Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Geldend van 01-06-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in artikel 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet;

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

    • a.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is

    • b.

      Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet toepasselijke bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie, schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet

    • c.

      Bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet

    • d.

      College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas

    • e.

      Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 a Participatiewet

    • f.

      Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet;

    • g.

      Jongmeerderjarige : inwoners van 18, 19 en 20 jaar

    • h.

      Wet : Participatiewet

    • i.

      Woning : een woning, woonwagen of woonschip

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Noodzakelijke bijzondere kosten

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken als in het individuele geval bijzondere omstandigheden leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet en die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen.

  • 2. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten.

  • 3. Bijzondere bijstand wordt niet bij voorschot verstrekt.

Artikel 3 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1. Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast, waarbij voor de aanvraag gebruik wordt gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De bijstand wordt door de gehuwden of daarmee gelijk gestelde, zoals bedoeld in artikel 3 Participatiewet gezamenlijk aangevraagd, of door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3. Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.

  • 4. Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 3 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur. Bij duurzame gebruiksgoederen geldt gelet op artikel 10 lid 3 een afwijkende regeling.

Artikel 4 Doelgroep en draagkracht

  • 1. Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid te bepalen in hoeverre het inkomen en vermogen in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand, het begin en de duur van de periode waarover het inkomen en vermogen in aanmerking wordt genomen, zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 Participatiewet. We spreken hierbij over draagkracht.

  • 2. De draagkracht op het inkomen is:

    • a.

      nihil bij een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Er is dan geen sprake van draagkracht en het volledige bedrag waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, kan voor vergoeding in aanmerking komen.

    • b.

      100% bij een inkomen dat hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, gedurende de draagkrachtperiode zoals bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregel. Er is dan sprake van gedeeltelijk draagkracht waarbij alleen dát deel van de noodzakelijke kosten voor vergoeding in aanmerking kan komen, dat hoger is dan het verschil tussen 120% van de geldende bijstandsnorm en het inkomen.

    • c.

      In afwijking van sub b geldt voor de tegemoetkoming in de premie aanvullende ziektekostenverzekering zoals bedoeld in artikel 9 van deze beleidsregel een inkomensgrens van 120% zoals bedoeld in sub a.

  • 3. De draagkracht op het inkomen wordt vastgesteld rekening houdende met de middelen zoals bedoeld in artikel 31, 32 en 33 Participatiewet.

  • 4. Bij de berekening van het inkomen als bedoeld in het tweede lid wordt uitgegaan van het netto besteedbaar inkomen als:

    • a.

      belanghebbende zich in een schuldsanering bevindt in het kader van een saneringskrediet, minnelijk traject (MSNP) of de Wet Schuld Sanering Natuurlijke Personen (WSNP); én

    • b.

      bij de vaststelling van het vrij te laten bedrag geen rekening is gehouden met de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

  • 5. De kostendelersnorm, zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet, wordt niet toegepast voor de bepalingen in deze beleidsregel, met uitzondering van de woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 18 van deze beleidsregel.

  • 6. De individuele inkomenstoeslag, zoals bedoeld in artikel 36 en 36b Participatiewet, worden voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen.

  • 7. De draagkracht uit vermogen dat hoger is dan het vrij te laten vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet, wordt volledig meegenomen voor de vaststelling van de draagkracht.

  • 8. Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder, die geen begrafenis of crematie voorziening hebben getroffen, wordt als uitzondering op hetgeen onder lid 7 van dit artikel gesteld, een bedrag van maximaal € 4.000,- vrijgelaten op de van toepassing zijnde vermogensgrens als reservering voor kosten van begrafenis of crematie.

  • 9. Eenmaal vastgestelde draagkracht blijft ongewijzigd gedurende de draagkrachtperiode. Hiervan kan op verzoek van belanghebbende worden afgeweken als er sprake is van een structurele inkomensdaling van meer dan 15% of wanneer belanghebbende onder de inkomensgrens uitkomt, zoals genoemd is het tweede lid sub a van dit artikel.

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

  • 1. Bij de vaststelling van het maandinkomen worden voor:

    • a.

      inkomsten op basis van een vast aantal gewerkte uren en loon uitgegaan van de betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 van deze beleidsregel aangegeven periode van een jaar aanvangt;

    • b.

      wisselende inkomsten wordt de som van deze inkomsten over de drie maanden voorafgaande aan de in artikel 6 genoemde periode aanvangt, gedeeld door drie.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 6 aangegeven periode zal optreden.

