Beleidsregel Brede ondersteuning hersteloperatie toeslagen gemeente Venray

Geldend van 18-05-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Brede ondersteuning hersteloperatie toeslagen gemeente Venray

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

gelet op:

  • -

    Artikel 1:3 Awb

  • -

    Artikel 2.21 Wet hersteloperatie toeslagen

  • -

    Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Brede ondersteuning hersteloperatie toeslagen gemeente Venray

HOOFDSTUK 1 TOEGANG

Artikel 1.1 Rechthebbende

De volgende inwoners van de gemeente Venray komen in aanmerking voor brede ondersteuning:

  • 1.

    Een aanvrager van de kinderopvangtoeslag die zich heeft gemeld bij Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) voor herstel, maar nog niet definitief beoordeeld is;

  • 2.

    Een aanvrager van de kinderopvangtoeslag die zich heeft gemeld bij UHT voor herstel en erkend is als gedupeerde ouder;

  • 3.

    Een ex-toeslagpartner die door UHT als zodanig is erkend en in aanmerking komt voor compensatie;

  • 4.

    Een kind dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming in het kader van de kindregeling;

  • 5.

    Een nabestaande die in aanmerking komt voor compensatie of tegemoetkoming.

Zij worden hierna aangeduid als rechthebbende op brede ondersteuning.

Artikel 1.1.1 Gezinsdefinitie

De brede ondersteuning wordt ook geboden aan het gezin van de rechthebbende. Het moment van melden bij het college is leidend voor het bepalen wie er binnen de gezinsdefinitie van de rechthebbende op brede ondersteuning valt. Bij de omschrijving van wat wordt verstaan onder het begrip ‘gezin’ wordt beoogd aan te sluiten bij het begrippenkader van (met name artikel 4 van) de Participatiewet. Per rechthebbende zal moeten worden beoordeeld welke personen tot het gezin kunnen worden gerekend van degene die aanspraak maakt op brede ondersteuning.

Artikel 1.1.2 Verificatieproces bij UHT

De brede ondersteuning is onlosmakelijk verbonden met het herstelproces bij UHT. Indien een aanvrager van de kinderopvangtoeslag of een ex-toeslagpartner bij het indienen van een aanvraag tot herstel bij UHT heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor brede ondersteuning door de gemeente, ontvangt de gemeente de contactgegevens via UHT. Rechthebbenden kunnen zich ook rechtstreeks bij de gemeente Venray melden voor brede ondersteuning. De gemeente verifieert bij UHT of de inwoner binnen een van bovenstaande doelgroepen behoort en dus in aanmerking komt voor brede ondersteuning. Kinderen dienen zich te allen tijde rechtstreeks te melden bij de gemeente Venray indien zij behoefte hebben aan brede ondersteuning waarna verificatie door de gemeente bij UHT zal plaatsvinden. Ten behoeve van de verificatie, verwerkt de gemeente de persoonsgegevens.

Artikel 1.2 Woongemeente

In beginsel wordt de brede ondersteuning geboden aan de rechthebbende, die in de gemeente Venray woonachtig is. Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar die het wenselijk maken om brede ondersteuning aan te kunnen bieden aan een rechthebbende die voldoet aan een van bovenstaande criteria, maar niet woonachtig (meer) is in de gemeente. In die gevallen zal in afstemming met de betreffende woongemeente en de rechthebbende naar een oplossing worden gezocht.

Artikel 1.2.1 Brede ondersteuning aan minderjarige kinderen

Een handelingsbekwame minderjarige jongere die in aanmerking komt voor de kindregeling – en daarmee een rechthebbende op brede ondersteuning is - kan te allen tijde zelf een beroep doen op de brede ondersteuning door de gemeente. Een jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, wordt geacht handelingsbekwaam te zijn.

Een handelingsonbekwame minderjarige jongere die in aanmerking komt voor de kindregeling – en daarmee een rechthebbende op brede ondersteuning is – kan terecht bij de gemeente in de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, maar hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft op grond van de Basisregistratie Personen.

HOOFDSTUK 2 VASTSTELLEN HULPVRA(A)G(EN) EN OPSTELLEN PLAN VAN AANPAK

Artikel 2.1 Vaststellen hulpvraag en doelstellingen

Nadat de rechthebbende op de brede ondersteuning zich bij de gemeente heeft gemeld voor brede ondersteuning, dan wel wanneer de gemeente de gegevens van de ouder die een hulpaanbod wenst vanuit UHT heeft ontvangen, wordt binnen 2 weken contact opgenomen voor het plannen van een eerste gesprek.

