Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Wageningen

Geldend van 08-05-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Wageningen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen,

gelet op:

  • -

    artikel 31, tweede lid, onder m van de Participatiewet van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Wageningen.

Artikel 1 Definities

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet verder worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Daarnaast wordt in deze beleidsregels verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: personen met een bijstandsuitkering;

    • b.

      bijstandsuitkering: uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen;

    • d.

      gift: een onverplichte of onverschuldigde betaling van geld of schenking in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of een instelling, waarbij geen sprake is van een tegenprestatie, wederdienst of verplichtend karakter;

    • e.

      middelen: alle inkomsten- en vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet;

    • f.

      kalenderjaar: 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Vrijlating van giften algemeen

  • 1. Giften aan een belanghebbende worden niet tot de middelen gerekend als bedoeld in artikel 31 Participatiewet tot een bedrag van € 1.800 per kalenderjaar;

  • 2. De waarde van giften in natura wordt bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer;

  • 3. Een ongebruikt deel van de vrijlating van € 1.800 kan niet worden meegenomen naar een nieuw kalenderjaar.

Artikel 3 Verplichtingen

  • 1. Voor giften tot € 1.800 per kalenderjaar geldt geen inlichtingenplicht. Wel wordt van belanghebbende gevraagd en verwacht dat hij of zij dit zelf bijhoudt. Daarnaast kan aan een belanghebbende worden gevraagd om uit te leggen waarvoor de gift is ontvangen.

  • 2. Voor bedragen boven € 1.800 geldt de inlichtingenplicht als genoemd in artikel 17 van de Participatiewet. Als de totale giften hoger zijn dan € 1.800 zonder dat een belanghebbende dit meldt, beoordeelt het college per situatie of een belanghebbende zich opzettelijk niet heeft gehouden aan de inlichtingenplicht.

Artikel 4 Giften met een specifieke bestemming

Giften met een specifieke bestemming worden volledig vrijgelaten en niet met de bijstandsuitkering verrekend indien:

  • 1.

    belanghebbende, indien de gift niet was ontvangen, voor deze kosten aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • 2.

    belanghebbende de gift daadwerkelijk besteedt aan scholing en opleiding;

  • 3.

    belanghebbende de gift daadwerkelijk besteedt aan het aflossen van betalingsachterstanden voor huur, energielasten, zorgverzekering of de gift ter beschikking wordt gesteld van een schuldhulpverleningstraject;

  • 4.

    belanghebbende de giften heeft ontvangen van charitatieve instellingen (waaronder de Voedselbank), geloofsinstellingen, sociale fondsen of andere vergelijkbare (hulp)organisaties.

Artikel 5 Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

  • 1. Een gift of geldlening die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die niet meer bedraagt dan de voor belanghebbende geldende netto bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld), wordt niet in aanmerking genomen als middel. Als de gift gelijk of minder is dan de toepasselijke bijstandsnorm kan melding achterwege blijven.

Artikel 6 Giften in schulden

  • 1. Een gift die wordt verstrekt ter delging van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  • 2. Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden.

Artikel 7 Schadevergoeding

  • 1. De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2. Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3. Bij schadevergoeding voor immateriële schade wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      schade voor gederfde levensvreugde, zoals schending van eer en goede naam, discriminatie of een onterechte detentie en;

    • b.

      schade die blijvend aan aard is, zoals letselschade, en invloed heeft op de verwachte uitstroom van een betrokkene uit de bijstand.

  • 4. De vergoeding voor gederfde levensvreugde (derde lid, onderdeel a) wordt in aanmerking genomen als vermogen voor 30%, van het deel dat hoger is dan € 3.000.

  • 5. De vergoeding voor blijvende schade (derde lid, onderdeel b) wordt toegerekend aan de statistisch te verwachten resterende levensduur van de persoon, te rekenen vanaf het moment van ontstaan van de schade, en herleid tot een maandbedrag. Is dit bedrag lager dan 15% van de bijstandsnorm, geldend op het moment van ontstaan van de schade, dan wordt de schadevergoeding vrijgelaten. Is het bedrag hoger dan de voormelde bijstandsnorm dan wordt het meerdere vermenigvuldigd met het aantal in maanden, dat is gebruikt voor de herleiding in de eerste volzin. Het aldus verkregen bedrag is het deel van de schadevergoeding dat als vermogen in aanmerking wordt genomen. Als het bedrag hoger is dan zou zijn vrijgelaten als de schadevergoeding overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a zou zijn berekend, dan wordt dit lagere bedrag in aanmerking genomen.

Artikel 8 Giften hoger dan € 1.800 per kalenderjaar

  • 1. Giften die boven de vrijlatingsgrens van € 1.800 uitkomen worden individueel beoordeeld.

  • 2. Afhankelijk van de beoordeling kan worden besloten een gift wel of niet te verrekenen met de bijstandsuitkering, waarbij:

    • a.

      giften met een periodiek karakter worden voor het meerdere in aanmerking genomen als inkomen;

    • b.

      giften met een eenmalig karakter worden voor het meerdere in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 juli 2023.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Wageningen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 22 maart 2024.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

J. de Wit

de burgemeester,

F. Vermeulen

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregels geven aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan.

De definitie van een gift is: ‘onverplichte of onverschuldigde betaling van geld of schenking in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling, waarbij geen sprake is van een tegenprestatie, wederdienst of verplichtend karakter’. Door giften niet volledig te verrekenen met de uitkering, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt hierbij is dat particuliere en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

Bij het vaststellen van de vrijlating van giften in deze beleidsregels is er geen verschil gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder een lagere bijstandsnorm ontvangen.

