Omgevingsvisie Hilversum 2040

Geldend van 21-06-2024 t/m heden

1 Voorwoord en samenvatting

1.1 Inleiding

Hilversum is een fijne plek om te wonen, werken en verblijven. We willen dat dit zo blijft. In deze Omgevingsvisie zet Hilversum daarvoor de koers uit, met als richtjaar 2040.

Hilversum ontwikkelde zich in de afgelopen 600 jaar in sprongen van schapendorp, nijverheidsstad, Tuinstad van Dudok tot veelzijdige Mediastad. Hilversum is een stad van 'makers’. Centraal gelegen in een waardevolle groenblauwe omgeving vindt Hilversum zichzelf steeds opnieuw uit. We zijn trots op onze bijzondere kwaliteiten, zoals het groen in en om Hilversum, de architectuur, het ‘dorpse’ karakter in combinatie met de aanwezigheid van ‘stedelijke’ voorzieningen en betrokken inwoners, ondernemers en organisaties. Niet voor niets staat Hilversum in de recente Atlas voor Gemeenten qua woonaantrekkelijkheid op de zesde plaats.

Voor ons liggen nieuwe, grote opgaven in een beperkte ruimte te wachten op volgende, vindingrijke sprongen. Hoe houden we Hilversum toekomstbestendig tegen de achtergrond van de demografische ontwikkelingen in de regio, de noodzaak om te verduurzamen en het verlangen 'Hilversums’ te blijven? Hoe maken we van crises die op ons pad komen kansen voor nu en de toekomst? Alleen als we slim denken en beter doen, maken we meer mogelijk. Hilversum koestert bestaande kwaliteiten en gemeenschappen en voegt nieuwe combinaties toe: voor duurzame economische ontwikkeling, een inclusieve samenleving en een gezonde leefomgeving. Oplossingen met kwaliteit en op menselijke maat. Niet alleen in Hilversum, maar ook met omliggende gemeenten en in grotere regionale samenwerkingsverbanden voor zaken die we niet alleen kunnen regelen. Die belofte sluit aan bij de karakteristiek van Hilversum: groot denken en klein doen, samen met inwoners, ondernemers en organisaties.

1.2 De Omgevingsvisie als stip op de horizon

De Omgevingsvisie Hilversum 2040 vervangt de Structuurvisie Hilversum 2030 als ‘toekomstvisie’ voor Hilversum. De Omgevingsvisie dient als basis voor het Omgevingsplan en voor Omgevingsprogramma’s: nieuwe ruimtelijke instrumenten uit de Omgevingswet. Het is richtinggevend in situaties waarin kaders elkaar tegenspreken of wanneer zich vragen voordoen, waarop onze regels geen antwoord geven.  

1.3 Alleen ga je sneller, samen kom je verder

Om ontwikkelingen in Hilversum in goede banen te leiden, is het van belang om in gesprek te zijn en blijven met elkaar: inwoners, ondernemers, organisaties en overheid. Het opstellen van een toekomstvisie was daarvoor een belangrijke stap. We investeerden veel tijd en energie in het participatietraject. De participatieopbrengst werd in de zomer van 2022 in een duidelijke en gedragen ‘Denkrichting’ samengevat en is de basis voor deze Omgevingsvisie. Ook alle inspraakreacties op de ontwerp-Omgevingsvisie zijn verwerkt. 

1.4 Een compacte opzet

Om de wens voor een compacte opzet te honoreren, kent de Omgevingsvisie vier delen. Dit deel A is de ‘compacte visie op hoofdlijnen’ van circa 50 pagina’s. Het bevat samenvattingen van bronnen, maatregelen en toepassingen, die in Deel B en Deel C uitgebreider staan beschreven en die integraal onderdeel van de Omgevingsvisie zijn. Inbreng van samenleving (uit participatie en inspraak) en gemeente kregen in Deel C een ruime plek. De verantwoording in Deel D is om kennis van te nemen. 

In Deel A kiezen we duidelijk richting, maar verzanden niet in uitvoeringszaken. De leidende principes uit de Denkrichting zijn één slag dieper uitgewerkt in kwaliteiten, opgaven, doelen, de belangrijkste maatregelen en hoe we in de praktijk met de Omgevingsvisie gaan werken. De Omgevingsvisie bevat verder duidelijke kaders voor onderwerpen waarover veel maatschappelijk debat was: groei en hoogte in relatie tot het behoud van het illusielandschap, binnenstedelijk groen en de rol van de auto nu en in de toekomst. 

1.5 Kiezen voor 'het beste van twee werelden': stad én dorp

We hebben in Hilversum een vrij eensgezind toekomstbeeld: een gezonde, luchtige, mooie en afwisselende leefomgeving, waar het voor iedereen goed wonen en werken is, op een schaal die het sociale leven stimuleert. 

Dat Hilversum mag nog groener, met behoud van het dorpse karakter (rustig wonen en sterke sociale netwerken) en stadse voorzieningen (gezondheid, sport, cultuur, centrum). Met een goed evenwicht tussen rust en reuring, afgestemd op de verschillende (woon)behoeften en met respect voor Dudok. Een ruimtelijke opzet met plek voor spelen, ontmoeten, lopen en fietsen. Een stad die goed bereikbaar is. Waar veel aandacht is voor gezondheid en duurzaamheid, ingericht op het veranderende klimaat en waar verbinding in de buurt belangrijk is: bij elkaar betrokken zijn en kunnen meedoen. 

De zes belangrijkste ruimtelijke hoofdkeuzes van de Omgevingsvisie zijn op dat toekomstbeeld gebaseerd: 

1.    Het beste van twee werelden (dorp én stad) 

2.    Vooral binnen de bestaande stad ontwikkelen

3.    Gematigd groeien om sterk te blijven 

4.    Gebiedsgericht werken met de samenleving 

5.    De ruimte in de stad vaker meervoudig gebruiken

6.    Een gezonde leefomgeving als basisDe hoofdkeuzes zijn langs drie invalshoeken uitgewerkt in opgaven, normen, doelen en de belangrijkste maatregelen: 

1.    Duurzaam: verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Het gaat om de grote ontwikkelingen op het gebied van energie, klimaat, mobiliteit en grondstoffen: verbeteringen voor de volgende generatie. 

2.    Meedoen: zorgen dat mensen grip hebben op hun leven en omgeving en kunnen meedoen. Het gaat om bestaanszekerheid, passende woningen en gezonde, sterke buurten met voorzieningen om elkaar te ontmoeten.

3.    Actief: een toekomstbestendige economie. Het gaat om een veelzijdige en weerbare economie, zonder negatieve effecten voor de leefomgeving. We spelen in op de veranderende demografie.  

1.6 Aan de slag en in gesprek blijven

We gaan door met het uitvoeren en opstellen van ambitieuze programma’s en activiteiten, zoals voor groen, de energietransitie, mobiliteit, gezondheid, WMO, jeugd, onderwijs, sport, economie en openbare ruimte. We maken op basis van de Omgevingsvisie een Omgevingsplan, waarin alle regels komen te staan voor projecten en initiatieven. We maken een goed toetsingskader en vullen de Omgevingsvisie aan met gebiedsagenda’s: voor elk gebied een eigen uitwerking. 

Het gesprek over de toekomst zetten we met inwoners, ondernemers en organisaties bij al die plannen voort. De participatielessen en de Omgevingsmonitor helpen ons om regelmatig vinger aan de pols te houden: doen we met elkaar nog steeds de goede dingen? De Omgevingsvisie wordt in zijn geheel geactualiseerd als het nodig is de koers richting de toekomst bij te stellen. 

We zijn dankbaar voor de betrokkenheid van inwoners, ondernemers en organisaties bij de totstandkoming van deze Omgevingsvisie. We kijken er zeer naar uit om met elkaar de toekomst van Hilversum verder vorm te geven. 

Hilversum, april 2024

Burgemeester en Wethouders van Hilversum

2 Aanleiding, werkwijze en leeswijzer

2.1 Inleiding

Hilversum heeft met deze Omgevingsvisie een houvast in een snel veranderende maatschappij en omgeving én een Omgevingsvisie die voldoet aan de eisen uit de Omgevingswet. De Omgevingsvisie is met inbreng van de samenleving gemaakt.

2.2 Houvast in een veranderende omgeving

De Omgevingsvisie is een strategisch beleidsdocument dat inspireert om te werken aan een leefbaar en toekomstbestendig Hilversum en de natuurgebieden er omheen. De toekomst krijgt vorm in steeds complexere omstandigheden. Mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering, worden urgenter in het denken over de toekomst. Inwoners willen meer grip op hun leefomgeving. Nieuwe technologieën veranderen onze patronen en de economie. De bevolkingsopbouw verandert, met impact op allerlei gebieden.

De Omgevingsvisie houdt met deze ontwikkelingen rekening en biedt houvast doordat zij:

  • de integrale langetermijnvisie op de fysieke leefomgeving bevat, met beleidskeuzes op hoofdlijnen;

  • recht doet aan de participatieopbrengst, door de Denkrichting uit de participatie als vertrekpunt te kiezen;

  • richting geeft aan de ontwikkelingen en een afwegingskader biedt, ook voor ontwikkelingen die niet zijn voorzien en/of niet binnen het Omgevingsplan en/of een Omgevingsplan-/programma passen;

  • heldere leidende principes en toetsingskaders voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving bevat;

  • toetsbare normen en doelen in gebiedsvisies verder uitwerkt en de impact en samenhang inzichtelijk maakt met een model. 

De Omgevingsvisie is meer dan alleen een ruimtelijke visie. Zij fungeert als ‘integrale schakel’ tussen alle beleidsvelden. Niet alleen tussen fysiek, sociaal en economisch beleid, maar ook tussen thematisch beleid en gebiedsbeleid. Het strategische karakter wordt verder benadrukt door de keuze voor het jaar 2040 als horizon. Het laat zien dat doelen en effecten niet op korte termijn worden bereikt, maar juist op langere termijn. We brengen alle belangrijke opgaven bij elkaar en maken keuzes op het niveau van de stad, maar beschrijven niet in detail wat precies waar komt 

[info: We stellen bijvoorbeeld dat we in 2050 energieneutraal willen zijn en dat er meer ruimte moet komen voor zonne-energie op daken, maar niet precies op welk dak wel en niet]. 

De Omgevingsvisie stuurt zo de ontwikkeling van Hilversum op hoofdlijnen en helpt om initiatieven vanuit het toekomstperspectief te beoordelen. De Omgevingsvisie voldoet daarmee aan artikel 2.1 lid 2 uit de Omgevingswet 

[info: Het bestuursorgaan houdt daarbij rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen].

2.3 Voldoet aan de eisen

De Omgevingswet verplicht alle gemeenten om een Omgevingsvisie vast te stellen. De Omgevingsvisie neemt als instrument de plek in van de ‘Structuurvisie’, die vanaf 2008 als verplichting gold op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Na vaststelling door de gemeenteraad vervangt de Omgevingsvisie Hilversum 2040 de Structuurvisie Hilversum 2030.

De Omgevingsvisie is volgens de wet vormvrij: elke gemeente mag zijn eigen vorm bepalen. Het is verder een ‘zelfbindend’ instrument. Dat wil zeggen dat de gemeente Hilversum zichzelf na vaststelling verplicht zich aan haar eigen visie te houden. Een Omgevingsvisie heeft onder de Omgevingswet geen juridische status: je kunt er niet mee naar de rechter stappen. Die rol is weggelegd voor het Omgevingsplan, waarin alle juridische regels staan. Wel geldt de Omgevingsvisie als beleidskader voor het op te stellen definitieve Omgevingsplan en is zij de basis voor het inrichten van (Omgevings-)programma’s. 

Alle toepassingen van de Omgevingsvisie staan kort beschreven in hoofdstuk 7 en uitgebreider in Deel C.

De Omgevingsvisie voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 3.2 van de Omgevingswet [info: De Omgevingsvisie bevat een beschrijving van de huidige kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid en samenhang in gebruik, beheer, ontwikkeling, bescherming en behoud van het grondgebied van de gemeente]: alle relevante aspecten zijn in beeld gebracht, alle leidende principes uit de participatieopbrengst (de ‘Denkrichting’) zijn één slag verder uitgewerkt en de Omgevingsvisie bevat instrumentarium om tot zorgvuldige afwegingen te komen. Verder verklaart de Omgevingsvisie de beginselen uit artikel 3.3 van de Omgevingswet van toepassing [info: Het voorzorgbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden worden en het principe van de vervuiler betaalt] en voldoet aan bestaande wet- en regelgeving.

2.4 Opgesteld met de samenleving en de gemeenteraad

Om ontwikkelingen in Hilversum in goede banen te leiden is het van belang om in gesprek te zijn en blijven met elkaar: inwoners, ondernemers, organisaties en overheid. Het opstellen van een gedragen visie voor de toekomst was een belangrijke stap om te verbinden en inspireren. Onderstaande figuur verbeeld de vier fasen die zijn doorlopen en geeft een doorkijk hoe we met de visie gaan werken. 

afbeelding binnen de regeling

De vier fasen stonden in het ‘herzien bestuurlijk plan van aanpak’ dat de gemeenteraad in maart 2021 vaststelde. Het zwaartepunt lag bij fase 2: een brede inwonersparticipatie in 2021 en 2022 voor het verkennen van denkrichtingen over het Hilversum dat we in 2040 willen zijn. De participatieopbrengst diende als zwaarwegend advies aan de gemeenteraad voor het opstellen van de eerste ontwerp-Omgevingsvisie. Met een Milieu Effect Rapportage zijn de effecten van het ontwerp objectief in beeld gebracht. De inspraakreacties op het ontwerp en de MER, die in maart/april 2023 zijn ingebracht, zijn in deze Omgevingsvisie verwerkt. In januari 2024 heeft de gemeenteraad het college positief geadviseerd over het afronden van de Omgevingsvisie in deze vorm. De hele procesverantwoording staat in Deel D.

 

2.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 3 begint met een beschrijving van de identiteit, kwaliteiten en waarden van Hilversum: dat is het vertrekpunt. De opgaven uit trends en ontwikkelingen staan centraal in hoofdstuk 4: wat komt er op ons pad en waar zijn antwoorden op nodig? Op basis daarvan zijn drie integrale opgaven voor de toekomst van Hilversum geformuleerd: Duurzaam, Meedoen en Actief. De belangrijkste ruimtelijke hoofdkeuzes, leidende principes en normen staan in hoofdstuk 5. Die bepalen de ruimte voor doelen en maatregelen op hoofdlijnen voor allerlei onderwerpen in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 beschrijft ten slotte hoe we met de Omgevingsvisie werken. 

De Omgevingsvisie is anders opgezet dan het Ontwerp. Teksten zijn bondiger geformuleerd en samengevat in dit Deel A. Brondocumenten staan in Deel B en uitwerkingen van maatregelen en toepassingen in Deel C. De verantwoording staat in Deel D. In Deel A wordt regelmatig naar de andere delen verwezen. Een verklarende woordenlijst staat aan het einde van dit document.

 

3 Opgaven uit identiteit en kwaliteiten

3.1 Inleiding

Hilversum is een prettige plek in een aantrekkelijke regio. Dat is niet zomaar. Identiteit, kwaliteiten en waarden zijn belangrijk in het denken over de toekomst. Ze zijn in de afgelopen 600 jaar ontstaan in verschillende periodes en werden vaak gehoord tijdens de participatie. De ruimtelijke hoofdkeuzes en leidende principes voor de toekomst uit hoofdstuk 5 zijn hiervan afgeleid.

 

3.2 Een prettige plek

Dat Hilversum een prettige plek is, blijkt uit onderzoeken naar brede welvaart [info: Bron: regionale monitor brede welvaart, CBS (2021). Het gaat hierbij om als welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en/ vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid en milieu] en de Atlas voor Gemeenten. Daar staat Hilversum in 2023 wat betreft woonaantrekkelijkheid op de zesde plaats en tiende op de sociaaleconomische index. Redenen daarvoor zijn dat Hilversum op een centrale plek ligt, waardoor alle delen van Nederland gemakkelijk te bereiken zijn. Omringd door afwisselend heide-, bos- en veenweidelandschap waardoor de natuur altijd dichtbij is. De rijke cultuurhistorische gelaagdheid in de stad is nog goed zichtbaar. Hilversum is woon- én werkgemeente en dé centrumgemeente voor de regio Gooi en Vechtstreek, met de bijbehorende werkgelegenheid en voorzieningen (zorg, cultuur, onderwijs, detailhandel). Hilversum is trotse eigenaar van een bijzonder affiche: de Mediastad van Nederland. 

3.3 Ruimtelijke ontwikkeling van Hilversum

Veel kwaliteiten zijn in de loop van de tijd ontstaan. De Hilversumse geschiedenis kenmerkt zich door afwisseling van periodes van relatieve rust en snelle groei: een ontwikkeling in sprongen. Deel B beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het agrarische brinkdorp op de veilige flank van de Utrechtse Heuvelrug, die zich ontwikkelde tot nijverheidsstad van textiel en aan het eind van de negentiende eeuw een eerste groeisprong maakte naar een diverse woonplek met villa’s, buitenplaatsen en arbeiderswoningen. De volgende sprong was die van Hilversum tot Tuinstad aan de hand van stadsarchitect W. M. Dudok. Om ervoor te zorgen dat de dorpen in het Gooi niet aan elkaar groeien en de natuur te beschermen, richten de gemeenten in het Gooi samen met de provincie in 1932 het Goois Natuurreservaat (GNR) op. De bouw van de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek in 1918 bleek de vroege start van Hilversum als Mediastad. De Tuinstad kreeg in moderne vorm navolging tijdens de wederopbouw, in uitbreidingswijken als Kerkelanden en Hilversum Noord. Op het hoogtepunt had Hilversum 100.000 inwoners. Na een periode van economische en demografische teruggang brak rond de laatste eeuwwisseling een periode van binnenstedelijke vernieuwing en verbetering aan.

Elke fase van de ontwikkeling van Hilversum beantwoordde de opgaven en ideeën van die tijd. Kwaliteiten ontstonden en verdwenen. Anno 2024 vernieuwen en verbeteren we verder, met meer aandacht voor kwaliteit en cultuurhistorische waarden in de openbare ruimte en bij het bouwen of transformeren van woningen. We denken meer als vanzelfsprekend na over functiemenging, duurzaamheid, vergroening en mogelijkheden om water te bergen en investeren in duurzame alternatieven voor de auto.

3.4 Identiteit en breed erkende kwaliteiten van Hilversum

Identiteit gaat over de manier waarop mensen zich met plekken verbonden voelen. Hoe inwoners, ondernemers en organisaties dat zien, was de startvraag in het participatieproces: wat is ‘goed’ en ‘typisch Hilversum’ en is het waard te behouden en versterken? En wat kan en moet er beter? Door die ervaringen te delen en bij elkaar te leggen, ontstond een Denkrichting: ‘the stories we are’. 

Drie waarden kwamen in de participatie steeds terug: 

  • het groen in en om Hilversum;

  • de karakteristieke architectuur van Dudok;

  • het ‘dorpse’ karakter in combinatie met de aanwezigheid van ‘stedelijke’ voorzieningen.

Het groen in en om Hilversum werd door vrijwel iedereen genoemd als een van de belangrijkste kwaliteiten van Hilversum. Het groen heeft veel functies: het draagt bij aan een prettige woonomgeving, biedt mogelijkheden voor recreatie, vormt ‘groene longen’, zorgt voor biodiversiteit en verlaagt de hittestress in de stad. Inwoners vinden het meest bijzondere aan Hilversum dat iedereen natuur om de hoek heeft. Door de compacte opzet van de stad zijn de vele natuurgebieden lopend en op de fiets makkelijk te bereiken. De natuurgebieden zijn belangrijk voor plant, dier en mens en over het algemeen zijn mensen het er zeer mee eens dat de aanwezige natuur beschermd wordt. Inwoners vinden ook dat er in de stad meer groen moet komen.

