Verordening op het burgerinitiatief

Geldend van 02-01-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening op het burgerinitiatief

De raad der gemeente Teylingen

Gelet op artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT

Verordening op het burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

Initiatiefgerechtigd zijn alle natuurlijke- en rechtspersonen gevestigd in de gemeente Teylingen.

Artikel 4

  • 1.

    Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.

  • 2.

    Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester in de hoedanigheid van portefeuillehouder.

  • 3.

    Het college of de burgemeester zal een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 5

  • 1.

    Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen - na invulling - weer bij diezelfde griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief, en

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s) en zonodig de naam en het adres van de rechtspersoon, evenals een recent uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel, indien het verzoek door een rechtspersoon wordt Ingediend. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage l van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6

  • 1.

    Het presidium besluit tot agendering met toepassing van het gestelde in deze verordening, met dien verstande dat ten minste twee weken zijn gelegen tussen de dag van agendering van het verzoek en de dag van de presidiumvergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2.

    Het presidium besluit aan welke raadscommissie het voorstel voorafgaand aan de besluitvorming in de raad wordt voorgelegd.

  • 3.

    Het presidium kan het verzoek niet agenderen indien sprake is van een ongeldig verzoek als bedoeld in artikel 2. Het presidium doet hiervan binnen drie weken na het besluit gemotiveerd melding aan de indiener en aan de raad. Indiener heeft mogelijkheid hiertegen binnen zes weken na ontvangst van deze melding bij de raad schriftelijk in verzet te komen.

  • 4.

    Indien het presidium het verzoek toewijst, dan agendeert het presidium het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad, dan wel zoveel later als noodzakelijk is als gevolg van agendering bij eerste gelegenheid bij een raadscommissie. De handelingen en termijnen die qua bestuurlijke procesgang gebruikelijk zijn, zijn bij een burgerinitiatief overeenkomstig van toepassing.

  • 5.

    De voorzitter van de raadscommissie nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de commissievergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid het burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 6.

    De voorzitter van de raad nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de raadsvergadering waarvoor het burgerinitiatiefVoorstef is geagendeerd. De verzoeker heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid het burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 7.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan op de gemeentepagina van het huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website of op een andere geschikte wijze.

  • 8.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

  • 9.

    Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 7

Een initiatiefnemer kan ten behoeve van de voorbereiding van het initiatief bij de griffier van de gemeente hulp en assistentie inroepen. Indien deze hulp en assistentie naar oordeel van de griffier de inzet van maximaal vier arbeidsuren {van de griffie of een andere ambtenaar conform de verordening op de ambtelijke bijstand) te boven gaat, dan wordt de meerdere hulp en assistentie alleen verleend na goedkeuring door de voorzitter van de raad.

Artikel 8

De burgemeester brengt in het burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking met ingang van 2 januari 2006.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van d.d. 2 januari 2006

Toelichting op de artikelen

Toelichting Artikel 1

In deze modelbepaling is ervoor gekozen de term "burgerinitiatief " te hanteren ter aanduiding van het voorstel of onderwerp dat door een burger bij de raad kan worden ingediend. Het gaat hierbij om het indienen van concrete voorstellen bij de raad. Een voorbeeld hiervan kan zijn het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen en om burgers de mogelijkheid te geven om een onderwerp bij de raad te agenderen, zonder dat een concreet voorste/ is bijgevoegd. Te denken valt hier aan de wens om in de raad over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk te discussiëren. Uiteraard staat het burgers ook bij het agenderen van een onderwerp vrij om een concreet voorstel in te dienen. Het is aan de raad om te beslissen of het nadere uitwerking door de indieners behoeft.

Toelichting Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en (b) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Toelichting Artikel 3

De keuze voor deze ruime definitie van initiatiefgerechtigden ligt voor de hand. Het gaat om de kwaliteit van het initiatief, nadere criteria kunnen dan onnodig belemmerend werken. Bij indiening van een burgerinitiatief kan worden getoetst of de indiener/initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5. Daarnaast kan de raad overwegen om vast te leggen op welke wijze de controle van de initiatiefgerechtigdheid plaatsvindt.

Toelichting Artikel 4

Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Daar komt bij dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij "er niet over gaat". Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of het spreekuur raad of college. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht. Wij denken aan een periode van twee jaar zodat dezelfde raad een besluit eenmaal zou kunnen heroverwegen en waarbij er voldoende afstand in tijd is gewaarborgd om te voorkomen dat de raad bij herhaling hetzelfde initiatiefvoorstel krijgt voorgeschoteld. Het is aan de initiatiefnemer om aan te tonen dat het initiatief een nieuw voorstel betreft dat nog geen onderwerp van een raadsbesluit is geweest. Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar college of burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel l van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen dat college of burgemeester een initiatief om die reden terzijde kan schuiven.

Toelichting Artikel 5

Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Zolang de burgemeester nog voorzitter van de raad is, ontvangt hij in die hoedanigheid de voorstellen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ter voorkoming van fraude met namen kan gevraagd worden naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Hier is gekozen om geen ondersteunende handtekeningen te vragen.

Argumenten vóór: het gaat om laagdrempeligheid en om de kwaliteit (niet kwantiteit) van het initiatief. Argument tegen: het (theoretische) risico dat de raad overspoeld kan worden door individuele initiatieven die hij moet agenderen. Daarnaast is er het risico van meerdere initiatieven over hetzelfde onderwerp. In dit geval zou de raad een bepaling kunnen opnemen dat hij dergelijke initiatieven, niet afzonderlijk, maar gezamenlijk agendeert/ behandelt. In de praktijk is gebleken, dat van een toevloed niet of nauwelijks sprake is.

Toelichting Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college of de burgemeester als portefeuillehouder. Met het derde tot en met vijfde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het vijfde lid wordt de indiener/ initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad, het college of de burgemeester naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb). In deze modelbepaling is ervoor gekozen in het midden te laten hoe raad, college of burgemeester verder met het burgerinitiatief omgaat. Bedoeld is niet dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat in de raadsvergadering wordt beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatief kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan. De indiener/ initiatiefnemer zal hoe dan ook steeds over het vervolgtraject worden ingelicht en waar nodig en mogelijk erbij worden betrokken. 6 Hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 van de Awb.

Toelichting Artikel 8

De raad kan ervoor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatieven), en aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatieven, de besluiten van de raad over de burgerinitiatieven en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen, en dat ligt ons inziens voor de hand om het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen. Uit de inventarisatie is gebleken dat dit in veel gemeenten al gebeurt.