Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024

Geldend van 04-05-2024 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024

De raad van de gemeente Haarlem;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met kenmerk 2023/1832571,

Gelet op artikel 156 van de Gemeentewet en afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gehoord de commissie Bestuur,

Besluit vast te stellen het:

Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024

Artikel 1 Delegatie

De raad delegeert de bevoegdheden als opgenomen in bijlage A, behorend bij dit besluit, aan het college van burgemeester en wethouders (het college).

Artikel 2 Ondertekening

Een besluit dat op grond van dit delegatiebesluit wordt genomen, wordt als volgt ondertekend:

Burgemeester en wethouders van Haarlem,

Op grond van het Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024, [Gemeenteblad <jaartal>, <uitgavenummer>],

[handtekening] 

de secretaris,

[handtekening] 

de burgemeester,

[naam secretaris]

[naam burgemeester]

Artikel 3 Toezending overzicht genomen besluiten

Het college overlegt aan de raad tweemaal per jaar een overzicht van de met delegatie genomen besluiten.

Artikel 4 Overgangsrecht

Op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit en nog niet zijn afgehandeld, wordt besloten op basis van het ‘Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2020’.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 april 2024

De griffier

de voorzitter

Bijlage A: Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024

Nr

Raadsbevoegdheid

Omschrijving en regelgeving

Bijzonderheden

1

De bevoegdheid te besluiten op verzoeken op grond van de Wet open overheid en de Wet hergebruik overheidsinformatie, die zijn gericht aan de raad

Artikelen 4.1 tot en met 4.7 van de Wet open overheid

Artikelen 3 tot en met 4b van de Wet hergebruik overheidsinformatie

Bij een (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek, wordt de raad geïnformeerd.

2

Het beslissen over de verschuldigdheid van een dwangsom en het terugvorderen van onverschuldigd betaalde dwangsommen in verband met bezwaarschriften en beroepschriften ingediend bij de raad

Artikelen 4:18,

4:20 Algemene wet bestuursrecht

3

Het indienen van zienswijzen en bedenkingen tegen voorgenomen besluiten, indien de gelegenheid of dit recht aan de gemeente of het gemeentebestuur toekomt

Diverse bijzondere wetten.

4

Het aanwijzen van gemeentehuizen waar huwelijken mogen worden voltrokken en partnerregistraties mogen plaatsvinden

Artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet.

Betreft de aanwijzing van vaste en incidentele locaties binnen de gemeente.

5

De bevoegdheid tot de vaststelling van het omgevingsplan in de gevallen in de volgende gevallen:

  • 1.

    het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben;

  • 2.

    het verwerken van kaderstellend beleid waarover na inwerkingtreding van onderhavige regeling door de raad is besloten;

  • 3.

    het opnemen van een verleende omgevingsvergunning in het omgevingsplan;

  • 4.

    het wijzigen van het omgevingsplan voor aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het omgevingsplan, waarvoor op grond van de ‘Beleidsregels inzake adviesrecht voor de raad van Haarlem’ geen advies van de raad nodig is.

  • 5.

    het aanpassen van informatieproducten van het omgevingsplan;

  • 6.

    het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hier geen beleidsvrijheid is toegekend;

  • 7.

    het corrigeren van verschrijvingen, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefoutjes in het omgevingsplan;

  • 8.

    het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

  • 9.

    het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal overgaan naar het omgevingsplan;

  • 10.

    het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels.

Artikelen 2.8 en 4.14, vijfde lid van de Omgevingswet

Mandatering van deze bevoegdheid is niet toegestaan.

6

De bevoegdheid tot een gecoördineerde behandeling van aanvragen en verzoeken met betrekking tot projecten voor de fysieke leefomgeving en tot een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van de besluiten genoemd onder ‘bijzonderheden’

Paragraaf 3.5.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 2.8 Omgevingswet;

Artikel 5.1 Omgevingswet;

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haarlem

Het betreft besluiten tot:

  • 1.

    het wijzigen van delen van het omgevingsplan (artikel 2.8 Omgevingswet);

  • 2.

    een omgevingsvergunning (artikel 5.1 Omgevingswet); en

  • 3.

    toestemmingen en vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem.

Toelichting bij het Delegatiebesluit gemeente Haarlem 2024

Algemeen

Onder ‘delegatie’ wordt verstaan: “het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent” (artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna Awb). Het delegeren van bevoegdheden heeft tot gevolg, dat degene die delegeert de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf kan uitoefenen (artikel 10:17 Awb). Wel kunnen in het delegatiebesluit of op later moment beleidsregels worden vastgesteld ter uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid (artikel 10:16, eerste lid Awb).

