Subsidieregeling Sociale Basis, Jeugd en Preventie - professionele organisaties Ede

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 04-07-2025

Intitulé

Subsidieregeling Sociale Basis, Jeugd en Preventie - professionele organisaties Ede

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van 11 juni 2024, zaaknummer 450258;

gelet op de artikelen 3, 7 en 8 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017;

besluit vast te stellen de: Subsidieregeling Sociale Basis, Jeugd en Preventie - professionele organisaties Ede.

Paragraaf 1 Begrips- en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    ASV: De vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Ede;

  • b)

    Basisvaardigheden en doenvermogen: basisvaardigheden zijn vaardigheden als taal, rekenen en digitale vaardigheden. Doenvermogen is een overkoepelend begrip voor verschillende niet-cognitieve mentale vermogens die ervoor zorgen dat we in staat zijn dingen te doen, acties uit te voeren en vol te houden en om met tegenslagen om te kunnen gaan. Om een plan te kunnen maken en uit te voeren gebruikt iemand zowel doenvermogen als denkvermogen. Weten is nog geen doen.

  • c)

    bestaande subsidieontvanger: een aanvrager die het voorgaande kalenderjaar een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling of de hieraan voorafgaande subsidieregeling Jeugdactiviteiten en -preventie 2023 of subsidieregeling Sociale Basis en Preventie.

  • d)

    inwoners in kwetsbare omstandigheden: betreft mensen die - al of niet tijdelijk - in een kwetsbare positie verkeren, bijvoorbeeld vanwege (niet-limitatieve opsomming) levensgebeurtenissen, fysieke en/of verstandelijke beperkingen (al of niet aangeboren), sociaaleconomische en/of sociaal-culturele omstandigheden (achterstanden). Mensen zijn kwetsbaar als de draaglast van de ervaren problemen en tegenslagen te groot is voor de beschikbare draagkracht van het individu en/of diens netwerk.

  • e)

    Levensgebeurtenissen: gedenkwaardige, ongewone of belangrijke gebeurtenissen in het leven van een persoon

  • f)

    Organisaties met beroepsinzet: organisaties die lichte, vrij toegankelijke hulpverlening en preventieve activiteiten aanbieden, waarbij de uitvoering in handen is van beroepskrachten. Het gaat hierbij om een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • g)

    Organisaties met vrijwillige inzet: organisaties die activiteiten en ondersteuning aanbieden, uitgevoerd door vrijwilligers, evt. met ondersteuning van betaalde coördinatie. Het kan hier gaan om allerlei samenwerkingsverbanden, inclusief rechtspersonen zonder winstoogmerk.

  • h)

    PvE: Programma van Eisen. Voor jaarlijkse subsidies hoger dan €50.000 stellen burgemeester en wethouders programma’s van eisen vast, die als uitgangspunt dienen voor de subsidieaanvraag, zoals beschreven in de ASV 2017.

  • i)

    sociaal werk; Sociaal werkers zijn generalist en expert in het (methodisch) begeleiden en activeren van individuen, groepen en netwerken. Ze bieden aandacht en vertrouwen, en weten hoe ze gewenste acties en gedragsveranderingen kunnen aanmoedigen. Ze brengen burgers bij elkaar, koppelen vrijwilligers en cliënten, en begeleiden hen. Ze werken in de buurt, op straat, in buurt- en dorpshuizen. Ze signaleren en zijn herkenbaar in de wijk. Ze faciliteren wat nodig is om burgerinitiatieven duurzaam succesvol te maken;

  • j)

    sociale basis: het geheel van informele sociale verbanden van mensen (buurten, gemeenschappen, verengingen, netwerken, gezinnen), aangevuld en ondersteund vanuit de lokale overheid en partnerorganisaties. De sociale basis voorziet in vrij toegankelijke activiteiten en voorzieningen gericht op het elkaar ontmoeten en ondersteunen, ontplooien en ontspannen die zorgen dat mensen kunnen samenleven en meedoen. Deze activiteiten en voorzieningen vormen de tegenhanger van de - niet vrij-toegankelijke - geïndiceerde zorg en ondersteuning.

