Gemeenschappelijke regeling Lucrato

Geldend van 21-06-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Lucrato

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bekend dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Apeldoorn, Epe en Heerde allen hebben besloten tot wijziging van de regeling. Hiermee is conform de Gemeenschappelijke regeling Lucrato deze wijziging tot stand gekomen. Deze wijziging treedt in werking op de 8e dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING LUCRATO

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Apeldoorn, Epe en Heerde;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet;

BESLUITEN :

de Gemeenschappelijke regeling Lucrato te wijzigen, waardoor deze als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Lucrato;

  • -

    bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoon Lucrato;

  • -

    deelnemers: de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders;

  • -

    prestatieafspraken: een overeenkomst tussen de rechtspersoon van de deelnemer die het aangaat (opdrachtgever) en de bedrijfsvoeringsorganisatie (opdrachtnemer) waarin jaarlijks afspraken, bestaande uit (ondermeer) te behalen resultaten, doelstellingen en aanwijzingen, betreffende de dienstverlening worden vastgelegd.

  • -

    raden: de gemeenteraden van gemeenten waarvan de colleges deelnemen aan deze regeling;

  • -

    sw-medewerkers: personen met een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    personeel: personen in dienst bij de bedrijfsvoeringsorganisatie met wie naar burgerlijk recht een arbeidsovereenkomst is gesloten, niet zijnde sw-medewerkers, bsw-medewerkers en ads-medewerkers;

  • -

    bsw-medewerkers: personen met een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, lid 3, van de Participatiewet;

  • -

    ads-medewerkers: personen in dienst bij de bedrijfsvoeringsorganisatie met wie naar burgerlijk recht een arbeidsovereenkomst is gesloten, niet zijnde sw-medewerkers, bsw-medewerkers en personeel, die vallen onder het bereik van artikel 10 van de Participatiewet, en bovendien kwalificeren, of naar verwachting zullen gaan kwalificeren, als “arbeidsbeperkte” in de zin van ofwel artikel 38b lid 1 sub a, sub c of sub e van de Wet financiering sociale verzekeringen ofwel in de zin van artikel 38blid 2 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • -

    kansrijke werkzoekenden: werkzoekenden, die onder de reikwijdte van de Participatiewet vallen, niet zijnde bsw-medewerkers en die binnen een redelijke termijn van ongeveer een jaar perspectief op werk hebben;

  • -

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Gelderland;

  • -

    bijdrage: de bedragen die de deelnemers verschuldigd zijn te betalen aan Lucrato voor de uitvoering van de taken conform artikel 4 en voor de dekking van de exploitatie van Lucrato zodanig dat Lucrato aan haar verplichtingen jegens derden kan voldoen.

Artikel 2

  • 1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd ‘Lucrato’, statutair gevestigd in Apeldoorn.

  • 2. Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie bestaat uit de voorzitter en de leden.

HOOFDSTUK II Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 3

De bedrijfsvoeringsorganisatie behartigt op basis van het door de deelnemers vastgestelde beleid en binnen de door de deelnemers vastgestelde financiële kaders de gemeenschappelijke belangen van de deelnemers op het gebied van arbeidsparticipatie en re-integratie.

Artikel 4

  • 1. Ter behartiging van de belangen genoemd in artikel 3 dragen de deelnemers de volgende taken en bevoegdheden over aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie:

    • a.

      de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening met uitzondering van artikel 14, eerste lid, van deze wet;

    • b.

      de uitvoering van artikel 10b van de Participatiewet;

    • c.

      de uitvoering van artikel 10 van de Participatiewet voor zover het de ondersteuning van kansrijke werkzoekenden naar werk betreft met toepassing van de voorzieningengericht op arbeidsinschakeling uit de verordening op grond van de Participatiewet.

