Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR719242
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR719242/1
Verordening jeugdhulp gemeente Peel en Maas
Geldend van 02-05-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2024
Intitulé
Verordening jeugdhulp gemeente Peel en MaasDE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS
Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders nr. 11-27.
Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.
Gelet op het bepaalde in 2.6, 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet.
Gehoord de beraadslagingen.
BESLUIT
Vast te stellen de verordening:
Jeugdhulp gemeente Peel en Maas
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen
-
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. algemene voorziening:
jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;
b. beroepsmatige hulp:
de hulp verleend door een in het SKJ of BIG geregistreerde professional of onder verantwoordelijkheid van geregistreerde professional (niet zijnde een vrijwilliger), zoals bedoeld in artikel 5.1.1. van het Besluit Jeugdwet;
c. budgethouder:
de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;
d. college:
college van burgemeester en wethouders;
e. andere voorziening:
voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;
f. individuele voorziening:
een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;
g. niet-beroepsmatige hulp:
hulp die verleend wordt door mensen in de sociale omgeving van de jeugdige en zijn ouders of - niet verleend wordt door of onder verantwoordelijkheid van een in het (SKJ) of BIG geregistreerde professional zoals bedoeld in artikel 5.1.1. van het Besluit Jeugdwet. Het kan hierbij ook gaan om activiteiten in aanvulling op hulp die door geregistreerde professionals geleverd wordt.
h. persoonsgebonden budget (pgb):
het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
i. veilig Thuis:
het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
j. wet:
Jeugdwet.
-
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Hoofdstuk 2 Voorzieningen
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
-
1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
De gezinscoach
- b.
Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld)
- c.
Crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp
- d.
Kindertelefoon
- e.
Cliëntondersteuning
- f.
Vertrouwenspersoon
- a.
-
2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
Opname vervangende behandeling en verblijf met behandeling
- b.
Wonen:
- i.
Pleegzorg
- ii.
Gezinshuizen
- iii.
Zelfstandig wonen training
- iv.
Kleinschalige woongroepen
- v.
Logeren
- i.
- c.
Dagbesteding / dagbehandeling:
- i.
Ernstig meervoudige beperking en opgroeiproblematiek het jonge kind
- ii.
Terug naar school
- iii.
Duurzame daginvulling
- i.
- d.
Ambulante hulp:
- i.
Ambulant duurzaam en perspectief 1 + 2
- ii.
Jeugd-GGZ
- iii.
Ernstig enkelvoudige Dyslexie
- iv.
Vaktherapie
- i.
- e.
Jeugdbescherming
- f.
Jeugdreclassering
- g.
Jeugdzorgplus
- h.
Beschermd wonen (17+);
- i.
Vervoer
- a.
-
3. Het college kan bij nadere regels vaststellen welke algemene en individuele voorzieningen beschikbaar zijn.
Hoofdstuk 3 Procedure
Artikel 3. Aanvraag
-
1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een belanghebbende schriftelijk worden ingediend bij het college.
-
2. Als een individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht, kunnen de jeugdige of zijn ouders in de aanvraag vermelden een persoonsgebonden budget te wensen. Daarbij geven de jeugdige of zijn ouders in ieder geval aan:
- a.
wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;
- b.
wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en;
- c.
waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.
- a.
-
3. Als de jeugdhulp betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de jeugdige of zijn ouders waarop de aanvraag betrekking heeft.
-
4. Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige:
- a.
die jonger is dan 12 jaren, of
- b.
die ouder is dan 12 jaren en niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake,
- a.
-
dan is niet de instemming van de minderjarige vereist, maar van diens wettelijke vertegenwoordiger.
-
5. Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige die de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, dan behoeft de aanvraag de instemming van zowel de minderjarige als de wettelijke vertegenwoordiger, mits de minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger in te stemmen met de aanvraag, dan zal het college de aanvraag toch in behandeling nemen als de jeugdhulp voor de minderjarige kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige ook na de weigering van de toestemming de jeugdhulp weloverwogen blijft wensen.
