Besluit van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Lijst met buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor advies met instemming van de raad benodigd is als bedoeld in artikel 16.15a sub b Omgevingswet en delegatiebesluit wijzigen omgevingsplan

Geldend van 22-05-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Lijst met buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor advies met instemming van de raad benodigd is als bedoeld in artikel 16.15a sub b Omgevingswet en delegatiebesluit wijzigen omgevingsplan

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het voorstel van het college van 18 januari 2022, nr. RVB22-0003;

gelet op het bepaalde in de artikelen 108 en 156 van de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.8, 4.14, vijfde lid en 16.15a Omgevingswet;

gelet op afdeling 10.1.2 Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat, voor zover de gemeenteraad bevoegd is een omgevingsplan vast te stellen dan

wel te wijzigen en bevoegd is voor een locatie een voorbereidingsbesluit te nemen, dit niet in alle

gevallen noodzakelijk is en het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) op

diverse onderdelen van het omgevingsplan de bevoegdheid tot beslissen kan overnemen;

BESLUIT:

1. Bij dit besluit gevoegde lijst met activiteiten, waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, conform artikel 16.15a lid b onder 1 Omgevingswet, vast te stellen, met ingang van inwerkingtreding van de Omgevingswet;

2. Dat geen advies aan de raad hoeft te worden gevraagd indien het college niet voornemens is positief te besluiten over een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit;

3. De lijst met categorieën van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 6.5 Besluit omgevingsrecht is vereist met ingang van inwerkingtreding van de Omgevingswet in te trekken;

4. De bijgevoegde lijst met activiteiten, waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, conform artikel 16.15a lid b onder 1 Omgevingswet, te evalueren twee jaar nadat de Omgevingswet in werking is getreden;

5. De bevoegdheid tot vaststelling van het omgevingsplan in de volgende gevallen met ingang van inwerkingtreding van de Omgevingswet te delegeren aan het college:

- het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben;

- het verwerken van kaderstellend beleid waarover na inwerkingtreding van de Omgevingswet door de gemeenteraad is besloten, indien de gemeenteraad bij vaststelling van dat beleid akkoord is gegaan met uitwerking van het betreffende beleid door het college;

- het opnemen van een verleende omgevingsvergunning in het omgevingsplan;

- het wijzigen van het omgevingsplan voor aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met

- het omgevingsplan, waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden;

- het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hier geen beleidsvrijheid meer is toegekend;

- het corrigeren van verschrijvingen, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefoutjes in het omgevingsplan;

- het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

- het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal overgeheveld gaan worden naar het omgevingsplan;

- het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 april 2022

De griffier,

Mevr. drs. E.P.M. van der Meer

De voorzitter,

Dhr. dr. F.A. Petter,

Lijst met gevallen waarvoor advies en instemming van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 16.15a sub b

Wanneer het college van burgemeester en wethouders voornemens is een positief besluit te nemen over een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarbij op grond van artikel 16.65 Omgevingswet de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) van toepassing is of kan worden verklaard, is een advies met instemming vereist in de volgende gevallen:

Binnen stedelijk gebied, indien vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet het geval niet onder de zogenoemde ‘kruimellijst’ als bedoeld in artikel 4 bijlage II Bor (oud) viel, in geval dat:

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een hoogte van meer dan 15 meter of met een hoogte van meer dan 20 meter indien het een lichtmast betreft;

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een gebouw, waarbij met meer dan 20% van één of meer maten als opgenomen in het omgevingsplan wordt afgeweken;

- het een zonnepark, windmolenpark of andere vorm van commerciële energieopwekking betreft, tenzij het om minder dan 10 zonnepanelen of zonnepanelen op platte daken gaat;

- het gaat om woningbouw of omvorming naar wonen, met inbegrip van bijgebouwen, dat niet passend is binnen de indicatie van de woningvoorraad van de gemeente;

- het gaat om het wijzigen van gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van bouwen;

- het een activiteit betreft waarbij de omgevingswaarden aanzienlijk worden overschreden;

- sprake is van een toename van stikstofdepositie waardoor intern en/of extern salderen noodzakelijk is.

Op bedrijventerreinen, indien vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet het geval niet onder de zogenoemde ‘kruimellijst’ als bedoeld in artikel 4 bijlage II Bor (oud) viel, in geval dat:

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een hoogte van meer dan 15 meter of met een hoogte van meer dan 20 meter indien het een lichtmast betreft;

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een gebouw, waarbij met meer dan 20% van één of meer maten als opgenomen in het omgevingsplan wordt afgeweken;

- het een grondgebonden zonnepark, windmolenpark of andere vorm van commerciële energieopwekking betreft, tenzij het om een warmte koude opslaginstallatie (wko) van minder dan 50 m2;

- het gaat om woningbouw of omvormen naar wonen;

- het een activiteit betreft waarbij de omgevingswaarden aanzienlijk worden overschreden;

- sprake is van een toename van stikstofdepositie waardoor intern en/of extern salderen noodzakelijk is.

In het buitengebied, indien vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet het geval niet onder de zogenoemde ‘kruimellijst’ als bedoeld in artikel 4 bijlage II Bor (oud) viel, in geval dat:

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een hoogte van meer dan 15 meter of met een hoogte van meer dan 20 meter indien het een lichtmast betreft;

- het gaat om het oprichten of uitbreiden van een gebouw, waarbij met meer dan 20% van één of meer maten als opgenomen in het omgevingsplan wordt afgeweken;

- het een grondgebonden zonnepark, windmolenpark of andere vorm van commerciële energieopwekking betreft, tenzij het gaat om één windmolen lager dan 20 meter of om een warmte koude opslaginstallatie (wko) van minder dan 50 m2;

- het gaat om woningbouw of omvorming naar wonen, met inbegrip van bijgebouwen, met uitzondering van voormalig agrarische bedrijfswoningen;

- het gaat om het wijzigen van gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van bouwen;

- het gaat om de vestiging, uitbreiding of omschakeling naar een recreatieve functie, waaronder zowel dag- als verblijfsrecreatie wordt begrepen;

- sprake is van een functiewijziging en/of een toename van bebouwing, welke leidt tot aantasting van de ecologische kenmerken en waarden van het (aangrenzend) gebied;

- het een activiteit betreft waarbij de omgevingswaarden aanzienlijk worden overschreden;

- sprake is van een toename van stikstofdepositie waardoor intern en/of extern salderen noodzakelijk is.