Het college oefent de verkregen bevoegdheid onder eigen naam en eigen verantwoordelijkheid uit. Na delegatie is het college ook bevoegd een beslissing op bezwaar te nemen. Ook de voorbereidingshandelingen, zoals het verzenden van een ontvangstbevestiging, het horen, een verdagingsbesluit en een besluit tot buiten behandeling laten, vallen onder het delegatiebesluit. (Sub)delegatie is alleen mogelijk indien in de bevoegdheid (tot (sub)delegatie) bij wet is voorzien.

De kernbepaling over de toelaatbaarheid van delegatie is artikel 10:15 Awb: “Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.” Dit kan een algemeen geformuleerde bevoegdheidsgrondslag zijn – zoals artikel 156 van de Gemeentewet – of een specifieke bevoegdheidsgrondslag (bijvoorbeeld de Omgevingswet).

De algemene bevoegdheidsgrondslag luidt als volgt: “De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.” (artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet) Het artikel vervolgt (onder meer) met het benoemen van bevoegdheden die in ieder geval niet kunnen worden overgedragen. In de volgende categorieën van gevallen is geen delegatie mogelijk: de instelling van of regels voor de rekenkamer, het instellen van onderzoek, de vaststelling van de begroting en jaarrekening, het stellen van straf op overtreding van een verordening, verordeningen met betrekking tot financieel beleid, de aanwijzing van een accountant en de heffing van bepaalde belastingen. De bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven kan slechts worden gedelegeerd voor zover het gaat om het vaststellen van nadere regels.

Van de in dit delegatiebesluit aangegeven bevoegdheden wordt op grond van literatuur en jurisprudentie en gezien delegatiebesluiten van andere gemeenteraden aangenomen, dat de aard van de bevoegdheden zich niet verzet tegen delegatie van die bevoegdheden.

In beginsel is mandaatverlening van de gedelegeerde bevoegdheid door het college mogelijk. Hiervoor is geen toestemming van de raad vereist. Mandaatverlening is echter niet mogelijk indien een wettelijk voorschrift dat bepaalt of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet (artikel 10:3 van de Awb). In onderhavig besluit is bij een aantal specifieke bevoegdheden vastgelegd, dat mandatering door het college niet is toegestaan. De raad spreekt hiermee uit, dat de betreffende bevoegdheden van zodanige aard zijn dat mandatering niet wenselijk wordt geacht.

Artikel 1 Delegatie

In Bijlage A bij dit delegatiebesluit zijn de bevoegdheden opgenomen die door de raad aan het college worden gedelegeerd. Een aantal van de in de bijlage genoemde bevoegdheden werden in eerdere delegatiebesluiten al aan het college gedelegeerd, Om te komen tot één integraal delegatiebesluit worden deze delegatiebesluiten ingetrokken (zie artikel 5) en worden deze bevoegdheden in onderhavig delegatiebesluit ongewijzigd overgenomen.

De volgende bevoegdheden als opgenomen in Bijlage A bij dit delegatiebesluit worden aan het college gedelegeerd.

Nr. 1 Besluiten op verzoeken op grond van de Wet open overheid en de Wet hergebruik van overheidsinformatie

Wet open overheid

Het delegatiebesluit van raad aan college wat betreft de Woo - met een feitelijke uitvoering door de ambtelijke organisatie - is vooral praktisch ingegeven. Het bevordert dat, nu gevraagde informatie ook betrekking kan hebben op raadsdocumenten (en die combinatie van collegestukken en raadsstukken is de praktijk als naar openbaarmaking van documenten in een bepaalde kwestie wordt gevraagd), het college in één hand kan besluiten over verstrekking van stukken aan Woo-verzoekers. Zonder delegatiebesluit zou over de verstrekking van raadsstukken die onder een Woo-verzoek vallen door middel van afzonderlijke raadsbesluiten moeten worden besloten, voor die delen waarop een informatieverzoek betrekking heeft. Lastig, want de bestuurlijke aangelegenheid waar het om gaat is nagenoeg altijd een dossier waar het college de verantwoordelijkheid voor draagt en goed kan beoordelen hoe dit dossier eruit ziet en welke informatie voorligt.