Er is veel waardering voor de karakteristieke architectuur van woningen en andere gebouwen en de vele monumenten. Vaak worden het raadhuis van Dudok, Gooiland van Duiker en de Vituskerk genoemd, maar ook gebouwen van andere architecten. Oudere én een aantal moderne gebouwen (zoals museum Beeld en Geluid en de gashouders) kunnen op waardering rekenen. Inwoners willen ze behouden en zijn positief over het geven van nieuwe functies aan mooie oude gebouwen, als er respectvol mee wordt omgegaan. Denk aan bedrijfspanden die worden verbouwd tot woningen, tot maatschappelijke voorzieningen of die een andere bedrijfsinvulling krijgen. 

Stad of dorp, daar zijn Hilversummers niet over uit. Die eeuwige discussie is ook een deel van de identiteit. Het dorpse komt tot uitdrukking in zaken als kleinschaligheid - alles is dichtbij - en prettige woonwijken met een menselijke maat. Maar bijvoorbeeld ook in de vriendelijke sfeer en in de betrokkenheid van inwoners en ondernemers. Buren groeten en helpen elkaar en dankzij een groot aantal vrijwilligers zijn allerlei activiteiten mogelijk. Het stedelijke zit vooral in de aanwezigheid van goede voorzieningen: in Hilversum is er ruime keuze op het gebied van onderwijs, een ziekenhuis, veel sportvoorzieningen en een breed aanbod aan winkels, zowel in het centrum als in de wijken. Ook is er een behoorlijk aanbod op het gebied van uitgaan en cultuur. Ondanks het verkeer en de bebouwing ervaren veel mensen toch nog rust en ruimte in hun stad: “Hilversum is een drukke stad die niet druk is.” Inwoners houden het liefst het beste van twee werelden. Stad én dorp dus.

Ook de centrale ligging tussen grote steden kan op veel waardering rekenen. En wie aan Hilversum denkt, denkt altijd aan televisie en radio: de creatieve bedrijven op het Media Park met de iconische TV-toren die van ver te zien is. Hilversum is de Mediastad

De sociale waarden van Hilversum zijn minder zichtbaar, maar niet minder belangrijk. Zo komt uit de participatie naar voren dat Hilversummers de verschillen tussen de wijken omarmen. Dit biedt een basis voor een diverse bevolkingsopbouw en eensamenleving waarin iedereen mee kan doen.

3.5 Hilversum en de regio

Hilversum is de centrumgemeente van de aantrekkelijke regio Gooi en Vechtstreek. De regio ligt op de grens van de provincies Noord-Holland en Utrecht en twee regio’s die deel uitmaken van het stedelijk netwerk Nederland: de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en de Metropoolregio Utrecht (MRU). De regio Gooi en Vechtstreek is een verbindende ‘groenblauwe’ schakel tussen de dichtbevolkte steden Amsterdam, Utrecht, Almere en Amersfoort. 

De organische groei van de dorpen leidde tot een grote variatie in kernen, elk met een eigen identiteit en omgeven door groene en blauwe natuur. De regio onderscheidt zich met de creatieve industrie en daarbinnen de mediasector als economisch cluster, maar ook met ICT, kunstmatige intelligentie, zorg en recreatie. Ontwikkelingen rond de stations Hilversum, Sportpark en Media Park dragen bij aan de verdere ontwikkeling van dat profiel. De omliggende grote steden zijn binnen korte tijd bereikbaar, per auto, openbaar vervoer en in toenemende mate per (elektrische) fiets. Dat maakt de regio een aantrekkelijke woonplek en vestigingslocatie.

Hilversum heeft voor de regio een belangrijke woonfunctie: 38% van de inwoners woont in Hilversum en in Hilversum is een relatief groot aandeel sociale huurwoningen. Hilversum heeft ook een belangrijke werkfunctie: 44% van de banen in de regio is in Hilversum. Hilversum is zo de enige regiogemeente waar sprake is van enige balans tussen het aantal banen en de beroepsbevolking en de enige plek waar veel kantoorvilla’s en grotere kantorenlocaties zijn (Laapersveld, Arenapark, Media Park). De centrumfunctie geldt ook voor het winkelaanbod, de culturele voorzieningen, het onderwijs en het ziekenhuis Tergooi. Daarvan profiteren Hilversummers, maar ze hebben er soms ook last van, bijvoorbeeld door de inkomende en uitgaande pendel (woon-werkverkeer). 

Meerdere vraagstukken spelen op regionale schaal. Denk aan mobiliteit, de woningmarkt, de veiligheidsregio, de jeugdzorg en de arbeidsmarktregio. Of aan de afspraken die gemaakt worden over energie: de Regionale Energie Strategieën. Bijzondere aandacht vragen de kwetsbare natuurgebieden. Veel groengebieden om de stad hebben een natuurstatus: het afwisselende heide- en boslandschap van de Heuvelrug (grotendeels onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN)), het veenweidelandschap aan de westzijde van de stad en de open Eemvallei aan de oostzijde van de Heuvelrug. Delen van het veenweidegebied maken deel uit van het Europese netwerk van Natura 2000-gebieden [info: Binnen de gemeente Hilversum heeft alleen een gebied ten westen van de Hilversumse Meent een Natura 2000-status}. 

Stevige regionale samenwerking is nodig om vraagstukken te kunnen oplossen en goede diensten te kunnen leveren voor inwoners en ondernemers. Wat voor de regio als geheel profijtelijk is, is dat meestal ook voor Hilversum. Denk aan goede snelfietspaden en openbaar vervoerverbindingen die de pendel dempen en bijvoorbeeld praktijkgeschoolde werkgelegenheid bereikbaar maken. Of aan het op orde brengen van natuur en water als voorwaarde om binnenstedelijk te kunnen ontwikkelen. 

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

3.6 Opgaven voor de toekomst uit waarden en kwaliteiten

De Denkrichting verwoordde de opgave voor de toekomst Hilversum kernachtig: “een gezonde, luchtige, mooie en afwisselende leefomgeving, waar het voor iedereen goed wonen en werken is, op een schaal waarbij het sociale leven wordt gestimuleerd. Dat mag groener, met behoud van het dorpse karakter (rustig wonen en sterke sociale netwerken) en toch stadse voorzieningen (gezondheid, sport, cultuur, centrum) naar ieders smaak. Met een goed evenwicht tussen rust en reuring. Afgestemd op de verschillende (woon)behoeften en met respect voor Dudok. Een ruimtelijke opzet met plek voor spelen, ontmoeten, lopen en fietsen. Een stad die goed bereikbaar is. Waar veel aandacht is voor gezondheid en duurzaamheid, ingericht op het veranderende klimaat en waar verbinding in de buurt belangrijk is: bij elkaar betrokken zijn en kunnen meedoen”.

Daarnaast noemde de Denkrichting specifieke opgaven die aangepakt moeten worden:

Verkeer: de kwaliteit en veiligheid van fietsroutes, minder lawaai en uitstoot van vrachtwagens en motoren en betere doorstroming van het autoverkeer. En behoud van de goede bereikbaarheid per trein.

Wonen: beter afstemmen van het woningaanbod op de veranderende bevolking, zodat doorstroming op gang komt. Dat betekent meer woningen en een diverser aanbod voor doelgroepen: betaalbare woningen voor (alleenstaande) starters en senioren.

Werken: behoud van schone werkgelegenheid die flexibel kan meebewegen met de economie. Stimuleren van creatieve en innovatieve bedrijven en meer werk voor praktijkgeschoolde mensen.

Duurzaamheid: er zijn grote opgaven. Minder energie verbruiken en meer energie duurzaam opwekken. Minder grondstoffen gebruiken en inspelen op klimaatverandering: minder hitte in versteende wijken en opvang van het water van hevige regenbuien.

Sociale aspecten: iedereen moet kunnen meedoen in de samenleving, door kans op een baan en scholing en het tegengaan van extreme inkomens- en gezondheidsverschillen. De openbare ruimte moet beweegvriendelijk zijn en ontmoeting stimuleren, om zo te helpen eenzaamheid tegen te gaan.

Veel kwaliteiten en opgaven kennen ook een regionale schaal, zeker waar het gaat over de natuur. De natuurgebieden om Hilversum zijn immers net zo belangrijk voor Hilversummers als voor uit andere gemeenten. 

Een stevige regio Gooi en Vechtstreek is belangrijk voor alle inwoners van de regio en zeker ook die van Hilversum, voor goed wonen, werken, verplaatsen en de voorzieningen. Bewustzijn van de positie en rol van Hilversum in het grotere geheel en de noodzaak van samenwerken aan oplossingen zijn belangrijk bij het maken van keuzes in deze Omgevingsvisie.

 

4 Opgaven uit trends en ontwikkelingen

4.1 Inleiding

4.1.1 Drie dominanten en samenhangende trends

Naast identiteit en kwaliteiten leiden ook trends en ontwikkelingen tot opgaven waar Hilversum tot 2040 mee te maken heeft. We vertalen ze naar drie integrale opgaven: Duurzaam, Meedoen en Actief. 

Om de relevante trends en ontwikkelingen te kunnen bespreken met de samenleving, werden uitgebreide rapporten meegegeven aan de participatie, zoals de Omgevingsfoto Hilversum en de Hilversumse Trendstudie. De rapporten behandelen een breed scala aan onderwerpen: van cultuurhistorie tot economie en van water en bodem tot welzijn en sociale samenhang. 

In de rapporten zagen we drie dominante, samenhangende trends en ontwikkelingen, die leiden tot opgaven voor de toekomst: 

  • Duurzaam: de kwaliteit van de leefomgeving neemt af door klimaatverandering en ruimtedruk;

  • Meedoen: de welvaart wordt schever verdeeld en de gezondheid neemt af;

  • Actief: de (beroeps-)bevolking groeit en verandert van samenstelling. 

Ook inwoners, ondernemers en organisaties zien in de dagelijkse praktijk veel van die trends en ontwikkelingen. Iedereen ziet de uitdaging om oplossingen te vinden die tegelijk de ruimtelijke kwaliteit in Hilversum verbeteren.  

De drie dominante trends en ontwikkelingen zijn uitgebreid beschreven in Deel B en zijn in deze paragraaf samengevat in opsommingen. Deel B bevat verder referentiekaarten, die de stand van zaken voor verschillende onderwerpen weergeven.

4.1.2 Trends en ontwikkelingen Duurzaam

  • Een mondiale klimaatcrisis en milieu- en natuurdoelen onder druk: afnemende biodiversiteit en wa-terbeschikbaarheid/kwaliteit.

  • Toenemende ruimtevraag naar ruimte voor wonen en werken.

  • Toenemende ruimtevraag voor energie, klimaatadaptatie en mobiliteit.Bij ongewijzigd beleid neemt de kwaliteit van de leefomgeving af en staan voedsel- en waterbeschikbaarheid/kwaliteit en gezondheid onder druk.

4.1.3 Trends en ontwikkelingen Meedoen

  • Welvaartsverdeling (gezondheid, bestaanszekerheid, kansengelijkheid) wordt ongelijker, zichtbaar in een afnemende ervaren gezondheid en een groter risico op schulden.

  • Verschillen tussen sociale groepen worden meer gevoeld en minder geaccepteerd. Er is minder sociale betrokkenheid en tevredenheid over sociale contacten. 

  • De beschikbaarheid en betaalbaarheid van voorzieningen staat onder druk: buurthuizen, sportverenigingen en culturele instellen krijgen steeds moelijker de exploitatie en personele bezetting rond.Doorzetten van deze trends leidt tot spanning en maatschappelijke kosten. 

4.1.4 Trends en ontwikkelingen Actief

  • Demografische ontwikkeling: groei, dubbele vergrijzing, meer éénpersoonshuishoudens, toenemende diversiteit en afname beroepsbevolking.

  • Beperkte ruimte en afnemende kansen op de woningmarkt.

  • Beperkte ruimte voor duurzame economische ontwikkeling en innovatie. 

  • De positie van binnensteden (centra) staan onder druk.Doorzetten van deze trends leidt tot spanning op de arbeidsmarkt en woningmarkt, met specifieke aandacht voor zorg en onderwijs. Zwakkere binnensteden leiden tot een neerwaartse spiraal in het voorzieningenniveau.

4.2 Drie samenhangende opgaven: duurzaam, meedoen en actief

4.2.1 Van trends en ontwikkelingen naar opgaven

We zien steeds beter dat verschillende trends en ontwikkelingen op elkaar ingrijpen en het tempo van veranderingen toenemen. De recente samenloop van crisissen (corona, energie, klimaat, woningmarkt, stikstof, vluchtelingen) maakten we nog niet eerder mee. De stapeling en samenhang heeft impact op de leefomgeving en grote groepen inwoners, maar biedt ook kansen. Het is kenmerkend voor de opgaven van deze tijd en anders dan we bijvoorbeeld bij het opstellen van de Structuurvisie Hilversum 2030 zagen. 

We geven drie voorbeelden:

1. De spanning op de woningmarkt staat niet op zichzelf. Wonen is ook belangrijk voor het huisvesten van werknemers in kritische sectoren en een basisvoorwaarde voor bestaanszekerheid en kansengelijkheid. De demografische ontwikkelingen vragen niet alleen om meer en andere woningen, maar ook om sterke wijken met goede voorzieningen en een beweegvriendelijke openbare ruimte. Het toevoegen of vernieuwen van woningen is bovendien bij uitstek een kans voor duurzaamheids- en energieopgaven.

2. Vraagstukken over de arbeidsmarkt zijn verbonden aan de economie, bevolkingsontwikkeling, wonen, bestaanszekerheid en kansengelijkheid. En daarmee ook aan gezondheid en sociale samenhang.

3. Automobiliteit (met name geparkeerde auto’s) zorgt voor toenemende ruimtedruk, maar is ook een vestigingsfactor voor bedrijven. Een mobiliteitstransitie naar meer duurzame vormen van mobiliteit kan bijdragen aan de energietransitie en het stimuleren van beweging. Meer ruimte geeft meer mogelijkheden om maatregelen te nemen voor klimaatadaptatie en de openbare ruimte prettig en veilig in te richten. Dat draagt bij aan gezondheid en sociale samenhang.

Zo bezien past het opknippen van opgaven in hapklare, ‘sectorale’ brokken niet meer bij deze tijd. We willen ruimte, geld en capaciteit steeds meer meervoudig en in samenhang inzetten. Tegelijk leidt alles aan alles koppelen niet altijd tot de slagkracht die nodig is om de opgaven effectief aan te kunnen pakken. We formuleren daarom op drie samenhangende opgaven. 

4.2.2 Opgave Duurzaam Hilversum: verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving

Een ‘groener’ Hilversum sprong er in de participatie als thema bovenuit. Dit sluit aan bij de gesignaleerde trends, die laten zien dat de leefbaarheid van Hilversum onder druk staat, onder andere door klimaatverandering, energievraagstukken en de dominante positie van de auto. Daarom is dit de eerste opgave. 

We willen op al deze onderwerpen een omslag maken in de manier waarop we werken, reizen en leven. Dat vergt inpassing die aansluit op de cultuurhistorische waarden in de stad en de natuur eromheen, zodat onze hele leefomgeving erdoor versterkt wordt. 

Deze opgave haakt aan op trends en ontwikkelingen rondom de kwaliteit van de leefomgeving (klimaatverandering, extremer weer, droogte, bodemverzuring, waterkwaliteit), aantasting van de natuur (biodiversiteit, stikstof, geluid, recreatiedruk en ervaren drukte in de stad), economie en mobiliteit (duurzaam), gezondheid, wonen, veiligheid (verdroging natuurgebieden met risico op natuurbranden) en welvaartsverdeling. 

4.2.3 Opgave Meedoen in Hilversum: zorgen dat er kansen zijn voor iedereen

Er zijn steeds meer Hilversummers die het gevoel hebben onvoldoende grip te hebben op hun eigen leven en leefomgeving. Die negatieve spiraal moet doorbroken worden. 

Hilversum wil een gemeente zijn waar brede welvaart goed verdeeld wordt; een weerbare samenleving en inwoners die tegen een stootje kunnen. Dat betekent dat inwoners de zekerheid moeten hebben dat zij nu en in de toekomst over voldoende middelen voor levensonderhoud beschikken volgens de geldende normen voor welzijn en welvaart. Daarbij weten we dat een woning in een sterke buurt en de nabijheid van onderwijs, voorzieningen en werk belangrijke randvoorwaarden zijn. Een sterke buurt is niet alleen fysiek of economisch van karakter, maar gaat óók over zorg, welzijn en een sterk sociaal weefsel: een vangnet van informele netwerken in de buurt (vrijwilligers, mantelzorgers, tegen eenzaamheid), mede in het licht van de houdbaarheid van de gemeentelijke vangnetfunctie. 

Deze opgave haakt aan op de trends en ontwikkelingen rondom demografie (veranderende bevolkingssamenstelling, dubbele vergrijzing), zorg, welzijn, gezondheid, welvaartsverdeling en economie. 

4.2.4 Opgave Actief Hilversum: economie passend bij demografie

3De Hilversumse bevolking groeit en tegelijkertijd is sprake van dubbele vergrijzing. Het percentage werkenden neemt daardoor af. Ook verandert de economie. We zoeken toekomstbestendigheid, veerkracht en economische ontwikkeling door het versterken van onze schone economische clusters, het stimuleren van maakindustrie en nieuwe clusters op duurzame werklocaties. We willen zorgen voor voldoende passende en betaalbare woonruimte in de toekomst, gecombineerd met een flexibele economie en een beroepsbevolking die aansluit op de wensen van een vergrijzende samenleving.

Deze opgave haakt aan op trends en ontwikkelingen rondom demografie, verdeling van de welvaart, de kwaliteit van de leefomgeving, voorzieningen, gezondheid, veiligheid en economische ontwikkeling

De drie opgaven sluiten goed aan bij de opgaven die uit de participatie naar voren kwamen (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 5 en 6 gaan we op zoek naar passende antwoorden.

4.2.5 Een model dat overzicht geeft

Een model dat overzicht geeft

Onze Omgevingsvisie gaat over fysieke/ruimtelijke, sociale en economische aspecten. Om overzicht te houden, gebruiken we een ‘model’, waarin de belangrijkste onderwerpen van de Omgevingsvisie herkenbaar staan. De drie integrale opgaven uit trends en ontwikkelingen uit dit hoofdstuk zien we duidelijk terug. We werken ze uit in hoofdstuk 6 (doelen en maatregelen). 

De opgaven voor identiteit, waarden en kwaliteiten uit hoofdstuk 3 zien we terug in het onderdeel ‘ruimtelijke kwaliteit’: hoe geven we de opgaven vorm? De ruimtelijke kwaliteit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 (ruimtelijke hoofdkeuzes) en in hoofdstuk 7 (werken met de Omgevingsvisie), waarin we beschrijven hoe we gebiedsgericht aan het werk gaan: op welke onderwerpen is in specifieke gebieden meer inzet nodig?

In Deel B laten we aan de hand van dit model zien aan welke onderwerpen we in Hilversum al werken. 

afbeelding binnen de regeling

5 Ruimtelijke hoofdkeuzes, leidende principes en normen

5.1 Inleiding

Alle opgaven uit de vorige hoofdstukken hebben impact op de beperkte ruimte in Hilversum. Om daar op een goede manier mee om te gaan, formuleren we in dit hoofdstuk de belangrijkste ruimtelijke keuzes, leidende principes en normen voor de toekomst. We maken de programmatische consequenties inzichtelijk en geven een indicatie van de ruimte die in Hilversum nodig is. We besluiten het hoofdstuk met de indicatoren voor ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van de keuzes, principes en normen in dit hoofdstuk werken we in hoofdstuk 6 doelen en maatregelen op hoofdlijnen uit.

