Besluit van de burgemeester van Waalwijk tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikel 13b van de Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024)

Geldend van 22-06-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van de burgemeester van Waalwijk tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikel 13b van de Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024)

De burgemeester van Waalwijk,

overwegende dat:

  • -

    in het Integrale Veiligheidsbeleid 2023-2027 gemeente Waalwijk de aanpak van ondermijnende criminaliteit een van de geprioriteerde thema’s is;

  • -

    ondermijnende criminaliteit in belangrijke mate drugsgerelateerd is;

  • -

    het belangrijk is dat de overheid zichtbaar optreedt tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor deze vormen van ondermijnende criminaliteit;

  • -

    naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke sancties ingezet dienen te worden zodat de bestuursrechtelijke sancties het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel kunnen bewerkstelligen;

  • -

    artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) het juridisch instrument is om bestuurlijk op te treden tegen illegale drugshandel;

  • -

    actuele lokale ontwikkelingen in de aanpak van drugsgerelateerde problematiek vragen om een nadere duiding van mogelijke maatregelen vanwege gevaarzetting waaronder ook de toepassing van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    het op 1 januari 2023 landelijk ingestelde lachgasverbod een verruiming inhoudt van de op 4 februari 2019 vastgestelde beleidsregels.

  • -

    ontwikkelingen in de jurisprudentie nopen tot actualisering van de beleidsregels;

gelet op artikel 13b Opiumwet;

besluit

vast te stellen de volgende beleidsregels:

"Besluit van de burgemeester van Waalwijk tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikel 13b van de Opiumwet (Damoclesbeleid Waalwijk 2024)"

1. Inleiding

Gemeente Waalwijk acht het wenselijk om actuele beleidsregels te hanteren die als doel hebben om het woon- en leefklimaat te beschermen door actief te handhaven op overtredingen die de openbare orde schaden. In dit kader worden de criminele handelingen die gepaard gaan met de productie en handel van drugs door de gemeente gezien als dusdanig belastend en ontwrichtend voor haar inwoners en omgeving dat er maatregelen worden genomen om deze overtredingen te voorkomen en te beëindigen. De tientallen sluitingen van woningen en lokalen in de afgelopen jaren geven blijk van de noodzaak om de adequate continuering van dit beleid te bewerkstelligen.

De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft onder andere tot doel de betrokkenheid van panden bij de productie van en handel in verdovende middelen tegen te gaan, de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en verstoorde structuren in de samenleving te herstellen en duurzaam tegen nieuwe overtredingen te beschermen, en de bekendheid van panden in het drugscircuit weg te nemen zodat de loop van personen uit het criminele circuit wordt doorbroken. Door een zichtbare toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet laat de burgemeester ook zien dat hij staat voor de handhaving van de openbare orde, de bescherming van het woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat, en de bescherming van de veiligheid van omwonenden en derden.

Het landelijke tweesporenbeleid, waarvan in dit document bestuursrechtelijke regels staan opgesteld, is enerzijds gericht op het strafrechtelijk sanctioneren van personen die zich schuldig maken aan illegale drugshandel en voorbereidingshandelingen. Omdat hiermee niet per definitie het beëindigen of voorkomen van herhaling wordt bereikt, richt gemeente Waalwijk zich anderzijds op bestuursrechtelijke sancties. Deze gezamenlijke aanpak zorgt voor een breder omvattende bestrijding van drugscriminaliteit in deze regio.

2. Juridisch kader/bevoegdheid

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) en artikel 10a lid 1 onder drie en artikel 11a Opiumwet (voorbereidingshandelingen) is in die wet het artikel 13b opgenomen. 1  

De burgemeester gebruikt de bevoegdheid om handhavend op te treden op grond van artikel 13b van de Opiumwet wanneer in of vanuit woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen worden gepleegd c.q. voorwerpen en/of stoffen die hiertoe dienen voorhanden zijn en/of drugshandel plaatsvindt, dan wel middelen hiertoe aanwezig zijn.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27 februari 2015 van kracht (inwerking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, nr. 5391) waarop het beleid is afgestemd.

3. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Deze beleidsregels zien toe op:

  • -

    De bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daarop een middel als bedoeld in lijst I of II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • -

    De bevoegdheid tot het sluiten van woningen of lokalen en daarbij behorende erven door de burgemeester indien daar in dan wel daar op voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen, bereiden of verhandelen van drugs en welke handelingen strafbaar zijn gesteld.

  • -

    De bevoegdheid tot het sluiten van coffeeshops door de burgemeester indien de gedoogcriteria overtreden worden.