  • k)

    structurele activiteiten; activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden en een continu karakter hebben.

  • l)

    vrijwilliger(swerk): inzet gebaseerd op intrinsieke motivatie die in enig georganiseerd verband, onverplicht en in beginsel onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving waarbij een (maatschappelijk) belang wordt gediend.

Artikel 2. Weigeringsgronden

Een subsidie op grond van deze regeling wordt geweigerd indien:

  • a)

    de gemeente direct of indirect op andere wijze financieel bijdraagt aan de op grond van deze regeling aangevraagde activiteiten;

  • b)

    de activiteiten in strijd zijn met wet- en regelgeving;

  • c)

    activiteiten van commerciële aard zijn;

  • d)

    de activiteiten reeds plaats hebben gevonden;

  • e)

    naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

  • f)

    de aanvraag is ingediend door een vrijwilligersorganisatie.

Artikel 3. Aanvragen en verantwoorden van subsidie

  • 1. In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 6 van de ASV dient bij de aanvraag te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in de paragraaf op grond waarvan subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. Conform artikel 3 van de ASV dient voor jaarlijkse subsidies hoger dan €50.000 het programma van eisen als basis voor de subsidieaanvraag. De aanvraag moet tenminste bevatten:

    • a.

      een analyse van de huidige situatie met gebruikmaking van beschikbare, openbare data;

    • b.

      een onderbouwing van hoe de activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelen zoals genoemd in de relevante beleidsstukken in het PvE;

    • c.

      een beschrijving van in te zetten samenwerkingsverbanden om de voorgestelde doelen te bereiken, waarbij wordt aangegeven hoe de samenwerking wordt aangewend om het resultaat te versterken.

    • d.

      een uitweiding op de reflectievragen uit het PvE

  • 3. De aanvragende organisatie levert bij de aanvraag een berekening aan. Deze berekening maakt in elk geval inzichtelijk:

    • a.

      het toegepaste uurtarief en het aantal FTE’s, voor zover mogelijk en waar relevant uitgesplitst naar activiteit, zodat inzicht gegeven wordt in de opbouw van de personele kosten.

    • b.

      overige personele kosten, waaronder ook overhead.

    • c.

      Indien van toepassing: het gehanteerde percentage bij loonindexeringen in relatie tot de Cao.

  • 4. Bij de verantwoording van de subsidie dient hetzelfde format te worden gebruikt als het format waarmee de begroting is opgesteld.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt verleend op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.

  • 2. Kosten dienen, naar het oordeel van het college, in verhouding te staan tot de te realiseren activiteiten.

  • 3. Niet subsidiabel zijn:

    • a)

      kosten voor eten en drinken tenzij deze kosten onlosmakelijk verbonden zijn met de activiteit.

    • b)

      extra kosten voor uitbreiding of verplaatsing van de huisvesting; tenzij aangetoond kan worden dat uitbreiding of verplaatsing noodzakelijk is voor de uitvoering van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c)

      aanschaf van gebruiksgoederen, tenzij aangetoond kan worden dat deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • d)

      overige materiële investeringen, tenzij aangetoond kan worden dat deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dit ter beoordeling van het college.

    • e)

      Loonkosten die het maximale salaris van de Wet normering topinkomens overschrijden. Het gaat om de kosten per persoon per jaar, zoals vastgesteld in artikel 2.3, eerste lid van de Wet normering topinkomens;

    • f)

      kosten bestemd voor uitbreiding van de activiteiten van de subsidieontvanger voor zover, naar het oordeel van het college, niet of onvoldoende is aangetoond dat uitbreiding noodzakelijk is.

