Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van 12 maart 2024, nummer UTSP-255965938-8147, houdende regels omtrent mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht (Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht)

Geldend van 03-05-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van 12 maart 2024, nummer UTSP-255965938-8147, houdende regels omtrent mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht (Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht)

Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Overwegende

Gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de gemaakte afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst;

  • -

    de aanwijzing van onderhavige omgevingsdienst voor de uitvoering van de taken voortvloeiend uit de Omgevingswet bij de Seveso-inrichtingen.

Besluiten vast te stellen: het Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht;

  • b.

    uitvoeringsovereenkomst (UVO): de dienstverleningsovereenkomst getroffen door de opdrachtgever en opdrachtnemer;

  • c.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • d.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • e.

    provincie: de provincie Utrecht;

  • f.

    Brzo 2015: Besluit risico’s zware ongevallen 2015;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van Gedeputeerde Staten besluiten te nemen;

  • h.

    machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaat- rechtelijke rechtshandeling zijn;

  • i.

    werkafspraken: gemaakte of nog te maken concrete afspraken over samenwerking en taakverdeling bij concrete taken.

Artikel 2. Mandaat en machtiging

  • 1. Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat en machtiging verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende register, dat is opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2. Mandaat en machtiging als bedoeld in het eerste lid heeft alleen betrekking op Seveso-inrichtingen en waarvoor het college bevoegd is.

  • 3. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaar- schriften, bedoeld in afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt mandaat en machtiging verleend om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1. Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur dan wel diens plaatsvervanger ter motivering van een besluit naar die regel. De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door Provinciale Staten vastgestelde kaders alsmede het door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleid.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de directeur dan wel diens plaatsvervanger over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens het college worden uitgevoerd.

  • 3. De directeur dan wel diens plaatsvervanger treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4. Informatieplicht

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt aan het college desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat en machtiging.

  • 2. De directeur dan wel diens plaatsvervanger informeert het college tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, politiek of bestuurlijk gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging die als bijlage 2 is opgenomen bij dit besluit in acht.

  • 3. De directeur dan wel diens plaatsvervanger en het college overleggen regelmatig over beleids- doelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG, in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

  • 4. De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt aan het college conform de uitvoeringsovereenkomst, werkafspraken of losse opdrachten rapportages van de besluiten die in mandaat zijn genomen.

Artikel 5. Ondermandaat en ondermachtiging

  • 1. De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in onder- mandaat en ondermachtiging verlenen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2. De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging.

  • 3. De directeur dan wel diens plaatsvervanger zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden en ondergemachtigden tevens kunnen beschikken over de informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekendgemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6. Ondertekening

Indien een besluit krachtens (onder)mandaat dan wel (onder)machtiging wordt genomen als bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 5 luidt de ondertekening:

Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht,

namens deze,

gevolgd door:

  • -

    de functieaanduiding

  • -

    de handtekening

  • -

    de naam van de (onder)gemandateerde of (onder)gemachtigde

Artikel 7. Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

Indien een mandaat, zoals omschreven in het register opgenomen in bijlage 1, de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit, dan behelst dit mandaat ook de bevoegdheid om dat besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken, te wijzigen of te verlengen, tenzij in het register anders is vermeld.

Artikel 8. Slot- en overgangsbepaling

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2. Het Besluit mandaat, machtiging en volmacht 2017 Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied provincie Utrecht wordt ingetrokken, behoudens de situaties die onder het overgangsrecht vallen bij of krachtens de Omgevingswet, de Aanvullingswet bodem, de Aanvullingswet natuur en de Aanvullingswet geluid.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht op 12 maart 2024,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol- van Leeuwen

Bijlage 2 Algemene instructie uitoefening Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht

Artikel 1 Informeren van het bevoegd gezag

De directeur informeert de portefeuillehouder/wethouder/gedeputeerde tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek of bestuurlijk gevoelige aard.

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de portefeuillehouder/wethouder/gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de gemandateerde bevoegdheid zelf uitvoeren, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden 1 en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatbesluit verleende mandaat en machtiging.