De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar c.q. gebruiker. Het betreft namelijk geen punitieve sanctie maar een herstelmaatregel. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt ertoe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het pand te beëindigen en te voorkomen. Bestuursdwang op grond van lid 1 van artikel 13b Opiumwet is in de praktijk een tijdelijke sluiting van het pand.

Concreet beogen de beleidsregels uit dit document het bereiken van de volgende doelstellingen:

  • -

    Het bestrijden van illegale drugshandel vanuit woningen, lokalen en daarbij behorende erven;

  • -

    De bekendheid van het pand als drugspand in het drugscircuit te doorbreken en te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

  • -

    Een duidelijk en zichtbaar signaal af te geven dat de handel in en productie van drugs niet wordt getolereerd en dat daartegen wordt opgetreden;

  • -

    Het beschermen van het woon- en leefklimaat in en rond het pand waarbij de bescherming van mens en milieu wordt gewaarborgd;

  • -

    de openbare orde, veiligheid en/of gezondheid te herstellen en rust terug te brengen in de directe omgeving van het pand.

4. Uitgangspunt bestuursdwang

In voorkomende gevallen wordt ervoor gekozen om (een last onder) bestuursdwang (sluiting van het pand (artikel 5:24 Awb)) op te leggen in plaats van een last onder dwangsom. De sluiting van het pand waarin de overtreding is begaan is namelijk de meest effectieve manier om de hiervoor genoemde doelstellingen te bereiken. Met een last onder dwangsom wordt de relatie tussen het pand, het criminele circuit en de handel niet in dezelfde mate doorbroken als bij een sluiting en wordt ook problematiek met betrekking tot de openbare orde rondom het pand in mindere mate voorkomen en/of hersteld.

4.1. Spoedeisende bestuursdwang

Als zich een spoedeisende situatie voordoet kan ervoor gekozen worden om bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last (artikel 5:31 Awb). In het geval dat de drugshandel de openbare orde in zeer ernstige mate verstoort, wordt een sluiting middels de toepassing van spoedeisende bestuursdwang gerechtvaardigd geacht. Dit kan ook het geval zijn wanneer in een situatie direct moet worden ingegrepen, zoals wanneer er acuut gevaar dreigt voor mens of milieu. Een combinatie van meerdere lichtere factoren kan ook bijdragen aan de rechtvaardiging om spoedeisend te sluiten. In spoedeisende gevallen zal geen begunstigingstermijn worden afgegeven en wordt niet direct schriftelijk het bestuursdwangbesluit bekend gemaakt. De eigenaar/gebruiker krijgt nog wel de mogelijkheid om persoonlijke eigendommen uit het pand en daarbij behorende erven te halen. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt na de sluiting vervolgens zo spoedig mogelijk schriftelijk bekendgemaakt aan de overtreder en de rechthebbenden (artikel 5:31, tweede lid, Awb).

Voorbeelden van een spoedeisende situatie (niet-limitatief) zijn onder andere wanneer:

  • -

    sprake is van een zeer ernstige overtreding, bijvoorbeeld gelet op de hoeveelheid drugs;

  • -

    er vuur-, steekwapens of explosieven in het pand aangetroffen worden;

  • -

    er sprake is van verkoop aan een minderjarige;

  • -

    bezit van harddrugs door minderjarige in het pand;

  • -

    het gebruik van het pand te relateren is aan ernstige geweldsdelicten of ernstige incidenten waarbij de openbare orde in het geding is;

  • -

    het pand is (nagenoeg) geheel in gebruik ten behoeve van de productie van en/of handel in verdovende middelen;

  • -

    er sprake is van een gevaarlijke situatie op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, brand- en/of ontploffingsgevaar, of de situatie in een pand is anderzijds gevaarlijk met het oog op de gezondheid en veiligheid van personen.

5. Reikwijdte

5.1. Drugshandel

Bij de beoordeling of (een last onder) bestuursdwang wordt toegepast, moet in ieder geval sprake zijn van de aanwezigheid van een middel2 . Tevens wordt waar in dit beleid gesproken wordt over drugshandel, evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen. Hiermee wordt in deze beleidsregels opvolging gegeven aan de ‘Aanwijzing Opiumwet’, welke maatgevend is voor de beoordeling van wel of geen overtreding van artikel 13b Opiumwet.

In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Voor softdrugs wordt een hoeveelheid van meer dan 5 gram gezien als handelshoeveelheid. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram. In geval harddrugs zich niet laat uitdrukken in grammen dan gelden de hoeveelheden die een gebruikershoeveelheid overstijgen (bijvoorbeeld hoeveelheden groter dan 1 XTC pil en groter dan 5 ml GHB)3 .