Een bijkomende complicatie is dat de raad in de regel slechts eenmaal per maand in vergadering bijeenkomt, terwijl de Woo een korte beslistermijn kent (4 weken plus 2 weken verlenging). Een en ander zou tot gevolg kunnen hebben dat besluiten geregeld te laat worden genomen, hetgeen voor de Woo-verzoeker niet wenselijk is.

Om de raad in staat te stellen zicht te hebben op de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid, gelden twee specifieke voorwaarden bij dit delegatiebesluit. Van de ontvangst van een Woo-verzoek dat (mede) ziet op informatie die bij de raad berust, wordt de raad op de hoogte gesteld. Als het college een beslissing heeft genomen op een Woo-verzoek dat (mede) naar informatie vraagt die onder de raad berust, wordt de raad hiervan in kennis gesteld.

Wet hergebruik van overheidsinformatie

Op grond van deze wet kunnen personen aan de overheid vragen om gegevens beschikbaar te maken zodat zij kunnen worden hergebruikt. Hetzelfde geldt als hiervoor over de Woo is gesteld: afdoening van verzoeken tot hergebruik kunnen goed door het college worden afgedaan en het waarborgt ook een tijdige besluitvorming.

Nr. 2 Beslissen over de verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom en het terugvorderen van onverschuldigd betaalde dwangsommen in verband met bezwaarschriften

Het betreft hier het vaststellen van verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld op grond van artikel 4:17, eerste lid Awb. Ingebrekestelling is mogelijk indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven. Deze mogelijkheid is op 1 januari 2008 ingevoerd door middel van de ‘Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen’ (Stb 2009, 383). Deze dwangsom dient te worden onderscheiden van de last onder dwangsom als herstelsanctie in het kader van handhaving (afdeling 5.3.2 Awb).

Het nemen van een dergelijk besluit staat los van het besluit dat de raad zal hebben te nemen op de ontvangen aanvraag. Delegeren van de onderhavige bevoegdheid maakt het mogelijk, dat het college na bekendmaking van het door de raad op de aanvraag genomen besluit een besluit neemt over de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom.

Het betreft ook de mogelijkheid om op grond van artikel 4:18 Awb onverschuldigd betaalde dwangsommen terug te vorderen.

Nr. 3 Indienen van zienswijzen en bedenkingen tegen voorgenomen besluiten

De gemeente komt in sommige gevallen het recht toe om zienswijzen en bedenkingen in te dienen tegen voorgenomen besluiten van andere overheden, bijvoorbeeld de provincie. Termijnen voor het indienen van zienswijzen of bedenkingen zijn doorgaans kort en de tijd ontbreekt om deze aan de raad voor te leggen voor instemming. Het is wenselijk dat het college dan bevoegd is om die zienswijzen en bedenkingen namens de gemeente in te dienen.

Nr. 4 Aanwijzen van trouwlocaties

Op grond van artikel 1 Besluit Burgerlijke stand 1994, en artikel 1:63 van het Burgerlijk wetboek wordt een huwelijk voltrokken in het openbaar in het gemeentehuis. Het aanwijzen van een trouwlocatie is op grond van de Gemeentewet een bevoegdheid van de gemeenteraad. Vanuit praktische overwegingen en de snelheid om te kunnen besluiten wordt de bevoegdheid tot het aanwijzen en intrekken van een trouwlocatie gedelegeerd aan het college.

Nr. 5 Vaststellen van het omgevingsplan in bepaalde gevallen

De bevoegdheid tot het vaststellen van het omgevingsplan is aan het college gedelegeerd in de volgende gevallen:

  • 1.

    Toevoegen of wijzigen van begripsbepalingen

    Zowel het gemeentelijk omgevingsplan, de provinciale omgevingsverordening als de waterschapsverordening worden via het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) voor iedereen digitaal raadpleegbaar. In al deze plannen en verordeningen worden begripsbepalingen opgenomen. Hierbij dient een uniform begrippenapparaat gewaarborgd te worden. Dit kan er toe leiden dat een begripsbepaling aangepast of toegevoegd wordt aan het omgevingsplan. Om een uniform begrippenapparaat te waarborgen is voor landelijk gebruik tevens een Stelselcatalogus opgesteld. Indien hierin begripsbepalingen zijn opgenomen die de harmonisatie ten goede komen, kunnen deze ook overgenomen worden in het omgevingsplan. Daarnaast is het mogelijk dat er begripsbepalingen in het omgevingsplan worden toegevoegd of aangepast om de ‘leesbaarheid’ te verbeteren. In voornoemde gevallen gaat het niet om het aanpassen of toevoegen van begripsbepalingen die nadelige effecten (kunnen) hebben op de fysieke leefomgeving dan welnadelige/ beperkende effecten tot gevolg hebben voor inwoners en initiatiefnemers of inhoudelijk besproken moet worden.