Paragraaf 2 Sociale Basis - 18+

Artikel 5. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor algemene en specifieke vormen van begeleiding en hulpverlening, groeps- en maatschappelijk werk door een professionele organisatie met personeel dat gekwalificeerd is voor de uitvoering van de werksoort, aan inwoners van de gemeente met persoonlijke en sociale problemen.

  • 2. Structurele activiteiten die in ieder geval in aanmerking komen voor subsidie:

    • a)

      Maatschappelijk werk; ondersteuning van inwoners met een niet-complexe hulpvraag. Kort- en middellange durende ondersteuning, zowel individueel als in groepsverband, die laagdrempelig is, vrij toegankelijk en bereikbaar voor inwoners en professionals, bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i)

        informatie en advies;

      • ii)

        psychosociale hulpverlening;

      • iii)

        concrete en informatieve hulpverlening;

      • iv)

        signalering, belangenbehartiging, preventie en consultatie;

      • v)

        financieel coaching wanneer inwoners naast financiële ook persoonlijke en sociale problemen hebben.

    • b)

      Sociaal werk: bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i.

        het signaleren en actief opzoeken van vragen van inwoners en daar de trends en ontwikkelingen uit analyseren waaruit vervolgacties voortkomen die door of in samenwerking met anderen binnen het welzijnsveld worden opgepakt;

      • ii.

        outreachend en proactief op inwoners en initiatieven af te stappen om hun vragen en wensen op te halen;

      • iii.

        initiatieven te stimuleren en aan te jagen, waar nodig te helpen bij het opstarten van deze initiatieven.

    • c)

      Mantelzorgondersteuning; ondersteuning van mantelzorgers die te maken hebben met complexe mantelzorg, bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i)

        informatie en advies;

      • ii)

        emotionele steun;

      • iii)

        signalering, belangenbehartiging, preventie en consultatie.

Artikel 6. Subsidievoorwaarden en verplichting subsidieontvanger.

  • 1. De subsidie wordt slechts verleend indien de subsidieontvanger actief samen werkt met andere organisaties. Er is sprake van samenwerking, afstemming en doorverwijzing tussen partijen, zowel formeel als informeel, actief in de sociale basis.

  • 2. De subsidieontvanger voldoet gedurende de gehele looptijd van de activiteiten aan de volgende verplichtingen:

    • a)

      de subsidieontvanger dient een Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vastgesteld en geïmplementeerd te hebben. In de meldcode wordt stapsgewijs aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan.

    • b)

      de subsidieontvanger handelt volgens de afspraken in het Convenant Verwijsindex Foodvalley.

    • c)

      de subsidieontvanger draagt zorg voor relevante (na)scholing van medewerkers.

    • d)

      de organisatie en de betreffende medewerkers aantoonbaar werken conform de van toepassing zijnde beroepscode.

    • e)

      medewerkers beschikken, indien van toepassing, over een voor de beroepsgroep van toepassing zijnde registratie zoals een SKJ-registratie.

Paragraaf 3 Preventie Mentale gezondheid

Artikel 7. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor structurele activiteiten ter bevordering van de mentale gezondheid.

  • 2. Structurele activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie:

    • a)

      activiteiten gericht op de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen onder volwassenen:

      • i)

        het organiseren en uitvoeren van preventieve activiteiten gericht op psychische gezondheid (in overleg met/in samenwerking met partners);

      • ii)

        aanbieden voorlichtingen en cursussen, lotgenotencontact en outreachende activiteiten op plekken waar doelgroep zich bevindt, alles in samenwerking met andere deelnemende organisaties;

      • iii)

        deskundigheidsbevordering van professionals.

    • b)

      activiteiten gericht op de preventie van middelengebruik:

      • i)

        voorlichting en lotgenotencontact, gericht op preventie en gezondheidsbevordering;

      • ii)

        het individueel of in groepsverband begeleiden van naasten;

      • iii)

        geïndiceerde preventie; kortdurende trajecten gericht op het voorkomen van erger of toe te leiden naar zorg of behandeling.