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.

5.1.1. Lachgas

Sinds 1 januari 2023 is Lachgas (distikstofmonoxide) toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Het is vanaf 1 januari 2023 verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, te verkopen, te produceren of in bezit te hebben. Uitzondering op het verbod wordt gemaakt indien betrokkene in het bezit is van een ontheffing voor het verrichten van handelingen met lachgas op grond van artikel 6 en artikel 8 van de Opiumwet. Om te bepalen of er sprake is van een handelsvoorraad lachgas wordt gekeken naar de criteria uit de Nota van Toelichting op het lachgasbesluit. De Nota van Toelichting inzake de wijziging van lijst II van de Opiumwet geeft omstandigheden en criteria weer wanneer lachgas bestemd is voor legale doeleinden. De norm voor legaal thuisgebruik4 is in de Nota van Toelichting gesteld op het bezit van niet meer dan 10 ampullen.

5.2. Voorbereidingshandelingen

Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Het gaat om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11 van de Opiumwet.

De bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (bijvoorbeeld de opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (zoals een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Sluiting is aan de orde zodra het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.

Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van deze beleidsregels. Deze beleidsregels gelden niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal op zichzelf in veel gevallen te mager zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

6. Noodzakelijkheid en evenredigheid en van de op te leggen maatregel

Uitspraken van de afdeling5 hebben specifiekere kaders gesteld voor sluitingen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Om vast te stellen of een pand moet worden gesloten dienen een aantal stappen doorlopen te worden:

  • -

    Is de burgemeester bevoegd?

Er moet bepaald worden of aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet wordt voldaan en de burgemeester dus bevoegd is deze in het concrete geval te gebruiken. De voorwaarden staan beschreven in het juridisch kader (H2) van dit beleidsdocument. Indien er sprake is van aanwezigheid van een middel of voorbereidingshandelingen, zoals uitgelegd in hoofdstuk 5 van dit document, kan de burgemeester bevoegd zijn om artikel 13b van de Opiumwet toe te passen.

In het geval dat vastgesteld wordt dat de burgemeester in principe bevoegd is toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet moeten de volgende 3 onderdelen beoordeeld worden:

  • -

    Is de maatregel noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en het herstel van de openbare orde?

  • -

    Is de maatregel (sluiting) geschikt om het doel/de doelen genoemd in hoofdstuk 3 te realiseren?

  • -

    Is de maatregel evenwichtig?

Voor meer informatie over de toepassing van deze genoemde stappen, zie de toelichting bij deze beleidsregels.

6.1. Overige (minder ingrijpende) maatregelen

Uit de beoordelingstoets kan volgen dat sluiting van een pand niet noodzakelijk of niet evenredig is en dat er dient te worden afgezien van deze bestuurlijke maatregel. De gevolgen van de sluiting staan dan niet in redelijke verhouding tot het doel dat met de sluiting wordt beoogd. In dat geval kan de burgemeester een last onder dwangsom inzetten gericht aan de overtreder(s) of een waarschuwing in plaats van dat (een last onder) bestuursdwang wordt opgelegd.

De hoogte van een op te leggen dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de vermeende geschonden belangen. Dat wil zeggen dat het bedrag een voldoende afschrikwekkend effect moet hebben zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet plaatsvindt.

7. Zorgplicht

Een gemeente heeft zorgplicht voor haar inwoners. Indien inwoners van de gemeente Waalwijk te maken krijgen met een bestuurlijke maatregel dan stelt de gemeente zich als plicht om de situatie van de betreffende inwoners nauwkeurig te bezien.

Uitgangspunt daarbij is dat betrokkenen hierin hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Indien het noodzakelijk wordt geacht, gaat de gemeente in dat kader na welke rol zij kan spelen in een zorgtraject van betrokken inwoners.

Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.

Er wordt altijd per geval aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld of een sluiting geboden is of dat een minder vergaande sanctie dient te worden opgelegd.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking onder intrekking van de “Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid 2019)”.

Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Damoclesbeleid Waalwijk 2024”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 23 mei 2024.

De burgemeester van Waalwijk,

Sacha C.A.M. Ausems

Bijlage I. Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs/ voorbereidingshandelingen drugs

1. Woongenot

De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt hiertussen onderscheid gemaakt. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

2. Feitelijk voor bewoning gebruikt

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Wat betekent dat er feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een ruimte wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Waalwijk en in een controlerapport vastgelegd worden. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor de bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid dat voor lokalen geldt.