  • 3. Bij de inkomensberekening wordt 5% van de norm, zoals bedoeld in artikel 21 sub b Participatiewet, in mindering gebracht voor:

    • a.

      kosten (eigen bijdrage) voor kinderopvang;

    • b.

      reiskosten voor noodzakelijke scholing, die voor eigen rekening komen.

Artikel 6 Periode verlening bijstand

Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden, vanaf:

  • a.

    de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend; óf

  • b.

    waarop de bijstandsverlening betrekking heeft.

Artikel 7 De hoogte van de bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de meest actuele NIBUD-prijzengids en voor zover de gevraagde kosten niet vermeld staan op deze lijst wordt de hoogte vastgesteld op individuele basis.

  • 2. In voorkomende gevallen wordt een mogelijke besparing van kosten die algemeen gebruikelijk zijn op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 3. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand wordt uitgegaan van:

    • a.

      de goedkoopst mogelijke adequate voorziening én;

    • b.

      tot een maximum bedrag van 5% van de van toepassing zijnde norm maal 60 maanden (leenbijstand).

Artikel 8 Medische of sociaal noodzakelijke kosten

  • 1. Medische kosten kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt als deze kosten hoger zijn dan de hiervoor gehanteerde vergoedingen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Wet Langdurige Zorg (WLZ), Zorgverzekeringsgswet (Zvw), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) en aanvullend verzekeringspakket 'Compleet' VGZ Gemeentepakket.

  • 2. Op medische indicatie kunnen als bijzondere kosten worden aangemerkt en vergoed de kosten van extra bewassing, kledingslijtage, extra stookkosten, dieetkosten, alarmering, maaltijdvoorziening en andere specifieke kosten ten gevolge van gebreken of ziekte van belanghebbende.

Artikel 9 Premie aanvullende ziektekostenverzekering

  • 1. Voor de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering ‘VGZ GemeentePakket’ verstrekt het college bijzondere bijstand.

  • 2. De onder eerste lid genoemde bijdrage bedraagt per maand per verzekerde:

    • a.

      het volledige bedrag van de aanvullende verzekering met een maximum van € 25,00 voor het pakket Compact;

    • b.

      € 30,00 voor het pakket Compleet (exclusief meeverzekeren verplicht eigen risico);

    • c.

      € 45,00 voor het pakket Compleet + ER (inclusief meeverzekeren verplicht eigen risico).

  • 3. Het college verstrekt bijzondere bijstand voor deze kosten gedurende het volledige kalenderjaar.

Artikel 10 Duurzame gebruiksgoederen

Voor aanschaf of vervanging van witgoed kan het college bijzondere bijstand om niet verstrekken. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    het betreft alleen de kosten voor aanschaf of vervanging van wasmachine, koelkast, (inductie)kookplaat/fornuis of stofzuiger en bezorgkosten; én

  • b.

    vervangen van de onder a. genoemde goederen kan 1x per 6 jaar; én

  • c.

    36 maanden voorafgaande aan de aanvraag was het (gezins)inkomen lager of gelijk is aan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij bij een overschrijding een geringe marge tot € 10,00 per maand wordt gehanteerd; én

  • d.

    de aanvraag worden ingediend vóór het tijdstip dat de kosten worden gemaakt c.q. de nieuwe duurzame goederen zijn aangeschaft in verband met het vaststellen van de noodzaak. Het te vervangen goed moet worden bewaard tot het besluit op het recht van bijzondere bijstand is vastgesteld om de noodzaak van de vervanging aan te kunnen tonen én;

  • e.

    Voorafgaand aan de vervanging wordt de mogelijkheid van reparatie onderzocht. In dat geval worden voorrij- en reparatiekosten vergoed.

Artikel 11 Kosten beschermingsbewind en budgetbeheer

  • 1. Voor de salariskosten van beschermingsbewind kan het college bijzondere bijstand verstrekken, overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

  • 2. Schuldhulpverlening zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en door het college aangeboden budgetbeheer zijn voorliggende voorziening.

  • 3. Ingeval van aanwezige (problematische) schulden, vergoedt het college de kosten van beschermingsbewind en/of budgetbeheer alleen dan, nadat het college heeft vastgesteld dat er geen andere voorliggende voorzieningen beschikbaar en toereikend zijn.