De beleidsregels gaan uit van een verantwoordelijkheid van de bijstandsgerechtigde om zelf bij te houden wat er aan giften binnenkomt, bijvoorbeeld om inzicht te bieden wanneer de gemeente hierom verzoekt, en wanneer melden aan de orde is.

Deze beleidsregels staan niet het individualiseringsprincipe in de weg, om ook in andere gevallen giften niet te rekenen tot middelen die moeten worden verrekend met de uitkering.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Giften kunnen in verschillende vormen worden geschonken: per bankoverschrijving, contant of in natura.

Ten aanzien van het begrip gift wordt benadrukt dat kenmerkend voor giften is, dat er geen wederdienst tegenover staat én dat er geen verplichting aan ten grondslag ligt.

Bijschrijvingen van ex-partners bedoeld voor partner- en/of kinderalimentatie vallen niet onder giften, maar zijn inkomen en worden om die reden niet vrijgelaten.

Artikel 2. Vrijlating van giften algemeen

Eerste lid: Giften tot € 1.800 laten we vrij. Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden vrijlatingen per huishouden, niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

Het bedrag geldt voor een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Voor mensen die tijdens het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt de drempel van € 1.800 voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat jaar.

Voorbeelden van giften zijn: verjaardagsgeld, cadeaus, boodschappen(geld) van een familielid, financiële ondersteuning van bijvoorbeeld familie of naasten, onderhandse leningen, enzovoort.

Tweede lid: Voor het vaststellen van de economische waarde van giften in natura wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-prijzengids.

Derde lid: Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen tijdens het kalenderjaar, mag de rest niet mee worden genomen naar het nieuwe jaar.

Artikel 3. Verplichtingen

Eerste lid: Er geldt geen meldingsplicht voor het ontvangen van giften wanneer deze onder de € 1.800,- per jaar blijven. Wel wordt van een belanghebbende gevraagd en verwacht dat hij of zij dit zelf bijhoudt en daardoor kan melden wanneer over dit bedrag heen gegaan wordt. Ook wordt verwacht dat hij of zij kan aangeven waarvoor de gift bedoelt was.

Tweede lid: Toelichting niet nodig.

Artikel 4. Giften met een specifieke bestemming

Eerste lid: Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. We laten giften voor een bepaald doel vrij als een belanghebbende - wanneer diegene de gift niet had gekregen - speciaal daarvoor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Het is onredelijk de besparing van een beroep op één van deze overheidsvoorzieningen te niet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten.

Met het vrijlaten van giften wordt bedoeld dat de gift niet als middelen gerekend wordt zoals bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet.

Tweede lid: Indien er onduidelijkheid is van de noodzakelijke kosten wordt dit voorgelegd aan de consulent inkomen of een andere professional die op enige wijze betrokken of bekend is met de situatie van de belanghebbende.

Derde lid: de wet biedt eigenlijk geen mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is echter in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.

Vierde lid: Giften die charitatieve instellingen verstrekken, zoals de Voedselbank, worden vrijgelaten. Verstrekkingen vanuit de gemeente, zoals het maatwerkbudget, worden ook vrijgelaten.

Artikel 5. Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag

Als gevolg van een lange behandelingsduur door de gemeente kan het zijn dat familie bijspringt voor de meest belangrijke uitgaven.

Artikel 6. Giften in schulden

De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.

Artikel 7. Schadevergoeding

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.

Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.

Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand.

Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

Derde lid: wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van … wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 (voorbeeld) deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. Het niet vrijgelaten deel van de schadevergoeding wordt als vermogen in aanmerking genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b van de Participatiewet.

Het percentage van 15% genoemd in het vijfde lid is een voorbeeld. In ECLI:NL:CRVB:2023:909 was sprake van een vrijlating van € 125 per maand: ten tijde van het letsel circa 10% van de bijstandsnorm, wat door de CRvB als een beperkte hoogte werd aangeduid.

Artikel 8. Giften hoger dan € 1.800 per kalenderjaar

Eerste lid: Toelichting niet nodig.

Tweede lid: Wanneer de totale gift(en) hoger is dan € 1.800,-, wordt het meerdere als inkomen in aanmerking genomen. Bij de beoordeling of een bijdrage een gift is, is het van belang of deze eenmalig of periodiek is verstrekt. Bij een controle worden bankafschriften opgevraagd. Als het vermoeden bestaat dat het totaal aan giften hoger is dan € 1.800,- en de belanghebbende dit niet heeft doorgegeven zal gevraagd worden om het overzicht en vindt er verder onderzoek plaats. Daarnaast wordt dan beoordeeld of de belanghebbende zich met opzet niet gehouden heeft aan de inlichtingenplicht.

Derde lid: Als het totaal aan giften hoger is dan € 1.800,- dan is het inkomen. Bij de beoordeling of een bijdrage een gift is, is het van belang of deze eenmalig of periodiek is verstrekt. Er vindt verrekening plaats met de bijstand voor het bedrag dat hoger is dan de € 1.800,-. Dit gebeurt volgens artikel 58 lid 4 van de Participatiewet. Wanneer de gift zo hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de maanduitkering dan wordt de rest van het bedrag tot het vermogen gerekend van de klant. Als bovenstaande niet mogelijk is, wordt het (resterende) deel teruggevorderd volgens artikel 58 lid 1 of 2 van de Participatiewet.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.

Artikel 11. Citeertitel

Bij dit artikel is een toelichting niet nodig.