  • 2. Ter behartiging van de belangen genoemd in artikel 3 dragen de deelnemers aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie ook over de bevoegdheid arbeidsovereenkomsten met ads-medewerkers aan te gaan. Deze bevoegdheid kan door de bedrijfsvoeringsorganisatie slechts worden uitgeoefend nadat daartoe afspraken zijn gemaakt in de prestatieafspraken en bovendien slechts binnen de grenzen van deze afspraken.

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties, en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Voordat het besluit wordt genomen wordende raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid gesteld om hun wensen en bedenkingen over het ontwerpbesluit ter kennis van het bestuur te brengen.

Artikel 5

  • 1. De deelnemers kunnen de bedrijfsvoeringsorganisatie betrekken bij de uitvoering van de activering van uitkeringsgerechtigden in het kader van de Participatiewet die binnen een periode van één tot drie jaar naar een baan kunnen worden geleid;

  • 2. De deelnemers kunnen ook andere taken dan bedoeld in artikel 4 op het gebied van arbeidsparticipatie en –re-integratie onderbrengen bij de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 3. De deelnemers kunnen ook andere bevoegdheden dan de bevoegdheden bedoeld in artikel 4 op het gebied van arbeidsparticipatie en –re-integratie, op- of overdragen aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 4. Het besluit tot het op- of overdragen van taken en/of bevoegdheden wordt bekendgemaakt in het Gemeenteblad van de betreffende gemeente en door de deelnemer overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen opgenomen in het register. Het besluit wordt onverwijld aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie gezonden.

  • 5. De werkzaamheden, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, en in artikel 4 worden nader omschreven in prestatieafspraken.

HOOFDSTUK III Het Bestuur

Artikel 6

  • 1. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het bestuur aan.

  • 2. Voor elk bestuurslid wijst een deelnemer een plaatsvervanger aan.

  • 3. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met een dienstverband bij de bedrijfsvoeringsorganisatie of bij een onder toepassing van het desbetreffende artikel van de Gemeentewet door het daartoe bevoegde bestuursorgaan ingestelde rechtspersoon dan wel een rechtspersoon, waarin door de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt deelgenomen.

  • 4. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de deelnemers afloopt. De aftredende leden blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de nieuwe wethouders zijn benoemd en de deelnemers de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.

  • 5. De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het vierde lid over de aanwijzing van de nieuwe leden.

  • 6. De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of ontslag gaat onmiddellijk in.

  • 7. Aftredende leden van het bestuur kunnen opnieuw worden aangewezen.

  • 8. Totdat de deelnemers in hun opvolging hebben voorzien blijven de aangewezen leden van het bestuur, die hadden moeten aftreden als zodanig functioneren.

  • 9. Een deelnemer kan een lid van het bestuur dat door hem is aangewezen, indien deze het vertrouwen van de raad van deze deelnemer niet meer bezit, te allen tijde ontslaan. Hiervan wordt onmiddellijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 10. Indien tussentijds de plaats van een lid van het bestuur beschikbaar komt, wijst de betreffende deelnemer binnen twee maanden een nieuw lid aan.

  • 11. Elke aanwijzing tot lid van het bestuur delen de deelnemers binnen acht dagen schriftelijk mede aan de voorzitter.

  • 12. Een lid van het bestuur kan te allen tijde tussentijds ontslag nemen. Van dit ontslag stelt hij de voorzitter, alsmede de deelnemer die hem heeft aangewezen, terstond schriftelijk in kennis. De tussentijdse ontslagname is onherroepelijk. De leden van het bestuur, die tussentijds ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap van het bestuur totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 13. Het bepaalde in de voorgaande leden is ook van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 7

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het bestuur daarom onder opgaaf van redenen aan de voorzitter schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het bestuur worden in het openbaar gehouden.

  • 3. De vergadering vindt doorgang, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

  • 4. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee leden die de presentielijst hebben getekend daarom verzoeken, of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5. Het bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het bestuur anders beslist.