Brede ondersteuning is gericht op het kunnen maken van een nieuwe start op de vijf leefgebieden.

De onderstaande doelstellingen op de leefgebieden bieden een indicatieve beschrijving van de situatie die de betrokkene naar het oordeel van het college in staat stelt om een nieuwe start te kunnen maken voor zover haalbaar op individueel niveau van rechthebbende.

Leefgebied

Doelstelling

Omschrijving doelstelling

Wonen

Passende woning

Veilige en betaalbare plek om te wonen

Financiën

Financieel vaardig en in balans

In staat zijn om een financieel gezonde huishouding te voeren

Gezin

Veilige leefomgeving

Samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen

Zorg

Positieve gezondheid

Welzijn vanuit lichamelijke en geestelijke gezondheid

Werk

Werkzekerheid

Duurzaam kunnen participeren in een arbeidsproces met minimaal de beschikking over een startkwalificatie

De doelstellingen sluiten aan bij de reguliere ondersteuning die gemeenten bieden aan alle inwoners. Het verschil zit in de snelheid en de ruimhartigheid die kan worden geboden. Het college hoeft namelijk niet te toetsen aan de reguliere kaders vanuit de domeinwetgeving, maar alleen aan het gestelde kader vanuit de Wet hersteloperatie toeslagen. Het college kan zonder de reguliere inkomens- of andere voorwaarden voorzieningen toekennen om snel en adequaat een nieuwe start te kunnen bieden gekoppeld aan de individuele maatschappelijke doelstellingen, zoals opgenomen in het plan van aanpak. Dit neemt niet weg dat met de financiële draagkracht van de rechthebbende rekening wordt gehouden.

In het eerste gesprek wordt de huidige situatie op de vijf leefgebieden besproken met de rechthebbende en wordt de situatie getoetst aan de bovenstaande doelstellingen. Vervolgens wordt het te behalen doel en de naar het oordeel van het college benodigde ondersteuning via het plan van aanpak vastgesteld. Het besluit omtrent de toelating tot de brede ondersteuning en het plan van aanpak neemt de gemeente binnen een termijn van 4 weken na de dag waarop het eerste gesprek heeft plaatsgevonden

Artikel 2.2 Brede ondersteuning is gericht op hulp – niet op middelen

Brede ondersteuning is gericht op hulp. Middelen worden alleen ingezet als dit nodig is voor én langdurig bijdraagt aan het gestelde doel in het plan van aanpak. Het enkel verstrekken van een middel kan om die reden nooit een doel op zich zijn.

Indien het verstrekken van een middel nodig is om het gestelde doel in het plan van aanpak te bereiken, wordt in beginsel een redelijk normbedrag gehanteerd. Om te bepalen welk normbedrag redelijk is, maakt het college als richtlijn gebruik van de bedragen zoals geadviseerd door het Nibud. Deze bedragen heeft het Nibud in generieke zin vastgesteld op basis van objectieve informatie, verkregen uit onderzoek, over inkomsten, uitgaven, bestedingspatronen en kosten van levensonderhoud.

Artikel 2.3 Het plan van aanpak

Voor elke rechthebbende die een beroep doet op de brede ondersteuning en het gezin wordt een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is voorwaardelijk voor het bieden van brede ondersteuning en wordt schriftelijk verstrekt aan de rechthebbende. Er wordt eenmaal een plan van aanpak opgesteld, met de mogelijkheid voor een vervolg gericht op persoonlijke ontwikkeling. Daarna kan de rechthebbende ondersteunt worden via de reguliere dienstverlening/hulpverlening.

Artikel 2.3.1 Geen terugwerkende kracht

Brede ondersteuning richt zich op het kunnen maken van een nieuwe start. Het richt zich op de toekomst. Het college bepaalt op het moment van melden bij de gemeente wat de rechthebbende op dat moment nodig heeft voor het maken van een nieuwe start. Dat betekent dat in beginsel geen voorzieningen worden toegekend met terugwerkende kracht, omdat het college in die gevallen de noodzaak van verstrekking niet kan vaststellen. Het vergoeden van geleden schade of gemiste kansen in het verleden, is onderdeel van het financieel herstel, zoals belegd bij de UHT, en niet van de brede ondersteuning.