  • 4. Indien het college het budgetbeheer noodzakelijk acht kunnen de kosten van (erkend) budgetbeheer in aanmerking komen voor bijzondere bijstand tot een maximum zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 onderdeel a Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 1 persoon dan wel artikel 7 lid 2 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 2 personen.

  • 5. Indien zonder toestemming van het college budgetbeheer is aangevraagd bedraagt en er sprake is van de in lid 3 van dit artikel genoemde omstandigheid bedraagt de vergoeding 75% van de kosten zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 onderdeel a Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 1 persoon dan wel artikel 7 lid 2 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren voor 2 personen.

Artikel 12 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de eigen bijdragen het griffierecht en andere bijkomende kosten die nodig zijn om de gerechtelijke procedure in te stellen, als een advocaat op grond van de Wet op de rechtsbijstand is toegevoegd.

  • 2. Geen bijstand wordt verstrekt voor:

    • a.

      De veroordeling in de proceskosten, tenzij er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden;

    • b.

      De kosten die worden gemaakt in een bezwaarfase;

    • c.

      Vertaal kosten;

    • d.

      Reiskosten voor het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Hiervoor bestaat een voorliggende voorziening, namelijk het Besluit proceskostenbestuursrecht.

  • 3. Het Juridisch Loket van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een voorliggende voorziening voor rechtsbijstand. De belanghebbenden die een aanvraag indienen voor een bijdrage ten behoeve van de kosten voor rechtsbijstand, zonder dat een beroep is gedaan op het Juridisch Loket, wordt op de in aanmerking te nemen kosten een korting toegepast.

Artikel 13 Reiskosten

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de reiskosten van medische (dag)behandeling door specialisten als de afstand tussen woonadres en behandeladres groter is dan 7 kilometer.

  • 2. Reiskosten in verband met ziekenbezoek van familieleden in de eerste en tweede graad kunnen voor maximaal 2 dagen per week worden vergoed. Bij terminale patiënten is een hogere frequentie mogelijk. Als bewijs voor betaling wordt het (ziekenhuis-)bewijs van opname(n) en ontslag(en) gehanteerd.

  • 3. Vergoedingen vanuit de eigen (aanvullende) ziektekostenverzekering voor de onder lid 1 en 2 genoemde kosten worden in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

  • 4. Reiskosten in verband met het bezoeken van familieleden in de eerste en tweede graad in detentie (in Nederland) worden voor maximaal 1 dag per week vergoed.

  • 5. De vergoeding vindt plaats op basis van een dagkaart van het openbaar vervoerstarief.

Artikel 14 Vaste lasten tijdens tijdelijk verblijf in een inrichting of ziekenhuis

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de doorbetaling van de vaste lasten (huur, vast recht voor gas, water en elektra en netwerkkosten) voor de duur van maximaal 1 jaar vanaf :

    • a.

      tijdens een tijdelijk verblijf in een inrichting zoals als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet of ziekenhuis en;

    • b.

      vanaf het moment dat dit een wijziging van de norm tot gevolg heeft.

  • 2. Als vooraf vaststaat dat de opname geldt voor onbepaalde tijd kan het college bijzondere bijstand verlenen voor de periode van huuropzegging.

Artikel 15 Eerste huurlasten, waarborgsom en inrichtingskosten

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de eerste volledige maandhuur, administratiekosten en inrichtingskosten, ook wel overbruggingsuitkering genoemd, als belanghebbende hiervoor redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren.

  • 2. Tot de in het eerste lid genoemde belanghebbenden behoren in ieder geval personen die:

    • a.

      de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of

    • b.

      langdurig verblijf in een inrichting verlaten en die een inkomen hadden op basis van zak- en kleedgeld.

  • 3. Als er sprake is van gezinshereniging, wordt de al uitbetaalde overbruggingsuitkering aangevuld tot maximaal de hoogte van een overbruggingsuitkering naar de norm gehuwden exclusief vakantietoeslag minus het actuele bedrag aan basishuur.

  • 4. Inwonende kinderen van 18 jaar of ouder hebben geen recht op de overbruggingsuitkering omdat het derde lid van dit artikel hierin al voorziet.

  • 5. De eerste volledige maandhuur en de administratiekosten worden om niet verstrekt.