Artikel 8

Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast waarin onder meer regels worden gegeven omtrent:

  • a.

    het horen van de deelnemers en belanghebbenden ten aanzien van door het bestuur te nemen besluiten;

  • b.

    de wijze van verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van deze regeling;

  • c.

    een geheimhoudingsregeling overeenkomstig artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 9

  • 1. Indien het naar het oordeel van het bestuur wenselijk of noodzakelijk is, kan het bestuur een bestuursbesluit voor het nemen van het besluit voor het geven van een zienswijze aan de raden voorleggen.

  • 2. Het bestuursbesluit tot vaststelling van de “strategische notitie” of een daarmee vergelijkbaar document waarin een meerjarige strategie wordt beschreven, dient het bestuur in ieder geval voor het geven van een zienswijze aan de raden voor te leggen.

  • 3. Indien het bestuur een bestuursbesluit als bedoeld in dit artikel aan de raden voorlegt zal het bestuur de raden daarbij aangeven binnen welke termijn de raden hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Deze termijn bedraagt ten minste acht weken en vangt aan op het moment dat de bestuursbesluiten aan de raden worden verzonden.

  • 4. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover een zienswijze is gegeven stelt het bestuur de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze en de conclusies daaromtrent.

Artikel 10

  • 1. Het lid van de gemeente Apeldoorn heeft twee stemmen. Het lid van de gemeente Epe en het lid van de gemeente Heerde hebben ieder één stem.

  • 2. Een besluit van het bestuur is genomen als dit meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen heeft verkregen.

  • 3. Indien bij een eerste stemming over een voorstel de stemmen staken, wordt dat voorstel geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van het bestuur.

  • 4. Indien bij een herstemming over hetzelfde voorstel de stemmen andermaal staken, beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 11

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over de vaststelling en wijziging van de begroting als bedoeld in artikel 20, en de vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 21.

HOOFDSTUK IV De voorzitter

Artikel 12

  • 1. Het door de deelnemer van de gemeente Apeldoorn in het bestuur aangewezen lid vervult de rol van voorzitter.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het bestuur.

  • 3. De stukken die uitgaan worden door de voorzitter ondertekend en door de ambtelijk secretaris medeondertekend.

  • 4. De voorzitter wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door een, door het bestuur uit zijn midden aangewezen plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter bevordert dat de belangen van de bedrijfsvoeringsorganisatie op een goede wijze worden behartigd.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon of aan de directeur.

  • 3. In rechtsgedingen, waarin de bedrijfsvoeringsorganisatie en de gemeente waaruit de voorzitter afkomstig is, partij zijn, treedt de plaatsvervangend voorzitter voor de in het vorige lid bedoelde vertegenwoordiging in de plaats van de voorzitter.

HOOFDSTUK V De directeur

Artikel 14

  • 1. Het bestuur benoemt een algemeen directeur die belast is met de dagelijkse leiding en de bedrijfsvoering.

  • 2. De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en fungeert als ambtelijk secretaris voor het bestuur.

  • 3. De directeur staat het bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak met raad en daad terzijde.

  • 4. De directeur woont de vergaderingen van het bestuur bij en heeft in de vergadering een adviserende stem.

  • 5. De directeur is voor zijn handelen verantwoording schuldig aan het bestuur.

  • 6. Het bestuur regelt de vervanging van de directeur.

HOOFDSTUK VI Inlichtingen en verantwoording

Artikel 15

  • 1. Het bestuur geeft aan de raden alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2. Het bestuur verstrekt aan de raden alle inlichtingen die door deze raden dan wel één of meerdere leden van deze raden worden verlangd.

  • 3. Het bestuur verstrekt inlichtingen aan de raden van de deelnemers op de wijze zoals hij die het meest geraden acht.

Artikel 16

  • 1. Een lid van het bestuur verstrekt de raad van de deelnemer die dit lid heeft aangewezen, met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen die door die raad of één of meerdere leden daarvan worden verlangd en wel op de in het reglement van orde van deze raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het bestuur is de raad van de deelnemer die dit lid heeft aangewezen, met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren beleid en wel op de in het reglement van orde van deze raad aangegeven wijze.