  • 2.

    Verwerken van kaderstellend beleid

    Bij kaderstellend beleid kan gedacht worden aan door de raad vastgestelde ruimtelijke visies, ruimtelijke (/stedenbouwkundige) plannen, startnotities, beleidsnota’s/-visies en kaders met inbegrip van daarmee naar aard en strekking te vergelijken documenten. Deze voorbeelden zijn overigens niet uitputtend bedoeld. Het omgevingsplan bevat niet alleen regels die de ruimtelijke ordening betreffen, maar ziet op de gehele fysieke leefomgeving. Het is dan ook mogelijk om onderwerpen die in het kaderstellend beleid opgenomen zijn en de fysieke leefomgeving betreffen, indien gewenst te vertalen naar regels in het omgevingsplan. Wanneer de raad of het college beleidsregels hebben vastgesteld die doorvertaald dienen te worden in het omgevingsplan, kan dit door het college gebeuren. Het gaat immers om het vertalen van kaderstellend beleid waar al sprake is geweest van een inhoudelijke afweging door de raad. Een dergelijke aanpassing van delen van het omgevingsplan is aan te merken als uitvoering en daarmee ligt delegatie aan het college voor de hand. Wel dient rekening gehouden te worden met het feit dat de reikwijdte per beleidsstuk kan verschillen; er is strategisch (breed) kaderstellend beleid en er is concreet uitgewerkt beleid. Het kan derhalve voorkomen dat voor uitwerking in het omgevingsplan redelijk wat ruimte is. Het is daarom zaak dat per beleidsstuk afspraken worden gemaakt tussen college en raad over de verdere uitwerking er van. Om die reden geldt deze bepaling enkel voor beleid dat is vastgesteld na de datum van inwerkingtreding van onderhavige regeling en niet voor eerder beleid.

  • 3.

    Opnemen van verleende omgevingsvergunning

    Ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt door middel van een omgevingsvergunning. Een dergelijke vergunning kan ook verleend worden in afwijking van het omgevingsplan. Het college heeft de bevoegdheid (in bepaalde gevallen rekening houdend met een bindend advies van de raad, dit op grond van de ‘Beleidsregels adviesrecht buitenplanse omgevingsplanactiviteiten’) te besluiten over het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het omgevingsplan. De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad vergunningen voor afwijkactiviteiten binnen vijf jaar moet verwerken in het omgevingsplan. Als na besluitvorming op de vergunning nogmaals een besluit genomen moet worden over aanpassing van het omgevingsplan, is sprake van dubbele besluitvorming over hetzelfde onderwerp. De raad stuurt op hoofdlijnen en het vertalen van verleende omgevingsvergunningen is een administratieve handeling. Daarom leent dit zich goed voor delegatie.

  • 4.

    Wijzigen van het omgevingsplan voor aanvragen van omgevingsvergunningen die in strijd zijn met het omgevingsplan

    Ontwikkelingen die niet passen binnen een omgevingsplan kunnen mogelijk gemaakt worden met een omgevingsvergunning in afwijking van het omgevingsplan (buitenplanse omgevingsplanactiviteiten) of middels het wijzigen van het omgevingsplan. Indien een aanvraag omgevingsvergunning niet past binnen het omgevingsplan, maar wel een gewenste ontwikkeling betreft, kan derhalve gekeken worden welke van deze twee methodes toegepast wordt. Het verlenen van een buitenplanse opa is een bevoegdheid van het college. In de ‘Beleidsregels adviesrecht buitenplanse omgevingsplanactiviteiten’ heeft de gemeenteraad categorieën van gevallen aangewezen waarbij een bindend advies wordt uitgebracht aan het college. Indien een situatie niet op deze lijst staat, beslist het college. In die situaties ligt het voor de hand dat, bij de keuze om voor een aanvraag omgevingsvergunning het omgevingsplan te wijzigen, de vaststelling hiervan gedelegeerd wordt aan het college.

  • 5.