De zes ruimtelijke hoofdkeuzes zijn bepalend voor heel Hilversum. Ze passen bij de omvang en complexiteit van de opgaven waar Hilversum voor staat en doen recht aan de identiteit, kwaliteiten en waarden van Hilversum. We baseren de zes hoofdkeuzes op ‘vier bakens die niet worden verzet’ uit de Denkrichting: 

1. Dorp én stad. Hilversum is een regionale centrumgemeente in balans die het beste van twee werelden biedt: dorps karakter (voorzieningen dichtbij in de wijken) en stadse voorzieningen (cultuur, ziekenhuis, centrum, sport). Hilversum is een woon- én een werkgemeente.

2. Ontwikkelen binnen de bestaande stad. We koesteren de natuur, het illusielandschap en het idee van de compacte tuinstad. Daarom vernieuwen en ontwikkelen we binnen de stadsgrenzen en niet daarbuiten.

3. Gematigde groei voor vitaliteit. Een zekere mate van groei is wenselijk voor een vitale toekomst. Door te ontwikkelen blijft de stad levendig en de wijken en buurten gezond. Het bevordert doorstroming op de woningmarkt en houdt voorzieningen in buurten levensvatbaar. Uit de participatie bleek geen draagvlak voor een fors groeiscenario, opgelegd van bovenaf. Er is net zo weinig draagvlak voor een ‘stand-still’ scenario. Wat dan resteert is een scenario van gematigde groei. Dat past bij Hilversum.

4. Vernieuwen passend bij kwaliteiten. Vernieuwen en ontwikkelen doen we passend bij de kwaliteiten van de gebieden, in gesprek met inwoners en organisaties en op basis van onderzoek wat kan en nodig is. Dat betekent in principe ontwikkeling in alle wijken en werklocaties, op basis van de identiteit, wensen en opgaven. We doen niet alles overal tegelijkertijd, maar gefaseerd over meerdere bestuursperiodes. 

5.2 Zes ruimtelijke hoofdkeuzes

5.2.1 Hoofdkeuze 1: het beste van twee werelden, dorp én stad

Het vraagstuk ‘is Hilversum een dorp of een stad?’ bleek een terugkerend onderwerp, ook tijdens de participatie. Bij doorvragen blijkt het mensen niet zozeer om de term ‘dorp’ of ‘stad’ te gaan, maar vooral om de kwaliteiten die erachter schuilen. Het dorpse staat voor rustig wonen, voorzieningen dichtbij in de wijken en een sterk sociaal netwerk. Het stadse richt zich vooral op een ziekenhuis, cultuur, een levendig centrum, onderwijs en diverse mogelijkheden om te sporten. 

Hilversum zet in op het beste van twee werelden en wil in de toekomst stad én dorp blijven. Een volwaardige regionale centrumgemeente, inclusief de bijbehorende centrumvoorzieningen. Met een veelheid aan aantrekkelijke woonmilieus, een menselijke maat en voorzieningen dichtbij in de wijken. Daar horen ook werkmilieus bij. Dat betekent dat Hilversum voortdurend op zoek gaat naar de juiste balans. 

5.2.2 Hoofdkeuze 2: vooral binnen de bestaande stad ontwikkelen

We koesteren de natuur, het illusielandschap en het idee van de compacte Tuinstad. Hilversum versterkt, vernieuwt en ontwikkelt daarom vooral binnen de bestaande stad. Zo leggen we niet nog meer druk op het landschap, zodat we de kans hebben om ook daar de basis op orde te brengen. 

Buiten de stad is het landschap in het verleden bewust vormgegeven, zodat mensen zich op elke plek in een eindeloos natuurgebied kunnen wanen: het ‘illusielandschap’. Dit betekent echter niet dat geen enkele bebouwing van de stad zichtbaar is. Anno 2024 is bebouwing zichtbaar die een functionele relatie met hoogte heeft (zoals de watertoren, televisietoren en de toren van de Vituskerk), bebouwing die belangrijk is voor oriëntatie (zoals bijvoorbeeld het station of het raadhuis) en plekken waar in het verleden bewust voor hoogte is gekozen, om bijvoorbeeld woningbouw mogelijk te maken. Van belang is dat vernieuwingen in de stad voortbouwen op de Hilversumse traditie om stedenbouw, architectuur en buitenruimte in samenhang te ontwikkelen. Elke vernieuwing dient gebiedskwaliteiten te versterken (sociaal, ruimtelijk en/of economisch) en de kwaliteit van het illusielandschap mee te wegen.

Het illusielandschap betekent ook niet dat er niets mag veranderen in de natuurgebieden: ook het landschap vraagt om onderhoud en verbeteringen. Ruimtelijke ontwikkelingen en ondernemerschap in het landschap zijn mogelijk en soms noodzakelijk, maar alleen als ze bijdragen aan een beter of duurzamer gebruik van de ruimte, zoals op landgoederen en voor (regeneratieve) landbouw.

afbeelding binnen de regeling
afbeelding binnen de regeling

 

5.2.3 Hoofdkeuze 3: gematigd groeien om sterk te blijven

‘Wel of niet groeien’ was tijdens de participatie een terugkerend vraagstuk. Niemand wil dat het drukker wordt in de stad. Wel willen inwoners dat er passende woningen en stedelijke voorzieningen zijn. En dat de voorzieningen in de buurten en het sociaal domein levensvatbaar en betaalbaar blijven. 

Voor een deel is groei een keuze. Voor een ander deel overkomt groei ons: de realiteit van demografische, sociale en economische ontwikkelingen. Een breed gedragen conclusie is dat een gematigde groei wenselijk én onvermijdelijk is voor een vitale toekomst: een levendige stad en gezonde buurten en wijken. Er bleek geen draagvlak voor een scenario van forse groei, die leidt tot te grote drukte. Er bleek ook geen draagvlak voor een ‘nulgroei’, die leidt tot versnelde vergrijzing, bevolkingsafname door huishoudensverkleining, afname van de beroepsbevolking en afnemend draagvlak voor voorzieningen. 

Hilversum kiest voor een weloverwogen ontwikkeling en behoud van de positie als centrumgemeente voor de regio. Voor groei die van toegevoegde waarde is, in plaats van alleen maar ‘meer’. We stellen gericht ruimte beschikbaar: voor werk, voor groen, voor de energietransitie en klimaatadaptatie, voor huisvesting van werknemers in kritische economische sectoren, levensloopbestendige woningen of woonvormen waarin ouderen langer zelfstandig thuis kunnen wonen en voor voorzieningen in sterke wijken (huisartsen,  wijkzorg, ontmoetingsplekken, sport en cultuur, beweegvriendelijke openbare ruimte). 

De omvang van de groei komt in deze Omgevingsvisie het duidelijkst tot uitdrukking in de volgende twee doelen:

  • Het aantal te bouwen woningen: 6.000 tot 2040

  • benodigde ruimte voor economie en werk: 51 hectare 

5.2.4 Hoofdkeuze 4: gebiedsgericht werken met de samenleving 

Versterken, vernieuwen en ontwikkelen doen we op basis van wat kan en nodig is in alle gebieden in en buiten de stad. We zoeken per gebied naar de juiste balans op basis van de eigen identiteit, wensen en opgaven, maar houden ook het totaal van Hilversum in het oog. We stellen de komende jaren Gebiedsagenda’s op met inwoners en organisaties, voor alle wijken, werklocaties en het buitengebied. De Omgevingsvisie biedt daarvoor de kaders op hoofdlijnen. Zo komen ruimtelijke keuzes op de schaal van heel Hilversum en de kwaliteiten, opgaven en kansen in de wijken bij elkaar. Op het totaal van Hilversum gaat het vooral om het voorkomen van disbalans tussen de bevolkingsopbouw, de woningvoorraad en de bereikbaarheid van werk en voorzieningen. Verschillen tussen en binnen de gebieden mogen er natuurlijk zijn, maar té grote verschillen zorgen voor onvrede en een verlies aan cohesie.

We maken niet in één keer alle gebiedsagenda’s, maar faseren binnen de looptijd van de Omgevingsvisie. 

Aan de vier ruimtelijke hoofdkeuzes uit de Denkrichting zijn twee extra hoofdkeuzes toegevoegd. Ontwikkeling binnen de stad betekent dat we de ruimte binnen de stad vaker slimmer (meervoudig) moeten gebruiken. Daarnaast legt de Omgevingswet een stevig accent op het op orde brengen van de water-, bodem-, geluid- en luchtkwaliteit. 

5.2.5 Hoofdkeuze 5: de ruimte in de stad vaker meervoudig gebruiken

We gaan slimmer om met de beschikbare ruimte en zetten vaker in op dubbel of driedubbel ruimtegebruik, bijvoorbeeld door ruimte op daken en gevels te benutten voor het opwekken van energie en het aanleggen van groen of onder gebouwen ruimte te maken voor waterberging of parkeren. 

Meervoudig gebruik van de ruimte zien we vooral rondom OV knooppunten en op werklocaties. Daar ontstaan de meer ‘stadse’ woon-werkmilieus. Hoogte of verdichting is rond OV knooppunten en op campussen en werklocaties geen doel op zich, maar een manier om creatief, zuinig en passend met de ruimte om te kunnen gaan, zeker als tegelijk de kwaliteit van het buitengebied wordt versterkt. Een stevige inzet op meervoudig ruimtegebruik biedt mogelijkheden voor alternatieven voor de auto en leidt tot het vrijspelen van openbare ruimte voor groen, klimaatadaptatie, ontmoeting, vermaak, spelen en fietsen. We maken daarvoor altijd zorgvuldige gebiedsagenda’s, waarbij rekening gehouden wordt met alle relevante eisen en de samenhang. Alleen zo benutten we de schaarse ruimte optimaal en leveren we maatwerk.

5.2.6 Hoofdkeuze 6: de basis voor een gezonde leefomgeving op orde

Ten slotte is er expliciet aandacht voor het op orde brengen van de basis: een goede water-, bodem-, geluid- en luchtkwaliteit die sturend is voor de ontwikkeling van Hilversum. Omgekeerd kunnen ontwikkelingen bijdragen aan het op orde brengen van de basis, bijvoorbeeld door saneringen of toepassing van betere materialen. Bij deze onderwerpen gaat het vaak over een (veel) grotere schaal dan die van Hilversum. De oorzaak ligt buiten Hilversum, maar in Hilversum merken we de gevolgen. Opgaven op dit gebied moeten daarom aangepakt worden met Rijk, provincie, waterschap en regio.

5.2.7 Tuinstad Hilversum

Tuinstad Hilversum

Het internationale idee van de Tuinstad is een sociaaleconomisch en functioneel concept waarbij men zich ervan bewust was dat een goede inrichting van de ruimte en de woning essentieel was. Dit idee ontstond tegen het eind van de 19e eeuw, toen in veel steden sprake was van woningnood, slechte woon- en leefomstandigheden en ziektes. Steeds meer werd onderkend dat vooruitgang en een goed functionerende stad met werkgelegenheid wel degelijk ook te maken had met gezonde en gelukkigere mensen die een toekomst konden hebben. 

Vanaf 1908 kreeg het idee om de groei van Hilversum vorm te geven naar het concept van de Tuinstad voet aan de grond. Stadsarchitect W.M. Dudok gaf de gedachte concreet vorm door Hilversum te vernieuwen met stedenbouwkundige en architectonische vormen voor een gezonde, luchtige, mooie en afwisselende leefomgeving, waar het voor iedereen goed wonen en werken is, op een schaal waarbij het sociale leven wordt gestimuleerd. Woningen werden rondom wijkvoorzieningen gebouwd en de stad werd dooraderd door groen. Hilversum bood zo harmonische en samenhangende oplossingen voor opgaven op het gebied van volkshuisvesting en werkgelegenheid. Alleen in Hilversum is het idee van de Tuinstad op de schaal van de hele stad doorgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe wijken, zoals Hilversum Noord, Van Riebeeck en Hilversum Zuidwest gebouwd volgens dezelfde uitgangspunten, maar waar het kon intensiever, hoger en sneller. Zo moderniseerde de tuinstadgedachte in de loop van de tijd.

Een uitgebreidere toelichting op de Tuinstad staat in Deel B.

5.3 Negen leidende principes

5.3.1 Leidende principes als uitwerking op thema’s

Deze paragraaf noemt de negen thematische principes uit de Denkrichting. Ze leggen accenten op de hiervoor beschreven hoofdkeuzes en geven een indicatie van het type maatregelen dat we in hoofdstuk 6 willen nemen. 

5.3.2 Iedereen kan meedoen

Het organiseren van ontmoeting en het vergroten van kansengelijkheid staan centraal in de wijkontwikkeling. Vernieuwen en ontwikkelen doen we met oog op meer vitaliteit en leefbaarheid in alle wijken, doorstroming in woningen in de wijk en het rendabel of betaalbaar maken/houden van wijkvoorzieningen (winkels, gezondheidszorg, sport, onderwijs, enzovoorts).

5.3.3 Gezonde leefomgeving

Bij alle ontwikkelingen zet Hilversum in op het realiseren van een zo gezond mogelijke leefomgeving. Dat gaat over het behalen van milieunormen én het realiseren van een woonomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Een gezonde leefomgeving betekent ook een veilige leefomgeving.

5.3.4 Water- en bodemkwaliteit op orde

Het op orde brengen van de water- en bodemkwaliteit is goed voor mens en natuur en voorkomt het stilleggen van ontwikkelingen door overschrijding van milieunormen, zoals de stikstofnormen en de kaderrichtlijn Water.

5.3.5 De natuur in en om Hilversum beschermen en versterken

We nemen maatregelen om de kwetsbare natuur om Hilversum heen te beschermen. Meer groene verblijfsruimte in de stad zorgt voor een lagere belasting van de natuurgebieden en biedt ruimte en rust voor herstel van het buitengebied. Binnen en buiten de stad vergroten we de biodiversiteit. 

5.3.6 Nieuwe prioriteiten in de openbare ruimte

We stellen nieuwe prioriteiten in de openbare ruimte, met oog op veiligheid, ontmoeting, gezondheid en klimaatadaptatie. Groen en water hebben eerste prioriteit: een stevig ecosysteem is de basis die op orde moet zijn. Ontmoetingsplaatsen (‘bumping places’) staan op twee, gevolgd door ruimte voor fiets, voetganger en deelvervoer. Ruimte voor de auto is het sluitstuk. 

5.3.7 De mobiliteitstransitie doorzetten

We zetten de ingezette transitie van vervoermiddelbezit naar -gebruik door. Lopen, fietsen, OV en deelmobiliteit komen centraler te staan en krijgen letterlijk meer ruimte. De ruimte voor de auto wordt geleidelijk beperkter, waarbij we ons realiseren dat de auto voor veel Hilversummers belangrijk is en blijft. We leggen geen grootschalige auto-infrastructuur aan, maar kijken wel kritisch naar de verkeerscirculatie en leggen waar nodig beperkingen op aan auto- en vrachtverkeer. De parkeernormen gaan naar beneden.

5.3.8 Functiemenging in diverse gebieden

We versterken de diversiteit (bevolkingssamenstelling) en mengen vaker wonen, werken, voorzieningen en openbare ruimte in wijken en op kantorenlocaties voor prettige plekken. Waar passend kiezen we voor hoogte of verdichting, om per saldo kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte toe te voegen. Bij OV-knooppunten is hoogte het best voorstelbaar.

5.3.9 Ruimte voor werk en economische ontwikkeling

We creëren meer ruimte voor werk op bestaande werklocaties en in wijken, voor het groot-, midden- en kleinbedrijf. Er komt ruimte voor circulaire en duurzame economie, inclusief onderwijs, innovatie en maakindustrie. We bieden passende woonruimte voor personeel in kritische sectoren en zetten in op het aantrekken van hoger onderwijs. We investeren in een compact, compleet, levendig centrum dat ook voor de regio van betekenis is.

5.3.10 Snelheid in de energietransitie

Inwoners, organisaties en overheid voelen zich eigenaar van de energietransitie. We worden in één generatie fossielvrij en concentreren ons op het bebouwde gebied, als eerste op zon-op-dak. We denken in mogelijkheden en regie: nu beginnen om niet te laat te zijn. We bedenken oplossingen die passen in beschermde stadsgezichten. We bouwen waar mogelijk toekomstgericht: circulair, aanpasbaar en klimaatbestendig.

5.4 Normen en doelen

5.4.1 Uitwerking van hoofdkeuzes in enkele normen in doelen

De zes ruimtelijke hoofdkeuzes en negen leidende principes vormen de kern van de Omgevingsvisie. Van daaruit formuleren we doelen en maatregelen in hoofdstuk 6. Voor een aantal onderwerpen vertalen we dat ook in ‘normen’ of regels, die we willen vastleggen in het Omgevingsplan of andere beleidsnota’s. Normen krijgen zo een juridische status en kunnen worden gebruikt om initiatieven aan te toetsen. Wat binnen de normen past, is toegestaan. 

‘Normen’ verschillen van ‘doelen’. Een doel schetst een gewenst eindbeeld in tekst of cijfers. Denk aan het doel voor woningbouw: 6.000 woningen er bij in 2040 of het ruimtebeslag voor werk (51 ha). Het is ondoenlijk om in de Omgevingsvisie alle bestaande en nieuwe normen op te nemen. We beperken ons in deze paragraaf tot de normen die we in het proces van de Omgevingsvisie geconcretiseerd hebben, of die we voornemens zijn te concretiseren. De doelen staan in hoofdstuk 6. 

5.4.2 Geconcretiseerde norm

  • We hanteren voor duurzame energie in gebiedsontwikkelingen minimaal de norm BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) en we volgen de ontwikkelingen.

  • Hoogte: zie de kadertekst in paragraaf 5.4.3

5.4.3 Hilversumse hoogte

Hilversumse hoogte

Besluitvorming over gebieds- en locatieontwikkelingen leidt in Hilversum vaak tot een discussie over de hoogte van gebouwen. Ook tijdens de participatie voor de Omgevingsvisie is ‘hoogte’ vaak genoemd; als een risico of dreiging, of als een kans voor woningbouw of meer en betere openbare ruimte. 

Bij de Structuurvisie 2030 was hoogte ook al een thema. Er stond: “In de jaren negentig is bij de overdracht van natuurgebieden aan het GNR afgesproken niet meer in het buitengebied te bouwen. Sindsdien is in deze natuurgebieden niet gebouwd. De gemeenteraad van Hilversum heeft in de jaren negentig ook besloten om de gewestelijke richtlijn van maximaal 20 meter hoog bouwen te verlaten. Op een aantal plekken in de stad is in 2030 hoogbouw gerealiseerd. Dit om eenvormigheid in nieuwe bebouwing te voorkomen, bepaalde gebieden in de stad te accentueren en voldoende en aantrekkelijke openbare ruimte over te houden”. 

Voor een aantal ‘dynamische gebieden’ noemde de Structuurvisie specifieke hoogtes: voor het Stationsgebied (38-45 meter), het Media Park en Arenapark (30 meter) en Kerkelanden (50 meter). Voor overige plekken beperkte de Structuurvisie de maximale bouwhoogte tot 25 meter, vooral bij de grenzen van de stad. Dit komt overeen met acht lagen. De Structuurvisie bood dus veel ruimte voor hoogte. In de praktijk zien we dat we daarmee in Hilversum niet dogmatisch omgaan, maar dat we zorgvuldig kijken naar wat nodig en passend is, ook in relatie tot het gekoesterde ‘illusielandschap’. Zo wordt het Stationsgebied maximaal acht lagen (maximaal 26 meter) en wordt niet de maximale hoogte benut. Tegelijk wordt bij het Arenapark juist iets meer hoogte gezocht, voor een gebiedsontwikkeling met veel ambities op het gebied van wonen, werken, duurzaamheid en voorzieningen. Onderdeel van dat plan is ook het versterken van de rand van het aangrenzende natuurgebied. Bij ‘overige nieuwbouwprojecten’ is alleen sprake van grotere hoogte als dat ook leidt tot kwaliteit en betere openbare ruimte in de buurt. Recente voorbeelden zijn enkele ontwikkellocaties in 1221. 