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

Bijlage 1 Register behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht

In dit register staan de taken waarvoor mandaat wordt verleend door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Het gaat daarbij om de taken zoals genoemd in het Omgevingsbesluit voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor milieubelastende activiteiten voor de Seveso-inrichtingen waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn, gelegen in de provincie Utrecht. Dit houdt in dat de OD NZKG de omgevingsvergunning voor deze bedrijven in z’n geheel voorbereidt. Wanneer behalve voor milieuactiviteiten ook voor andere activiteiten een omgevingsvergunning vereist is, wordt de omgevingsvergunning voor die andere activiteiten ook door de OD NZKG voorbereid. Daarboven voert de OD NZKG ook de regulering en toezicht en handhaving van de overige bouwtaken bij de genoemde bedrijven uit.

Op grond afdeling 18.3 (artikel 18.22) van de Omgevingswet kunnen basistaken worden aangewezen die, gelet op de bijzondere deskundigheid die voor het uitvoeren van die taken is vereist, uitsluitend door bepaalde omgevingsdiensten mogen worden uitgevoerd. Bepaald is dat de vergunningverlening op grond van de Wabo en het toezicht daarop voor de Seveso-inrichtingen die onder de werkingssfeer van het Brzo vallen, worden uitgevoerd door zes gespecialiseerde omgevingsdiensten, de zogenaamde Brzo-omgevingsdiensten.

Afkortingen

Awb

Algemene wet bestuursrecht

Bag

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

EEP

Energie Efficiëntie Plan

GS

Gedeputeerde Staten

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334)

Mer

Milieueffectrapportage

Ob

Omgevingsbesluit

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Ow

Omgevingswet

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

VOS

Vluchtige organische stoffen

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Woo

Wet open overheid

Algemeen, geldend voor alle gemandateerde bevoegdheden

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

A01

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister.

Het voeren van correspondentie over Awb-procedures, ontheffingen, vrijstellingen en vergunningen (uitnodigingen, toezending verslagen e.d.) niet zijnde correspondentie in het kader van bezwaarschriftprocedure en het voldoen aan publicatie verplichtingen.

Het schriftelijk opvragen van inlichtingen, stukken in het kader van de voorbereiding van besluitvorming ten aanzien van beroepschriften, goedkeuring, etc.

A02

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb.

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

A03

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener.

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

A04

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk – ambtshalve of op verzoek – intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen.

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenomen op grond van de geldende regelgeving.

A05

Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals:

  • -

    beantwoorden van zienswijzen;

  • -

    het opstellen/indienen van verweerschriften en andere processtukken en verzoeken;

  • -

    procesvertegenwoordiging ter zitting;

  • -

    instemmen met of verzoeken om uitstel van behandeling van bezwaar en beroep;

  • -

    verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure.

Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers en deskundigen schriftelijk machtigen.

Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v. een tussenuitspraak.

Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande aan, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.

Als sprake is van schikken met financiële gevolgen voor de provincie Utrecht dan is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).

Uitgezonderd is het beslissen of rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.

A06

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan.

Het gaat om bezwaar, beroep en voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van Gedeputeerde Staten een procesbesluit te worden genomen.

A07

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak.

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van Gedeputeerde Staten een procesbesluit te worden genomen.

A08

Besluiten op grond van:

  • a.

    art. 4:5 en 4:6 Awb (buiten behandeling stellen aanvraag en afdoen herhaalde aanvraag);

  • b.

    art. 4:7 en 4:8 Awb (horen);

  • c.

    afdeling 4.1.3 Awb en 16.77 Ow (opschorten beslistermijn en besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

  • d.

    titel 4.4 Awb (bestuursrechtelijke geldschulden));

  • e.

    art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • f.

    afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren);

  • g.

    art. 16.24 lid 2 Ow (afdeling 3.4 Awb buiten toepassing verklaren bij kennelijke verschrijving).

Ondermandaat is t.a.v het gemandateerde onder d slechts mogelijk tot het niveau van adjunct-directeur Toezicht en Handhaving alsmede diens plaatsvervanger t.a.v.:

  • -

    Verlenen van een beschikking tot uitstel van betaling (over de geldschuld) als bedoeld in artikel 4:94 van de Awb.