    Aanpassen van informatieproducten

    Met de term informatieproducten wordt bedoeld verrijkte gegevens over bijvoorbeeld geluid, bodem en water, maar ook aantallen, oppervlaktes en afmetingen. Informatieproducten geven feitelijke informatie over de omgeving, zodat gebruikers kunnen zien wat de mogelijkheden zijn op een specifieke locatie. Als voorbeeld kan gedacht worden aan de ruimtelijk optimale inpassing van een weguitbreiding, of mogelijkheden tot woningbouw in relatie tot ondergrond en actuele geluidsbelasting. Een informatieproduct kan gebruikt worden om een vergunningaanvraag makkelijker te maken en maakt onderdeel uit van het omgevingsplan. Het informatieproduct kan onder andere aantallen en oppervlaktes bevatten. Te denken valt aan een lijst bij het omgevingsplan die voor een specifieke locatie het max m2 aan horeca aangeeft, het max aantal woningen, max aantal parkeerplaatsen, een lijst met de waardevolle bomen, etc. Wanneer bij melding of vergunning m2 horeca wordt toegevoegd of aantal woningen, of een waardevolle boom is vanwege omstandigheden gekapt/ verwijderd en komt niet meer op de lijst van bijzondere bomen voor, dan wordt deze lijst (het informatieproduct) aangepast. Aangezien feitelijke gegevens zoals aantallen en oppervlaktes kunnen wijzigen, ligt het voor de hand om dergelijke aanpassingen aan de betreffende informatieproducten van het omgevingsplan te delegeren aan het college.

  • 6.

    Aanpassen aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen

    Wet– en regelgeving wijzigt regelmatig, net als normen uit beleidsstukken/-visies. Dit door andere inzichten, wijzigingen in normstellingen, meetmethoden, naamgeving, vervallen van wetgeving, etc. Dit kan er toe leiden dat normen, meetmethoden, referenties en verwijzingen (naar wetgeving) die in het omgevingsplan zijn opgenomen aangepast moet worden. Het betreft hier onder andere gewijzigde wet- en regelgeving van hogerhand, waar we feitelijk niets over te zeggen hebben en waar geen beleidsvrijheid meer is toegekend. Als voorbeeld ten aanzien van gewijzigde beleidsstukken kan gedacht worden aan de wijziging van gebieden met archeologische waarden. Uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde op een specifieke locatie niet overeenkomt met de situatie zoals deze is vastgesteld (er zijn geen archeologische resten gevonden dus de waarde is lager). Het archeologisch beleid wordt hierop dan aangepast. Dit zijn zaken die dan ook aangepast moeten worden in het omgevingsplan. Om de procedure voor het aanpassen van het omgevingsplan in deze situaties sneller te laten verlopen ligt het delegeren van de vaststelling van het omgevingsplan op dit punt voor de hand.

  • 7.

    Technische aanpassingen

    Het gaat hier om technische aanpassingen waarbij inhoudelijke besluitvorming niet is vereist. Delegatie van dit onderdeel aan het college ligt hiermee voor de hand.

  • 8.

    Aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten

    Gemeentelijke monumenten moeten volgens de Omgevingswet in het omgevingsplan opgenomen worden. Het toedelen van de functie monument aan een locatie (voorheen: het aanwijzen van een gemeentelijk monument) is volgens de Erfgoedverordening gemeente Haarlem 2023 een collegebevoegdheid. In het kader van de Omgevingswet dienen verordeningen in het omgevingsplan opgenomen te worden. Tot het moment dat het tijdelijk omgevingsplan wordt omgezet in een omgevingsplan (uiterlijk 31 december 2031) en alle gemeentelijke verordeningen hierin opgenomen zijn, kunnen nieuwe gemeentelijke monumenten nog worden aangewezen op grond van de gemeentelijke monumentenverordening. Na de overgangsperiode zal het aanwijzen van gemeentelijke monumenten geregeld worden door deze op te nemen in het omgevingsplan. Aangezien de bevoegdheid tot het aanwijzen van monumenten reeds bij het college ligt, ligt het voor de hand dat het college ook verantwoordelijk is voor het wijzigen van het omgevingsplan door het opnemen van een aangewezen monument.

  • 9.

    Toevoegen van onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen

    De Omgevingswet bevat voor de gemeenteraad de verplichting om voor het gehele gemeentelijk grondgebied één omgevingsplan vast te stellen waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Deze verplichting geldt ook voor bepaalde regels over de fysieke leefomgeving die in gemeentelijke verordeningen zijn gesteld. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze verordeningen gelden naast het omgevingsplan. Gemeenten moeten in de overgangsperiode tot 31 december 2031 deze verordeningen opnemen in het omgevingsplan. Aangezien deze verordeningen destijds al door de raad zijn vastgesteld, heeft inhoudelijke afweging al plaatsgevonden. De beleidsneutrale doorvertaling van de regels uit de verordeningen naar het omgevingsplan betreft puur de uitvoering en kan door het college gebeuren. Indien sprake is van een inhoudelijke beleidswijziging, blijft de raad bevoegd.