In de Omgevingsvisie blijven we uitgaan van onze zorgvuldige benadering van hoogte. We kijken altijd naar wat passend is bij het betreffende gebied. Het Omgevingsplan bevat de normen waar belanghebbenden rechten aan kunnen ontlenen. De gemeenteraad wordt in veel situaties betrokken: bij Planuitwerkingskaders (PUKs) voor de start van grote projecten of initiatieven, of bij specifiek beschreven buitenplanse Omgevingsactiviteiten [info: De gemeenteraad heeft een ‘lijst met gevallen waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ vastgesteld. Op de lijst staan onder andere het bouwen van gebouwen boven 18 meter]. Afwijkingen zijn gebiedsgericht, passend bij de opbouw van Hilversum en de gebiedskwaliteiten. Als inhoudelijke richting voor de toekomst hanteren we:

  • De vastgestelde bestemmingsplannen/het omgevingsplan.

  • In de woonwijken is 2-4 woonlagen de regel en 5-6 woonlagen de uitzondering. We hanteren 25 meter als maximum in wijken en op overige werklocaties. Dit detailleren we in de gebiedsagenda’s.

  • Meer hoogte is legitiem rondom OV knooppunten, op campussen, in de spoorzone en op plekken waar al meer hoogte is. 

  • De hoogtes uit de Structuurvisie 2030 nemen we over in de Omgevingsvisie (zie de tabel hieronder). Beperkingen daarin zijn niet op voorhand nodig, ook niet bezien vanuit het illusielandschap

 

afbeelding binnen de regeling
tabel: hoogtes uit de Structuurvisie 2030

5.4.4 Te concretiseren norm (onderzoek)

  • Nieuwe lucht en geluidnormen, uit te werken in geluidbeleid.

  • Autoparkeernormen, die in het algemeen naar beneden gaan. Concrete uitwerking daarvan heeft recent al plaatsgevonden in de Nota Parkeernormen 2023. 

  • Fietsparkeernormen concreet uit te werken als onderdeel van het mobiliteitsbeleid.

  • Het omzetten van de streefcijfers uit het (deel-)programma groen in een groennorm per wijk. 

5.5 Programmatische consequenties en ruimtevraag

5.5.1 Ruimtebeslag volgens de PlanMER

De opgaven, ruimtelijke hoofdkeuzes en leidende principes zijn in een Milieu Effect Rapport (MER) door een onafhankelijk bureau programmatisch vertaald: welk ruimtebeslag kunnen ze met zich meebrengen? 

5.5.2 Groen

Voor nieuw openbaar groen is ongeveer 105 hectare nodig als gerekend wordt met een 75 m2 per huishouden (een gedateerde richtlijn uit de Vierde Nota Ruimte uit 1988). 

5.5.3 Woningen

We houden rekening met een woningbouwprogramma van 6.000 woningen tot 2040, waarvan er voor zo’n 5.000 plancapaciteit is en 1.000 woningen gevonden worden in bestaande stenen. Afhankelijk van de te kiezen woonmilieus, is het ruimtebeslag 68 tot 205 ha. 

afbeelding binnen de regeling
Tabel: 50+ lijst woningbouwlocaties mei 2023

 

5.5.4 Voorzieningen

Op basis van het zgn. ‘Amsterdamse referentiemodel’ is berekend welke nieuwe voorzieningen nodig zijn voor woningbouw: voor gezondheidszorg, sport, ontmoeten, wijkcentra, spelen, jeugd cultuur etc. Dat vraagt 2,6 tot 3,7 hectare. Specifiek voor onderwijs is 1,2 tot 2,3 hectare nodig, om huidige tekorten weg te werken en capaciteit uit te breiden. 

5.5.5 Werk en economie

Voor werk en economie is gerekend met het ruimtebeslag voor ‘1% economische groei’ uit de bouwsteen Economisch Perspectief: hoeveel ruimte is nodig om schuifruimte (‘strategische voorraad’) en 1% economische groei te bewerkstelligen. Dit leidt tot een indicatieve ruimteclaim van 51 hectare. 

5.5.6 Energietransitie en mobiliteit

Voor het ruimtebeslag van mobiliteit en parkeren en de energietransitie is verder onderzoek nodig.

5.5.7 Overzicht ruimtevragen (indicatief)

 

afbeelding binnen de regeling

 

Bovenstaande tabel bevat alle ruimtevragen. Opgeteld is de indicatieve ruimtevraag 326 tot 531 hectare. Bij die forse getallen horen drie flinke nuances:

1.    Het grootste ruimtebeslag (voor wonen) zit al grotendeels in onze planvoorraad. Deze Omgevingsvisie vraagt daarvoor dus niets extra. Zonder wonen resteert een ruimtevraag van 258-294 hectare voor groen, voorzieningen, werk, onderwijs en de energietransitie.

2.    De getallen zijn gebaseerd op een klassieke stadsuitbreiding, uitgaande van het onbebouwde oppervlak op maaiveld dat nodig is om deze aantallen te realiseren. Dat is gebruikelijk in MER’s. In Hilversum is echter sprake van inbreiding, met goede mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie, bijvoorbeeld van de openbare ruimte. Ook hoogte is belangrijk: hoogte leidt tot minder benodigde ruimte op maaiveld. De werkelijke ruimtevraag is dus lager.

3.    Ten derde moeten we het ruimtebeslag afzetten tegen de huidige ruimte. Het grondgebied van Hilversum beslaat nu 4.635 hectare, waarvan zo’n 1.800 hectare in de bebouwde kom. Daarvan is 486 hectare openbare ruimte (groen en grijs). Van de grijze openbare ruimte is ca 40 hectare openbare parkeercapaciteit op straat. Als we de ruimtevragen hier tegen afzetten zien we dat:

  • De ruimte voor voorzieningen en onderwijs (3,8 – 6,0 hectare) relatief beperkt is en waarschijnlijk inpasbaar. 

  • Het realiseren van veel extra openbaar groen in de openbare ruimte niet gaat zonder de ruimte voor grijs te beperken.

  • Veel ruimte voor werk goed te vinden is in meervoudig ruimtegebruik in de wijken en hoogte/verdichting op bestaande werklocaties. 

  • Er ruimte voor de energietransitie nodig is, maar dat die afhankelijk is van landelijke keuzes en netcongestie.

Er is geen regel die zegt dat de Omgevingsvisie nu een puzzel moet opleveren die 100% past. Bovendien moeten nog veel zaken geconcretiseerd worden voordat de puzzel goed gelegd kan worden. Wij denken dat het goed is om nu een aantal ruimteclaims vast te klikken door ambities te formuleren, bijvoorbeeld voor wonen (6.000 woningen als doel), ook om duidelijkheid te geven naar onze inwoners en partners in de stad. Voor een aantal andere ruimteclaims – met name in de openbare ruimte – is het eerder zaak om stap-voor-stap te gaan: perspectief schetsen, eerste stappen zetten en goed evalueren hoe dat uitpakt.  

5.6 Ruimtelijke strategie

De verschillende functies in Hilversum liggen over het algemeen op de goede plek. Er is geen aanleiding voor grootschalige transformatie. Wel bevat de Omgevingsvisie ruimteclaims, die ergens in de stad een plek moeten krijgen. 

We bepalen in deze Omgevingsvisie-op-hoofdlijnen niet exact wat waar komt, maar geven wel een globale richting in de vorm van een ruimtelijke strategie op het niveau van de stad. Die strategie kan het best geduid worden als ‘verbonden buurten, sterke stad’. De basisgedachte is dat de compacte stad het landschap ontziet. De strategie legt meer nadruk op een interne dan een externe oriëntatie en verhoudt zich in de diverse woon- en werkgebieden goed tot Hilversumse ruimtelijke principes. Er is bijzondere aandacht voor ontwikkeling van OV knooppunten en de gebieden daaromheen. 

De stad is niet alleen compact, maar ook compleet: een evenwichtige woningmarkt, behoud en versterken van werk en voorzieningen voor Hilversum, versterken van sociale cohesie en focus op duurzame mobiliteit. We leveren maatwerk in alle gebieden: uitgaande van de kwaliteiten van het gebied doen we wat kan en nodig is, maar wel zo dat in het totaal van de gebieden de opgaven voor de stad een plek krijgen. In hoofdstuk 7 beschrijven we daarvoor de methodiek van gebiedsagenda’s. Er zullen dynamischer en luwere gebieden zijn. 

De kaart op de volgende pagina illustreert dit aan de hand van de ruimtelijke hoofdkeuzes en leidende principes uit dit hoofdstuk en van de belangrijkste maatregelen uit hoofdstuk 6. Het is met nadruk een illustratie: een praatplaat op hoofdlijnen, met vlakken, strepen, pijlen en symbolen om de ruimtelijke strategie te kunnen uitleggen. De kaart heeft geen juridische status.

afbeelding binnen de regeling

5.7 Indicatoren ruimtelijke hoofdkeuzes en kwaliteit 

Door middel van een beperkt aantal indicatoren in de Omgevingsmonitor (zie hoofdstuk 7 ‘Werken met de Omgevingsvisie’), volgen we de komende jaren de ontwikkelingen. De onderstaande tabel bevat een overzicht van indicatoren die horen bij de ruimtelijke hoofdkeuzes en ruimtelijke kwaliteit. 

afbeelding binnen de regeling

6 Doelen en maatregelen op hoofdlijnen

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de opgaven Duurzaam, Meedoen en Actief uit hoofdstuk 4 aan de hand van de ruimtelijke hoofdkeuzes en leidende principes in hoofdstuk 5 uitgewerkt in doelen en maatregelen op hoofdlijnen.

Per opgave beschrijven we de doelen en werken de bijbehorende leidende principes uit paragraaf 5.3 een slag verder uit. Daarna noemen we kort de belangrijkste maatregelen en verbeelden de belangrijkste onderwerpen met Structuurkaarten [info: De structuurkaarten zijn globale kaarten: een indicatie van de gebieden waar onderwerpen spelen. Ze tonen geen exacte locaties en bestaan daarom uit dikke pijlen, strepen en vlakken]. Per opgave verwijzen we naar een detailuitwerking van maatregelen aan het einde van dit document. Ten slotte noemen we de belangrijkste samenwerkingspartners en te programmeren verdiepende onderzoeken. Elk doel krijgt een set indicatoren, waarmee we de komende tijd de ontwikkeling kunnen volgen en zien of bijsturing noodzakelijk is. De verwachte totale effecten van de doelen en maatregelen ten opzichte van een situatie zonder maatregelen staan in de laatste paragraaf. 

6.2 Duurzaam Hilversum 2040: verbeteren leefomgeving

6.2.1 Inleiding doelen en maatregelen Duurzaam 

We beperken de negatieve effecten van een verslechterende leefomgeving voor de huidige en de volgende generatie. We gaan verder met grote ontwikkelingen (transities) voor energie, klimaat, mobiliteit en grondstoffen.

We wonen en werken in Hilversum in een relatief gezonde omgeving met op veel plekken een hoge ruimtelijke kwaliteit. Veel mensen waarderen het landschap en de natuur die Hilversum omringen. Het biedt ruimte voor recreatie en levert ons schoon drinkwater.

Een ‘groener’ Hilversum sprong er in de participatie als kwaliteit en als ambitie flink bovenuit. Dit sluit aan bij de trends die laten zien dat de kwaliteit van de leefomgeving in en om Hilversum onder druk staat door:

  • Klimaatverandering: afnemende biodiversiteit en kwaliteit van bodem en water, bijvoorbeeld door stikstofdepositie en verdroging.

  • Versnippering, vervuiling en het intensieve gebruik van de natuurgebieden (recreatiedruk).

  • Het intensieve gebruik van de openbare ruimte in de stad, vooral door de dominante positie van de auto.

We maken voor al deze onderwerpen een omslag in de manier waarop we werken, reizen, leven en energie gebruiken en opwekken. Dat vergt aan- en inpassingen in de openbare ruimte, op een manier die past bij de cultuurhistorische waarden van Hilversum en die onze leefomgeving versterkt.  

6.2.2 Doelen Duurzaam

1.    Verbeteren van de diversiteit van planten en dieren in het buitengebied en verbindingen met het groen in de stad.

2.    Tegengaan van hittestress en overlast door te veel/te weinig water en beschikbaarheid van voldoende drinkwater.

3.    Lucht, water en bodem voldoen in 2040 aan de milieunormen.

4.    De overgang naar een voor iedereen toegankelijk systeem van duurzame energie versnellen en intensiveren.

5.    Stapsgewijs overgaan naar duurzamere vormen van mobiliteit.

6.    Meer (her)gebruik van materialen.

7.    De gebruiks- en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte verbeteren.

Op veel onderwerpen heeft Hilversum al ambitieuze doelen. Denk bijvoorbeeld aan de energietransitie. Hier is het niet de vraag ‘of’, maar veel meer ‘hoe?’ en ‘in welk tempo?’. Voor andere onderwerpen schetst de Omgevingsvisie nieuwe of scherpere doelen: voor de openbare ruimte, landschap, bodem en water.

6.2.3 Leidende principes Duurzaam uitgewerkt

Water en bodem zijn sturend bij alle toekomstige vernieuwingen in Hilversum. Hilversum wil minimaal voldoen aan de wettelijke normen. Het op orde brengen van de kwaliteit van water en bodem is goed voor mens en natuur en voorkomt dat ruimtelijke ontwikkelingen stilliggen als gevolg van het overschrijden van milieunormen, zoals de stikstofnormen en de kaderrichtlijn Water. Dit onderwerp overstijgt de gemeentegrenzen. Actieve regionale samenwerking met buurgemeenten, de provincie, de drinkwaterbedrijven en het waterschap is nodig en van het Rijk aangepaste wet- en regelgeving.

We nemen maatregelen om de kwetsbare natuur om Hilversum heen te beschermen. We vergroten de biodiversiteit verder door verbindingen tussen groengebieden te herstellen, de juiste soorten aan te planten of - als dat nodig is - door delen van het buitengebied (periodiek) rust te geven om te laten herstellen. Binnen de stad maken we voor inwoners meer groene verblijfsruimte. Elke nieuwe ontwikkeling in en buiten de stad draagt bij aan het versterken van de bestaande groenstructuur en het realiseren van voldoende groene buitenruimte die bijdraagt aan een hoogwaardige verblijfskwaliteit. Onderzoek naar de beschikbare ruimte in de ondergrond brengt opties in beeld: collectieve binnentuinen, groene daken, groene gevels, tuinen of extra bomen in de straat. 

In de openbare ruimte stellen we nieuwe prioriteiten, met oog op veiligheid, ontmoeting en klimaatadaptatie, gericht op een zo gezond mogelijke leefomgeving. Dat doen we bij alle ontwikkelingen, om zo milieunormen te halen en een gezonde omgeving te realiseren die uitnodigt tot bewegen. In de openbare ruimte hebben groen en water de eerste prioriteit. Zo houden we droge voeten, is er voldoende (drink)water in droge tijden en blijven gebieden leefbaar omdat de temperatuur niet te ver oploopt. Dat legt tegelijkertijd de basis voor een stevig ecosysteem. Ontmoetingsplaatsen en een veilige en toegankelijke openbare ruimte zijn de tweede prioriteit.  Zo houden we de wijken levendig en zorgen we ervoor dat mensen elkaar kennen en kinderen veilig kunnen spelen. Meer ruimte voor de voetganger, de fiets en deelvervoer is de derde prioriteit. Ruimte voor de auto is het sluitstuk. 

We zettende transitie van vervoermiddelbezit naar -gebruik door; een transitie van de lange adem. Samen met ontwikkelaars, bedrijven en corporaties zetten we de fiets, het openbaar vervoer en deelmobiliteit centraler: die krijgen letterlijk meer ruimte. We ontwikkelen gebieden rond de stations en verhogen de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer en ketenmobiliteit, zodat onze OV knooppunten ook in regionaal verband sterk blijven. De ruimte voor de auto en vrachtvervoer wordt geleidelijk beperkter. We leggen geen grootschalige infrastructuur voor de auto aan, maar kijken wel kritisch naar de verkeerscirculatie. Zo zorgen we ervoor dat de stad bereikbaar blijft. Verlaging van de parkeernormen en bevordering van alternatieven voor de auto dragen bij aan andere prioriteiten in de openbare ruimte. 

Inwoners, organisaties en overheid maken als gezamenlijke eigenaars snelheid in de energietransitie. We worden in één generatie fossielvrij en concentreren ons op het bebouwde gebied. We denken in mogelijkheden en regie: nu beginnen om niet te laat te zijn. We bedenken oplossingen die passen in beschermde stadsgezichten. Als eerste maken we werk van isolatie en zon-op-dak en zoeken bij zoveel mogelijk nieuwe ontwikkelingen naar mogelijkheden voor Warmte Koude Opslag (WKO). Op termijn zullen er steeds meer technologische mogelijkheden komen voor collectieve voorzieningen en zullen er innovaties zijn die we nu nog niet kunnen voorzien. Bouwen doen we altijd toekomstgericht: aanpasbaar en met daken die geschikt zijn voor zonnepanelen of daktuinen en zo mogelijk groene gevels. Bij de inrichting van de buitenruimte wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met het tegengaan van hittestress en het realiseren van mogelijkheden om water vast te houden. Toegepaste materialen voor gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte zijn bij voorkeur duurzaam en herbruikbaar. Alleen als alle opties binnen de bebouwde kom benut zijn, komt het buitengebied in beeld als zoekruimte voor oplossingen.

afbeelding binnen de regeling

Per doel staan hierna  de belangrijkste maatregelen genoemd. Voor Energietransitie, groen en mobiliteit zijn ze ook ruimtelijk verbeeld in globale structuurkaarten. Ze zijn verder uitgewerkt in Deel C

6.2.4 Maatregelen Duurzaam

6.2.4.1 Verbeteren van de diversiteit van planten en dieren in het buitengebied en verbindingen met het groen in de stad 
  • Meer groene buitenruimte in een ring om de stad, die toegankelijk is, tegen een stootje kan en is berekend op recreatie om andere delen wat minder intensief te gebruiken.

  • In de stad de biodiversiteit verbeteren door het maken van koele groene routes en verbindingen voor stadsecologie.

  • Om de stad de biodiversiteit verbeteren en de natuur robuuster maken door ontsnipperingsmaatregelen bij infrastructuur en het bieden van ruimte voor vaste en mobiele schuilvoorzieningen voor dieren. 

  • Optimalisatie van het (grond)watersysteem aan de westzijde van Hilversum en bevorderen schone kwel en lagere CO2 uitstoot in veengebieden.

  • Voor landbouw de omslag maken naar kringlooplandbouw en extensivering, inclusief het toelaten van bestemmingen die zich goed verhouden tot het karakter van het gebied. Regeneratieve landbouw en natuurbeheer gaan hierbij samen. Voor agrarische bedrijven en landgoederen maken we gebiedsvisies (maatwerk), met als uitgangspunt: 

    • Een goede balans tussen waarden voor bewoners en de waarden van het landschap, met zoveel mogelijk behoud van cultuurlandschap en verbetering van de bodemkwaliteit. 

    • Het verbeteren van natuurwaarden en borgen van beheer.

    • Zorgvuldig omgaan met woningbouw om landgoederen rendabel te maken. Beperkte vormen van verblijfsrecreatie zijn mogelijk. 

6.2.4.2 Tegengaan van hittestress en overlast door te veel/te weinig water en beschikbaarheid van voldoende drinkwater
  • Het stimuleren van groen in privaat eigendom.

  • Het versterken van de groenstructuur in slimme combinatie met hoogwaardige fiets- en wandelroutes.

  • Het planten van soorten die beter bestand zijn tegen warmte en droogte, die gebiedseigen zijn en passen bij het grondwatersysteem. 

