantal weken x aantal peuters -/- inkomensafhankelijke bijdrage x uur per week x aantal weken x aantal peuters.

Met een maximum van 320 uur op jaarbasis.

Inzet pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie

 

€ 450,- x aantal doelgroeppeuters