Beleidsregels inkomstenvrijlating Pw, IOAW en IOAZ 2024

Geldend van 04-06-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inkomstenvrijlating Pw, IOAW en IOAZ 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in haar vergadering van 19 maart 2024;

gelet op artikel 31, tweede lid, onder n, r, y, z en aa en artikel 31, vijfde lid, van de Participatiewet,

artikel 8, tweede, vijfde, zevende, negende en tiende lid van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),

artikel 8, derde, negende, elfde, dertiende en veertiende lid van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

overwegende dat:

- het noodzakelijk is de inkomstenvrijlating nader te regelen;

- een actualisering van deze beleidsregels noodzakelijk is;

besluiten vast te stellen: “Beleidsregels inkomstenvrijlating Pw, IOAW en IOAZ 2024”.

Artikel 1. Definities

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene bijstand: uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • b.

    Belanghebbende: degenen die algemene bijstand ontvangt;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW en artikel 8 van de IOAZ;

  • 2.

    Onder inkomstenvrijlating wordt verstaan het vrijlaten van de inkomsten uit arbeid op grond van:

  • a.

    artikel 31, tweede lid, onder n, van de Pw, artikel 8, tweede lid van de IOAW of artikel 8, derde lid van de IOAZ, de reguliere inkomstenvrijlating;

  • b.

    artikel 31, tweede lid, onder r, van de Pw, artikel 8, vijfde lid van de IOAW of artikel 8, negende lid van de IOAZ, de aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders;

  • c.

    artikel 31, tweede lid, onder y, van de Pw, artikel 8, zevende lid van de IOAW of artikel 8, elfde lid van de IOAZ, de inkomstenvrijlating voor personen met een medisch urenbeperking;

  • d.

    artikel 31, tweede lid, onder z, van de Pw, artikel 8, negende lid van de IOAW of artikel 8, dertiende lid van de IOAZ,– met mogelijkheid tot verlenging op grond van artikel 31, tweede lid, onder aa van de Pw, artikel 8, tiende lid van de IOAW of artikel 8, veertiende lid van de IOAZ–de inkomstenvrijlating voor doelgroep loonkostensubsidie. Verlenging is alleen mogelijk zolang de belanghebbende niet meer uren kán maken en hierdoor een uitbreiding van de uren tot het realiseren van volledige bijstandsonafhankelijkheid niet mogelijk wordt geacht.

  • 3.

    Verdere definities die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2. Doel

Doel van de inkomstenvrijlating is bijdragen aan de arbeidsinschakeling, oftewel mensen met algemene bijstand te stimuleren een volledige of gedeeltelijke betaalde baan te accepteren.

Artikel 3. Bijdrage aan arbeidsinschakeling

1. Er is sprake van een bijdrage aan de arbeidsinschakeling indien de belanghebbende tenminste zes maanden algemene bijstand ontvangt en:

a. start met het opdoen van werkervaring door betaalde werkzaamheden van minimaal 12 uur per week te verrichten voor minimaal 6 maanden; en/of

b. al betaalde werkzaamheden verricht en deze werkzaamheden worden verlengd met tenminste 6 maanden.

2. Daarnaast is sprake van een bijdrage aan de arbeidsinschakeling in het geval het aantal uren wordt uitgebreid met minimaal 5 uur per week voor een periode van tenminste 6 maanden.

Artikel 4. Gelijkgesteld met inkomsten uit arbeid

Als inkomsten uit arbeid ofwel betaalde werkzaamheden worden mede aangemerkt:

  • a.

    doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte;

  • b.

    een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg of de Ziektewet in verband met ziekte als gevolg van zwangerschap en bevalling; of

  • c.

    inkomen uit arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep indien het aantal uren dat in dat bedrijf of beroep wordt gewerkt minder bedraagt dan 1225 uur op jaarbasis (Parttime ondernemen).

Artikel 5. Vaststelling recht

  • 1.

    Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve of, wanneer dit niet mogelijk is, op aanvraag vast.