  • 6. De inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, waarbij de aflossing conform artikel 22 van deze beleidsregel wordt vastgesteld.

Artikel 16 Woonkostentoeslag

  • 1. Het college kan gedurende maximaal 12 maanden een woonkostentoeslag verlenen als een eigen woning of huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak gemaakt kan worden op een bijdrage op grond van de WHT.

  • 2. Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonlasten hoger zijn dan de subsidiabele maximale huurgrens op grond van de Wet op de huurtoeslag (WHT), wordt belanghebbende op grond van artikel 55 Participatiewet de aanvullende verplichting opgelegd dat hij actief op zoek gaat naar woonruimte en dat hij passende goedkopere woonruimte accepteert.

Artikel 17 Jong meerderjarigen

  • 1. Het college kan aan de 18, 19 en 20 jarige bijzondere bijstand verlenen als die geen of een ontoereikend beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan en voldoen aan de in artikel 12 Participatiewet genoemde voorwaarden.

  • 2. Voor een belanghebbende als bedoeld in het eerste lid van dit artikel die in een inrichting verblijft, wordt de hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 12 Participatiewet vastgesteld op de van toepassing zijnde jongerennorm inclusief vakantiegeld.

  • 3. Voor een belanghebbende als bedoeld in het eerste lid van dit artikel die zelfstandig woont in een (zorg)woning met (indicatie voor) ambulante begeleiding ontvangt, als aanvulling op de algemene bijstand, bijzondere bijstand voor de hogere kosten van het bestaan ter hoogte van de norm die zou gelden voor een 21 jarige in dezelfde situatie exclusief vakantiegeld.

  • 4. Een eenmaal vastgesteld bedrag aan bijzondere bijstand wijzigt alleen:

    • a.

      bij wijziging van de wettelijke norm (indexeringen); of

    • b.

      als de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet.

Artikel 18 De manier van verstrekken

  • 1. Het college geeft in het besluit de vorm aan waarin de bijstand wordt verleend, zijnde om niet, renteloze geldlening of op borgtocht.

    • c.

      Het college verleend de bijstand om niet tenzij de wet of deze beleidsregel anders bepaalt.

Artikel 19 De manier van betalen

De betaling van de bijstand vindt op een van de volgende manieren plaats:

  • 1.

    Als belanghebbende in bezit is van de definitieve factuur:

    • a.

      rechtstreeks aan de belanghebbende;

    • b.

      rechtstreeks aan de leverancier op schriftelijk verzoek van belanghebbende.

  • 2.

    De tegemoetkoming zoals genoemd bij artikel 9 lid 2 van deze beleidsregel: rechtstreeks aan zorgverzekeraar VGZ (Gemeentepakket);

  • 3.

    De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is verleend.

Artikel 20 De aflossing van leenbijstand

  • 1. De hoogte van de aflossing is 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 Participatiewet.

  • 2. Een eenmaal vastgestelde aflossing wijzigt alleen:

    • a.

      bij wijziging van de wettelijke norm (indexeringen); of

    • b.

      als de leefomstandigheden veranderen, waardoor de belanghebbende gaat behoren tot een andere categorie zoals bedoeld in de artikelen 21 en 24 Participatiewet.

  • 3. De maandelijkse aflossing duurt maximaal 60 maanden.

  • 4. Als gedurende 60 aaneengesloten maanden is voldaan aan de aflossingsverplichting en er resteert nog leenbijstand, dan wordt dit restantbedrag omgezet naar bijstand om niet.

  • 5. Bij beëindiging van de uitkering binnen 60 maanden, wordt het aflossingsbedrag opnieuw vastgesteld op basis van artikel 475d van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze beleidsregel, worden afgehandeld volgens deze beleidsregel.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit waarop de oude beleidsregel van toepassing was bij aanvraag en afhandeling van de aanvraag, wordt beslist met inachtneming van de beleidsregel die toen geldend was tenzij de toepassing van deze nieuwe beleidsregel gunstiger is voor de bezwaarmaker.

Artikel 23 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas.

  • 2. De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3. De Beleidsregel bijzondere bijstand Participatiewet gemeente Peel en Maas zoals vastgesteld op 17 januari 2022 wordt ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Ondertekening

Panningen, 13 mei 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur,

K.H. Werps-Aerts

de burgemeester,

W.J.G. Delissen-van Tongerlo