  • -

    Besluit tot aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Awb.

  • -

    Besluit tot het uitvaardigen van een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 Awb.

A09

Het voeren van het woord ten behoeve van de bezwaarschriftenprocedure bij de provinciale Awb-adviescommissie.

 

A10

Het beantwoorden van vragen (schriftelijk).

Met uitzondering van schriftelijke vragen van PS-leden.

A11

De behandeling van en beslissing over klachten op grond van titel 9.1 van de Awb.

GS wordt over de behandeling en beslissing van klachten ambtelijk geïnformeerd.

A12

Het zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten op grond van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor mandaat is verleend en de Wkpb tot inschrijving verplicht.

De verplichting tot inschrijving van beperkingenbesluiten volgt uit artikel 15 Wkpb.

A13

Het verzoeken aan GS om aanvragen te toetsen aan de hand van de Wet Bibob.

De Bibob toetsing, onderzoek en besluitvorming verlopen geheel via GS.

Het mandaat omvat wel het opvragen van gegevens die nodig zijn voor het verrichten van Bibob onderzoek.

A14

Het nemen van besluiten op grond van de Wet open overheid en de Wet hergebruik van overheidsinformatie alsmede besluiten tot actief openbaar maken van informatie op grond van artikel 19.1 Wm.

Betreft besluiten op verzoek en besluiten tot actief openbaar maken van informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid. Indien nodig vindt afstemming met GS plaats. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt via de Woo-coördinatiedesk van de provincie (ambtelijk).

A15

Het nemen van besluiten en opmaken van verklaringen op grond van de Archiefwet en aanverwante wet- en regelgeving voor de archiefbescheiden van het college die bij OD NZKG worden beheerd.

Het betreft onder andere het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, het opmaken van verklaringen van vernietiging, vervanging, migratie, het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden en overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats.

A16

Afstemmen en samenwerken met andere overheden in het kader van artikel 2.2 Ow, alsmede het adviseren van GS in het kader van o.a. het opstellen van regels, vaststellen van programma's, etc.

Hieronder valt: overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samen-werkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in het kader van Brzo-activiteiten.

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld havendiensten, luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio’s etc.

ACTIVITEITEN DIE DE FYSIEKE LEEFOMGEVING BETREFFEN

Geldt voor het grondgebied van de provincie Utrecht

Vergunningverlening

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V01

Het beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen bij of krachtens artikel 5.1 en 5.4 van de Ow en het nemen van besluiten op grond van paragraaf 5.1.5 van de Ow.

Bij het toepassen van paragraaf 5.1.5 van de Ow gaat het over het:

  • 1)

    wijzigen van voorschriften van omgevingsvergunningen (artikel 5.38, 5.39, 5.40 en 5.41 van de Ow);

  • 2)

    intrekken van omgevingsvergunningen (artikel 5.39, 5.40 en 5.41 van de Ow);

  • 3)

    verlenen van revisievergunningen (artikel 5.43 van de Ow).

Tot de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, behoort niet de toepassing van de

Wet Bibob.

V02

Het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de Ow.

 

V03

Besluiten inzake het treffen van gelijkwaardige maatregelen en het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.7 van de Ow.

Op grond van artikel 4.7 lid 1 van de Ow kan toestemming worden verleend om een maatregel te treffen die gelijkwaardig is aan een voorgeschreven maatregel. Soms is voorafgaande toestemming niet nodig, maar moet het treffen van de gelijkwaardige maatregel vooraf gemeld worden.

V04

Besluiten inzake het stellen van maatwerkvoorschriften en het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen als bedoeld in paragraaf 5.1.4 van de Ow, artikel 4.5 lid 1 van de Ow en de artikelen 13.5 en 13.6 van de Ow.

Omvat ook het opleggen van voorzieningen bij maatwerk o.g.v. artikel 3.7 Bbl bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bbl.

Omvat het opleggen van voorschriften die de vergunninghouder verplichten tot financiële zekerheidstelling. Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit bevat de regels voor het bevoegd gezag over het stellen van voorschriften over financiële zekerheid in omgevingsvergunningen.