  • 2.

    Een aanvraag kan schriftelijk ingediend worden of via de gemeentelijke website op het daarvoor bestemde aanvraagformulier ‘Aanvraagformulier inkomstenvrijstelling Participatiewet’.

  • 3.

    Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een belanghebbende voor de vaststelling van het recht op een inkomstenvrijlating moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

  • 4.

    De inkomstenvrijlating als bedoeld in deze beleidsregels, gaat in op de eerste dag van de maand waarin de inkomsten daadwerkelijk worden ontvangen.

Artikel 6. Geen recht op inkomstenvrijlating

Geen recht op inkomstenvrijlating bestaat als belanghebbende:

  • a.

    Illegale en/of verzwegen inkomsten uit arbeid verworden heeft;

  • b.

    jonger is dan 27 jaar en het een vrijlating betreft op grond van artikel 31, tweede lid, onder n of r van de Pw.

Artikel 7. Pensioengerechtigden

Inkomsten uit arbeid van een belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, komen altijd in aanmerking voor de reguliere inkomstenvrijlating.

Artikel 8. Inkomstenvrijlating en bijzondere bijstand

  • 1.

    De inkomstenvrijlating geldt enkel voor de algemene bijstand. 

  • 2.

    Bij de vaststelling van de draagkracht voor bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de algemene bijstand inclusief eventueel toegepaste inkomstenvrijlating.

Artikel 9. Hoogte en duur inkomstenvrijlating

  • 1.

    Voor de reguliere inkomstenvrijlating geldt dat inkomsten uit arbeid gedurende ten hoogste 6 maanden worden vrijgelaten. De inkomsten worden vrijgelaten tot 25%, met een maximum zoals aangegeven in artikel 31, tweede lid, onder n, van de Pw, artikel 8, tweede lid van de IOAW of artikel 8, derde lid van de IOAZ;

  • 2.

    Voor de aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders geldt dat deze pas kan worden toegepast na afloop van de reguliere inkomstenvrijlating zoals bedoeld in het eerste lid. Is de inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders van toepassing, dan geldt deze gedurende een aaneengesloten periode van maximaal dertig maanden. De inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten tot 12,5% met een maximum zoals aangegeven in artikel 31, tweede lid, onder r, van de Pw, artikel 8, vijfde lid van de IOAW of artikel 8, negende lid van de IOAZ;

  • 3.

    Voor de inkomstenvrijlating voor personen met een medische urenbeperking geldt dat inkomsten uit arbeid worden vrijgelaten tot 15%, met een maximum zoals aangegeven in artikel 31, tweede lid, onder y, van de Pw, artikel 8, zevende lid van de IOAW of artikel 8, elfde lid van de IOAZ.

  • 4.

    Voor de inkomstenvrijlating van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie geldt dat inkomsten uit arbeid gedurende een periode van twaalf maanden nadat de periode van zes maanden, bedoeld onder het eerste lid, is verstreken, worden vrijgelaten. Tenzij artikel 31, tweede lid, onder y, van de Pw van toepassing is. De inkomsten worden vrijgelaten tot 15%, met een maximum zoals aangegeven in artikel 31, tweede lid, onder z, van de Pw, artikel 8, negende lid van de IOAW of artikel 8, dertiende lid van de IOAZ;

  • 5.

    Voor de aanvullende inkomstenvrijlating van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie geldt dat inkomsten uit arbeid na afloop van het recht onder het vierde lid worden vrijgelaten tot 15% procent met een maximum zoals aangegeven in artikel 31, tweede lid, onder aa van de Pw, artikel 8, tiende lid van de IOAW of artikel 8, veertiende lid van de IOAZ;

  • 6.

    De inkomstenvrijlating is exclusief de vakantietoeslag.

  • 7.

    De inkomstenvrijlating wordt, met uitzondering van de inkomstenvrijlating onder het derde lid, vierde lid en vijfde lid, slechts éénmaal per periode van bijstandsafhankelijkheid toegepast. Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt:

  • a.

    de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet;

  • b.

    de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente al werd verstrekt;

  • c.

    de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet.