    • c)

      cultuurvertalers:

      • i)

        het stimuleren van inwoners met weinig kennis van de organisaties en cultuur van de zorg en de Nederlandse taal om zelf (informele) ondersteuning of oplossingen te vinden. Het eigen netwerk wordt hierbij zoveel mogelijk aangesproken en versterkt.

Artikel 8. Subsidievoorwaarden en verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Een subsidie op grond van deze paragraaf wordt slechts verleend indien de aanvrager aantoonbare kennis en ervaring heeft met het uitvoeren van de betreffende activiteiten.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen zonder winstoogmerk.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht om aantoonbaar samen te werken met andere organisaties in de sociale basis en andere aanbieders van zorg.

Paragraaf 4 Inloopvoorzieningen

Artikel 9. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor het structureel organiseren van een inloop voor inwoners in een kwetsbare positie waar zij ervaringen kunnen uitwisselen, elkaar kunnen ondersteunen en waar zo nodig kunnen worden doorverwezen naar de juiste (zorg)ondersteuning.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van een ontmoetings-, inloopactiviteit en/of lotgenotencontact.

  • 3. De activiteit(en) dragen eraan bij dat:

    • a.

      deelnemers elkaar kunnen ontmoeten en zich daardoor meer onderdeel voelen van en gesteund worden door een sociaal netwerk;

    • b.

      inwoners beter regie kunnen voeren over het eigen leven door inzet op:

      • i.

        Ontdekken en versterken van eigen talenten,

      • ii.

        Versterken van basisvaardigheden en doe-vermogen;

      • iii.

        Vergroten of versterken van het sociale netwerk;

      • iv.

        hen praktische ondersteuning te bieden.

Artikel 10. Aanvrager

De volgende categorie komt in aanmerking voor subsidie:

  • a)

    Organisaties waarin gewerkt wordt met betaalde medewerkers, al dan niet ondersteund door vrijwilligers.

Artikel 11. Subsidievoorwaarden en verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De inloopvoorziening dient minimaal 1x per week plaats te vinden.

  • 2. De activiteiten hebben een open en toegankelijk karakter en worden zo laagdrempelig mogelijk georganiseerd. De activiteiten zijn inclusief en zo toegankelijk mogelijk georganiseerd. Inwoners voelen zich welkom en hebben de mogelijkheid om deel te nemen zonder barrières.

  • 3. Er kan geen subsidie aangevraagd worden voor (wekelijkse) sport- en beweegactiviteiten.

  • 4. Subsidieontvangers dienen aantoonbaar samen te werken met andere organisaties in de sociale basis en andere aanbieders van zorg

  • 5. Om inwoners zo passend en duurzaam mogelijk hulp en ondersteuning te bieden leggen Subsidieontvangers voor zover relevant verbinding met maatschappelijke organisaties, aanbieders van zorg, sociaal teams en CJG, gebiedsmanagers en/of gemeentelijke afdelingen als W&I en/of Werkgeversserviceloket.

Paragraaf 5 Jeugd - Jeugdontwikkeling, -opvoeding en jongerenwerk

Artikel 12. Subsidiabele formele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor vormen van lichte, preventieve ondersteuning met als doel het voorkomen of als opvolging van geïndiceerde ondersteuning. Het preventieve aanbod kan ook gelijktijdig met geïndiceerde zorg geboden worden, met als doel dat de zorg eerder afgebouwd kan worden. Uitvoering geschiedt door professionals. Het gaat om het verlenen van algemene en specifieke vormen van begeleiding en ondersteuning, groeps- en maatschappelijk werk door een professionele organisatie met personeel dat gekwalificeerd is voor de uitvoering van de werksoort, aan jeugdigen of hun opvoeders van de gemeente met een (ondersteunings-)vraag op het gebied van opgroeien of opvoeden.