V05

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd zijn op grond van een vergunningvoorschrift.

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc.) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

V06

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten.

Ingevolge artikel 8.3c Bkl juncto artikel 7.16 van de Omgevingsregeling kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.

V07

Het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht.

Betreft onder andere het verwerken van gegevens als de omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder als bedoeld in artikel 5.37, tweede lid van de Ow.

V08

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens paragraaf 16.4.2 van de Ow gestelde regels.

Het gaat hier om besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-beoordelingsplichtige projecten en voorbereiden van besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-plichtige projecten als bedoeld in paragraaf 16.4.2 van de Ow, voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten.

V09

Uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) -verordening als bedoeld in paragraaf 10.8.6 van het Ob.

 

V10

Uitvoeren van werkzaamheden en nemen van besluiten op grond van de hoofdstukken 1, 8, 10, 13 en 17, 19 en 20 en 21 van de Wm.

Omdat niet alle delen van deze hoofdstukken van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur worden geïntegreerd in de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving, blijft dit artikel bestaan. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten met afvalstoffen (Hfst 10), waaronder bestuurlijk rechtsoordeel status bijproduct/einde-afvalstof (art. 1.1 zesde en achtste lid) en ontheffingverlening stilliggend ontgassen, bevoegdheden in verband met de openbaarheid van gegevens (Hfst 19), maatregelen bij grote gevallen van milieuschade (hfst 17), gesloten stortplaatsen en gesloten afvalvoorzieningen (Hfst 8).

V11

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 20.11, sub b van de Ow.

Het gaat hierbij om gegevens van activiteiten zoals aangegeven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (paragraaf 11.1.1) en het Omgevingsbesluit (paragraaf 10.8.1). De bevoegde gezagen voor deze activiteiten dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt.

Het register wordt beheerd door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (11.8 Bkl).

V12

Uitvoeren van werkzaamheden op de e-MJV applicatie en IPPC applicatie inzake PRTR-verslagen, EEP-rapportages en IPPC-gegevens.

 

V13

Het in verband met gemandateerde/gemachtigde taken aan andere bestuursorganen

  • -

    verzoeken om advies (en instemming), en

  • -

    verstrekken van advies (en instemming).

Als bedoeld in artikel 16.15, 16.15a en 16.16 Ow juncto 4.25 Ob.

Betreft tevens advisering aan bevoegd gezag wateractiviteit in situaties als bedoeld in art. 16.11 Ow.

De regels over advies en instemming gelden ook voor:

  • -

    Een aanvraag tot wijziging van de voorschriften (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Een aanvraag tot intrekking (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Het ambtshalve (zonder aanvraag) wijzigen of intrekken van een besluit (artikel 16.19 Ow).

V14

Het toepassen van de coördinatieregeling van Afdeling 3.5 van de Awb als bedoeld in art. 16.7, eerste lid Ow en het uitvoeren van de bevoegdheden van het coördinerend bestuursorgaan als bedoeld in art. 16.7, tweede lid Ow juncto art. 10.25 Ob.

Het betreft onder meer de verlening van vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en de afhandeling van meldingen ter uitvoering van een projectbesluit

En

De coördinatie tussen aanvragen om omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit en voor een wateractiviteit.

Het besluit om de provinciale coördinatieregeling toe te passen is voorbehouden aan GS.

V15

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bbl en het ter plaatse geldende omgevingsplan.

Het gaat onder meer om het verlenen van de volgende ontheffingen

geluid 7.17 Bbl

gebruiksmelding 6.7 Bbl

sloopmelding 7.10 Bbl

melding mobiel puinbreken 7.33 Bbl

melding beëindiging bouwwerkzaamheden 7.7 Bbl en de artikelen 2.17 tot en met 2.21 Bbl.

Het gaat om het omgevingsplan van de gemeente waar het bedrijf of project van provinciaal belang is gelegen.

V16

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend.

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente, die zorg draagt voor de inschrijving. Voor bouwplannen met als bevoegd gezag provincie geldt dat het wordt aangeboden aan de gemeente waar het bouwwerk is gelegen.