Artikel 10. Herziening, intrekking recht en terugvordering algemene bijstand

  • 1.

    Het recht op inkomstenvrijlating wordt herzien of ingetrokken als het niet of niet volledig nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of niet op de juiste wijze toepassen van een inkomstenvrijlating waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegepast.

  • 2.

    Bij een besluit tot herziening of intrekking, wordt de te veel betaalde algemene bestandsuitkering teruggevorderd.

Artikel 11. Bijzondere en onvoorziene gevallen

  • 1.

    In een bijzonder geval kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de belanghebbende afwijken van deze regeling wanneer dat aangewezen is met het oog op het doel van de regeling en dat geen ongerechtvaardigde bevoordeling van de belanghebbende oplevert.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Het Uitvoeringsbesluit inkomstenvrijlating 2016 vastgesteld op 19 januari 2016 komt hierbij te vervallen.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels inkomstenvrijlating Pw, IOAW en IOAZ 2024”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg van 19 maart 2024,

de secretaris a.i., de burgemeester

R. Brekelmans M. Witte

Toelichting Beleidsregels inkomstenvrijlating Pw, IOAW en IOAZ 2024

Algemeen

De Participatiewet kent een inkomstenvrijlating. Op basis van deze vrijlating hoeft een deel van de inkomsten uit arbeid niet op de algemene bijstand te worden gekort. Er zijn vier vormen van inkomstenvrijlating van toepassing:

  • De reguliere inkomstenvrijlating, geregeld in artikel 31, tweede lid onder n van de Pw;

  • De aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders. Deze geldt pas nadat de reguliere inkomstenvrijlating volledig is benut. Deze vrijlating is geregeld in artikel 31, tweede lid, onder r, van de Pw;

  • De inkomstenvrijlating voor personen met een medische urenbeperking, geregeld in artikel 31, tweede lid, onder y, van de Pw.

  • De inkomstenvrijlating voor een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en de aanvullende inkomstenvrijlating doelgroep loonkostensubsidie. Deze vrijlating is geregeld in artikel 31, tweede lid, onder z en aa, van de Pw.

De vrijlatingsregeling geldt alleen voor personen die recht hebben op algemene bijstand. Degene met een eigen inkomen dat uitstijgt boven de voor hem geldende bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag) heeft geen recht op bijstand en kan derhalve geen beroep doen op de vrijlatingsregeling om zodoende eventueel aanspraak te maken op aanvullende bijstand.

De inkomstenvrijlatingen van artikel 31, tweede lid, onder n, r, y, z en aa, van de Pw zijn beperkt tot inkomsten uit arbeid/dienstbetrekking. Overige inkomsten dienen volledig gekort te worden op de algemene bijstand, denk hierbij aan alimentatie.

De situatie kan zich voordoen dat beide partners tot de doelgroep behoren die recht heeft op inkomstenvrijlating en dat beide partners beperkte inkomsten uit arbeid genieten. Voor iedere partner afzonderlijk bestaat er dan recht op de inkomstenvrijlating.

Het recht op (gedeeltelijke) vrijlating van inkomsten kan er toe leiden dat er minder huurtoeslag wordt ontvangen dan in de situatie zonder inkomstenvrijlating. Het gemis aan huurtoeslag kan in dat geval, op aanvraag door de klant, mogelijk met een woonkostentoeslag worden gecompenseerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1., 4. en 10. tot en met 13. behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2. Doel

Het doel van de inkomstenvrijlating in de Pw is het bevorderen van het aanvaarden van betaalde arbeid door personen die al langere tijd een uitkering op grond van de Pw hebben ontvangen. Door een gedeelte van de inkomsten vrij te laten wordt het interessanter om betaalde arbeid te verrichten, het verrichten van betaalde arbeid geeft dan ook feitelijk meer financiële ruimte.

