Beleidsregel Inburgering gemeente Peel en Maas

Geldend van 01-06-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Inburgering gemeente Peel en Maas

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 3, vierde en vijfde lid, 4, tweede lid, 5, vierde en vijfde lid, 6, zevende en achtste lid, 7, vierde en vijfde lid, 9, tweede lid, 10, 12, tweede lid, onderdeel a en b, 13, vierde lid, 14, vierde lid, 15, vijfde en zesde lid, 17, tweede en vierde lid, 20, eerste lid, derde tot en met vijfde lid, 21, eerste en vijfde lid, 23, tweede lid, 26, tweede lid, 32, tweede lid, 36, 38, 39, eerste lid, 40, vierde en zevende lid, 41, derde lid, 42, vierde lid, van de Wet inburgering 2021, artikel 38, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, en artikel 107, negende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

BESLUITEN:

Vast te stellen de Beleidsregel:

Inburgering gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • b.

      Besluit : besluit van 27 augustus 2021 tot uitvoering van de Wet inburgering 2021 (Besluit inburgering 2021)

    • c.

      brede intake : de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

    • d.

      gemeente : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas;

    • e.

      gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • f.

      inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021inburgeringsplichtig is;

    • g.

      KNM : Kennis van de Nederlandse Maatschappij;

    • h.

      MAP : de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • i.

      PIP : het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • j.

      PVT : het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • k.

      Wet : de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Inburgering 2022, de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2. Het college kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website;

    • b.

      voorlichtingsbijeenkomsten;

    • c.

      persoonlijke gesprekken, waarbij zo nodig een tolk wordt ingeschakeld;

    • d.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager) [en in het Engels, Frans, Spaans en Arabisch];

    • e.

      telefonische informatie;

    • f.

      de inzet van een taalmaatje en/of personen uit het netwerk van de inburgeringsplichtige.

  • 3. Het college beoordeelt gedurende het traject van inburgeren of de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen, met name die aan asielstatushouders, passend en effectief is.

Artikel 3 Brede intake

  • 1. Het college neemt zo snel als mogelijk bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt het college een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. Het college geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2. De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij het college. Voor asielstatushouders is dit het moment van koppeling aan het college, voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in het college.

  • 3. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets. Deze toets wordt uitgevoerd door het college.

  • 4. Het college brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 5. Het college legt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk vast.

Artikel 4 Werkwijze brede intake

  • 1. Het college nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt het college behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake met het college alleen te voeren of met aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner; en

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2. De tijd tussen uitnodiging voor de brede intake en de intake zelf is maximaal 4 weken.

  • 3. Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie schriftelijke oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit het college de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt het college de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 5 Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1. Het college stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. Het college nodigt de inburgeringsplichtige binnen 7 kalenderdagen na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van het college bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2. In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. Het college stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3. Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat het college met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 4. De beschikkingen op grond van de Participatiewet, genoemd in artikel 6 derde lid onder g, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als het college op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt het college ook deze beschikking bij.

  • 5. Het college stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van het college waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. Het college stuurt de inburgeringsplichtige het PIP daarna zo snel mogelijk per post toe.

  • 6. Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar het college Peel en Maas stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door het college van vertrek is vastgesteld.

Artikel 6 Leerroutes

  • 1. Het college bepaalt in overleg met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk de:

    • a.

      B1-route;

    • b.

      onderwijsroute; of

    • c.

      zelfredzaamheidsroute (Z-route).

  • 2. De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk haalbaar niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4. Het college stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

Artikel 7. Inhoud van de leerroutes

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2. Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt het college voor een gevarieerd aanbod aan leerroutes. Hierbij valt te denken aan:

    • a.

      variatie in niveau van het aanbod;

    • b.

      variatie in intensiteit van het aanbod;

    • c.

      variatie in locaties en tijden van de cursussen;

    • d.

      variatie in de vorm van geïntegreerde Leerontwikkelroutes.

  • 3. Het college werkt op regionaal niveau samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 8 Participatieverklaringstraject

  • 1. Het college biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring.

  • 2. De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. Het college bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 4. Het college stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 5. Het college registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 6. Het college legt de afspraken over de invulling van het PVT schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 7. De inburgeringsplichtige voltooit het PVT bij afronding van de in het eerste lid onderdeel a. bedoelde activiteiten en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring. Dit gebeurt tijdens een ondertekenmoment. Het college stuurt de inburgeringsplichtige hiervoor een uitnodiging.

  • 8. Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief voor de ondertekening van de participatieverklaring:

    • a.

      wat de ondertekening van de participatieverklaring inhoudt;

    • b.

      waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor ondertekening moet verschijnen;

    • c.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, zoals beschreven in artikel 15.

  • 9. Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en de ondertekening van de participatieverklaring liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 10. Indien in het kader van de brede intake door de inburgeringsplichtige activiteiten zijn verricht die voldoen aan het gestelde in dit artikel, kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9 Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)

  • 1. De MAP bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      minimaal twintig en maximaal veertig uren kennismaking met, en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt in klassikale vorm; en

    • b.

      veertig uren stage.

  • 2. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 3. Het college houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 4. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van veertig uren als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 5. Het college legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 6. Na afronding van de klassikale uren en de stage nodigt het college de inburgeringsplichtige uit voor het eindgesprek ter afronding van de MAP. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 7. Het college vermeldt in de uitnodigingsbrief:

    • a.

      wat het eindgesprek inhoudt;

    • b.

      waar en wanneer precies de inburgeringsplichtige voor het eindgesprek moet verschijnen;

    • c.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, zoals beschreven in artikel 15.