  • Hanteren van een streefpercentage groen per gebied, zodat bij elke ruimtelijke ontwikkeling ook groen wordt gerealiseerd en koele, groene plekken voor alle Hilversummers binnen 300 meter bereikbaar zijn. Daarbij mogen de huidige percentages openbaar groen per buurt in alle gebieden met een streefwaarde groen onder de 25%, in ieder geval niet nog verder dalen.

  • Toewerken naar een robuuster watersysteem, waarin het de eerste voorkeur heeft hemelwater lokaal vast te houden en de tweede voorkeur is hemelwater af te voeren naar gebieden voor wateropslag, zoals de omliggende natuurgebieden, greppels, wadi’s en vijvers. 

afbeelding binnen de regeling
6.2.4.3 Lucht, water en bodem voldoen in 2040 aan de milieunormen
  • Verder verduurzamen en toekomstbestendig maken van het oppervlaktewatersysteem door het opstellen van een watergebiedsplan Hilversum (regionale aanpak voor implementatie van de kader-richtlijn Water).

  • Onderzoek doen naar een toekomstbestendige Heuvelrug.

  • Beperken van vervuiling en terugnemen van milieubelastende stoffen door regelmatig onderhoud aan wateren (Oude Haven en Gooise Vaart).

  • Ondersteunen van Rijk en Provincie voor het nemen van maatregelen voor bescherming van Natura2000 gebieden.

  • Bevorderen van het nemen van bronmaatregelen om verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen. 

6.2.4.4 Overgang naar een voor iedereen toegankelijk duurzaam energiesysteem versnellen en intensiveren
  • Uitvoeren van de ‘all-electric’ aanpak voor inwoners (isolatie en duurzaam stroom opwekken door zon-op-dak).

  • Warmtetransitie naar aardgasvrij door het stimuleren van energie-initiatieven voor thermische energie uit oppervlaktewater en afvalwater (bij rioolwaterzuivering Anna’s Hoeve) en de Proeftuin Aardgasvrije Meent.

  • Faciliteren van (verzwaring van) energie-infrastructuur en het vooruitplannen van publieke laadinfra-structuur. 

  • Het aanleggen van toekomstbestendige energie-infrastructuur in gebiedsontwikkelingen, zoals op het Arenapark en in buurtschap Crailo.

We richten ons deze bestuursperiode tot 2026 op het uitvoeren van de grote hoeveelheid reeds vastgestelde plannen. Als initiatieven aanleiding geven om te versnellen, dan nemen we bestuurlijk die ruimte. We weten dat we – net als alle gemeenten in Nederland – richting 2030 de beweging moeten vergroten. Onze inzet bepalen we bij de actualisatie van de Transitievisie Warmte in 2026. Dan is ook landelijk meer duidelijkheid over financiering en benodigde wetgeving; daar zitten thans de grootste belemmeringen. 

afbeelding binnen de regeling

 

6.2.4.5 Stapsgewijs overgaan naar duurzamere vormen van mobiliteit
  • Ontwikkelen aantrekkelijke fiets- en wandelroutes.

  • Meer ruimte voor fietsparkeren (w.o. het realiseren van 2.000 extra fietsparkeerplaatsen in Hilversum, boven op de lopende projecten stationsgebied (5.000) en Bruisend Hart (2.000)), deelvervoer en OV.

  • Het hanteren van het STOMP [info: STOMP staat voor Stappen – Trappen – Openbaar vervoer – Mobility as a Service (MaaS) - Particuliere auto. In die volgorde wordt het gebruik door inwoners, ondernemers en bezoekers gestimuleerd (bron: www.verkeerskunde.nl/artikel/met-het-ontwerpprincipe-stomp-krijgen-voetganger-en-fietser-de- ruimte]  principe voor fysieke inrichting.

  • Versteviging van de OV knooppunten en grote HOV haltes door verdichting, het beter vormgeven van de ‘last mile’ tussen station, inzet op ketenmobiliteit/overstappunten en het verbeteren van de buitenruimte. 

  • Behoud van de intercity en andere snelle regionale treinverbindingen en opzetten van nieuwe (HOV) buslijnen en goede overstappunten.

  • Verder beprijzen van parkeren in de openbare ruimte door:

    • Uitbreiding van het bepaald parkeren tot aan de buitenring.

    • Stimuleren van parkeren op eigen terrein en in parkeergarages.

    • Verlagen van parkeernormen 

  • Terugbrengen snelheid autoverkeer naar 30 km/u waar dat kan.

  • We snappen dat autogebruik soms nodig is.

  • Instellen van zero emissiezones voor vrachtwagens binnen de (verlegde) centrumring en het winkelgebied op De Gijsbrecht.

  • Doorontwikkeling van de Hillyhub en verder onderzoek naar mobiliteits- en goederenhubs bij Kerk-elanden, Arenapark en buurtschap Crailo. 

afbeelding binnen de regeling

 

6.2.4.6 Meer (her)gebruik van materialen
  • Realiseren van klimaatbestendige nieuwbouw in gebiedsontwikkelingen.

  • Inrichten en beheren van openbare ruimte is qua materiaal circulair, natuur-inclusief en CO2-neutraal.

  • Stimuleren van een regionale circulaire bouw/materiaalketens.

  • Stimuleren van circulaire innovaties voor een duurzame economische ontwikkeling, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, werken, de energietransitie en mobiliteit. Dit vergt ruimte en gericht onderwijs. 

6.2.4.7 De gebruiks- en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte verbeteren
  • Creëren van meer openbaar toegankelijke ruimte, bijvoorbeeld door meervoudig grondgebruik.

  • In de openbare ruimte plek maken voor opvang van water, groen, bomen, ontmoeting, wandelen, energie, fietsen en deelmobiliteit ten koste van ruimte voor de auto of door meervoudig grondgebruik, verdichting of hoogte, als eerste op plekken waar sprake is van transformatie.

  • Geen elementen als nutsvoorzieningen of afvalcontainers (meer) in de openbare ruimte plaatsen die inpandig of op eigen terrein van particulieren kunnen worden opgelost. 

  • Ruimte creëren in de ondergrond door kabels en leidingen anders te ordenen (regie voeren) als we aanleiding hebben de grond in te gaan. 

6.2.5 Samenwerkingspartners Duurzaam

De gemeente kan het toekomstbeeld en de maatregelen voor Duurzaam niet alleen realiseren. Belangrijke partners van de gemeente binnen de regio zijn bijvoorbeeld het Goois Natuurreservaat, Natuurmonumenten, het waterschap, Hoogheemraadschap, Omgevingsdienst, drinkwaterbedrijven, netbeheerders, vervoerbedrijven, belangenvertegenwoordigers als LTO en de provincie. Lokale partners zijn bijvoorbeeld H100, energiecorporaties, erfgoedverenigingen, de fietsersbond en natuurorganisaties. De Omgevingsvisie is voor de gemeente het vertrekpunt voor het versterken van bestaande samenwerkingen en het aangaan van nieuwe. 

6.2.6 Aanvullend onderzoek Duurzaam

Om deze maatregelen zo gericht mogelijk uit te voeren is op onderdelen eerst verder onderzoek nodig, soms met samenwerkingspartners. De onderzoeken staan in Deel C. Het belangrijkste onderzoek voor Duurzaam is het omzetten van de streefcijfers (zie 6.2.4.2) voor groen per wijk in een norm.  

6.2.7 Doelen en indicatoren Duurzaam

De tabel op de volgende pagina bevat een overzicht van alle doelen en indicatoren voor Duurzaam, aan de hand waarvan we de ontwikkeling kunnen volgen.

afbeelding binnen de regeling

6.3 Meedoen in Hilversum 2040: kansen zijn voor iedereen

6.3.1 Inleiding doelen en maatregelen Meedoen

In Hilversum kan iedereen meedoen en prettig leven. We willen de welvaart zo goed mogelijk verdelen. Bestaanszekerheid, kansen voor iedereen, passende woningen en gezonde, sterke buurten met goede voorzieningen zorgen ervoor dat mensen weerbaarder zijn, doordat ze meer grip hebben op hun eigen leven en omgeving.

Gemiddeld genomen gaat het met veel inwoners in Hilversum goed. Zij zijn prima in staat hun leven zelf in te richten en ervaren hun woonomgeving als prettig. Tegelijkertijd zijn er steeds meer Hilversummers die het gevoel hebben onvoldoende grip te hebben op hun eigen leven en leefomgeving. We zien verschillen tussen groepen inwoners en tussen/binnen buurten. Er zijn groenere buurten en meer versteende buurten. Buurten met grotere en kleinere verschillen in leeftijdsopbouw en sociaaleconomische status. Buurten waar meer of minder beroep wordt gedaan op overheidsvoorzieningen. Buurten met actieve bewonersorganisaties en buurten waar sociale cohesie wel een zetje kan gebruiken. In alle buurten komt verborgen problematiek als (on-)gezondheid, eenzaamheid, criminaliteit of schulden voor. 

De neiging kan zijn vooral te kijken naar buurten of groepen waar relatief vaak sprake is van  ‘stapeling’ van problemen: én geen werk én een slecht huis én schulden én een slechte gezondheid én een lage opleiding én een minder aantrekkelijke woonomgeving. Het is nodig daar oog voor te hebben; grote verschillen worden immers ervaren en kunnen tot spanning leiden. Tegelijk zijn we voorzichtig met ‘problematiseren’. Liever kijken we vanuit een positieve invalshoek naar de toekomst: uitgaan van de kracht van inwoners en in het besef dat geen enkele buurt al helemaal ‘klaar’ is voor 2040. 

Kunnen meedoen en sociale samenhang zijn twee kanten van dezelfde medaille. Goed wonen, werken en je verbonden voelen geeft het gevoel dat je grip hebt op je leven en op je leefomgeving en leidt tot meer mentaal welbevinden en betere zorg voor elkaar. Een stevig sociaal weefsel is een vangnet van informele netwerken in de buurt (vrijwilligers, mantelzorgers, tegen eenzaamheid). Zulke netwerken maken sterke buurten weerbaar en voorkomen verloedering, sociaal isolement en sociale problematiek zoals criminaliteit en overlast. Sterke buurten kunnen tegen een stootje en doen een minder groot beroep op de gemeentelijke vangnetfunctie en de lasten daarvan.

In 2040 beschikken zoveel mogelijk Hilversummers over voldoende middelen voor levensonderhoud volgens de geldende normen voor welzijn en welvaart. Niet iedereen hoeft daarbij precies evenveel te hebben, maar iedereen heeft wel recht op bestaanszekerheid en gelijke kansen. De belangrijkste randvoorwaarde daarvoor is passend wonen in een sterke, gezonde groene buurt, waarin je elkaar kunt tegenkomen en werk en voorzieningen (onderwijs, voorzieningen als huisartsen, fysio’s, tandartsen, scholen, kinderopvang, een wijkcentrum sport en buurthoreca) nabij zijn. Van belang is te blijven anticiperen op demografische trends en ontwikkelingen, zoals de (dubbele) vergrijzing en veranderende bevolkingssamenstelling. Specifiek zijn er voor ouderen meer toegankelijke woningen met wijkzorg in de buurt en – voor als het nodig is - verpleeghuizen voor goede zorg in de laatste jaren.

 

6.3.2 Doelen Meedoen

1.    Het realiseren van voldoende geschikte en betaalbare woningen en goede voorzieningen.

2.    Het verkleinen van economische en gezondheidsverschillen.

3.    Het versterken van de sociale samenhang in de buurten.

4.    Het waarborgen en versterken van veiligheid in buurten.

Deze doelen zijn niet nieuw voor Hilversum. Ze zijn terug te vinden in o.a. de visie Sociaal domein, in de woonvisie, in het integraal veiligheidsplan en het buurtenbeleid. Nieuw in de Omgevingsvisie is wel dat we nadrukkelijker de verbinding leggen tussen ‘fysiek’ en ‘sociaal’ en we handen en voeten geven aan het omgaan met verschillen: dat is zowel een kracht van Hilversum als een risico wanneer de verschillen te groot worden. Omdat elke wijk en buurt verschilt, zet Hilversum in op het opstellen van Gebiedsagenda’s. Zo krijgt de Omgevingsvisie een verdere uitwerking op wijk- en buurtniveau. We vinden het belangrijk dat zo’n agenda wordt opgesteld met inwoners, ondernemers en organisaties.  

6.3.3 Leidende principes Meedoen uitgewerkt

Het organiseren van ontmoeting en het vergroten van kansengelijkheid staan centraal in de wijkontwikkeling: iedereen kan meedoen. Vernieuwen en ontwikkelen doen we met oog op meer vitaliteit en leefbaarheid in alle wijken. Het is belangrijk de doorstroming in de wijken op gang te brengen, door passende woningen voor ouderen, jongeren en middengroepen te realiseren. Waar mogelijk wordt ingezet op het rendabel maken en houden van wijkvoorzieningen als winkels, ontmoetingsplekken, zorg, sport en onderwijs. Gerichte verdichting in wijken en het inzetten van bestaande gebouwen kan daarbij helpen. We omarmen de diversiteit van de bevolking en mengen functies waar het kan. Waar mogelijk behouden we de maatschappelijke functie van gebouwen en plekken.

Bij alle ontwikkelingen zet Hilversum in op het realiseren van een zo gezond mogelijke leefomgeving. Dat gaat over het behalen van milieunormen én het realiseren van een woonomgeving die uitnodigt tot bewegen. Dat betekent voldoende en goed bereikbare ruimte maken in de buurt om te spelen, wandelen, sporten én een omgeving die het vanzelfsprekend maakt om veel vaker te lopen of de fiets te pakken in plaats van de auto.

Per doel staan hieronder  de belangrijkste maatregelen genoemd en zijn structuurkaarten voor Meedoen en specifiek voor wonen opgenomen. De maatregelen zijn verder uitgewerkt in Deel C

6.3.4 Maatregelen Meedoen

6.3.4.1 Voldoende, geschikte en betaalbare woningen 
  • Realiseren van voldoende woningen in lopende en voorziene gebiedsontwikkelingen, zoals het Circusterrein, Arenapark en Media Park.

  • Meer tijdelijke en flexibele woonconcepten voor de korte termijn en meer tijdelijke en vaste locaties voor onzelfstandige woonruimtes, voor opvang van vluchtelingen en spoedzoekers, verspreid over wijken.

  • Betaalbare huisvesting van werknemers in kritische maatschappelijke en economische sectoren (zorg, hulp, onderwijs en veiligheid) en starters.

  • Meer kleinere, levensloopbestendige woningen voor doorstroming.

  • Verspreiding van sociale huurwoningen over alle wijken.

Het doel is 6.000 woningen toevoegen. Voor zo’n 5.000 zijn er plannen en initiatieven. 1.000 extra sociale woningen komen in bestaande stenen in alle wijken. Bij deze aantallen zal sprake zijn van nieuwbouw, zeker op goed bereikbare plekken, maar ook van vernieuwing en transformatie. Meervoudige bewoning of splitsing worden mogelijk in gebieden waar dat niet tot overlast leidt en waar het bijvoorbeeld bijdraagt aan vermindering van eenzaamheid.  

afbeelding binnen de regeling
6.3.4.2 Goede voorzieningen
  • Behoud en versterking van de stedelijke en regionale voorzieningen: winkels, horeca, gezondheidszorg, onderwijs, sport en cultuur.

  • Huisvesten en spreiden van regionale functies als beschermd en geclusterd wonen met begeleiding, GGZ locaties die onder de Wlz vallen, gezinshuizen als alternatief voor Jeugd Verblijf, locaties voor Jeugd Verblijf en respijtzorg en andere – permanente of tijdelijke – opvanglocaties.

  • Het ontwikkelen en behouden van een levendig en gezellig wijkcentrum of plek voor ontmoeting in elke wijk en het doen van verder onderzoek naar benodigde maatschappelijke voorzieningen als basis voor ‘maatwerk’ in gebiedsagenda’s, bijvoorbeeld naar woon-zorgvormen.

  • Het benutten van sportparken en -hallen en religieuze gebouwen voor andere maatschappelijke functies gericht op ontmoeting. Cultuur is kansrijk om te verbinden.

  • Faciliteren van voorzieningen vanuit het eigen vastgoed- en grondbeleid. 

6.3.4.3 Verkleinen sociaaleconomische en gezondheidsverschillen

Het verkleinen van verschillen gebeurt vooral door het vergroten van kansen voor kwetsbare groepen inwoners op goed onderwijs, op geschikte en betaalbare huisvesting, op geschikte en bereikbare banen en op toename van een gezonde levensverwachting. Op het niveau van de Omgevingsvisie betekent dat het gelijktijdig inzetten op: 

  • Het versterken van de ingezette beweging van zorg en ziekte naar gedrag en gezondheid. Dat is een beweging van het problematiseren en medicaliseren naar eigen initiatief en positiviteit. Het accent ligt meer op veerkracht en op wat mensen betekenis in het leven geeft. Dat vraagt om een bredere benadering, waarin naast gezondheid ook plaats is voor welzijn, zingeving en veiligheid.

  • De individuele benadering van de energietransitie uitbreiden naar meer collectieve vormen, zodat ook kwetsbare groepen aan de energietransitie kunnen meedoen en door lagere energielasten kansen ontstaan om financieel redzamer te worden.

  • Het stimuleren van ondernemerschap/innovatie en het creëren van ruimte voor werk, met extra aandacht voor praktijkgeschoold werk. Het stimuleren van helpen. 

  • Het bij elkaar brengen van instanties en plekken voor het bieden van werk en het verstrekken van een uitkering zodat mensen niet onder de radar blijven en problemen en kansen beter bij elkaar gebracht worden. 

  • Het behouden en realiseren van bereikbaar, toegankelijk en divers onderwijs op verschillende niveaus. 

  • Koppelen van gezondheid aan andere thema’s in gebiedsagenda’s, zoals het investeren in ontmoetingsplekken, veilige routes, klimaatadaptatie, biodiversiteit, beweegvriendelijke openbare ruimte, sport- en cultuurparticipatie in de wijk, groen in en om de stad en de mobiliteitsopgave.  

6.3.4.4 Versterken van de sociale samenhang in buurten
  • Het inrichten van een leefomgeving die uitnodigt tot bewegen, ontmoeten en die veilig is.

  • Als gemeente waar mogelijk regie nemen om de demografische samenstelling van wijken te optimaliseren en voorzieningen voor kwetsbare groepen over de stad te verdelen. Dit vraagt primair om het stimuleren van het bouwen en of vernieuwen van de juiste woningen. 

6.3.4.5 Waarborgen en versterken van de sociale veiligheid
  • Uitvoeren van het Integraal Veiligheidsplan met inwoners en veiligheidspartners. 

  • Inzetten op slimme functiemenging die sociale samenhang en controle versterkt ('ogen op straat’ en ‘eigenaarschap). Achterkantsituaties zijn vatbaar voor criminaliteit en moeten worden voorkomen, zeker langs belangrijke doorgaande routes en bij wijkvoorzieningen.

  • Nader onderzoek met de veiligheidsregio naar:

    • De ontwikkelingen met betrekking tot externe veiligheid, inclusief het bepalen van een na te streven veiligheidsniveau.

    • Randvoorwaarden voor een veilige, fysieke leefomgeving voor locatie- en gebiedsontwikkelingen gericht op het beperken van veiligheidsrisico’s, ook in het licht van nieuwe opgaven zoals de energietransitie en klimaatverandering.

    • Het verhoogde risico op natuurbranden en maatregelen. 

6.3.5 Samenwerkingspartners Meedoen

De gemeente kan het toekomstbeeld en de maatregelen niet zelf realiseren. Zo bouwt de gemeente bijvoorbeeld zelf geen woningen. Belangrijke partners van de gemeente zijn bijvoorbeeld bewonersorganisaties, welzijnsorganisaties als Versa, woningcorporaties, ontwikkelaars, de veiligheidsregio, GGD, politie en brandweer, het sportberaad, onderwijs/scholen, het cultuurnetwerk en grote culturele instellingen, gezondheidszorgorganisaties waaronder Tergooi, huisartsen en ouderenzorg, religieuze organisaties en Hilversum One. De Omgevingsvisie is voor de gemeente het vertrekpunt voor het versterken van bestaande samenwerkingen en het aangaan van nieuwe. 

6.3.6 Aanvullend onderzoek Meedoen

Om deze maatregelen zo gericht mogelijk uit te voeren, is op onderdelen aanvullend onderzoek nodig. Alle onderzoeken staan in Deel C. De belangrijkste voor Meedoen is onderzoek naar de benodigde voor-zieningen per wijk (met het oog op de demografische ontwikkeling). De bedoeling is richtinggevende indicaties te ontwikkelen per (maatschappelijke) voorziening en die t.z.t als aanvulling op de Omgevingsvisie op te nemen als basis voor het “maatwerk” in de gebiedsagenda’s. Een referentie is te vinden bij de gemeente Utrecht [info: Bron: Ruimtelijke strategie Utrecht 2040, stedelijke barcode]. Specifieke aandachtspunten zijn:

  • De benodigde onderwijsvoorzieningen per wijk (prioriteit).

  • Trends en ontwikkelingen met betrekking tot gezondheid en tot groei, toegankelijkheid en het aanbod van voorzieningen. Specifiek aandacht voor problemen met huisvesting van huisartsen per wijk. 

  • Een onderzoek naar de omvang van de ruimtevraag van sporten in de openbare ruimte.  

afbeelding binnen de regeling

6.3.7 Doelen en indicatoren Meedoen

Onderstaande tabel bevat een overzicht van alle doelen en indicatoren voor Meedoen, aan de hand waarvan we de ontwikkeling kunnen volgen.

afbeelding binnen de regeling

6.4 Actief in Hilversum 2040: toekomstbestendige economie

6.4.1 Inleiding doelen en maatregelen Actief

Hilversum zet in op een toekomstbestendige economische ontwikkeling en een weerbare economie, zonder negatieve effecten voor de leefomgeving. We houden rekening met de veranderende samenstelling van de bevolking en een kleinere beroepsbevolking.

Hilversum wil een prettige woon- én werkstad zijn. De woon- en werkstad hangen samen, omdat economie en wonen nadrukkelijk verbonden zijn met welzijn, welvaart en het voorzieningenniveau in Hilversum. Er is een nadrukkelijke link tussen de economische en sociale agenda.

Economische vitaliteit is geen vanzelfsprekendheid. Een snel veranderende wereldwijde economie vraagt om weerbaarheid en wendbaarheid, bijvoorbeeld door het vermogen om te innoveren. Hilversum heeft een redelijk goede uitgangspositie met schone werkgelegenheid, nationale en internationale bedrijvigheid op o.a. het Media Park en Arenapark, een regionaal centrum voor cultuur, uitgaan en detailhandel en goede gezondheidszorgvoorzieningen op Monnikenberg. Door afnemende ruimte voor werk (vaak door transformatie naar wonen) en de demografische ontwikkelingen (groeiend en vergrijzend met een afnemende beroepsbevolking) is de positie van Hilversum met schone werkgelegenheid en een goed regionaal centrum verre van vanzelfsprekend. 

Voor een gezonde economie, samenleving en leefomgeving willen we onze belangrijkste economische sector (creatieve industrie) verder ontwikkelen en ruimte bieden aan andere sterke economische sectoren. Het is belangrijk dat de veranderende economie (duurzaam en circulair), de beroepsbevolking en maatschappelijke vraagstukken (bijvoorbeeld vanuit de demografie) meer op elkaar aansluiten. Daarbij denken we als eerste aan zorg, praktijkgeschoold werk, de grote transities op het gebied van energie en circulariteit en de maakindustrie. Dat vraagt om ruimte en van bedrijven en werknemers om mee te veranderen om zo ook in de toekomst flexibel en vitaal te blijven. Bedrijven en onderwijs vinden elkaar in ons toekomstbeeld steeds vaker en beter. Een regionaal centrum voor Gooi en Vechtstreek is en blijft ook onderdeel van ons toekomstbeeld. Daarin zullen we blijvend investeren. 

6.4.2 Doelen Actief

De doelen voor Actief zijn:

1.   Meer ruimte voor werk op bestaande werklocaties, in het centrum en in de wijken.

2.   Meer innovatie en een sterke relatie tussen bedrijven en onderwijs.

3.   Binden en boeien van jongeren en middengroepen.

4.   Een compact en aantrekkelijk centrum voor Hilversum en de regio.

Deze doelen zijn niet nieuw voor Hilversum. De aanzetten daarvoor zijn beschreven in het Economisch Perspectief: de bouwsteen voor deze Omgevingsvisie en de nieuwe economische visie die in 2024 gemaakt wordt. Deze bouwsteen benoemt ook andere opgaven, zoals wonen en mobiliteit/bereikbaarheid, als belangrijke vestigingsplaatsfactoren. Eerder beschreven we al dat het voor werknemers in kritische sectoren zoals gezondheidszorg en onderwijs lastig is om in Hilversum passende en betaalbare woonruimte te vinden. En voor regionale bereikbaarheid zijn alle vervoerwijzen belangrijk: auto, trein, (H)OV en fiets. Keuzes die we maken, grijpen zo op elkaar in. 

6.4.3 Leidende principes Actief uitgewerkt

Ruimte voor werk en toekomstbestendige economische ontwikkeling zijn de belangrijkste leidende principes. Hilversum wil meer ruimte creëren voor werk en duurzame economie, groot-, midden- en kleinbedrijf op bestaande werklocaties en in wijken. We kijken kritisch naar het transformeren van werkruimte naar wonen. Er komt ruimte voor transitie naar een circulaire en duurzame economie, inclusief (hoger) onderwijs en innovatie. We bieden passende woonruimte voor personeel in kritische sectoren en zetten in op het aantrekken van hoger onderwijs. We investeren in een compact, compleet, levendig centrum met winkels, uitgaan en culturele voorzieningen dat ook voor de regio van betekenis is.

Per doel staan hieronder de belangrijkste maatregelen genoemd en is een structuurkaart voor werken opgenomen. De maatregelen zijn verder uitgewerkt in Deel C.

6.4.4 Maatregelen Actief

6.4.4.1 Meer ruimte voor werk
  • Ontwikkeling van campussen op het Media Park, Arenapark/Laapersveld en Monnikenberg, met ruimte voor groei en functiemenging, waaronder het toevoegen van woningen.

  • Behoud en intensivering van bedrijvigheid op bestaande functionele bedrijventerreinen, met aandacht voor praktijkgeschoold werk en de maakindustrie.

  • Ontwikkelen gemengde woon-werk-voorzieningenmilieus in wijken of het mogelijk maken van werken in de wijk. Met daarbij uitbreiding van het horecabeleid voor levendigheid en werkcafés in de buurten.

  • Kritisch kijken naar het omzetten van kantoorvilla's naar wonen en naar andere transformaties van werken naar wonen.

  • Onderzoek naar duurzame, vitale landgoederen.

  • Het opstellen van profielen van onze werklocaties. 

6.4.4.2 Bevorderen van innovatie en relatie tussen bedrijven en onderwijs
  • Ruimte voor het (door)ontwikkelen van innovatieclusters op Media Park (creatief, digitaal en innovatief), Arenapark (sport, gezondheid en innovatie) en bedrijventerreinen Zuidwest (duurzaam en circulair).

  • Bevorderen innovatie en versterken relatie bedrijven en onderwijs

  • Bevorderen circulaire economie, door het gebruik van reststromen en stimuleren van lokale en regionale samenwerkingen 

6.4.4.3 Binden en boeien van jongeren en middengroepen
  • Verbetering samenwerking tussen onderwijs, kennisinstellingen en bedrijfsleven door netwerkvorming, innovatiebudgetten en het aantrekken van een HBO instelling.

  • Meer kansen voor starters en werknemers in kritische sectoren als zorg, politie en onderwijs op de woningmarkt.

  • Behoud en versterking van het hoge voorzieningenniveau. We denken daarbij aan:

    • Voorzieningen voor gezondheid, sport, welzijn, onderwijs en cultuur, winkels, leisure en horeca. Slimme combinaties zijn mogelijk tussen horeca, cultuur en ontmoetingsplekken in de buurt.

    • Station Hilversum als zwaartepunt in het regionale OV-systeem en goed functionerende knooppunten Media Park en Sportpark. 

6.4.4.4 Een compact en aantrekkelijk centrum voor Hilversum en de regio
  • Een compacter en aantrekkelijker centrum door toevoeging van levendigheid, werkruimte, dienst-verlenende functies en woningen.

  • Een bereikbaar centrum, vooral met de fiets. 

6.4.5 Samenwerkingspartners Actief

De gemeente kan dit toekomstbeeld en de bijbehorende maatregelen niet zelf realiseren. Belangrijke partners van de gemeente zijn bijvoorbeeld de Economic Boards in Utrecht en Amsterdam, de ROM Utrecht, de MKB bedrijven, het platform Economie, ondernemersverenigingen, eigenaren en grote bedrijven op het Media Park en Arenapark, onderwijsinstellingen als het ROC en de (internationale) scholen, Tomin, UWV, het Stadsfonds en Hilversum Marketing. De Omgevingsvisie is voor de gemeente het vertrekpunt voor het versterken van bestaande samenwerkingen en het aangaan van nieuwe.

6.4.6 Toekomstbestendige creatieve sector en Media Park

Toekomstbestendige creatieve sector en Media Park

De creatieve industrie - en daarbinnen met name de mediasector - in Hilversum is (inter-)nationaal toonaangevend en een stevige pijler onder de identiteit en welvaart van Hilversum en de Gooi en Vechtstreek. Op dit moment zijn Media en ICT 5,3 maal zoveel vertegenwoordigd in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde. Meer dan 27% van de werkgelegenheid (14.000 banen) in Hilversum en een groot deel van het bruto stedelijk product komt direct van de creatieve industrie. De aanwezigheid van een sterk ontwikkelde creatieve industrie en mediasector zorgen ook voor werk en omzet voor veel andere toeleverende bedrijven in de stad en regio. Denk aan hotelovernachtingen, congressen, bestellingen bij leveranciers, vergaderfaciliteiten, schoonmaak, beveiliging et cetera. 

afbeelding binnen de regeling
herkomst stedelijk product, bron economisch perspectief 2040

Het Media Park is het duidelijke fysieke hart en kristallisatiepunt van de (innovatieve) mediasector, met in 2023 ca. 100 bedrijven en meer dan 6.000 banen. Met de vele gehuisveste bedrijven, kantoren, onderwijsinstellingen en overige voorzieningen van (inter-)nationaal belang is het Media Park een duidelijke uiting van het ‘stadse’ karakter van Hilversum. 

De creatieve industrie en mediasector ontwikkelen zich in een razend tempo. Verdergaande digitalisering, dataficering [info: Een manier van werken, waarbij beleid steeds meer gebaseerd is op feiten (data) en veel minder op aannames en veronderstellingen ] en het gebruik van ‘immersive’ technologieën [bron: Immersive technologie is een verzamelnaam voor technologieën waarmee iemand in een ervaring wordt 'ondergedompeld'] bepalen steeds meer de ontwikkeling van deze sector. Dit wordt onder andere zichtbaar in de groei van diverse deelsectoren zoals Ed-tech (onderwijs), e-sports en digital design agencies. De sector wordt steeds internationaler. We zien dat daardoor ook het verdienvermogen van (traditionele) mediabedrijven onder druk staat. Dat vraagt om een strategische herpositionering, ook om de gevolgen van de veranderingen op onder andere de rentabiliteit van het Media Park op te vangen. Dat laatste is nodig om ook in toekomst in het Media Park te kunnen blijven investeren en het vestigingsklimaat op peil te houden. De herpositionering van deze unieke plek in Nederland vraagt om een flexibele maatwerkbenadering. Voor de ontwikkelrichting en snelheid daarvan, zijn de ambities van stakeholders (eigenaren en gebruikers van het Media Park, gemeente) leidend. Ze verhouden zich goed tot ontwikkelingen in de creatieve sector, de vastgoedmarkt en het publieke belang. Flexibiliteit is van groot belang, gelet op de snelle ontwikkelingen, kansen en bedreigingen. Dat betekent dat marktonwikkelingen doorlopend worden meegewogen in strategische keuzes en verdere ruimtelijke planvorming en ontwikkeling.

De Omgevingsvisie biedt op hoofdlijnen ruimte voor een toekomstbestendige, multifunctionele campus. Hierbij wordt in ieder geval gedacht aan de volgende zaken:

  • Het Media Park ontwikkelt zich tot een mediacampus door onder meer intensivering (hoogte, verdichting), een goede en ruimere functiemenging, betere bereikbaarheid en duurzaamheid en verhoging van de aantrekkelijkheid en verblijfswaarde;

  • We onderzoeken bredere en flexibelere bestemmingen met een positieve grondhouding voor thema’s als huisvesting, sport, leisure en werk, die passen bij een multifunctionele, bruisende campus en bijdragen aan de economische functie van het Media Park;

  • Gemeente, eigenaren en gebruikers onderzoeken het slim inzetten van verschillende vormen van mobiliteit, alsmede het inzetten van een nieuwe parkeernorm passend bij een campus met naastgelegen treinstation.

  • Het versterken van de (inter-)nationale positionering van het Media Park en de verbindingen met de creatieve industrie in de regio’s Gooi en Vechtstreek, Amsterdam en Utrecht. Een nieuwe, ambitieuze en toekomstgerichte campusorganisatie ondersteunt daarbij, door:

    • het aanjagen van talentontwikkeling op het Media Park, onder andere door het uitbreiden van de opleidingsmogelijkheden (bij reeds gevestigde opleidingsinstellingen, maar ook door aantrekken van een “topinstituut”), die goed aansluiten op de vraag vanuit de op het Media Park gevestigde en te vestigen bedrijven en daar werkende talenten;

    • het aanjagen en faciliteren van (open) innovatie, rondom voor de op het Media Park gevestigde bedrijven relevante thema’s en ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de ontwikkelingen op het gebied van Artificial Intelligence;

    • het versterken van de netwerkfunctie van het Media Park als knooppunt in de mediasector.

  • Het inzetten op het aantrekken van (en mogelijk ook ontwikkelen) van bedrijven uit deelsectoren die het bestaande mediacluster versterken en/of verbonden zijn met het Hilversumse economische DNA.  

Gegeven de snel veranderende wereld waarin de mediasector zich op dit moment in bevindt, is een succesvolle doorontwikkeling van het Media Park tot toekomstbestendige multifunctionele en bruisende campus voor alle stakeholders een zeer grote uitdaging. Flexibiliteit, aanpassingsvermogen, een goede afstemming en samenwerking zijn van essentieel belang. 

In 2024 zal er aan de gemeenteraad een Startnotitie Media Park worden voorgelegd waarin op basis van de in deze Omgevingsvisie uitgesproken goede en ruimere functiemenging en flexibele maatwerkbenadering een ambitieuze en toekomstbestendige koers voor het Media Park wordt uitgewerkt in de vorm van een gebiedsagenda. In de gebiedsagenda wordt nadrukkelijk de relatie met de uitdagingen, ambities, maar ook de haalbaarheid en betaalbaarheid gemaakt. De startnotitie wordt in nauwe samenwerking met de eigenaar Media Park Enterprise vormgegeven. 

 

afbeelding binnen de regeling

6.4.7 Aanvullend onderzoek Actief

Om deze maatregelen zo gericht mogelijk uit te voeren, is op onderdelen aanvullend onderzoek nodig. Alle onderzoeken staan in Deel C.

 

6.4.8 Doelen en indicatoren Actief

Onderstaande tabel bevat een overzicht alle doelen en indicatoren voor Actief aan de hand waarvan we de ontwikkeling kunnen volgen. 

afbeelding binnen de regeling

6.5 Effecten van de Omgevingsvisie 

6.5.1 PlanMER

6.5.1.1 Effecten van maatregelen

De effecten van alle maatregelen uit de Omgevingsvisie zijn beoordeeld in de PlanMER en andere toetsen. De resultaten zijn hier kort beschreven.

Door een extern bureau is beoordeeld wat de effecten van alle hiervoor genoemde maatregelen zijn. Onderstaande figuren geven in één oogopslag een samenvatting. In drie cirkels zijn de huidige situatie, de autonome ontwikkeling (wat als we niets doen?) en het doelbereik (wat gebeurt er als we de maatregelen uitvoeren?) van de maatregelen uit de Omgevingsvisie weergegeven. Die laatste vergelijkt met de situatie ‘wat als we niets doen?’.

afbeelding binnen de regeling
huidige situatie
afbeelding binnen de regeling
autonome ontwikkeling
afbeelding binnen de regeling
situatie met maatregelen

Bij ‘niets doen’ wordt de beoordeling slechter op een flink aantal onderdelen. Dit is te zien aan de rode pijlen in de middelste figuur bij o.a. cultuurhistorie, economie, bodem, groen en voorzieningen. Uitzondering zijn geluid en lucht, waarvoor autonoom verbeteringen zijn ingeschat door technologische ontwikkelingen. De maatregelen uit de Omgevingsvisie keren voor een aantal beleidsvelden de negatieve ontwikkeling: voor natuur, groen, water, klimaatadaptatie, wonen en veiligheid. Dat is te zien aan de groene pijlen in de figuur met het doelbereik. 

De spiegel die de PlanMER ons voorhoudt, laat zien dat het goed mogelijk is de benodigde ontwikkeling en vernieuwing in Hilversum vorm te geven op basis van de eigen identiteit en met behoud en verbetering van de leefkwaliteit. En zelfs dat die ontwikkeling en vernieuwing nodig zijn om autonome ontwikkelingen ten positieve bij te sturen: stilzitten betekent kwetsbaarder worden. 

Voor een aantal onderwerpen zijn voor ambitieuzere doelen richting 2040 meer maatregelen nodig: met name voor geluid, bodem en ondergrond, klimaatverandering en -adaptatie, energietransitie, economie en werkgelegenheid en onderwijs. 

Voor drie onderwerpen moeten maatregelen in de toekomst concreter, zodat duidelijker is hoe ze aan de doelen bijdragen: energietransitie (bijdragen aan verminderen energiegebruik en vergroten energieopwekking?), meervoudig ruimtegebruik (opvangen ruimtedruk door bouwen in hogere dichtheden) en klimaatadaptatie (maatregelen om hittestress te voorkomen, tegen natuurbranden, klimaatadaptief te bouwen en hemelwater te infiltreren/ontkoppelen). Voor klimaatadaptatie hebben we sinds de PlanMER al het nodige beleid en maatregelen vastgesteld.

Deze onderwerpen spelen ook bij veel andere gemeenten en het gevolg van dat er twee nieuwe problematieken in Omgevingsvisies op tafel liggen: energietransitie en klimaatadaptatie. Het issue van de ruimteclaims speelt ook omdat de ruimte beperkt is, energietransitie en klimaatadaptatie nieuwe ruimte vragen en er een forse woningbouwopgave ligt in Nederland. 

6.5.1.2 Botsproeven en passende beoordeling 

Beoordeeld is ook of maatregelen elkaar versterken of verslechteren. Sommige botsingen zijn inherent aan keuzes, bijvoorbeeld dat meer ruimte voor de fiets ten koste gaat van ruimte voor de auto. Of dat het beperken van transformatie van kantoorvilla’s naar woningen goed is voor werk en minder voor woningen. Andere botsingen zijn goed te voorkomen, zoals hittestress en droogte in het buitengebied, die kunnen worden voorkomen door de juiste soorten groen aan te planten. 

In de zgn. Passende Beoordeling schatte de PlanMER in dat de Omgevingsvisie uitvoerbaar is in het kader van de Wet natuurbescherming zoals die in 2023 gold (nu: regels in de Omgevingswet over de bescherming en behoud van de natuur), mits bij nadere uitwerking van plannen en projecten rekening gehouden wordt met een beperkt aantal gesignaleerde risico’s of effecten op Natura 2000-gebieden. Dit vergt bij concrete plannen opnieuw een equivalent van de Passende Beoordeling en het onderzoeken van mitigerende maatregelen. 