Artikel 2.3.2 Inzet voorzieningen

De voorzieningen die nodig zijn om een nieuwe start te kunnen maken, worden getoetst aan de gestelde doelstellingen en vervolgens toegekend en gemotiveerd via het plan van aanpak. Hierbij wordt de volgende afweging gemaakt:

  • -

    Is er nu acute hulp nodig om te voorkomen dat de situatie snel verslechtert?

  • -

    Over welke vaardigheden en kennis dient de rechthebbende te beschikken om de doelstellingen, zoals opgenomen in het plan van aanpak, te bereiken?

  • -

    Welke hulp heeft de rechthebbende nodig om deze doelstellingen te behalen?

  • -

    Worden de doelen bereikt als er een bepaalde voorziening of middel niet wordt ingezet?

  • -

    Draagt de voorziening op een duurzame manier bij aan de gestelde doelen?

Artikel 2.3.3 Toeleiding naar reguliere ondersteuning

De toeleiding naar reguliere ondersteuning kan onderdeel uitmaken van het plan van aanpak, indien niet te voorzien is dat de gestelde doelen binnen afzienbare termijn via de brede ondersteuning kunnen worden behaald. In die gevallen draagt het begeleiden naar de reguliere ondersteuning van de gemeente bij aan het (duurzaam) kunnen maken van de nieuwe start.

Artikel 2.3.4 Noodzaak v.s. wens

Bij het bepalen welke voorzieningen worden ingezet voor de betrokkene, wordt onderscheid gemaakt tussen wens en noodzaak. De inzet van voorziening(en) en/of middelen moet redelijkerwijs nodig zijn om het gestelde doel te bereiken. Wordt het doel niet bereikt als het middel of de voorziening niet wordt ingezet, dan wordt vervolgens redelijkerwijs bekeken naar de meest adequate manier om dit doel te bereiken.

Artikel 2.3.5 Wijze van verstrekken

Indien de inzet van een of meerdere voorzieningen en/of middelen onderdeel uitmaakt van het plan van aanpak, verstrekt het college in natura. Bij verstrekking in natura kan het gaan om hulpverlening of een product..

Artikel 2.3.6 Huisbezoek noodzakelijk voor vaststellen noodzaak en omvang

Indien het college de noodzaak en de omvang van de verstrekking van een voorziening onvoldoende kan vaststellen, kan een huisbezoek plaatsvinden. Het huisbezoek kan een beter beeld opleveren over met name de woon- en leefsituatie van de rechthebbende in relatie tot de brede ondersteuning. Een huisbezoek vindt in overleg met de rechthebbende en aangekondigd plaats. Als de rechthebbende het huisbezoek niet op prijs stelt, heeft deze het recht om het huisbezoek te weigeren. Weigering kan van invloed zijn op de brede ondersteuning indien weigering ertoe leidt dat het college onvoldoende in staat wordt gesteld om vast te stellen wat de rechthebbende nodig heeft voor het kunnen maken van een nieuwe start.

Artikel 2.3.7 Geen schulden vergoed vanuit de brede ondersteuning

Het rijk heeft een schuldenaanpak opgesteld voor erkend gedupeerde aanvragers en hun toeslagpartner en ex-toeslagpartners. Deze is gericht op het binnen de reikwijdte van de diverse regelingen, betalen en kwijtschelden van achterstallige betalingen. De regelingen hebben betrekking op publieke schulden, private schulden, schulden die betaald zijn vanuit de ontvangen compensatie en een regeling voor de afhandeling van ouders met een schuldregeling (Msnp/Wsnp). De schuldenaanpak is daarmee onderdeel van het financieel herstelproces. De uitvoering is belegd bij (de gemandateerde van) het ministerie van Financiën – en niet bij de gemeente. Er worden vanuit de brede ondersteuning om die reden in beginsel geen schulden betaald als onderdeel van het plan van aanpak. Hierop zijn twee uitzonderingen van toepassing:

  • -

    Jongeren en jongvolwassenen die in aanmerking komen voor het saneren van (problematische) schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021;

  • -

    Het voorkomen van bedreiging van de eerste levensbehoefte(n). Te denken valt aan het voorkomen van huisuitzettingen of afsluiting van gas/water/licht. Het college doet in dat geval wat nodig is om de dreiging te voorkomen. In die gevallen wordt, naast de inzet van hetgeen acuut nodig is, ook te allen tijde voorzieningen ingezet die op een duurzame manier bijdragen aan een nieuwe start en het voorkomen van herhaling van de dreiging.