  • 2. Structurele activiteiten die in ieder geval in aanmerking komen voor subsidie:

    • a)

      Jeugdmaatschappelijk- en gezinswerk; ondersteuning van jeugdigen en/of hun opvoeders met een niet-complexe hulpvraag. Kortdurende ondersteuning, zowel individueel als in groepsverband, die laagdrempelig is, vrij toegankelijk en bereikbaar voor inwoners en professionals, bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i)

        screening en vraagverheldering;

      • ii)

        het geven van voorlichting en advies;

      • iii)

        het bieden van lichte ondersteuning;

      • iv)

        signalering en op- of afschalen naar passende ondersteuning;

      • v)

        versterking van de gezinsstructuur, sociale netwerkversterking en het versterken van de pedagogische civil society.

    • b)

      Jeugdmaatschappelijk werk collectief; het verzorgen van trainingen en cursussen aangeboden vanuit het CJG.

    • c)

      Schoolmaatschappelijke werk; ondersteuning van jeugdigen vanuit en in samenwerking met de basisschool en/of voortgezet onderwijs; bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i)

        schoolondersteuning;

      • ii)

        hulpverlening aan opvoeders en kinderen;

      • iii)

        signalering en op- of afschalen naar passende ondersteuning;

      • iv)

        participatie binnen het CJG, vraaggericht en vindplaatsgericht werken.

    • d)

      Jongerenwerk; ondersteuning aan jeugdigen en jongeren in de leeftijd tot en met 23 jaar bestaande uit de volgende subsidiabele activiteiten:

      • i)

        begeleiden, coachen en ondersteunen van jongeren (individueel en groepsgewijs) naar volwassenheid en actief burgerschap. Er is specifieke aandacht voor jongeren uit kwetsbare groepen;

      • ii)

        initiëren en (mede) organiseren of ondersteunen van organisatie van (inloop)activiteiten en jongerenontmoetingsplaatsen op basis van wijkgerichte afstemming;

      • iii)

        stimuleren van actieve deelname van jeugdigen en jongeren aan activiteiten in de wijk, dorp of in de stad, waar het kan mede door henzelf georganiseerd;

      • iv)

        het zo nodig tijdig betrekken van andere personen uit de omgeving van de jongere(n) bij het oplossen van vraagstukken of voorkomen daarvan;

      • v)

        interveniëren bij overlast gevende of hinderlijke situaties in de buurten;

      • vi)

        het geven van advies en voorlichting aan opvoeders over de leefwereld van jongeren.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend voor jeugdhulp die vanuit de Jeugdwet op indicatie wordt geleverd.

Artikel 13. Subsidievoorwaarden en verplichting subsidieontvanger.

  • 1. Een subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a)

      de organisatie en de betreffende medewerkers aantoonbaar werken conform de van toepassing zijnde beroepscode.

    • b)

      medewerkers beschikken over een voor de beroepsgroep van toepassing zijnde registratie zoals een SKJ-registratie.

  • 2. De subsidieontvanger voldoet gedurende de gehele looptijd van de activiteiten aan de volgende verplichtingen:

    • a)

      de subsidieontvanger handelt volgens de afspraken in het Convenant Verwijsindex Foodvalley.

    • b)

      de subsidieontvanger dient een Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling vastgesteld en geïmplementeerd te hebben. In de meldcode wordt stapsgewijs aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan.

    • c)

      de subsidieontvanger dient aantoonbaar samen te werken met andere organisaties. Er is sprake van samenwerking, afstemming en doorverwijzing tussen partijen, zowel formeel als informeel, actief in de sociale basis.

Paragraaf 6 Overige bepalingen

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze subsidieregeling niet of niet voldoende voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 15. Subsidieplafonds en wijze van verdeling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze regeling. Het plafond wordt afzonderlijk vastgesteld voor:

    • a)

      de onderdelen a, b en c van artikel 5, tweede lid;

    • b)

      de onderdelen a, b en c van artikel 7, tweede lid;

    • c)

      paragraaf 4.

    • d)

      paragraaf 5.