-
6. Degenen die een aanvraag indienen voor een individuele voorziening, verstrekken het college in ieder geval een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
7. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.
Artikel 4 Toegang en besluit
-
1. De huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts kan alleen verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder die een contract of subsidierelatie met de gemeente heeft.
-
2. Bij een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts moet de jeugdhulpaanbieder, als en voor zover deze van oordeel is dat de inzet van jeugdhulp nodig is, in contact treden met het college over de in te zetten jeugdhulp.
-
3. Het tweede lid is ook van toepassing bij jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel. Ook kan het tweede lid van toepassing zijn of als die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast kan het tweede lid van toepassing zijn bij de jeugdhulp inzet die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
-
4. Uitvoering van de jeugdhulp als bedoeld in het derde lid vindt plaats door een jeugdhulpaanbieder die een contract of subsidierelatie met de gemeente heeft.
-
5. Bij verwijzing naar een organisatie/partij/persoon die geen contract of subsidierelatie met de gemeente heeft, is de gemeente niet gehouden de jeugdhulp te vergoeden.
-
6. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.
-
7. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 3 en het onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
-
8. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.
-
9. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.
-
10. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Hiervoor verleent het college geen beschikking.
Artikel 5 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
-
2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:
- a.
welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is
- b.
de ingangsdatum en duur van de verstrekking
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn
- e.
de verantwoordelijkheid van ouders/ de jeugdige om het college te informeren als de werkelijke inzet niet overeen komt met de beschikte inzet.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:
- a.
aan welk resultaat het pgb moet worden besteed
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb
- c.
de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald
- d.
de duur van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
Artikel 6 Onderzoek
-
1. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
-
2. Het college verzamelt alle -voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke- gegevens over de jeugdige en zijn situatie.
-
3. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk en -voor zover nodig- in het kader van de hulpvraag:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag. Dit wordt in beeld gebracht aan de hand van verschillende leefgebieden, zodat deze in samenhang worden bezien en aangepakt en wordt vastgelegd in het gezinsplan
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp
- c.
het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden
- d.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening
- e.
de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening
- f.
de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken
- g.
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen
- h.
hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
- a.
-
4. Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met deze in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp.
-
5. Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, wordt de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.
-
6. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Het college wijst hen op de mogelijkheid een of meerdere personen uit het eigen netwerk bij de gesprekken aan te laten sluiten of gebruik te maken onafhankelijke cliëntondersteuning.
-
7. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.
Artikel 7 Het gezinsplan
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Dit verslag, ook wel het gezinsplan, wordt, ter ondertekening, verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouders.
-
2. De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het verslag voor gezien en/ of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar wordt gestuurd naar het college.
-
3. Als de jeugdige en zijn ouders enkel tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.
-
4. Als een individuele voorziening onderdeel is van het gezinsplan, dan geldt de ondertekening van het verslag door de jeugdige en zijn ouders als aanvraag.
-
5. Het gezinsplan betreft een integraal plan. De bijdrage van de jeugdige, ouders, het sociaal netwerk en eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen worden in het plan opgenomen.
-
6. Tegen de beschikking genoemd in het gezinsplan kan bezwaar aangetekend worden.
Artikel 8 Criteria individuele voorzieningen
-
1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:
- a.
zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag
- b.
zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een algemene voorziening, of
- c.
zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een andere voorziening.
- a.
-
2. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.
Artikel 9 Hoogte en aanvullende criteria pgb
-
1. Een pgb wordt enkel verstrekt indien de jeugdige of ouders jeugdhulp inkoopt, waarbij wordt voldaan aan de in artikel 5 lid 3 onder b van de verordening opgenomen kwaliteitseisen.
-
2. Een pgb voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk wordt alleen verstrekt voor zover:
- a.
de geboden hulp passend, adequaat en veilig is;
- b.
de personen uit het sociale netwerk die de hulp gaan verlenen, zich voldoende op de hoogte hebben gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van jeugdhulp verbonden zijn;
- c.
er bij de personen uit het sociale netwerk die de hulp gaan bieden geen sprake is van overbelasting of dreiging daarvan;
- d.
de in te zetten jeugdhulp geen ggz-behandeling betreft;
- e.
de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen verricht die, op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling, aan een geregistreerde professional zijn voorbehouden;
- f.
de persoon uit het sociaal netwerk op basis van opleiding en/of ervaring in staat moet zijn de in de individuele situatie vereiste jeugdhulp te realiseren;
- g.
de persoon uit het sociaal netwerk beschikt over een actuele verklaring omtrent het gedrag, tenzij de persoon een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is.
- h.
tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb worden betaald.
- a.
-
3. Bij de hoogte van het tarief voor het pgb gelden 2 tarieven:
- a.
voor beroepsmatige ondersteuning wordt, na bepaling van de segmenten waaronder de gevraagde hulp valt, uitgegaan van tarieven die bepaald zijn binnen de regionale afgesloten raamcontracten voor beroepsmatige ondersteuning. Deze tarieven staan vermeld op de site van de modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR)
- b.
voor niet-beroepsmatige ondersteuning wordt deze gebaseerd op het op het uurloon van salarisschaal FWG30 uit de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (VVT).
- a.
-
4. De pgb-beheerder stelt het belang van de jeugdige centraal, er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling. De pgb-beheerder is in ieder geval niet tevens de zorgaanbieder/zorgverlener, diens vast/flexibel personeel, diens organisatie adviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden persoon (de combinatie van zorgverlener en pgb-beheerder in één persoon of instantie is gezien de belangenverstrengeling onwenselijk en niet toegestaan), met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen.
-
5. Het college stelt nadere regels vast over de procedure en de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.
Hoofdstuk 4 Gegevensverwerking
Artikel 10 Privacy
-
1. Het college verwerkt geen persoonsgegevens van een jeugdige of ouder, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.
-
2. Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een jeugdige of ouder, zonder daartoe toestemming te verkrijgen van de jeugdige of ouder.
-
3. In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een jeugdige of ouder verwerken zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de jeugdige of zijn ouder of een wettelijke plicht.
-
4. Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens vast in een protocol.
Hoofdstuk 5 Herziening, intrekking, terugvordering en controle
Artikel 11 Herziening, intrekking en terugvordering
-
1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
-
2. Het college kan een besluit, genomen op grond van de wet en deze verordening, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt. De verstrekking van juiste of volledige gegevens zou daarnaast tot een andere beslissing hebben geleid
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen
- c.
de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is;
- d.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd
- f.
de jeugdige of zijn ouders ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb
- g.
de jeugdige of zijn ouders ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura.
- a.
-
3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.
-
4. Een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 12 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
-
1. Het college informeert jeugdigen en ouders, in begrijpelijke bewoordingen, in ieder geval:
- a.
over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden;
- b.
over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- a.
-
2. De jeugdhulpaanbieder voorkomt alle (schijn van) belangenverstrengeling rondom verwijzingen en hulpverlening. Daaronder worden in elk geval verstaan zelfverwijzingen en intercollegiale verwijzingen. De jeugdhulpaanbieder moet in die gevallen in contact treden met het college over de in te zetten jeugdhulp.
-
3. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet.
-
4. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.
Artikel 13 Controle
-
1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
-
2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.
Hoofdstuk 6. Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 14 Gezondheidszorg
-
1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 4 lid 4 van deze verordening, plaatsvindt.
-
2. Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzing naar een individuele voorziening bekrachtigd wordt in een besluit van het college als bedoeld in artikel 4 lid 4 van deze verordening.
-
3. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
Artikel 15 Gecertificeerde instellingen
-
1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.
-
2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
- a.
het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet
- b.
het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering
- c.
de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt
- d.
wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders
- e.
hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.
- a.
-
3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.
Artikel 16 Justitiedomein
-
1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
-
2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 13 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 17 Voorschoolse voorzieningen
-
1. Het college maakt afspraken met de (brancheorganisatie van) instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang over:
- a.
de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de voorschoolse voorzieningen
- b.
de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders
- c.
de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen
- d.
de gezamenlijke zorgarrangementen en de toegang hiertoe.