Artikel 2.3.8 Minimale afloscapaciteit aanvullend aanbod schuldhulpverlening jongeren

Aan de schuldeisers van jongeren en jongvolwassenen vallend onder de kindregeling die in aanmerking komen voor het saneren van (problematische) schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021, wordt ten minste de minimale afloscapaciteit geboden van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm - ook indien het berekende vrij te laten bedrag (Vtlb) van de jongere of jongvolwassene hoger is. Het college maakt hierin een belangenafweging, waarin zowel de belangen van de jongere als de schuldeiser worden behartigd. De onderbouwing wordt vastgelegd in het plan van aanpak.

Artikel 2.3.9 Wijziging of herziening plan van aanpak

Terugkerende aanvragen voor voorzieningen of middelen worden getoetst aan de eerder vastgestelde doelstellingen. Behoudens de situatie dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die een wijziging van de eerder vastgestelde doelstellingen rechtvaardigt, kan het plan alleen tussentijds worden aangepast indien dit in lijn is met de eerder vastgestelde doelstellingen op de vijf leefgebieden. In principe wordt eenmaal een plan van aanpak voor de 5 leefgebieden opgesteld.

Artikel 2.3.10 Toekenning niet aangemerkt als middel in de zin van artikel 31 Pw

Voorzieningen die worden toegekend vanuit de brede ondersteuning welke leiden tot een toename van het vermogen waarover de rechthebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, worden niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet, gerekend.

HOOFDSTUK 3 BEËINDIGING

Artikel 3.1 beëindiging van de ondersteuning

Brede ondersteuning aan een rechthebbende kan op twee manieren eindigen c.q. aflopen

  • -

    De aangemelde ouder wordt niet erkend als gedupeerde ouder door UHT – en is daarmee niet meer aan te merken als rechthebbende. De brede ondersteuning wordt binnen 30 dagen beëindigd nadat de Belastingdienst/Toeslagen het college van burgemeester en wethouders heeft geïnformeerd dat ten aanzien van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag een afwijzende beschikking is gegeven. De toegekende voorzieningen die zijn opgenomen in het reeds verstrekte plan van aanpak worden nagekomen. In overleg met de inwoner wordt vastgesteld of ondersteuning vanuit het regulier kader nodig en gewenst is.

  • -

    Vanuit de brede ondersteuning is de nieuwe start op de vijf leefgebieden gefaciliteerd middels eenmaal het opstellen van een plan van aanpak en de rechthebbende heeft een nieuwe start kunnen maken. Op het moment dat de rechthebbende de nieuwe start op de vijf leefgebieden geboden is, loopt de brede ondersteuning van rechtswege af. Het college heeft de rechthebbende in staat gesteld om een nieuwe start te kunnen maken.

  • -

    Indien de belanghebbende niet meewerkt aan het uitvoeren van het plan van aanpak, daarvan in kennis is gesteld en wederom geen gehoor heeft gegeven, wordt de brede ondersteuning beëindigd.

HOOFDSTUK 4 KLACHTEN, BEZWAAR EN BEROEP

We maken onderscheid tussen klachten, bezwaar en beroep.

Artikel 4.1 Klachten

Als rechthebbenden op brede ondersteuning niet tevreden zijn over de manier waarop zij worden of zijn ondersteund (denk aan kwaliteit van de ondersteuning, bejegening etc.) dan kijken we of het kan helpen om een onafhankelijke cliëntondersteuner, een ervaringsdeskundige in te schakelen. Daarnaast staat de reguliere klachtenroute van de gemeente Venray open. Hierna kan eventueel de Nationale ombudsman worden ingeschakeld.

Artikel 4.2 Bezwaar- en beroep

Het toekennen van niet vrij toegankelijke voorzieningen veronderstelt altijd een verleningsbeslissing op basis van een beoordeling door de gemeente van de persoonlijke situatie en behoeften. Dit doet het college - of de gemandateerde namens het college – via het plan van aanpak. Het plan van aanpak is daarmee een beschikking. Dit betekent ook dat bezwaar- en beroep openstaat binnen de gestelde termijnen.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel brede ondersteuning hersteloperatie toeslagen”.

Ondertekening

Aldus besloten op 14 mei 2024 door het college van burgemeester en wethouders van Venray

de burgemeester,

M.C. Uitdehaag

de secretaris,

E.G.J. Voorn