  • 8. Tussen de datum van de uitnodigingsbrief en het eindgesprek liggen minimaal vijf werkdagen.

  • 9. Het college beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. Het college houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 10 Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1. Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod c.q. het taalonderwijs in combinatie met Kennis van de Nederlandse Maatschappij en de Module Arbeidsmarkt en Participatie voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het college zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. Het college zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2. Aanvullende kwaliteitscriteria voor het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders zijn:

    • a.

      de asielstatushouder heeft in de Z-route minimaal 9 uur per week contact met docenten en begeleiders en volgt 800 uur taalles incl. KNM (naast de 800 uren participatie, PVT en MAP) om aan de inburgeringsplicht te voldoen;

    • b.

      de asielstatushouder heeft in de B1- route minimaal 12 uur per week contact met docenten en begeleiders. Door middel van het slagen voor een centraal examen voor de examenonderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken op niveau B1, KNM en het voldoen aan de overige (de decentrale) onderdelen van de inburgeringsplicht (PVT, MAP), wordt binnen deze route aan de inburgeringsplicht voldaan.;

    • c.

      de duur van het inburgeringstraject wordt afgestemd op het tempo van de asielstatushouder. De maximale inburgeringstermijn is 3 jaar en begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP;

    • d.

      de maximale groepsgrootte bij de inburgeringscursussen is 18 personen;

    • e.

      de cursusinstelling informeert het college minimaal 6 keer per jaar gedurende het inburgeringsjaar over de voortgang van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      De cursusinstelling werkt nauw samen met het Taalpunt Peel en Maas;

  • 3. Voor het controleren van de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes geldt het volgende:

    • a.

      Kwaliteitsbewaking van formele aanbieders ligt bij de Inspectie van het Onderwijs;

    • b.

      De kwaliteit wordt tussentijds gemonitord door het college tijdens de gesprekken zoals genoemd in lid 2 sub c.

  • 4. Als blijkt dat de kwaliteit zoals genoemd in lid 3 van dit artikel onvoldoende is, dan kan het college de overeenkomst met de aanbieder beëindigen met in achtneming van een eventuele opzegtermijn.

Artikel 11 Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2. De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3. De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van Vorkmeer te Panningen. De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 4. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan het college, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in het college staat ingeschreven en daadwerkelijk in het college woont.

  • 5. Het college stemt de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 12 Overschakelen naar een andere leerroute

  • 1. De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is, bijzondere gevallen daargelaten, maximaal anderhalf jaar vanaf de dag na dagtekening van het PIP met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route.

  • 2. De beoordeling van het college of er onvoldoende voortgang of een grotere voortgang is dan op grond van het PIP was te verwachten, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 3. Als de beoordeling bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft, schakelt de inburgeringsplichtige over naar een andere leerroute en past het college het PIP aan.

  • 4. Het college registreert de wijziging van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen in het ISI.

  • 5. Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de nieuwe leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

Artikel 13 Afschalen

  • 1. Afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen.

  • 2. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van 600 uren.

  • 3. De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 4. Als de beoordeling bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, schaalt het college (onderdelen van) de B1-route af naar A2-niveau en past het college het PIP aan.

Artikel 14 Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1. Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt, nodigt het college de inburgeringsplichtige binnen 5 werkdagen na de datum eerste oproep opnieuw uit. Het college wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt, kan het college de inburgeringsplichtige een boete opleggen. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 3. Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 7 kalenderdagen na datum van het gesprek zoals bedoelt in lid 1 van dit artikel per brief kenbaar te maken.

  • 4. Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5. Het college legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6. In de beschikking waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt het college de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen 7 kalenderdagen na datum beschikking alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan niet voldoet, legt het college weer een boete op met inachtneming van artikel 7.1.1 van het Besluit (recidive).

Artikel 15 Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1. Het college geeft een schriftelijke waarschuwing af als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. Het college geeft een schriftelijke waarschuwing af als de asielstatushouder verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3. Het college nodigt de asielstatushouder binnen 5 werkdagen na de schriftelijke waarschuwing uit en stelt hem in de gelegenheid om zijn verzuim te herstellen en het traject weer op te pakken.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige na de oproep zoals bedoelt in lid 3 van dit artikel niet verschijnt, kan het college de inburgeringsplichtige een boete opleggen. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 5. Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het college hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 7 kalenderdagen na het laatst genoemde gesprek per brief kenbaar te maken.

  • 6. Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt het college de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 7. Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 16 Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan de afspraken en verplichtingen in het kader van de brede intake legt het college bij een boete op grond van de wet op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 2. Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 3. In de beschikking aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige een boete op grond van de wet wordt opgelegd in de periode dat het college verantwoordelijk is voor het financieel ontzorgen op grond van artikel 56a Participatiewet, dan kan het college de boete met de uitkering verrekenen. Het college houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de inburgeringsplichtige, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze beleidsregel, worden afgehandeld volgens deze beleidsregel.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit waarop de oude beleidsregel van toepassing was bij aanvraag en afhandeling van de aanvraag, wordt beslist met inachtneming van de beleidsregel die toen geldend was tenzij de toepassing van deze nieuwe beleidsregel gunstiger is voor de bezwaarmaker.

Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als de beleidsregel inburgering gemeente Peel en Maas;

  • 2. De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3. De beleidsregel inburgering gemeente Peel en Maas zoals vastgesteld op 17 januari 2022 wordt ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Ondertekening

Panningen, 13 mei 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur,

L.P.H. Breukers

de burgemeester,

W.J.G. Delissen-van Tongerlo