3. Aanwezigheid of voorbereiding van drugs: Constatering in een woning en/of bijbehorende erven

De gemeente Waalwijk maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.

Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde. Dit rechtvaardigt een directe sluiting. Worden de hoeveelheden voor eigen gebruik (justitiële gedoogregels) overschreden, dan wordt aangenomen dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn en kan artikel 13b worden toegepast.

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven een handelshoeveelheid drugs van een middel als bedoeld in lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, volgt bij een eerste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar, wordt de woning voor 6 maanden gesloten.

Handhavingsmatrix woningen en/of bijbehorende erven

Constatering

1e constatering

2e constatering

 

Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

 

Bijlage II. Beleidsregels niet gedoogde verkooppunten van drugs: aanwezigheid handelshoeveelheid drugs (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops/ voorbereidingshandelingen

1. Niet gedoogde verkooppunten van drugs

Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Ook niet feitelijk bewoonde woningen vallen onder deze categorie.

2. Aanwezigheid of voorbereiding drugs: Constatering in niet gedoogde verkooppunten

De gemeente Waalwijk maakt geen onderscheid tussen middelen van lijst I ("harddrugs") of lijst II ("softdrugs") van de Opiumwet.

Gelet op de professionalisering die de hennepteelt heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij genomen worden en de uitstraling daarvan op de leefomgeving is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde.

Bij een eerste constatering van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid van een middel als bedoeld in lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling wordt aangetroffen of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is, dan wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden.

Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven, niet zijnde coffeeshops

Constatering

1e constatering

2e constatering

Aanwezigheid van drugs in handelshoeveelheid van lijst I of lijst II of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I en II is aangewezen in een ministeriële regeling of aanwezigheid van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

III. Beleidsregels gedoogde verkooppunten van softdrugs (coffeeshops)

Gelet op het experiment gesloten coffeeshopketen en de gevolgen die de uitkomsten hiervan zullen hebben op de uitwerking van toekomstige beleidsregels omtrent artikel 13b van de Opiumwet en eventuele andere beleidsregels is ervoor gekozen om dit deel van de beleidsregels bij de laatste wijziging ongewijzigd te laten.

1. Coffeeshop

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.

2. Toepassingsbereik

De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van gemeenten. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar gehandeld wordt in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet onder de werking van de AHOJGI-criteria niet plaatsvindt.

Er kunnen zich twee verschillende situaties voordoen:

  • -

    De eerste betreft de situatie waarin er sprake is van activiteiten in de coffeeshop die betrekking hebben op de AHOJGI-criteria.

  • -

    De tweede is de situatie, waarin de coffeeshop alcohol aanwezig heeft of wordt gebruikt als verkoopplaats van alcohol.

3. AHOJGI-criteria en plus-criteria

Coffeeshops dienen zich aan strikte gedoogvoorwaarden te houden. De voorwaarden betreffen de zogeheten AHOJGI-criteria en plus-criteria. Hieronder staan de criteria uitgewerkt.

AHOJGI-criteria:

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshops rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (5 gram of meer). Onder "transactie" wordt begrepen: alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

I: geen toegang voor de coffeeshop voor anderen dan ingezetenen van Nederland.

Plus-criteria:

Geen alcohol: 

Coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben.

Maximale handelsvoorraad:

Coffeeshops mogen slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (niet meer dan 500 gram)6 .

4. Bestuursdwang

Er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden tegen een coffeeshop bij overtreding van de AHOJGI-criteria en/of de plus-criteria. Er wordt geen last onder dwangsom opgelegd. Bestuursdwang is immers een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet.

5. Artikel 1:6 APV

In de APV is een artikel opgenomen op grond waarvan de burgemeester een vergunning kan intrekken. Dit artikel is ook van toepassing op de gedoogbeschikkingen die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt.

Het artikel luidt:

“Artikel 1:6 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid de vergunning in te trekken:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e

    indien de houder dit verzoekt.”

    In de gedoogbeschikking die de gemeente Waalwijk aan de coffeeshophouders heeft verstrekt is een extra voorwaarde opgenomen:

    ‘de gedoogbeschikking is persoonsgebonden en is alleen verleend voor voornoemde horeca-inrichting op voornoemd perceel. De gedoogbeschikking is niet overdraagbaar”.

6. Coffeeshops en overtreding gedoogvoorwaarden

De handhaving die de gemeente Waalwijk hanteert wanneer coffeeshops de gedoogvoorwaarden overtreden staan hieronder per gedoogvoorwaarde opgenomen. Aan het eind van de weergave staat een matrix opgenomen waar in een oogopslag te zien is hoe gehandhaafd wordt.