V17

Aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32, tweede lid Ow juncto artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart.

Het gaat om aanvragen van een ontheffing bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenbesluit/Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.

OMGEVINGSVERORDENING provincie Utrecht

Geldt voor het grondgebied van de provincie Utrecht

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V18

Het besluiten op een aanvraag omgevingsvergunning, vrijstelling

het actualiseren/wijzigen van de voorschriften dan wel

het intrekken van een omgevingsvergunning op grond van de omgevingsverordening van provincie Utrecht.

Het betreft de volgende onderwerpen uit de omgevingsverordening

  • -

    handelingen in een Grondwaterbeschermingsgebied

  • -

    de bescherming van de nazorgvoorzieningen van de gesloten stortplaats. Ten aanzien van de uitvoering van de nazorg gesloten stortplaats door de provincie wordt advies gevraagd bij GS. Afstemming vindt plaats via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk);

  • -

    varend ontgassen.

V19

Het stellen van maatwerk/vergunningvoorschriften, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel dan wel het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht.

Het stellen van maatwerk/vergunningvoorschriften, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel dan wel het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht op grond van de omgevingsverordening van provincie Utrecht.

TOEZICHT EN HANDHAVING

Geldt voor het grondgebied van de provincie Utrecht

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

T01

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht op de naleving van de regels en voorschriften gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V19 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole.

T02

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van:

1° de verboden, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Ow.

Het gaat om het verbod te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning en het verbod een zonder vergunning gebouwd bouwwerk in stand te laten.

T03

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van de regels gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en de Wet milieubeheer, over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 1 tot en met 6 van het Ob en andere milieubelastende activiteiten.

Het gaat onder andere om de algemene regels gesteld in het Besluit activiteiten leefomgeving.

Het kan gaan om milieubelastende activiteiten als bedoeld in het Bal.

T04

Ketentoezicht op de regels over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 7 Ob.

 

T05

Besluiten over het nemen van maatregelen op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens afdeling 19.1 Ow.

Betreft het uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken n.a.v. een ongewoon voorval.

T06

Het houden van toezicht op de zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

 

T07

Het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig wordt betaald.

13.11 en 13.12 Ow.

T08

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht (art. 18.6 Ow), voor zover de OD NZKG belast is met uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen.

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb.

H01

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V19 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Omgevingswet, Wet milieubeheer, en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt en concept-handhavingsbesluiten.

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5:31 Awb dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

H02

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in T02 tot en met T04 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

 

H03

Verzamelen en registreren van gegevens en het behandelen van klachten op grond van afdeling 18.1 Ow (bestuursrechtelijke handhaving).

 

H04

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de OD NZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door provincie Utrecht zelf uitgevoerd.

H05

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb.

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

H06

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb.

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door provincie Utrecht zelf uitgevoerd.

H07

Indienen van een verzoek om handhaving.

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

H08

Opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge paragraaf 18.1.4. Ow.

 

H09

Het nemen van besluiten tot (al dan niet spoedeisende) op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens bestuursrechtelijke handhaving verband houdende met schending van zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

Het gaat om toezicht op en handhaving van de algemene zorgplicht en de specifieke zorgplicht Bbl.

(o.a. artikelen 2.6 3.5, 6.4, 7.4 en 7.31 Bbl).

Algemene zorgplichten uit de Omgevingswet kunnen aan de orde zijn, wanneer de bescherming van de leefomgeving dit vergt en er geen specifieke zorgplicht of andere specifieke regels op de situatie van toepassing zijn.

H10

Samenwerken en het delen en opvragen van informatie met de landelijk opererende handhavingsorganisaties,

zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD.

 

H11

Het maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de omgevingsdienst

werkzame BOA’s in het kader van Brzo-activiteiten.

 

H12

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie- en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie in het kader van Brzo-activiteiten.

 

Toelichting Algemene instructie Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden ten behoeve van Brzo-acitiviteiten. De directeur OD NZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij informeren van het bevoegd gezag over individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De OD NZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek of bestuurlijk gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de OD NZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook be- trekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door de directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

  • -

    Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • -

    Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de OD NZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving in de OD NZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.