6.5.2 Overige beoordelingen

In Deel D zijn de overige beoordelingen opgenomen: een toets aan door de gemeenteraad vastgesteld bestaand beleid, bestaande programma’s en projecten. Dit was nodig, omdat tijdens het proces van de Omgevingsvisie de ‘winkel open beleef’. Bij het vaststellen van het bestuurlijk plan van aanpak (gemeenteraad maart 2021) gaf de gemeenteraad aan niet het beleid en lopende gebiedsontwikkelingen in Hilversum te willen stilleggen in afwachting van de Omgevingsvisie. De gemeenteraad stelde sindsdien onder andere programma’s voor groen en mobiliteit, een nieuwe visie op het sociaal domein, een nieuwe woonvisie, een stedenbouwkundig plan voor het Arenapark en het MRA verstedelijkingsconcept vast. 

De conclusies uit de overige beoordelingen zijn: 

  • Het bestaande beleid past in de Omgevingsvisie en hoeft niet direct te worden geactualiseerd. Aanscherpingen uit de Omgevingsvisie worden bij een volgende actualisatie van het beleid verwerkt. 

  • De oproep is wel om meer integraal beleid vast te stellen en een aantal beleidsleemtes in te vullen voor erfgoed, economische ontwikkeling (m.n. het lange termijnperspectief), bodem, lucht en geluid. 

  • De Omgevingsvisie is geen aanleiding om lopende projecten en initiatieven stop te zetten. Wel kunnen we in planvorming extra accenten leggen, bijvoorbeeld voor duurzaamheid en het OV knooppunt bij Arenapark of meer groen in locatie ontwikkelplannen in 1221.

  • Het door de raad vastgestelde  ‘verstedelijkingsconcept MRA’ (gemeenteraad februari 2022) verhoudt zich goed tot de Omgevingsvisie. Alle onderdelen (landschap, groen, water, gebiedsontwikkelingen rondom OV knooppunten, mobiliteit en energie-infrastructuur) komen in de Omgevingsvisie terug.  

7 Werken met de Omgevingsvisie

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we kort zeven toepassingen van de Omgevingsvisie. Ze zijn verder uitgewerkt in Deel C. De Omgevingsvisie staat als instrument uit de Omgevingswet in verband met andere instrumenten. Uit de participatie bleken ook andere toepassingen of uitwerkingen gewenst, zoals goed participatiebeleid en het vertalen van de Omgevingsvisie in gebiedsagenda’s.

De Omgevingsvisie fungeert als basis voor: 

1.    Het Omgevingsplan, waarin we juridische regels voor het bouwen en de ruimtelijke inrichting van Hilversum opnemen. Het Omgevingsplan vervangt onder de Omgevingswet de bestemmingsplannen. 

2.    Thematische programma’s voor Duurzaam, Actief en Meedoen, waarin thema’s als mobiliteit, wonen, groen, welzijn en economie als (deel-) programma’s opgaan. 

3.    Gebiedsgerichte uitwerking van de Omgevingsvisie in gebiedsagenda’s (gebiedsprogramma’s) voor alle gebieden in Hilversum.

4.    Herzien participatiebeleid; lerend van de ervaringen van het participatieproces voor de Omgevingsvisie.

5.    Een toetsingskader voor het beoordelen van initiatieven van marktpartijen en inwoners.

6.    Kostenverhaal; we gaan steeds vaker een bijdrage vragen aan ontwikkelende partijen voor algemene kosten van de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen of het in stand houden/verbreden van voorzieningen.

7.    Monitoring; een goede monitoring maakt duidelijk of het lukt het toekomstbeeld voor 2040 dichterbij te brengen, of dat moet worden bijgestuurd of -geschakeld. 

7.2 Kerninstrumenten uit de Omgevingswet slim toepassen

7.2.1 Beleidscyclus

De Omgevingswet gaat uit van een beleidscyclus: de Omgevingsvisie wordt uitgewerkt in Programma’s en in regels in het Omgevingsplan, waarop initiatieven en projecten worden getoetst en vergund. Toezicht en monitoring geven na verloop van tijd aanleiding om de cyclus opnieuw te starten.

afbeelding binnen de regeling

Het Omgevingsplan, de (Omgevings-)Programma’s en de Omgevingsvergunning moeten als ‘kerninstrumenten’ uit de Wet aansluiten op de Omgevingsvisie:

  • Het ‘beleid’ van de gemeente hoort in de Omgevingsvisie (integraal lange termijnbeleid) en de Programma's (beleidsuitwerking, gebiedsuitwerking en beleidsrealisatie). In de programma’s wordt getoetst op uitvoerbaarheid, tijd, geld en capaciteit en worden uitvoeringsprioriteiten gesteld. De gemeenteraad is bevoegd voor het vaststellen van de Omgevingsvisie. Het college is bevoegd voor het vaststellen van Programma’s. 

  • De gemeenteraad is bevoegd gezag voor het Omgevingsplan: een (1) plan voor alle regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. Het Omgevingsplan vervangt o.a. de bestemmingsplannen en een groot aantal verordeningen. Verdere regels in het Omgevingsplan komen voort uit wettelijke regels, de Omgevingsvisie en de Programma's. Per locatie is in het Omgevingsplan te vinden welke regels daar gelden. Het Omgevingsplan is juridisch bindend, dus vatbaar voor beroep. De Omgevingsvisie en de Programma’s zijn dat niet.

  • De Omgevingsvergunning is de officiële toestemming van het bevoegd gezag aan burgers, bedrijven en andere overheden om bepaalde activiteiten te verrichten in de fysieke leefomgeving. Het verlenen van omgevingsvergunningen is een uitvoeringsbevoegdheid van het college, na toetsing op basis van het Omgevingsplan. Voor aanvragen die afwijken van het Omgevingsplan is door de gemeenteraad een lijst vastgesteld in welke gevallen de raad om (bindend) advies gevraagd moet worden. 

 

7.2.2 Werken met PUK's

Werken met PUK's

Als er initiatieven zijn die alleen mogelijk zijn via een grotere wijziging van het Omgevingsplan wordt de gemeenteraad betrokken. Het instrument dat daarvoor is het Planuitwerkingskader (PUK). In een PUK stemt de gemeenteraad voor de start van grote projecten of initiatieven in met de voorwaarden waaraan het plan dient te voldoen om medewerking te krijgen.  

We veronderstellen dat de Omgevingsvisie acht jaar houvast biedt. Het is niet de bedoeling om tussentijds een hele nieuwe visie te maken. De gemeenteraad kan wel onderdelen tussentijds toevoegen of bijstellen. Programma’s gaan zo’n vier tot zes jaar mee. Periodiek monitoren we de voortgang en stellen waar nodig de programma's bij. We leggen steeds expliciet de verbinding met de Omgevingsvisie: zijn er veranderingen die bijstelling van de Omgevingsvisie noodzakelijk maken? Deelprogramma’s of agenda’s worden jaarlijks gemaakt, gemonitord en bijgesteld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de jaarlijkse P&C cyclus (begroting, jaarrekening, voorjaarsnota). Het Omgevingsplan moet altijd actueel zijn. 

Het instrumentarium uit de Omgevingswet kan goed worden benut om het beleid van Hilversum integraler en overzichtelijker te maken. Ter illustratie: het Hilversumse beleid staat op dit moment in ten minste 110 uiteenlopende ‘kaderstellende nota's’ en in een projectenportfolio van tientallen locatie- en gebiedsontwikkelingen van de gemeente of van derden. Een beter overzicht begint met het vaststellen van de Omgevingsvisie en vaststelling dat we een beperkter aantal instrumenten willen inzetten voor beleid en regelgeving.

7.3 Het Omgevingsplan

Het Omgevingsplan structureert op een nieuwe manier alle regelgeving van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. Er is één omgevingsplan voor heel Hilversum, dat voortdurend bijgesteld wordt na besluitvorming. 

Met het in werking treden van de Omgevingswet, is een groot deel van de bestaande regels uit bijvoorbeeld bestemmingsplannen en verordeningen ‘van rechtswege’ opgegaan in een tijdelijk Omgevingsplan voor Hilversum. 

Gemeenten hebben tot 1 januari 2032 de tijd om deze regels in het (definitieve) Omgevingsplan op te nemen en om Rijksregels die naar de gemeenten komen (de zgn. 'bruidsschat') inhoudelijk te actualiseren en op elkaar af te stemmen. Gezien de scope van de opgave, is die tijd hard nodig.

Het college stelt in 2024 een Plan van Aanpak/Startnotitie Omgevingsplan op voor de gemeenteraad. Daarin worden keuzes voorgesteld voor wel/niet over te nemen regels uit verordeningen, extra normen waarvoor de wet ruimte geeft, participatie en het principe om als gemeente zoveel mogelijk met algemene regels te werken waarin is aangegeven wat wel kan en zo weinig mogelijk met vergunningen. Dit past goed bij onze ambitie om initiatieven uit de samenleving sneller te kunnen faciliteren. 

7.4 Programma’s

In Programma’s vertalen we doelen en ambities in maatregelen en stellen we uitvoeringsprioriteiten op basis van tijd, geld, capaciteit en uitvoerbaarheid. We willen werken met een klein aantal programma’s voor integrale opgaven en gebieden, die verbijzonderd kunnen worden in deelprogramma’s.

We werken de Omgevingsvisie verder uit in drie soorten ‘vrijwillige’ programma’s: thematische, gebiedsgerichte en ondersteunende programma’s: 

  • Drie thematische programma’s voor Duurzaam, Meedoen en Actief.

  • Twee gebiedsgerichte programma’s: een voor projectontwikkelingen en een voor gebiedsagenda’s.

  • Een ondersteunend programma, waarin de randvoorwaarden worden georganiseerd. Denk daarbij aan participatie, communicatie, data/informatie, financiën en processen.

Aan vrijwillige thematische programma's zijn weinig wettelijke eisen en er hoeft in principe geen koppeling te bestaan tussen de Omgevingsvisie en de programma's. In Hilversum zien we wel meerwaarde in zo'n koppeling. Door bijvoorbeeld bestaand sectoraal beleid en bestaande sectorale programma's als groen, energietransitie en mobiliteit bij elkaar te brengen in een nieuw programma Duurzaam, kan synergie, meerwaarde en werk-met-werk worden bereikt. We hoeven niet helemaal opnieuw te beginnen. Onder het programma Duurzaam kunnen de recent vastgestelde programma’s voor groen en mobiliteit goed als deelprogramma’s vallen. Bij mobiliteit, groen en energietransitie zien we bovendien dat al gewerkt wordt met kortcyclischer ‘agenda’s’ in de vorm van jaarplannen. Voor Actief en Meedoen is een vergelijkbare opzet denkbaar.

Gebiedsgericht werken is niet nieuw in Hilversum. Wel kent het vele vormen, variërend van buurt- en wijkagenda’s, gebiedsagenda’s tot masterplannen en beeldkwaliteitsplannen voor ontwikkellocaties. Twee gebiedsprogramma's kunnen de wens tot meer en eenduidiger gebiedsgericht werken bevorderen. Het bestaande projectenportfolio van locatie- en gebiedsontwikkelingen is de basis voor het gelijknamige programma. Het programma ‘gebiedsagenda’s ontstaat uit de wens van de gemeente, inwoners, ondernemers en organisaties om de Omgevingsvisie gebiedsgericht uit te werken voor alle gebieden in Hilversum: wat is er nodig en wat is passend? Met gebiedsagenda’s kunnen initiatieven en aanvragen beter beoordeeld worden. Paragraaf 7.5 beschrijft de werkwijze, die uitgaat op gedegen onderzoek en participatie. 

In het ondersteunende programma zien we duidelijk meerwaarde in het meer in samenhang bezien van participatie, communicatie en data.

 Onderstaande tabel vat de opbouw van de Hilversumse kerninstrumenten samen. Hiërarchisch gaan de thematische programma’s boven de gebiedsgerichte programma’s: daar staan immers de doelen die in de locatie- en gebiedsontwikkelingen een plek moeten krijgen. Het ondersteunende programma is volgend op de andere programma’s. De tabel toont ook dat sommige agenda's kunnen bijdragen aan meerdere programma's. 

afbeelding binnen de regeling

Zo werken met een integraler en overzichtelijker beleidslandschap dat zich goed verhoudt tot de toekomstvisie zal niet in één keer gaan. Het is de stip op de horizon waar we al naar toe werken, bijvoorbeeld rondom mobiliteit en economie. De eerste versies van de nieuwe thematische programma's zullen bestaan uit de Omgevingsvisie (visie, doelen, genoemde maatregelen, monitoring), een weergave van reeds vastgestelde beleid en een oplossing voor eventuele discrepanties of conflicten en een verbinding met agenda's voor deze bestuursperiode, zoals uit het coalitieakkoord en de programmabegroting 2024.

7.5 Gebiedsagenda’s 

De Omgevingsvisie beschrijft de beleidskeuzes voor de toekomst van Hilversum op hoofdlijnen in termen van kwaliteiten, opgaven, ruimtelijke hoofdkeuzes, leidende principes, doelen en maatregelen. Helder is dat we kwaliteiten willen behouden en toevoegen én aan de slag gaan met de opgaven van de toekomst. Op een ‘Hilversumse’ manier, die volgt uit de lange lijnen van de geschiedenis, die uitgaat van een brede opvatting over mens en leefomgeving, die leidt tot behoud, herstel en toevoegen van ruimtelijke kwaliteit en die voorkomt dat we ‘ad hoc’ plekken herstructureren of verdichten. Wat dat voor alle gebieden in Hilversum betekent, onderzoeken we met inwoners en organisaties verder in gebiedsagenda’s. Zo werken we de ruimtelijke strategie Omgevingsvisie gebiedsgericht uit: wat kan er en wat is er nodig voor sterke en prettige wijken en werklocaties?

Goede gebiedsagenda’s maken het gemakkelijker om tot passende initiatieven te komen en draagvlak te verwerven. Ze bieden duidelijkheid voor inwoners en voor ontwikkelende partijen. Ze zijn bruikbare input voor het Omgevingsplan en de welstandsnota, zodat ze t.z.t. goed benut kunnen worden voor het toetsen van initiatieven en projecten. Gebiedsagenda’s zijn overigens niet nieuw voor Hilversum. Een bekende reeds bestaande gebiedsagenda is die voor postcodegebied 1221.

In Deel C beschrijven we uitgebreid hoe we in de toekomst gebiedsagenda’s maken. De methodiek gaat uit van het idee dat we altijd integraal werken vanuit (eerst) een cultuurhistorische basis, dan vanuit thema’s/opgaven (uit te werken in beleidsprogramma’s of -nota’s) en ten slotte gebiedsgericht. Voor de gebiedsagenda’s is het belangrijk verleden en toekomst met elkaar te verbinden. Hoe en wanneer gebieden zijn ontstaan en hun kwaliteiten leidt automatisch tot inherente kwaliteiten, kansen en opgaven. Grote opgaven moeten een plek krijgen in de stad en aansluiten op de breed gewaardeerde kwaliteiten. Als we na goed onderzoek verleden en toekomst verbinden, kunnen we daaruit 'principes’ of 'spelregels’ afleiden: zo gaan we in Hilversum met de opgaven om. Dit leidt tot een methodiek in vijf stappen:

1.    Leg een cultuurhistorische basis neer (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte, landschap).

2.    Breng de ruimtelijke consequenties van grotere en kleinere opgaven in beeld, bijvoorbeeld door middel van de structuurkaarten uit hoofdstuk 6 van deel A.

3.    Definieer onderscheidende gebieden en principes, bijvoorbeeld om per gebied aan te geven op welke opgaven uit de Omgevingsvisie aanleidingen, kansen en beperkingen zijn. Er zullen gebieden zijn waar kiezen kan en waar kiezen moet. Ontwikkel een werkwijze om de versterking en ‘veranderbaarheid’ te verbeelden. 

4.    Vul gebiedsagenda's verder in met inwoners en ondernemers.  

5.    Borg gebiedsagenda’s in de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan.

We werken de methodiek uit in een Startnotitie Gebiedsagenda’s voor de gemeenteraad. Zo hanteren we voor alle gebiedsagenda’s dezelfde kwaliteitseisen. Daarin zullen we ook de gebiedsagenda’s prioriteren, waarbij vooraf duidelijk is dat de reeds gestarte ‘sectorale’ gebiedsagenda’s voor de Hilversumse Meent en Kerkelanden (wijkgerichte uitwerkingen van de woonvisie), het Centrum, het Media Park en bedrijventerreinen Zuidwest doorlopen.

Elke gebiedsagenda zal opnieuw starten met een Startnotitie voor die specifieke agenda, zodat de gemeenteraad ook gebiedsspecifieke uitgangspunten kan vaststellen. De gebieden in Hilversum verschillen immers. In deze startnotities staan aanvullende kaders/randvoorwaarden over de aanpak, de benodigde informatie, het participatieproces, de betrokkenheid  van de raad, tijdpad en kosten. Wat betreft de participatie is van belang dat voor de start van elke gebiedsagenda een goed participatieplan is gemaakt, dat bevordert dat ook moeilijk bereikbare doelgroepen kunnen deelnemen en inwoners naar gelang van hun belangstelling kunnen meedoen. Uit eerdere ervaringen met ‘wijkagenda’s’ blijkt dat sommige inwoners overal bij betrokken willen zijn en sommige inwoners alleen behoefte hebben aan het kunnen noemen van prioritaire maatregelen. 

De gebiedsagenda’s krijgen globaal de volgende indeling: 

  • Scope van de gebiedsagenda en de relatie met de Omgevingsvisie. 

  • Overzicht van beschikbare informatie (foto): feiten en cijfers, analyses. (cultuurhistorisch, sociaal, fysiek, economisch, trends en ontwikkelingen, eigendomssituaties), bepalingen in bestemmingsplannen, opbrengst van eerdere participatietrajecten etc. Dit uit zich o.a. een beschrijving van het karakter (identiteit, beperkingen, kansen) van het gebied, een ruimtelijk programmatische structuur en beoordeling van de huidige situatie. 

  • De analyse van de kwaliteiten.

  • De belangrijkste gebiedsopgaven uit de Omgevingsvisie, analyses en gesprekken met inwoners, ondernemers en organisaties. 

  • Een duiding van de ruimte voor versterking en verandering voor de belangrijkste oplossingen en maatregelen. 

  • Beoordeling van de effecten van oplossingen en maatregelen op basis van het 'model’. Hierin wordt duidelijk wat de effecten op gebiedsniveau zijn en de relatie met de doelen uit de Omgevingsvisie gelegd.  

  • Afspraken over uitvoering van ideeën en toetsing van initiatieven.  

De gebiedsagenda’s worden als aanvullingen op de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad en – net als de Omgevingsvisie –gepubliceerd op het Omgevingsloket.  

7.6 Participatiebeleid

De Omgevingsvisie biedt niet alleen perspectief op hoe Hilversum er in 2040 uit ziet, maar ook hoe inwoners, ondernemers, organisaties en gemeente samenwerken aan Hilversum 2040. Daarover zijn in het participatieproces veel goede suggesties gedaan, die in de Denkrichting in ‘vier omgangsvormen voor het gesprek tussen overheid en samenleving’ zijn samengevat: 

  • De gemeente neemt regie op het collectief belang, en werkt vanuit een integrale visie en durf regie te nemen op opgaven die het algemeen/collectief belang aangaan, juist als het gaat om moeilijke keuzes.

  • We gebruiken de Omgevingsvisie actief, door er vaak op terug te grijpen, als toetsingskader bij ontwikkelingen en als basis voor een actieve lobby richting Rijk en Provincie om maatregelen ook te kunnen realiseren. Maar ook in het besef dat de toekomst uitdagingen brengt die we nu nog niet voorzien. Afwijken van de Omgevingsvisie moet soms en mag als keuzes duidelijk onderbouwd zijn. Bij grote veranderingen kan de gemeenteraad besluiten de Omgevingsvisie bij te stellen. 