  • 10.

    Nemen van voorbereidingsbesluit

    Een voorbereidingsbesluit is een verklaring dat een wijziging van het omgevingsplan wordt voorbereid, waarmee een aanhoudingsplicht geldt voor bouw- en aanlegactiviteiten. Hierdoor wordt voor het gebied waarvoor het besluit wordt genomen de bestaande situatie als het ware tijdelijk bevroren totdat het omgevingsplan is gewijzigd. Met het nemen van een voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat een initiatiefnemer kort voor aanpassing van het omgevingsplan bewust een vergunningaanvraag indient die in strijd is met de voorgenomen aanpassing. De noodzaak tot het nemen van een voorbereidingsbesluit komt niet vaak voor, maar wanneer dit nodig is, is het belangrijk dat er snel gehandeld kan worden. Gelet op de vergaderfrequentie van de raad in relatie tot die van het college en de daarbij horende aanlevertermijnen, kan het college hierin sneller acteren. Om die reden is in de Omgevingswet een delegatiemogelijkheid opgenomen voor de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit (artikel 4.14 Ow). De achterliggende gedachte van de wetgever is hierbij geweest dat het college een omgevingsplan voorbereidt en daarmee dan ook goed in staat is om op een effectieve wijze een voorbereidingsbesluit te nemen.

Nr. 6 Gecoördineerde behandeling van aanvragen en verzoeken met betrekking tot projecten voor de fysieke leefomgeving

In afdeling 3.5 van hoofdstuk 3 van de Awb is een coördinatieregeling opgenomen, die inhoudt dat een coördinerend bestuursorgaan – bij wet of bij eigen besluit – wordt aangewezen om een doelmatige en samenhangende besluitvorming van verschillende besluiten te bevorderen. De procedure is kort samengevat als volgt. Diverse besluiten worden zoveel als mogelijk gelijktijdig aangevraagd bij het coördinerend bestuursorgaan, die afschriften van de aanvragen zendt aan de bevoegde bestuursorganen. De voorbereiding van de besluitvorming op de aanvragen vindt gecoördineerd plaats. De bevoegde bestuursorganen zenden door hen genomen besluiten aan het coördinerend bestuursorgaan, die zorgt dat deze gelijktijdig bekend worden gemaakt.

Als projecten in de fysieke leefomgeving vragen om een gecoördineerde besluitvorming van diverse besluiten, heeft de raad deze bevoegdheid overgedragen aan het college.

Artikel 2 Ondertekening

Artikel 10:19 van de Awb bepaalt dat een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan vermeldt. Aan dit voorschrift wordt invulling gegeven door de aangegeven wijze van ondertekening.

Bij ‘< jaartal >’ en ‘< uitgavenummer >’ worden jaartal en uitgavenummer van bekendmaking in het Gemeenteblad van het betreffende delegatiebesluit opgenomen. Dit kan zijn de bekendmaking van onderhavig delegatiebesluit of de bekendmaking van eventuele wijzigingen die later worden vastgesteld.

Artikel 3 Toezending overzicht genomen besluiten

Het college stuurt tweemaal per jaar aan de raad een overzicht van met dit delegatiebesluit genomen besluiten. Hierdoor krijgt de raad inzicht in de mate waarin en de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van een gedelegeerde bevoegdheid.

Artikel 4 Overgangsrecht

In dit artikel is bepaald dat als een aanvraag is ingediend ten tijde van een eerder delegatiebesluit en nog niet is afgedaan ten tijde van de inwerkingtreding van het algemeen delegatiebesluit, de beslissing wordt genomen op basis van dat eerdere delegatiebesluit. Daarmee wordt bereikt dat een aanvrager rechtszekerheid heeft, omdat de regels die golden ten tijde van zijn aanvraag ook de regels zijn waarmee op die aanvraag wordt besloten.

Artikel 5 Intrekking bestaande delegatiebesluiten

De geldende delegatiebesluiten worden ingetrokken. Op grond van deze delegatiebesluiten genomen besluiten blijven van kracht.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 7 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zichzelf.