6.1 Overtreding A-criterium

(geen affichering)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde A in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.2 Overtreding H-criterium

(geen harddrugs)

Indien in coffeeshops of daarbij behorende erven drugs worden verkocht dan wel voorhanden zijn (H-criterium), als bedoeld in lijst I (harddrugs), volgt bij een eerste constatering een sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering wordt de coffeeshop voor 24 maanden gesloten en de gedoogbeschikking ingetrokken.

6.3 Overtreding O-criterium

(geen overlast)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde O in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 1 maand. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 6 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 12 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.4 Overtreding J-criterium

(geen verkoop/toegang jeugdigen)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde J, in coffeeshops of daarbij behorende erven, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor 24 maanden en wordt de gedoogbeschikking ingetrokken.

6.5 Overtreding G-criterium

(verkoop gebruikershoeveelheid)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde G, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.6 Overtreding I-criterium

(verkoop aan ingezetenen)

Bij een eerste constatering van een overtreding van de gedoogvoorwaarde I, in coffeeshops of daarbij behorende erven, krijgt de coffeeshop een bestuurlijke waarschuwing. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de bestuurlijke waarschuwing, wordt de coffeeshop gesloten voor de duur van 3 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering voor de duur van 12 maanden om vervolgens bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering over te gaan tot sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

6.7 Overtreding Plus-criteria

Geen alcohol:

Bij een eerste constatering van het aanwezig zijn, verstrekken of gebruik van alcohol in een coffeeshop volgt een sluiting van 3 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de eerste constatering, volgt een sluiting van 6 maanden en bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering, volgt sluiting van de coffeeshop voor een periode van 12 maanden7 . Bij een vierde overtreding binnen vijf jaar na de derde constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

Maximale handelsvoorraad:

De maatregel die getroffen wordt bij overtreding hangt af van de hoeveelheid handelsvoorraad die wordt aangetroffen. Hiertoe zijn staffels opgesteld. Deze staffels zijn te vinden in bijlage 1 van de Toelichting op de beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang voor coffeeshops ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles).

Bij een eerste constatering van een overtreding van de maximale handelsvoorraad, in coffeeshops of daarbij behorende erven, kan de handhaving variëren van een bestuurlijke waarschuwing tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een tweede constatering binnen vijf jaar varieert de handhaving van sluiting voor de duur van 1 maand tot een maximale sluiting van 12 maanden. Bij een derde constatering binnen vijf jaar na de tweede constatering volgt sluiting voor de duur van 24 maanden en intrekking van de gedoogbeschikking.

Handhavingsmatrix coffeeshops

Overtreding

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e en volgende constatering

A-criterium

1 maand sluiting

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking

H-criterium

12 maanden

sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

n.v.t.

O-criterium

1 maand sluiting

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Sluiting 12 maanden en intrekken gedoogbeschikking

J-criterium

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

G-criterium

Bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

I-criterium

Bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

Plus-criterium

Geen alcohol

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

Plus-criterium

Maximale handelsvoorraad

Maximale sluiting 12 maanden conform staffels

(bijlage 1)

Maximale sluiting 12 maanden conform staffels

(bijlage 1)

Sluiting 24 maanden en intrekken gedoogbeschikking

n.v.t.

7. Samenloop

Onder samenloop bij coffeeshops wordt verstaan dat bij één constatering meerdere gedoogvoorwaarden worden overtreden.

Bij samenloop van op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing.


Noot
1

Artikel 13b lid 1 onder a Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in geval er een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik.

Noot
2

dat tot de middelen waarop de bevoegdheid betrekking heeft, gelet op lijst II bij de Opiumwet, eveneens behoort elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden;

Noot
3

Bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

Noot
4

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het gebruik van lachgas als voedingsadditief door thuiskoks en thuisbakkers.

Noot
5

Zie hiervoor de overzichtsuitpsraak ECLI:NL:RVS:2019:2912 en daaropvolgende uitspraken ECLI:NL:RVS:2022:1910, ECLI:NL:RVS:2022:1911 en ECLI:NL:RVS:2022:1913.

Noot
6

Aanwijzing Opiumwet (2015A003) inwerkingtreding 1 maart 2015

Noot
7

Overwogen kan worden om al in een eerder stadium - en zeker na de derde constatering - over te gaan tot sluiting van de coffeeshop op grond van artikel 3 Alcoholwet, wegens het ontbreken van de vereiste vergunning.