  • We blijven in gesprek; Gemeente, inwoners en organisaties blijven het gesprek over de toekomst van Hilversum voeren in wijken (van onderop) en op het niveau van de stad.

  • We geven initiatieven de ruimte, door procedures makkelijker en sneller te maken, zodat inwoners en organisaties eerder zelf aan de slag kunnen.

 

Deze principes passen goed bij de bedoeling van de Omgevingswet: meer integraal en op een open manier aan de toekomst van Hilversum werken is dé manier om de complexe opgaven succesvol aan te gaan.

Er zijn drie aanleidingen om het Hilversumse participatiebeleid een verdere impuls te willen geven:

  • Inwoners, ondernemers, organisaties en gemeente hebben veel tijd en energie geïnvesteerd om de Omgevingsvisie vorm te geven. Het is belangrijk om die energie en betrokkenheid vast te houden en het gesprek over de toekomst van Hilversum voort te zetten. 

  • De Omgevingswet onderstreept het belang van goede participatie bij initiatieven en projecten, vanuit de wens dat inwoners meer invloed hebben op hun leefomgeving. Hoewel de intenties van ons participatiebeleid breed gedeeld worden, blijkt de praktijk weerbarstig en tot terugkerende vragen te leiden: wanneer zijn het participatieproces en de communicatie 'goed'? Waar zijn initiatiefnemers, belanghebbenden en gemeente op aanspreekbaar? Er wordt spanning gevoeld tussen het belang dat we in Hilversum aan participatie hechten, de mate waarin de gemeente op dit moment grip heeft op de kwaliteit van de participatie die door initiatiefnemers is georganiseerd en de mate waarin alle belanghebbenden bereikt en betrokken worden, met name inwoners ‘zonder macht’. Dit vraagt om verbeteringen.

  • Gemeenten worden verplicht een Participatieverordening voor hun eigen projecten en beleid vast te stellen.

 

We stellen twee concrete impulsen voor:

  • Het faciliteren van een voortdurend gesprek over de toekomst, waarbij de gemeente een tweejaarlijks stadsgesprek organiseert en daarvoor een Omgevingsmonitor maakt. De eerste keer is dat in 2025.

  • Opstellen van een Startnotitie Participatiebeleid, die rekening houdt met steeds complexere initiatieven met steeds meer belanghebbenden. De startnotitie zal voorstellen:

    • De leidraad ‘betrek de buurt’ aan te vullen en te verduidelijken met adviezen uit het participatieproces Omgevingsvisie over het doel van participatie, de betekenis van het algemeen belang, de rol van de gemeente en communicatie.

    • Een participatieverordening voor gemeentelijke projecten op te stellen ter vervanging van de huidige inspraakverordening.

    • Meer regie te voeren op alle participatieprocessen van de gemeente, zodat ze minder gefragmenteerd zijn.

In Deel C zijn deze voorstellen verder uitgewerkt. 

7.7 Toetsingskader voor initiatieven 

Uit het vaststellen van de Omgevingsvisie vloeit voort dat Hilversum nieuwe initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties toetst aan de inhoud van de Omgevingsvisie en de wettelijke regels. Als initiatieven passen binnen de kaders, dan werkt Hilversum mee aan de uitvoering daarvan. Als dat niet zo is, kan de gemeente meedenken hoe initiatieven wel in het toekomstbeeld kunnen passen, of besluiten dat er geen plek voor is in Hilversum.

Hilversum toetst initiatieven van ontwikkelaars en inwoners altijd al aan het vastgestelde beleid en regels uit het bestemmingsplan/Omgevingsplan: in welke mate draagt het initiatief bij aan doelen op het gebied van klimaat, landschap, energie, wonen, economie, mobiliteit, gezondheid etc.? Ook wordt getoetst op eerdere afspraken (zijn er bijvoorbeeld convenanten of intentieovereenkomsten afgesloten?), bestuurlijk draagvlak (is het initiatief onderdeel van het coalitieakkoord of de programmabegroting?) en zakelijke argumenten. Zo werken we als gemeente alleen aan initiatieven die de stad ook echt verder helpen. Het huidige toetsingskader helpt ook al om de inzet van de gemeente te kunnen prioriteren. De gemeente kan niet alles tegelijk faciliteren. 

De Omgevingsvisie is aanleiding om het huidige toetsingskader aan te scherpen. Dat doen we op vijf manieren:

1.    We gebruiken het ‘model’ om verschillende situaties te verbeelden: de huidige situatie, een toekomstsituatie zonder maatregelen en een situatie met maatregelen. Paragraaf 6.5 geeft daar een mooi voorbeeld van: voor de Omgevingsvisie is daar de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en het doelbereik van alle maatregelen gevisualiseerd.  

2.    We gebruiken de doelen en indicatoren uit hoofdstuk 6 om beoordelingen te objectiveren. We gebruiken het liefst ‘maatschappelijke indicatoren’. die de effecten van maatregelen beschrijven en  liever niet ‘prestatie-indicatoren’, die enkel input en output weergeven. 

3.    We voegen een kwalitatieve toets toe over de samenhang van de verschillende doelen: waar versterken zij elkaar en waar botsen ze? 

4.    Na vaststelling van de gebiedsagenda’s toetsen we op: ‘past het initiatief in de gebiedsagenda?’ Totdat de gebiedsagenda’s er zijn, hanteren we de toetsvraag ‘past het initiatief binnen de Omgevingsvisie’? 

5.    Na vaststelling van de Omgevingsvisie werken we het toetsingskader verder uit. Het toetsingskader wordt onderdeel van een nieuwe brochure ‘Initiatieven in Hilversum’, waarin het proces en voorwaarden voor initiatiefnemers helder beschreven staan.

Het nut en de noodzaak van een toetsingskader voor het beoordelen van de kwaliteit van de participatie onderzoeken we verder in de startnotitie Participatiebeleid.

afbeelding binnen de regeling

 

7.8 Monitoring

Het model is ook de basis voor de Omgevingsmonitor, die we na vaststelling van de Omgevingsvisie opstellen. De Omgevingsmonitor is een instrument voor gemeenteraad, college en samenleving dat in beeld brengt: 

  • of we er in de komende jaren in slagen de doelen voor 2040 dichterbij te brengen. Dit is de laatste stap uit de beleidscyclus;

  • of gedurende de looptijd van de Omgevingsvisie omstandigheden veranderen: (geo-)politiek, economisch en maatschappelijk.

Beide punten kunnen aanleiding zijn om bij te sturen of te schakelen en zijn een goede basis voor de stadsgesprekken uit paragraaf 7.6.

We bouwen de monitor binnen het ondersteunende deelprogramma ‘Transitie naar Datagedreven Sturing (2022-2025). De doelen en de indicatoren om de ontwikkeling te volgen, zijn in de laatste paragrafen van hoofdstukken 5 en 6  voor ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam, Meedoen en Actief op een rij gezet. De monitor verschijnt elke twee jaar. Hij is in eerste instantie kwantitatief van aard: maken we voldoende meters? Hoeveel woningen zijn er daadwerkelijk gebouwd? Hoe staat het met de werkloosheid en de cohesie in buurten? Daarnaast kijken we naar kwalitatieve aspecten: hoe tevreden bent u met het groen in uw buurt? Pakken we signalen uit de samenleving goed op? Gaan we de goede kant op?

Trends en prognoses voor Hilversum komen uit de tweejaarlijkse trendstudie van Platform 31, die op Hilversums niveau vertaald wordt. Een eerste versie daarvan verscheen in 2022.

In Deel C zijn deze voorstellen verder uitgewerkt.

7.9 Kostenverhaal

In deze Omgevingsvisie staan forse opgaven en transities. Het is onmogelijk om op voorhand te bepalen of deze 'betaalbaar’ zijn. Veel investeringen zijn immers ‘privaat’: inwoners die hun huis verduurzamen, corporaties die woningen vernieuwen en bouwen, onderwijsinstellingen die onderwijs aanbieden etc. Grote transities zoals de energietransitie zijn nauwelijks te ramen en sterk afhankelijk van regelgeving en financiering door andere overheden. Of van het werk-met-werk maken wanneer een ontwikkelaar gebieden of locaties (her)ontwikkelt. Uiteraard draagt de gemeente bij; via de programmabegroting, waarin de politiek keuzes maakt over de inzet van geld en capaciteit. 

Omdat private initiatieven nodig zijn om de doelen voor 2040 te halen, kan de gemeente niet alleen beperkingen opleggen. Het is in het algemeen belang dat initiatieven die passen binnen de Omgevingsvisie gefaciliteerd worden, dat wil zeggen dat er mogelijkheden zijn om tot haalbare ‘business cases’ te komen. Het algemeen belang vereist ook dat de gemeente aan kostenverhaal doet. We willen niet dat ontwikkelende partijen een hoge winst maken op een gebiedsontwikkeling en de kosten van nadelige gevolgen afwentelen op de samenleving of de omgeving. We willen wel dat ze bijdragen aan voorzieningen of investeringen die nodig zijn voor de stad en waar de gebiedsontwikkeling van profiteert. Regulier kostenverhaal is onder de Omgevingswet een wettelijke plicht. Aanvullend krijgen gemeenten de bevoegdheid (geen plicht) om een aanvullende financiële bijdrage publiekrechtelijk af te dwingen, op voorwaarde van onderbouwing in de Omgevingsvisie of Omgevingsprogramma's. Inhoudelijk gezien komen onder de Omgevingswet meer kosten in beeld om te verhalen, zoals kosten voor klimaatadaptatie, energietransitie, maatschappelijke voorzieningen, nieuwe mobiliteitsconcepten en verbeteringen van het landschap, natuur, water of stikstofbalans.

In Deel C werken we uit hoe we het kostenverhaal willen organiseren. We hebben daarbij een sterke voorkeur voor de privaatrechtelijke, vrijwillige route: via een anterieure overeenkomst voorafgaand aan een planologisch besluit het kostenverhaal regelen. Niettemin willen we als stok ‘achter de deur’ de mogelijkheid openhouden om kosten publiekrechtelijk af te dwingen én regelen dat ontwikkelaars financieel bijdragen aan bovenwijkse voorzieningen en aan de instandhouding of verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Het publiekrechtelijk afdwingen van het kostenverhaal regelen we in ‘kostenverhaalregels’ in het Omgevingsplan of de Omgevingsvergunning voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA’s). Daartoe stellen we eerst een Nota Kostenverhaal vast als (deel-)programma van de Omgevingsvisie: dit biedt de nodige juridische dekking (afdeling 13.7 Omgevingswet). De planning is dat Hilversum de Nota Kostenverhaal in 2024 vaststelt, na vaststelling van de Omgevingsvisie. 

 

7.10 Overige toepassingen  

7.10.1 Voorkeursrecht gemeenten

Een Omgevingsvisie kan het vestigen van voorkeursrechten onderbouwen. Onder de Wet ruimtelijke ordening kon dat o.a. ook met Structuurvisies. Gelijktijdig met het vaststellen van de Omgevingsvisie Hilversum 2040 wordt de Structuurvisie Hilversum 2030 ingetrokken. We hebben onderzocht of het vast-stellen van de Omgevingsvisie onder intrekking van de gebiedsdekkende Structuurvisie Hilversum 2030 consequenties heeft voor de onderbouwing en continuering van gevestigde voorkeursrechten.

De gemeenteraad heeft de afgelopen jaren voor drie gebieden voorkeursrecht gevestigd, namelijk voor:

1.    De spoorzijde van de Koninginneweg (in het kader van de plannen voor het stationsgebied) 

2.    Arenapark

3.    Entree Oost (Bruisend Hart)

 

Door vaststelling van bestemmingsplan ‘Stationsgebied 2022’ is het voorkeursrecht van de Koninginneweg reeds gecontinueerd. De vaststelling van de Omgevingsvisie heeft hiervoor geen gevolgen. Met betrekking tot het gevestigde voorkeursrecht op diverse gronden van het Arenapark is de vaststelling van de Omgevingsvisie het eerste ruimtelijke besluit tot continuering van het voorkeursrecht. In de Omgevingsvisie is voldoende concreet aangegeven welke functies in de toekomst worden beoogd te verwezenlijken en waarvan voorzien wordt dat deze in het omgevingsplan toegedeeld zullen worden.

Voor de oostzijde van het spoor heeft de gemeenteraad op 9 juni 2022 de structuurvisie ‘Bruisend Hart’ vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de grondslag voor het continueren van het voorkeursrecht. Nu de structuurvisie ‘Bruisend Hart’ een niet grondgebied-dekkende structuurvisie betreft, houden we deze in stand en kwalificeren we deze op grond van de Omgevingswet als een ‘programma’ als onderdeel van de voorliggende Omgevingsvisie. De inhoud van de structuurvisie ‘Bruisend Hart’ is en blijft daarmee bepalend voor de uitvoering en uitwerking van dit gebied. Verwezen wordt naar de structuurvisie ‘Bruisend Hart’ voor het in dit gebied gedetailleerde beleid [info: De structuurvisie Bruisend Hart is hier te vinden].

7.10.2 Grondbeleid

De nota grondbeleid beschrijft hoe de gemeente omgaat met eigen grondposities en geeft aan of de gemeente een actieve of faciliterende rol inneemt. De nota grondbeleid van Hilversum gaat uit van situationeel grondbeleid en dat past naar ons oordeel goed bij deze Omgevingsvisie. We zien op voorhand geen noodzaak de nota Grondbeleid aan te passen, maar willen wel onderzoeken of er aanscherpingen zijn die leiden tot meer ruimtelijke regie. 

7.11 Fasering en prioritering

Uit de Omgevingsvisie komt veel voort: het inrichten van programma's, opstellen van gebiedsagenda's, de actualisatie van de participatieleidraad, het voeren van stadsgesprekken, datamonitoring, het opstellen van het Omgevingsplan, het werken met kostenverhaal, etc. Uiteraard kan niet alles tegelijk. Op hoofdlijnen zien we de volgende fasering voor ons.

afbeelding binnen de regeling

7.12 Verklarende woordenlijst

In de Omgevingsvisie staan veel abstracte begrippen, die soms erg op elkaar lijken. Het gebruik van abstracte begrippen is niet altijd te voorkomen. Daarom leggen we hier de belangrijkste uit. 

Agenda: in de context van de Omgevingsvisie bedoelen we met ‘agenda’ een set van uitvoeringsafspraken tussen de gemeente en (bijvoorbeeld) inwoners, ondernemers en organisaties. 

Beleid: een verzamelbegrip, dat de richting en de middelen die worden ingezet om doelen te bereiken binnen een bepaalde periode omvat. Het ‘beleid’ bevat vaak elementen van ‘visie’, ‘opgaven’ en ‘programma’s’

Campus: is een plaats waar ondernemingen, kennisinstellingen, andere organisaties en voorzieningen in elkaars nabijheid zijn, met als doel ontwikkeling, innovatie, onderwijs en onderzoek.

Cluster: bestaat uit structuren of georganiseerde partijen (zoals grote en kleine ondernemingen, kennisinstellingen en andere organisaties) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerken, informatieverspreiding en samenwerking.

Denkrichting: het resultaat van het participatieproces, dat is samengevat in een aantal toekomstbeelden en dat de basis is voor deze Omgevingsvisie.

Doel: een wensbeeld, of een voornemen om een bepaalde situatie te realiseren. 

Gebiedsagenda: een uitwerking van de Omgevingsvisie of een toekomstbeeld voor het versterken, vernieuwen en ontwikkelen van een bepaald gebied. Een gebiedsagenda leidt tot uitvoeringsafspraken tussen gemeente, inwoners, ondernemers en/of organisaties. Een gebiedsagenda is integraal.

Gebiedsgericht: waarbij het kijken naar een straat, buurt, wijk of groter gebied centraal staat. 

Gezondheid: Het welbevinden van mensen in brede zin, zowel fysiek, emotioneel en sociaal en breder dan de afwezigheid van ziekte. Het gaat over hoe mensen hun welzijn ervaren en de mate waarin ze veerkracht tonen en in staat zijn om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Herstructurering: is een ruimtelijk-economisch begrip dat inhoudt dat bestaande gebouwen of terreinen worden aangepast aan een nieuwe vraag naar ruimte.

Identiteit: de manier waarop mensen zich met plekken verbonden voelen.

Illusielandschap: in de bossen en op de heide om Hilversum heen het gevoel te hebben je in een aaneengesloten landschap te bevinden.

Indicator: een informatiebron, die een indruk geeft van een toestand, situatie of ontwikkeling.

Integraal: alle aspecten worden in samenhang bekeken. In de Omgevingsvisie betekent dat, dat niet alleen gekeken wordt naar het fysieke domein, maar breed: dus ook naar het sociale en economische domein.

Milieu Effect Rapport (MER): een rapport naast de Omgevingsvisie dat de verwachte milieueffecten en andere effecten van een plan in beeld brengt. Zo kan de overheid besluiten over het plan en daarbij alle mogelijke consequenties meewegen.

Norm: een regel, waaraan je je geacht wordt te houden.

Omgevingsvisie: dit document. De Omgevingsvisie schetst het toekomstbeeld voor Hilversum met als richtjaar 2040. 

Opgave: een maatschappelijk vraagstuk dat complex is, waarbij verschillende invalshoeken mogelijk zijn of verschillende doelen tegelijk behaald moeten worden. 

Participatieproces: de gesprekken met inwoners, ondernemers en organisaties in 2021 en 2022 over hoe Hilversum er in de toekomst uit moet zien. 

Programma: werkt de doelen uit de Omgevingsvisie uit in maatregelen: hoe gaan we de doelen bereiken? 

Project: een tijdelijk organiseren van werkzaamheden, om een eenmalig resultaat te halen dat bijdraagt aan een of meer doelen. In Hilversum gebruiken we het woord ‘project’ vaak voor fysieke locatie- of gebiedsontwikkelingen. 

Sectoraal: er wordt naar één aspect gekeken. Bijvoorbeeld naar ‘verkeer’, ‘milieu’, ‘armoede’ of ‘gezondheid’. Dit noemen we ook wel thematisch.

Structuurvisie: de voorloper van de Omgevingsvisie uit 2013, waarin de gemeente de hoofdlijnen van de ruimtelijke ordening voor de (middel)lange termijn heeft beschreven.

Toetsingskader: het beleid waaraan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst of ze passen in en bijdragen aan de doelen van de Omgevingsvisie. 

Transformatie: is een ruimtelijk-economisch begrip dat inhoudt dat bestaande functies in een gebied worden veranderd of nieuwe functies worden toegevoegd.

Tuinstad: een in samenhang ontworpen stedenbouwkundige en architectonische vorm van een stad, die een gezonde, luchtige, mooie en afwisselende leefomgeving biedt waar het voor iedereen goed wonen en werken is, op een schaal waarbij het sociale leven wordt gestimuleerd.

Visie: is afgeleid van het Latijnse ‘videre’, wat ‘zien’ of ‘kijken’ betekent. Een visie is dus een (jouw) kijk op de wereld. Het is vérder kijken, dus naar de lange termijn en wat er om je heen gebeurt.

Voorziening: iets nuttigs waar je gebruik van kunt maken. Dit woord wordt in de praktijk verschillend gebruikt. In de Omgevingsvisie gaat het om nabijheid van openbare functies op een plek of in een gebouw (bibliotheek, kinderopvang, parkeerplaatsen, nutsvoorzieningen als transformatorhuisjes), activiteiten op zulke plekken (zorg en welzijn) en niet-locatiegebonden diensten, zoals uitkeringen en huishoudelijke hulp. Een voorziening kan een lokale, stedelijke of (boven-)regionale betekenis hebben.

 

Bijlage II Overzicht Documentenbijlagen