- a.
-
2. Het college en de instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in samenwerkingsafspraken.
Artikel 18 Veilig Thuis
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 19 Onderwijs
-
1. Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs en de schoolbesturen speciaal onderwijs over:
- a.
de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen
- b.
de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders
- c.
de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen
- d.
de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.
- a.
-
2. Het college en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in samenwerkingsafspraken.
Artikel 20 Huisvesting
Afstemming over huisvesting loopt via het lokaal zorgnetwerk van gemeente Peel en Maas, waarin de woningbouwvereniging vertegenwoordigd is. Bij een eventuele ontruiming van gezinnen met kinderen worden de consequenties in beeld gebracht.
Artikel 21 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg dat de gezinscoach, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Artikel 22 Afstemming bij overgang naar volwassenheid
-
1. Wanneer de jeugdige die gebruik maakt van een individuele voorziening de leeftijd van 18 jaar bereikt en voortzetting van de voorziening van belang is voor zijn/ haar ontwikkeling, verandert mogelijk de partij die verantwoordelijk is voor inzet van deze voorziening. Het college draagt zorg voor afstemming met deze partij; de gemeente (Wmo), het zorgkantoor (Wet langdurige zorg) of de zorgverzekeraar (Zorgverzekeringswet).
-
2. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
-
3. Nadat de jeugdige de leeftijd van 17 jaar heeft bereikt, draagt het college in afstemming met alle betrokken partijen, zorg voor het opstellen van een plan voor de toekomst waarin helder omschreven staat wat de jeugdige na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar nodig heeft om zich goed te kunnen blijven ontwikkelen. Hierin is een integratief hulpaanbod ontwikkeld, die de overgang van jeugd naar volwassenheid begeleidt. In het hulpaanbod zitten gezinscoaches, consulenten zorg en ondersteuning en jongerencoach en een gedragsdeskundige.
-
4. Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar draagt het college de verantwoordelijkheid over aan de betrokken partij.
Hoofdstuk 7 Verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 23 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg en
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel.
Hoofdstuk 8 Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap
Artikel 24 Vertrouwenspersoon
-
1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
-
2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 25 Klachtregeling
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de behandeling van klachten over gedragingen van de overheid ziet het college erop toe dat bij alle jeugdhulpaanbieders en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering die worden ingezet en waarvoor zij verantwoordelijk is een klachtenregeling geldt voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
In de verordening die betrekking heeft op co-creatie, meespraak en advisering Sociaal Domein is bepaald hoe ingezetenen betrokken worden bij het beleid.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 27 Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd. Het college doet verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid aan de gemeenteraad.
Artikel 28 Hardheidsclausule
-
1. In gevallen betreffende de uitvoering van deze verordening, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
-
2. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 29 Overgangsbepaling
-
1. Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor 1 april 2024 en waarop nog niet is beslist voor 1 april 2024, worden afgehandeld volgens deze verordening.
-
2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening Jeugdhulp gemeente Peel en Maas wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd, tenzij de toepassing van deze verordening gunstiger is voor de bezwaarmaker.
-
3. Een jeugdige of zijn ouders houdt het recht op een lopende voorziening in de vorm van zorg in natura verstrekt voor 1 april 2024 in de volgende 2 situaties:
- a.
tot de datum waarop de verstrekte voorziening eindigt, of
- b.
totdat het college een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- a.
-
4. Een jeugdige of zijn ouder houdt het recht op een persoonsgebonden budget verstrekt voor 1 april 2024:
- a.
tot de datum waarop het verstrekte pgb eindigt of
- b.
totdat het College een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- a.
Artikel 30 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2024.
-
2. De Verordening jeugdhulp Peel en Maas, door de raad vastgesteld op 13 december 2022 wordt ingetrokken.
Artikel 31 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Peel en Maas.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 23 april 2024
De raad van de gemeente Peel en Maas,
de griffier,
drs. E.J.C. Apeldoorn-Feijts
de voorzitter,
W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl