Algemene subsidieverordening Opsterland 2024

Geldend van 15-05-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Opsterland 2024

De gemeenteraad van de gemeente Opsterland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 februari 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Opsterland 2024:

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    boekjaarsubsidie: subsidie aan een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die wordt verstrekt met toepassing van artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Awb;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    gemeente: gemeente Opsterland;

  • -

    nadere regels: nadere regels als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • -

    incidentele subsidie: subsidie die wordt verstrekt met toepassing van artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de Awb;

  • -

    raad: gemeenteraad van de gemeente Opsterland;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door het college te verstrekken subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen door de raad.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. Het college is bevoegd nadere regels te stellen over subsidieverstrekking.

  • 2. Het college is bevoegd te besluiten op aanvragen voor subsidieverstrekking en daarmee samenhangende besluiten te nemen.

  • 3. Subsidies worden uitsluitend verstrekt indien deze passen binnen de door de raad vastgestelde begroting.

Artikel 4 Staatssteunregels

Het college kan van de bepalingen van deze verordening, een afzonderlijke subsidieverordening en nadere regels afwijken of bepalingen buiten toepassing laten, voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan een Europees steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Subsidieplafonds worden door het college uitsluitend vastgesteld indien deze passen binnen de door de raad vastgestelde begroting.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt schriftelijk ingediend. Een aanvraag kan ook op elektronische wijze worden ingediend, op door het college in nadere regels bepaalde wijze. Aanvragen worden ingediend middels een door het college ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat vergezeld van de in het aanvraagformulier aangegeven bescheiden.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1. Subsidie kan het gehele jaar worden aangevraagd, tenzij het college een aanvraagperiode of uiterlijke ontvangstdatum heeft vastgesteld, waarbinnen respectievelijk waarop een aanvraag moet zijn ontvangen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid dient een aanvraag voor een boekjaarsubsidie te zijn ontvangen voor 1 oktober, voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8 Niet-subsidiabele kosten

  • 1. Er wordt in elk geval geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen;

    • b.

      kosten gemaakt na het verstrijken van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, met uitzondering van de kosten verbonden aan een verantwoordingsverplichting;

    • c.

      kosten die niet rechtstreeks aan de activiteit toe te rekenen zijn;

    • d.

      naar het oordeel van het college niet noodzakelijke kosten of kosten die naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot de activiteit;

    • e.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • f.

      ongespecificeerde kosten, voor zover die hoger zijn dan 5% van de totale subsidiabele kosten;

    • g.

      kosten van vrijwilligersuren, voor zover deze gewaardeerd worden boven het ten tijde van ontvangst van de aanvraag geldende wettelijk minimumloon van een 23-jarige, uitgaande van een 36-urige werkweek;

    • h.

      boetes, financiële sancties en hiermee samenhangende kosten.

  • 2. Het college kan in nadere regels of bij de verstrekking van een boekjaarsubsidie afwijken van het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend, dan wel binnen 13 weken na afloop van de periode waarin of de uiterste datum waarop aanvragen moeten zijn ontvangen.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie die voor 1 oktober is ontvangen, voor 1 januari van het volgende kalenderjaar.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie die na 1 oktober is ontvangen, binnen 17 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, wordt de beslistermijn opgeschort totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 5. In nadere regels kan het college afwijken van het eerste lid.

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, weigert het college de subsidie voor zover:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de te subsidiëren activiteiten niet verenigbaar zijn met het gemeentelijke beleid;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      als ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen, te benutten of om strafbare feiten te plegen, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan het college de subsidie weigeren voor zover:

    • a.

      door de aanvrager niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • b.

      de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op partijpolitieke, godsdienstige, religieuze of levensbeschouwelijke activiteiten;

    • c.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken, uit eigen middelen of uit middelen van derden.

  • 3. Het college weigert een incidentele subsidie voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor op grond van nadere regels subsidie kan worden verstrekt, of in het jaar voorafgaand aan de aanvraag kon worden verstrekt.

  • 4. Het college weigert een incidentele subsidie voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die naar het oordeel van het college in het gemeentelijk beleid onvoldoende prioriteit heeft.