  • 2. Voor zover het subsidieplafond niet toereikend is om alle aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie toe te kennen, verdeelt het college de subsidie als volgt:

    • a)

      het college verleent eerst subsidie aan bestaande subsidieontvangers op basis van de in het voorgaande kalenderjaar aangevraagde activiteiten en/of verleende subsidie. Indien het subsidieplafond niet toereikend is verdeelt het college het subsidieplafond naar evenredigheid. Dat wil zeggen dat de aangevraagde bedragen worden verminderd met het percentage waarmee de aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

    • b)

      Indien na verdeling van de subsidies op basis van het voorgaande lid nog ruimte is binnen het subsidieplafond dan verleent het college subsidie aan subsidieontvangers die nog niet eerder subsidie hebben ontvangen op grond van deze regeling en bestaande subsidieontvangers voor het deel van hun aanvraag dat een uitbreiding van activiteiten betreft. Indien het subsidieplafond niet toereikend is verdeelt het college het subsidieplafond naar evenredigheid. Dat wil zeggen dat de aangevraagde bedragen worden verminderd met het percentage waarmee de aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen lopende het subsidiejaar de subsidieplafonds verhogen of verlagen. Verlaging van een subsidieplafond is slechts mogelijk voor zover het subsidieplafond nog niet is bereikt.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2. Deze subsidieregeling is voor het eerst van toepassing op de voorbereiding en besluitvorming van de subsidies voor het kalenderjaar 2025. Dit geldt ook voor aanvragen die reeds zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze subsidieregeling.

  • 3. Per 1 januari 2025 wordt ingetrokken de Subsidieregeling Sociale Basis en Preventie.

  • 4. De subsidieregeling zoals genoemd in lid 3 van dit artikel blijft van toepassing op de subsidies die zijn verleend tot en met kalenderjaar 2024.

  • 5. Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Sociale Basis, Jeugd en Preventie Ede - organisaties met beroepsinzet.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van burgmeester en wethouders d.d. 11 juni 2024, zaaknummer 450258.

Het college voornoemd,

drs. R.F. Groen MPA

secretaris

mr. L.J. Verhulst

burgemeester

Toelichting

Algemeen

Belang sociale basis en preventie

De sociale basis kan worden beschouwd als een ‘sociale basisinfrastructuur’ van voorzieningen. De sociale basis wordt vanuit dit perspectief gezien als een middel om bepaalde doelgroepen te bereiken en problemen aan te pakken of te voorkomen. De sociale basis is ook het informeel netwerk waarin betekenisvolle relaties tussen inwoners onderling en inwoners en professionals ontstaan en waar een focus ligt op de talenten en mogelijkheden en vragen van inwoners. De sociale basis is van iedereen; het is de plek waar mensen, instellingen, bedrijven en burgerinitiatieven met elkaar samenwerken ten behoeve van welzijn en preventie van sociale problemen. Een sterke sociale basis is het cement van onze samenleving. Ede en de omliggende dorpen kennen een actieve sociale basis. Veel van onze inwoners zijn vrijwillig actief voor bijvoorbeeld hun buurthuis of als maatje. Tal van organisaties zetten zich gezamenlijk in voor het welzijn van onze inwoners en om (sociale) problemen te voorkomen. Door ontmoeting te stimuleren, mensen op weg te helpen als zij een vraag hebben of door voorlichting of lichte hulpverlening. Eén van de instrumenten om de sociale basis en preventie verder te versterken is het verstrekken van subsidies.

Beleidsvrijheid gemeente

In deze regeling wordt een kader gegeven voor subsidiëring van aanvullende activiteiten rondom de sociale basis, jeugd en preventie in de gemeente Ede. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij de activiteiten op grond van deze regeling dat sprake is van beleidsvrijheid. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede dat burgemeester en wethouders subsidie kunnen verlenen voor de aangewezen activiteiten. Subsidieverlening is dus geen automatisme, ook als er geen specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld uit de resultaten van een eerder gehouden pilot blijkt dat een bepaalde aanpak niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van een activiteit, dan kunnen burgemeester en wethouders een vergelijkbare subsidieaanvraag afwijzen.