Artikel 3. Bijdrage aan arbeidsinschakeling

In de Pw staat dat er recht is op vrijlating ‘als de belanghebbende algemene bijstand ontvangt’. Dat betekent dat het tijdstip van werkaanvaarding moet gelegen zijn na de ingangsdatum van de algemene bijstandsuitkering. Dit kan vanuit een situatie van deels of volledige werkloosheid.

Doel van de Participatiewet is dat iedereen naar vermogen deelneemt (participeert) aan de samenleving en zoveel mogelijk in het eigen onderhoud voorziet. Dit betekent dat een belanghebbende die afhankelijk wordt van een uitkering, niet direct beloond hoeft te worden als hij/zij een andere betaalde baan vind. Het is heel normaal dat iemand die werkloos wordt, zelf alles in het werk stelt om de periode van bijstand zo kort mogelijk te houden. Sommige mensen hebben echter, door diverse omstandigheden, meer moeite met het vinden van ander betaald werk, waardoor de periode van bijstand langer duurt. In deze situatie kan de inkomstenvrijlating als stimulans voor werkaanvaarding worden ingezet. Vandaar de voorwaarde van een jaar bijstand voordat inkomsten worden vrijgelaten.

De voorwaarde van minimaal 12 uur per week is gebaseerd op het feit dat het bij dit aantal uren pas interessant is om de inkomstenvrijlating toe te passen. Bij een dienstverband van minder dan 12 uur per week wordt een gedeelte van de vrijlating mogelijk niet benut.

Voor de in dit artikel genoemde periode van 6 maanden is aansluiting gezocht bij de referteperiode voor de Werkloosheidswet (WW), de zogenaamde “26 uit 39 weken eis”. Mocht er na zes maanden weer sprake zijn van werkloosheid, dan kan eerst worden teruggevallen op de WW. Ook voor het in het tweede lid genoemde aantal uren van 5 is aansluiting gezocht bij de WW, waarbij het recht pas ontstaat bij een verlies van arbeid van tenminste 5 uur per week.

Artikel 4. Gelijkgesteld met inkomsten uit arbeid

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 5. Vaststelling recht

Bij inkomsten uit arbeid wordt ambtshalve getoetst of er recht bestaat op een inkomstenvrijlating. Hiervoor hoeft de belanghebbende in principe geen aanvraag voor in te dienen. In de gevallen waarbij het niet mogelijk is om dit ambtshalve te toetsen kan een aanvraag worden ingediend.

Artikel 6. Geen recht op inkomstenvrijlating

Er is geen vrijlating mogelijk voor jongeren. Zowel de reguliere inkomstenvrijlating als de aanvullende inkomstenvrijlating voor de alleenstaande ouder, is niet van toepassing voor personen jonger dan 27 jaar. Dit ingevolge artikel 31, vijfde lid van de Pw. Van jongeren wordt verwacht dat ze op eigen kracht uitstromen en daar is naar het oordeel van de wetgever geen extra activerend instrument voor nodig.

De leeftijdsgrens van 27 jaar geldt niet voor de vrijlatingen genoemd onder lid y, lid z en lid aa van de Participatiewet.

Artikel 7. Pensioengerechtigden

Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, geldt niet de voorwaarde dat de vrijlating moeten bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Inkomsten uit arbeid van een belanghebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, komen dus altijd in aanmerking voor de reguliere inkomstenvrijlating.

Artikel 8. Inkomstenvrijlating en bijzondere bijstand

De inkomstenvrijlating is enkel van kracht op de algemene bijstand. In de Pw wordt in artikel 31, tweede lid bepaald welke middelen niet tot het inkomen van belanghebbende worden gerekend. De middelen als bedoeld in dit artikel worden ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten; dit deel van het inkomen wordt niet in aanmerking genomen als draagkrachtinkomen. De toepassing van de inkomstenvrijlating kan dus niet leiden tot een toename van de draagkracht voor de bijzondere bijstand.