HOOFDSTUK VII Organisatie

Artikel 17

  • 1. Het bestuur stelt een directiestatuut vast ten behoeve van het functioneren van de algemeen directeur. In dit statuut kan het bestuur bepalingen opnemen met betrekking tot de opstelling van een meerjarig bedrijfsplan, bevoegdheden mandateren dan wel volmacht verlenen, indien dit in het belang van de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 noodzakelijk wordt geacht.

  • 2. In het directiestatuut wordt tevens de periodieke informatie geregeld en invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht van de directeur aan het bestuur.

  • 3. Het bestuur evalueert elke twee jaar na vaststelling ervan de werking en de effectiviteit van het directiestatuut.

Artikel 18

Binnen de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn de volgende personen werkzaam: sw-medewerkers, bsw-medewerkers, ads-medewerkers en het personeel.

Artikel 19

  • 1. Op de arbeidsverhoudingen met sw-medewerkers zijn van toepassing:

    • a.

      de bij of krachtens de Wet sociale werkvoorziening bepaalde rechtspositie en arbeidsvoorwaarden;

    • b.

      de bepalingen van de Collectieve arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening.

  • 2. Het bestuur is aangesloten bij de Werkgeversvereniging samenwerkende gemeentelijke organisaties waardoor op de arbeidsverhoudingen met het personeel van toepassing zijn de bepalingen van de Collectieve arbeidsovereenkomst Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties en de daarbij behorende cao uitvoeringsregelingen Lucrato.

  • 3. Op de arbeidsverhoudingen met bsw-medewerkers en ads-medewerkers zijn van toepassing de bepalingen van de Collectieve arbeidsovereenkomst Aan de slag.

  • 4. Het bestuur kan algemene voorschriften en bepalingen vaststellen voor de sw-medewerkers, de bsw-medewerkers, de ads-medewerkers en het personeel.

HOOFDSTUK VIII Financiële bepalingen

Artikel 20

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting op.

  • 2. Het bestuur zendt de ontwerpbegroting 12 weken voordat zij door het bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden.

  • 3. Het bestuur stelt jaarlijks de algemene financiële en beleidsmatige kaders op.

  • 4. Het bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden.

  • 5. De raden kunnen binnen 12 weken na toezending hun zienswijze op de ontwerpbegroting en de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 6. Het bestuur stelt de raden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting en de algemene financiële en beleidsmatige kaders schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze en de conclusies die het daaraan verbindt.

  • 7. De ontwerpbegroting en de algemene financiële en beleidsmatige kaders, alsmede de eventuele nota van wijzigingen, worden ter inzage gelegd op de wijze als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsook bij de vestigingen van de bedrijfsvoeringsorganisatie en tegen betaling algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 8. Het bestuur stelt de begroting en de algemene financiële en beleidsmatige kaders vast voor 1 september van in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting geldt.

  • 9. Terstond na de vaststelling zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 10. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 11. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op begrotingswijzigingen met uitzondering van het bepaalde in het tweede, vijfde en negende lid van dit artikel, voor zover het betreft wijzigingen van de begroting die voor de deelnemers budgettair neutraal zijn zowel wat betreft de algemene dienst als de financierings- en investeringsstaat.

Artikel 21

  • 1. Het bestuur zendt voor 30 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 2. Het bestuur voegt bij de voorlopige jaarrekening een controleverklaring en een verslag van bevindingen van de accountant.

  • 3. De raden kunnen binnen acht weken nadat de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken zijn toegezonden, bij het bestuur een zienswijze indienen.

  • 4. Het bestuur stelt de jaarrekening vast voor 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar, waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 6. Van de vaststelling van de jaarrekening doet het bestuur mededeling aan de raden.

Artikel 22

  • 1. De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het bestuur vastgesteld.

  • 2. De raden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven over de berekeningswijze.

  • 3. De verschuldigde bijdragen per deelnemer wordt jaarlijks in de begroting opgenomen.

  • 4. De deelnemers betalen de bijdragen in maandelijkse voorschotten.

  • 5. De deelnemers dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 23

  • 1. In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.

  • 2. Verrekening van het verschil van het op grond van artikel 22 bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de in artikel 21 bedoelde mededeling.

Artikel 24

  • 1. Het bestuur stelt een algemene reserve en bestemmingsreserves in om de bedrijfsmatige risico’s op te vangen.

  • 2. De omvang van de algemene reserves moet gelijk zijn aan het door het bestuur vastgestelde niveau van het benodigde weerstandsvermogen.

  • 3. Het bestuur beslist of een nadelig saldo geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves worden gebracht.

  • 4. Het bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid of een batig saldo geheel of gedeeltelijk ten gunste van bestaande reserves zal worden gebracht.

  • 5. Het batig saldo van enig jaar, zoals vastgesteld in de jaarrekening, dat niet ten gunste van de bestaande reserves wordt gebracht, vloeit terug naar de rechtspersonen van de deelnemers in de verhouding waarin zij bijdragen aan de begroting.

Artikel 25

  • 1. Het bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden. Deze regels waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de jaarrekening alsmede het terzake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 3. De bedrijfsvoeringsorganisatie houdt de administratie van de in artikel 4, eerste lid, genoemde taken van elkaar gescheiden.

  • 4. Daarnaast houdt de bedrijfsvoeringsorganisatie de administratie voor de bedrijfsvoering van de bedrijfsvoeringsorganisatie gescheiden van de in het derde lid genoemde administraties.

Artikel 26

  • 1. De solvabiliteit van de bedrijfsvoeringsorganisatie is op rekeningbasis ten miste 20% en ten hoogste 50%.

  • 2. Bij een solvabiliteit op rekeningbasis kleiner dan 20% en groter dan 50% legt het bestuur aan de deelnemers een voorstel voor hoe en binnen welke termijn het eigen vermogen op het gewenste niveau gebracht zal worden.

  • 3. Het voorstel is aangenomen als alle deelnemers daartoe besluiten.

HOOFDSTUK IX Archief

Artikel 27

  • 1. De bepalingen van de Archiefwet en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van organen, ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn van overeenkomstige toepassing op de bedrijfsvoeringsorganisatie.

  • 2. Het bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.

  • 3. De archivaris van het archief van de bedrijfsvoeringsorganisatie dan wel van het archief dat als zodanig is aangewezen, oefent overeenkomstig de voor hem gestelde regels toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden.

  • 4. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Apeldoorn.

HOOFDSTUK X Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing en evaluatie

Artikel 28

  • 1. De deelnemers zijn bevoegd te beslissen over toetreding van nieuwe deelnemers tot de regeling. Het bestuur en de raden worden in de gelegenheid gesteld om binnen 8 weken nadat zij daarover zijn geïnformeerd een zienswijze in te dienen omtrent de toetreding van nieuwe deelnemers tot de regeling.

  • 2. De deelnemers regelen de voorwaarden voor toetreding.

  • 3. Toetreding is mogelijk als alle deelnemers daartoe besluiten.

  • 4. De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin de deelnemers daartoe hebben besloten.

Artikel 29

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling. Hij maakt na verkregen toestemming van de raad zijn voornemen tot uittreding bij aangetekende brief kenbaar aan het bestuur en aan de overige deelnemers.

  • 2. Het bestuur en de raden van de overige deelnemers worden in de gelegenheid gesteld om, binnen 8 weken nadat zij daaromtrent zijn geïnformeerd, omtrent de voorgenomen uittreding een zienswijze in te dienen.

  • 3. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen.

  • 4. Uittreding uit de regeling vindt plaats aan het einde van het kalenderjaar.