Artikel 11 Weigering in verband met Europese regels

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, weigert het college de subsidie voor zover:

  • a.

    de subsidie op grond van een Europees steunkader verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader;

  • b.

    de subsidie op grond van het Europees steunkader geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader;

  • c.

    de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt; of

  • d.

    het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Artikel 12 Meldings- en mededelingsplicht

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, informeert een subsidieontvanger het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten, voor zover het de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders of het doel van de rechtspersoon betreft.

Artikel 13 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek op het beleidsveld, waar de gesubsidieerde activiteit op gericht is.

Artikel 14 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 15 Bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onderdeel a wordt gegeven, vindt betaling van het gehele subsidiebedrag in één keer plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt gegeven, wordt het verstrekte subsidiebedrag in zijn geheel bevoorschot.

  • 3. Indien een beschikking tot bevoorschotting wordt gegeven, geschiedt dit ambtshalve, gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 5. Het college kan in het belang van een doelmatige subsidieverstrekking afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

  • 6. In het belang van een doelmatige subsidieverstrekking kan het college bij het verstrekken van subsidies van meer dan € 5.000 afwijken van het vierde lid en de bevoorschotting afhankelijk stellen van de financiële en inhoudelijke voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 16 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. De ontvanger van een boekjaarsubsidie dient uiterlijk op 1 juni, volgend op het jaar of de jaren waarop de boekjaarsubsidie betrekking heeft, een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2. De ontvanger van andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid, dient uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht of verricht hadden moeten zijn een aanvraag tot subsidievaststelling in, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening of nadere regels een andere termijn is gesteld.

Artikel 17 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij in de beschikking tot subsidieregeling of nadere regels anders is bepaald.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmaal voor ten hoogste 9 weken worden verdaagd.

Artikel 18 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, zonder voorafgaande subsidieverlening; of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Aan de ontvanger van een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval de verplichting opgelegd om desgevraagd, op een door het college van te voren in de beschikking tot subsidieverstrekking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 19 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 tot en met € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 50.000 wordt bij de aanvraag tot vaststelling een activiteitenverslag overgelegd, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2. In nadere regels kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 20 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een subsidie van meer dan € 50.000 bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag, waarin in elk geval is opgenomen:

      • -

        een overzicht van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten;

      • -

        een overzicht van de gerealiseerde opbrengsten, met inbegrip van bijdragen van derden, en de eigen bijdragen; en

      • -

        een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 2. Het in het eerste lid onder a bedoelde inhoudelijke verslag en het onder b bedoelde financieel verslag worden op dezelfde wijze gerubriceerd als de bij de aanvraag gevoegde begroting en voorzien van een toelichting op afwijkingen ten opzichte van die begroting.

  • 3. In nadere regels kan worden bepaald dat andere gegevens worden verlangd.

Artikel 21 Controleverklaring van het financieel verslag

  • 1. De aanvrager is verplicht het financieel verslag als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, te onderwerpen aan een onderzoek van een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i, van de Wet op het accountantsberoep.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van de onderzoeker, als bedoeld in het eerste lid, die ten minste bevat:

    • a.

      een vermelding op welk project het onderzoek betrekking had en welke wettelijke voorschriften en verplichtingen op dat project, in het bijzonder op de verstrekte subsidie voor dat project, toepasselijk waren;

    • b.

      een beschrijving van de reikwijdte van het onderzoek, waarin ten minste wordt vermeld welke richtlijnen voor het onderzoek in acht zijn genomen;

    • c.

      een vermelding van de gebleken tekortkomingen naar aanleiding van het onderzoek;

    • d.

      een oordeel over de verenigbaarheid van het inhoudelijke verslag als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, met de projectadministratie.

  • 3. In nadere regels of bij in de beschikking tot subsidieverlening kan worden afgeweken van het eerste en tweede lid.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing voor de subsidieaanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van plaatsing ervan in het Gemeenteblad, onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Opsterland 2017.

  • 2. De Subsidieverordening Opsterland 2017 blijft van kracht ten aanzien van subsidieaanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ontvangen.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Opsterland 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 maart 2024,

de griffier,

de voorzitter,