Relatie met Subsidieregeling Jeugdactiviteiten en Preventie

Activiteiten die op basis van deze subsidieregeling worden gesubsidieerd kunnen soms een overlap hebben of vergelijkbaar zijn met activiteiten die op basis van de Subsidieregeling Jeugdactiviteiten en Preventie worden gesubsidieerd. In beginsel wordt de toepasselijke subsidieregeling bepaald op basis van de beoogde doelgroep van de subsidieontvanger. Richt een organisatie zich op de doelgroep 0-100 jaar dan zal deze worden gesubsidieerd op basis van de Subsidieregeling Sociale Basis en Preventie. Richt een organisatie zich op jeugdigen dan zal de Subsidieregeling Jeugdactiviteiten en Preventie van toepassing zijn.

Hierop kan een uitzondering gemaakt worden indien een organisatie die zich normaliter tot de doelgroep 0-100 jaar richt subsidie aanvraagt voor een gericht project voor jeugdigen. Deze kan dan onder de Subsidieregeling Jeugdactiviteiten en Preventie vallen.

Subsidieplafond

In deze subsidieregeling wordt gewerkt met subsidieplafonds. Op grond van artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht moeten we (een gedeelte van) een aanvraag afwijzen indien het subsidieplafond zou worden overschreden als de aanvraag gehonoreerd zou worden. Voor de paragrafen 2, 3 en 4 worden de aanvragen opgespaard tot de sluitingsdatum waarna het bedrag gelijkelijk wordt verdeeld over de aanvragers. Dit heet naar evenredigheid: Stel dat het subsidieplafond met 10% overvraagd wordt, dan kunnen alle aanvragen met 10% worden ‘gekort’ om binnen het plafond te blijven. Daarbij wordt eerst subsidie verleend aan de aanvragers die ook in het voorgaande kalenderjaar een subsidie van ons hebben ontvangen. Hierbij wordt gekeken naar de activiteiten en de daarvoor verleende subsidie van het vorige kalenderjaar. Wordt het subsidieplafond overschreden dan wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Indien er nog budget resteert, wordt subsidie verleend voor nieuwe initiatieven of voor uitbreidingen (bijvoorbeeld nieuwe activiteiten) van bestaande aanvragers. Indien dan het subsidieplafond wordt overschreden wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. We kiezen hiervoor omdat we willen voorkomen dat nieuwe initiatieven (of uitbreidingen) de bestaande sociale basis verdringen. Echter willen we, indien hiervoor nog budget bestaat, ook nieuwe initiatieven de kans blijven bieden om een subsidie te krijgen op grond van deze regeling.

Paragraaf 1 Begrips- en algemene bepalingen

De meeste begrippen spreken voor zich.

Vrijwilligersorganisaties werken niet altijd enkel en alleen met vrijwilligers maar soms ook met één of meerdere betaalde krachten. In beginsel is dat ook mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan een directeur of vaste medewerker die zorgdraagt voor de continuïteit van de organisatie en/of toezicht houdt op het verloop van de activiteiten van de totale organisatie. De activiteiten waar de organisatie zich op richt, het primaire proces (bijvoorbeeld het uitvoeren van klussen of het maatjeswerk), wordt wel door vrijwilligers uitgevoerd. Onder het begrip vrijwilliger wordt ook een stagiair verstaan.

Paragraaf 10 Overgangsbepalingen

Deze subsidieregeling voorziet in een ‘hardheidsclausule’. Hierdoor kunnen burgemeesters en wethouders, in gevallen waarin toepassing van de bepalingen in deze regeling - gegeven de doelstelling en de strekking van die regeling - een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van die regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Burgemeesters en wethouders maken hiervan slechts gebruik in zeer uitzonderlijke situaties.