  • 5. Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde brief wijst het bestuur in overleg met de uittredende deelnemer een onafhankelijke registeraccountant aan, aan wie de opdracht wordt verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de regeling van de verplichtingen op grond van aangegane verbintenissen, de gevolgen van de uittreding voor de goederen (zaken en vermogensrechten), de personele gevolgen en de liquidatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie als die wordt voortgezet.

  • 6. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat noch de bedrijfsvoeringsorganisatie noch de overige deelnemers financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

  • 7. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld, dient de uittredende deelnemer binnen twaalf weken na de vaststelling te besluiten of hij uitvoering geeft aan zijn voornemen uit te treden. Is dat het geval dan is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden na de vaststelling van het liquidatieplan de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie te voldoen. Indien de uittredende deelnemer besluit geen uitvoering te geven aan zijn voornemen uit te treden dan dient hij het bestuur en de overige deelnemers daarover zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren.

  • 8. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden. Dit geldt ook als de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden, besluit geen uitvoering te geven aan dat voornemen.

Artikel 30

  • 1. Zowel het bestuur als de deelnemers kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Een voorstel tot wijziging van de regeling wordt door het orgaan dat het voorstel doet, aan de raden toegezonden. De raden kunnen binnen acht weken na verzending van het voorstel tot wijziging hun zienswijze naar voren brengen.

  • 3. Het orgaan dat het voorstel doet stelt de raden voorafgaand aan het vaststellen van het voorstel schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze en de conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4. Het vastgestelde voorstel wordt door het orgaan dat het voorstel doet ter besluitvorming aan de deelnemers voorgelegd.

  • 5. Een wijziging van de regeling komt tot stand, wanneer alle deelnemers zich daarvoor hebben verklaard.

Artikel 31

  • 1. De regeling wordt opgeheven, wanneer alle deelnemers daartoe besluiten.

  • 2. Het bestuur stelt vooraf na overleg met de deelnemers het liquidatieplan vast. Dit plan voorziet in een verdeling naar rato van het aandeel van de deelnemers in de actuele begroting. Het plan voorziet in ieder geval in de regeling van de personele gevolgen.

  • 3. Zo nodig blijft het bestuur de bedrijfsvoeringsorganisatie na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 32

  • 1. De toepassing van de regeling wordt in het derde jaar van een raadsperiode geëvalueerd, tenzij geen van de deelnemers daaraan behoefte heeft.

  • 2. De omvang en uitvoering van een evaluatie zullen door de deelnemers in onderling overleg worden bepaald.

  • 3. De deelnemers zullen het bestuur omtrent de uitkomst van een evaluatie en de conclusies die zij daaraan verbinden, informeren.

HOOFDSTUK XI Participatie ingezetenen en belanghebbenden

Artikel 33

  • 1. Ingezetenen van gemeenten waarvan de colleges deelnemen aan deze regeling en overige belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling door de inspanningen van de Adviesraden Sociaal Domein, welke in elk van de betrokken gemeenten zijn ingesteld en welke Adviesraden de deelnemers adviseren omtrent aangelegenheden in het sociaal domein.

  • 2. Indien een of meer van de Adviesraden Sociaal Domein als hierboven bedoeld hun inspanningen zouden staken, zullen de deelnemers overleggen over de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden nadien zullen worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling.

HOOFDSTUK XII Klachten en geschillen

Artikel 34

Om te voldoen aan de bepalingen in hoofdstuk 9, titel 9.2, van de Algemene wet bestuursrecht, sluit de bedrijfsvoeringsorganisatie zich aan bij de Nationale ombudsman.

Artikel 35

Aan artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt pas toepassing gegeven nadat partijen zich tot het uiterste hebben ingespannen het geschil in onderling overleg op te lossen.

HOOFDSTUK XIII Slotbepalingen

Artikel 36

  • 1. De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijzigingen in de regeling treden in werking op de 8e dag na de dag waarop zij (door de gemeente Apeldoorn) zijn afgekondigd.

Artikel 37

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Lucrato’.

Ondertekening