Artikel 9. Hoogte en duur inkomstenvrijlating

Lid 1

De zinsnede "gedurende een periode van ten hoogste zes maanden" in artikel 31, tweede lid onderdeel n van de Pw heeft betrekking op de inkomstenvrijlating en niet op de arbeidsinkomsten of op de arbeid. De omstandigheid dat arbeid onderbroken wordt, verandert op zich niets aan de maximale duur van de inkomstenvrijlating. Er is geen sprake van een periode van inkomstenvrijlating gedurende 6 aaneengesloten maanden, zoals in het verleden wel is geweest.

De dag waarop de inkomstenvrijlating eindigt kan op een eerdere datum worden bepaald. Dit volgt uit de zinsnede "ten hoogste" in artikel 31, tweede lid, onderdeel n van de Pw en "maximaal" in artikel 31, tweede lid, onderdeel r van de Pw. Dit behoort tot de beoordelingsvrijheid bij de beantwoording van de vraag in hoeverre de inkomstenvrijlating bijdraagt aan de inschakeling in de arbeid.

Lid 2

Aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders

Alleenstaande ouders die de volledige zorg hebben voor een of meer kinderen tot 12 jaar, kunnen na de reguliere inkomstenvrijlating nog voor maximaal 30 maanden in aanmerking komen voor een aanvullende inkomstenvrijlating. De vrijlating is geregeld in artikel 31, tweede lid, onder r van de Pw. De wetgever vindt het belangrijk dat ook alleenstaande ouders gestimuleerd worden om te gaan werken. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat zij vanwege de combinatie van werk en zorgtaken vaak langer de tijd nodig hebben om hun arbeidsuren uit te breiden en zo uit te stromen.

Voor toepassing van de aanvullende inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders is vereist dat:

  • 1.

    de alleenstaande ouder de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar;

  • 2.

    de periode voor de reguliere inkomstenvrijlating volledig benut is, en;

  • 3.

    dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Lid 3

Inkomstenvrijlating voor een persoon met een medisch urenbeperking

Inkomsten uit arbeid van een persoon met een medische urenbeperking worden niet tot zijn middelen gerekend als deze persoon:

  • 1.

    algemene bijstand ontvangt, en;

  • 2.

    de reguliere vrijlating of de aanvullende vrijlating voor alleenstaande ouders niet van toepassing zijn.

Lid 4

Inkomstenvrijlating voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie

Als inkomsten uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid van de Pw van een persoon die behoort tot de doelgroep loonsubsidiekosten worden niet tot zijn middelen gerekend als deze persoon:

  • 1.

    algemene bijstand ontvangt, en;

  • 2.

    de periode voor de reguliere inkomstenvrijlating volledig benut is, en;

  • 3.

    de inkomstenvrijlating voor een persoon die medisch urenbeperkt is niet van toepassing is.

Lid 5

Aanvullende inkomstenvrijlating voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie

Als inkomen uit een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid van de Pw van een persoon die behoort tot de doelgroep loonsubsidiekosten worden niet tot zijn middelen gerekend als deze persoon:

  • 1.

    algemene bijstand ontvangt, en;

  • 2.

    de periode voor de inkomstenvrijlating onder artikel 31, tweede lid, onder z, van de Pw volledig benut is, en;

  • 3.

    als volgens het college op de in de persoon gelegen omstandigheden een uitbreiding van zijn arbeidsomvang niet mogelijk is.

Lid 6

Het toepassen van de vrijlating vindt plaats vóór verhoging van het inkomen met een fictief bedrag aan vakantietoeslag. Het inkomstenvrijlating geldt namelijk over het inkomen exclusief vakantietoeslag.

Lid 7

Het recht op inkomstenvrijlating bestaat slechts één keer per periode van bijstandsverlening. Dit blijkt uit het feit dat er in artikel 31, tweede lid onder n, in tegenstelling tot in andere leden van dit artikel, een zinsnede als "per kalenderjaar" of "per jaar" ontbreekt.