Verordening jeugdhulp Amersfoort

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-07-2024

Intitulé

Verordening jeugdhulp Amersfoort

De raad van de gemeente Amersfoort,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 maart 2024;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

in de Jeugdwet is bepaald dat de gemeente verantwoordelijk is voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp, waarbij het uitgangspunt is dat gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst een taak is van de ouders en de jeugdige zelf;

het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026;

de principes uit het Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026 leidend zijn;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp Amersfoort.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • c.

      budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de jeugdige en/of zijn ouder(s) waaruit blijkt dat de besteding van het pgb voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening;

    • d.

      budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort;

    • f.

      financieel besluit: een door het college vastgestelde regeling waar op grond van deze verordening nadere regels en bedragen zijn gesteld;

    • g.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • h.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

    • i.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, al dan niet collectief georganiseerd;

    • j.

      nadere regels: een door het college vastgestelde regeling, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

    • k.

      onderzoeksverslag: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

    • l.

      pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • m.

      poortwachter: een medewerker van het samenwerkingsverband die belast is met het adviseren over dyslexie;

    • n.

      spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

    • o.

      sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;

    • p.

      wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet of de daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

Artikel 2. Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 3. Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Hulp en ondersteuning door het wijkteam;

    • b.

      Voorzieningen gericht op ondersteuning bij opvoed- en opgroeiproblemen;

    • c.

      Voorzieningen gericht op (sociale) participatie van jeugdigen;

    • d.

      Voorzieningen gericht op (mentale) weerbaarheid in de sociale basisstructuur;

    • e.

      Voorzieningen gericht op een positieve gezondheid van jeugdigen;

    • f.

      Ondersteuning door de praktijkondersteuner jeugd bij de huisarts.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Artikel 4. Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Jeugdhulp met verblijf;

    • b.

      Ambulante jeugdhulp;

    • c.

      Respijtzorg;

    • d.

      Pleegzorg;

    • e.

      Verblijf in een gezinshuis;

    • f.

      Crisiszorg;

    • g.

      Dyslexie zorg.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 4. Toegang tot jeugdhulp

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening moet schriftelijk of digitaal worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een aanvraag digitaal of schriftelijk.

  • 3. Een jeugdige of ouder die de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, moet een budgetplan indienen. Het budgetplan geldt als een aanvraag van een pgb.

  • 4. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning en het opstellen van een familieplan.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2. Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 3. Het college legt de zaken genoemd in het eerste lid vast in het onderzoeksverslag.

  • 4. Met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder worden in het onderzoeksverslag afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten uit het onderzoeksverslag met de jeugdige en/of zijn ouder, het wijkteam en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 7. Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen alleen in aanmerking komen voor een individuele voorziening als zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder wordt verstaan het inroepen van gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk en het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Als de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier alleen een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet; en

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3. De voorziening als bedoeld in het tweede lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.

  • 4. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, is het college niet gehouden een duurdere voorziening te treffen dan de goedkoopst passende voorziening.

  • 5. Als voor een individuele voorziening een collectief georganiseerd aanbod beschikbaar is, wordt dit collectief georganiseerde aanbod aangemerkt als goedkoopst.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 8. Toegang via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een besluit.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over de invulling van het in het eerste lid genoemde.

Artikel 9. Besluit

  • 1. Het college legt de beslissing over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een besluit.

  • 2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende onderzoeksverslag.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een besluit.

  • 4. De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen drie maanden besteden aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 5. Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels stellen.

Artikel 10. Inhoud besluit

  • 1. In het besluit tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

    • a.

      welke individuele voorziening wordt verstrekt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      de termijn van drie maanden waarbinnen de jeugdige of zijn ouder zich moet melden bij een jeugdhulpaanbieder dan wel het pgb moet besteden;

    • d.

      of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb vermeldt het besluit naast de in het eerste lid genoemde zaken:

    • a.

      wat de hoogte is van het pgb en hoe hiertoe is gekomen;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      op welke wijze het pgb moet worden verantwoord.

  • 3. Bij het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en plichten van de jeugdige en zijn ouders op grond van de wet, de verordening en de nadere regels

Hoofdstuk 5. Persoonsgebonden budget

Artikel 11. Aanvullende criteria pgb

  • 1. In het budgetplan is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2. Bij een pgb voor de behandeling van ernstige dyslexie (ED), moet naast het budgetplan een behandelplan van de aanbieder worden aangeleverd. In het behandelplan moet de diagnose staan en moet blijken dat overleg heeft plaatsgevonden met de poortwachter.

  • 3. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 4. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 5. Het college kan de SVB gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het pgb in die periode anders ten onrechte kunnen inzetten.

  • 6. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk voor zover het niet gaat om ggz-behandeling.

  • 7. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken; of

    • b.

      personen die zijn aangemerkt als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken; of

    • c.

      personen die staan ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2. Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid onder a., b., of c. is sprake van informele hulp.

Artikel 13. Hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt:

    • a.

      90% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura als het gaat om hulpverleners die in dienst zijn van een instelling als bedoeld in artikel 12, eerste lid onder a van deze verordening, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht;

    • b.

      75% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura als het gaat om personen als bedoeld in artikel 12, eerste lid onder b en c van deze verordening;

  • 2. Als het op basis van het eerste lid vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

  • 3. De hoogte van het pgb voor informele hulp bedraagt 50% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, met als ondergrens (bij het bestaan van een dienstbetrekking) de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

  • 4. Bij dyslexie geldt het volgende:

    • a.

      De component voor het stellen van de diagnose is maximaal 12 uur;

    • b.

      De component voor de behandeling van ernstige dyslexie is maximaal 50 uur.

Hoofdstuk 6. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 14. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Het college kan het besluit intrekken als de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder of het pgb niet binnen drie maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 4. Als het college een besluit op grond van het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 15. Fraudepreventie en controle

  • 1. Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college jeugdigen en ouders informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening (in natura of in de vorm van een pgb) zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Ook onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is een beslissing om een individuele voorziening toe te kennen, te heroverwegen.

  • 2. Het college beoordeelt, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van zorg in natura en pgb’s. Tevens beoordeelt het college of de jeugdige en/of zijn ouder(s) nog voldoet aan de criteria om voor een pgb in aanmerking te komen.

  • 3. Fraude of vermoedens van fraude worden afgehandeld volgens het vigerende fraudebeleidskader.

  • 4. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder wordt begrepen de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en (onterecht) niet-gebruik van deze wet.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Hoofdstuk 7. Verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 8. Inspraak en medezeggenschap

Artikel 17. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid over jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt inwoners en vertegenwoordigers vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid over jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouder(s) afwijken van hetgeen bij deze verordening is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2024.

  • 2. De Verordening jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Overgangsrecht

  • 1. Een jeugdige en/of zijn ouder(s) houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019, totdat het college een nieuw besluit neemt op grond van deze verordening.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 28 mei 2024.

de griffier,

de voorzitter,