Toelichting behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 provincie Utrecht

1.1 Inleiding

Voor de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: OD NZKG) is een gemeenschappelijke regeling getroffen, genaamd Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 (hierna: regeling).

1.1.1 Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de OD NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging voor de uitvoering van de taken voortvloeiend uit de Omgevingswet bij de Seveso-inrichtingen. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

1.1.2 Machtiging

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook machtiging verleend om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Voorbeelden hiervan zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondermachtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

1.1.3 Volledig mandaat

De effectiviteit en slagvaardigheid worden vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige Besluit mandaat en machtiging wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Het volledige mandaat geldt ook voor de plustaken. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

1.1.4 Seveso-inrichtingen

De uitvoering van de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavende taken van Seveso-inrichtingen vraagt om een gespecialiseerde aanpak. Voor de uitvoering van deze taken is landelijk afgesproken dat zes omgevingsdiensten zich hierin specialiseren. Deze zes Brzo-omgevingsdiensten opereren landsdelig en zijn gevestigd in gebieden waar sprake is van een concentratie van Seveso-inrichtingen. De OD NZKG is aangewezen als de Brzo-Omgevingsdienst die voor de genoemde taken het landsdeel Noord-Holland, Flevoland en Utrecht effectief en slagvaardig gaat bedienen.

1.1.5 Model Besluit mandaat en machtiging

Om de opdrachtgevers te faciliteren, is een modelbesluit opgesteld. Uitgangspunt is volledig mandaat voor alle ingebrachte taken voor alle opdrachtgevers. Dit om zoveel mogelijk uniformiteit te bereiken.

Voor de OD NZKG is het immers praktisch en efficiënt als de verlening van mandaat en machtiging zo uniform mogelijk geschiedt. Een model sluit aan bij de aanbevelingen van staatssecretaris Mansveld in het ‘Rapport evaluatie van het vernieuwde VTH-stelsel waaronder het stelsel van omgevingsdiensten’ van juli 2015.

1.1.6 Instructie omgaan met mandaat en machtiging

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de OD NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage 2 bij dit besluit toegevoegd.

De directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

1.2 Artikelsgewijze toelichting

1.2.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het Besluit mandaat en machtiging bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht.

1.2.2 Artikel 2 Mandaat en machtiging

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het Besluit mandaat en machtiging. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegd- heden zoals genoemd in het eerste lid.

1.2.3 Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De OD NZKG zal zijn besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. Provincie Utrecht zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de OD NZKG. De OD NZKG treedt in overleg met de provincie Utrecht als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de rapportages.

1.2.4 Artikel 4 Informatieplicht

De OD NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de provincie Utrecht over de door hem uitgevoerde taken. Voor de politieke of bestuurlijke gevoelige gevallen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde risico- en aandachts (R&A) dossiers. Regelmatig worden deze dossiers besproken met het bestuur. Daarnaast wordt de provincie geïnformeerd in de rapportages.

1.2.5 Artikel 5 Ondermandaat en ondermachtiging

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de OD NZKG bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en ondermachtiging en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden, dan wel ondergemachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 3 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

1.2.6 Artikel 6 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat en (onder)machtiging.

1.2.7 Artikel 7 Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

In dit artikel is bepaald dat indien het mandaat de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit dit mandaat tevens de bevoegdheid behelst om dit besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen.

1.2.8. Artikel 8 Slot- en overgangsbepaling

In dit artikel is aangegeven dat het Besluit mandaat en machtiging in werking treedt op 1 januari 2024.

Tevens wordt aangegeven dat het Besluit mandaat, machtiging en volmacht 2017 Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied provincie Utrecht wordt ingetrokken.

Daarnaast wordt in dit artikel het overgangsrecht beschreven. In dit mandaat worden de besluiten en handelingen op grond van de Omgevingswet beschreven en gaat gelden vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Het overgangsrecht van de Omgevingswet en Aanvullingswetten regelen dat lopende aanvragen en handhavingsprocedures volgens het oude recht worden afgehandeld en het mandaat voor de oude besluiten en bevoegdheden blijft gelden.


Noot
1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat.