Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

Geldend van 02-05-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2024

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders nr. 11-27.

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.

Gelet op het bepaalde in artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelet op artikel 3.8, tweede lid, en 5.4, eerste en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

Gehoord de beraadslagingen.

BESLUIT

Vast te stellen de:

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas

HOOFDSTUK 1: BEGRIPPEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. Beroepsmatige ondersteuning:

    ondersteuning uitgevoerd door een daartoe opgeleide Beroepskracht

    b. Beschermd wonen:

    betreft een maatwerkvoorziening bestaande uit de volgende kenmerken:

    • 1.

      wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de burger of anderen, bestemd voor burgers met psychische of psychosociale problemen, die niet in staan zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en

    • 2.

      de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliceerde) vraag van de burger;

    c. Bijdrage:

    bijdrage als bedoeld in artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet

    d. Budgethouder:

    de burger die het persoonsgebonden budget toegekend krijgt

    e. Budgetplan:

    plan van de budgethouder waarin vermeld staat welke ondersteuning wordt ingekocht en welke bedragen per zorgverlener worden besteed. Een budgetplan wordt ingediend na ontvangst van een leefzorgplan;

    f. Burger:

    persoon met een ondersteuningsvraag, zijnde de burger zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    g. Dorpsvoorziening hulp bij het huishouden:

    Bij de dorpsvoorziening ligt het eigenaarschap, de regie en de uitvoering van hulp bij het huishouden volledig bij de zorgcoöperatie/dorpen. De hulp wordt laagdrempelig en dichtbij de inwoners georganiseerd. Het eerste aanspreekpunt zijn de dorpsondersteuners in eigen dorp;

    h. Hulpvraag:

    behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    i. Ingezetene:

    burger die hoofdverblijf heeft in de gemeente Peel en Maas

    j. Leefzorgplan:

    plan dat in overleg met de burger is opgesteld, waarin de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase staan. Dit dient tevens als verslag zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de Wet en waarmee de burger een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan indienen;

    k. Maatschappelijke opvang:

    voorzieningen zoals omschreven in de Wmo 2015, artikel 1.1.1 onder opvang, inclusief

    • a.

      winteropvang: een algemeen toegankelijke opvangvoorziening welke wordt opengesteld door de opvanginstelling zodra de koude en/of winterregeling van kracht wordt;

    • b.

      acute opvang: opvangvoorziening voor spoedeisende gevallen waarbij het college onverwijld in afwachting van het onderzoek opvang ter beschikking stelt.

    l. Melding:

    het kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    m. niet-beroepsmatige ondersteuning:

    ondersteuning uitgevoerd door iemand uit de sociale omgeving van de burger, niet handelend vanuit de verantwoordelijkheid van een professionele organisatie;

    n. overbelaste mantelzorger:

    een mantelzorger is overbelast als hij/zij aangeeft dat de draaglast (belasting) en draagkracht (belastbaarheid) in de zorgtaken voor een naaste niet meer in balans zijn. Dit kan op psychisch, sociaal, fysiek of financieel vlak zijn. Iemand is overbelast als de zorg voor de ander ten koste gaat van de eigen verplichtingen of behoeften;

    o. persoonlijk plan:

    plan waarin de burger de omstandigheden, bedoeld in art. 2.3.2, vierde lid, onderdelen a t/m 9 van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is

    p. Plan van aanpak:

    het plan van aanpak per burger dat de zorgverlener samen met de burger opstelt waarin staat welke maatschappelijke ondersteuning de zorgverlener aanbiedt om de resultaten (doelen) te behalen uit het leefzorgplan;

    q. Raamovereenkomst

    een overeenkomst tussen de aanbestedende diensten en aanbieders met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen;

    r. Traject:

    een tijdsduur waarbinnen de burger maatschappelijke ondersteuning ontvangt van de zorgverlener om de resultaten te behalen. Een traject is gekoppeld aan een unieke burger.

    s. Uitvoeringsbesluit:

    Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    t. Wet

    Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Aanbod algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar

    • a.

      een maaltijdvoorziening tijdens de dagbesteding bij de maatwerkvoorziening onder lid 2 sub c, e en f

    • b.

      dorpsvervoer

    • c.

      dorpsontmoeting

    • d.

      maaltijdvoorziening/eetpunten

    • e.

      Keske 6

    • f.

      De Bonte Specht (voorheen TWP)

    • g.

      Inloop GGZ

    • h.

      Algemeen maatschappelijk werk

    • i.

      Logeren bij Plattelandshoës

    • j.

      Roger That inspiratielab plant-aardig.

  • 2. De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Beschermd Wonen

    • b.

      Maatschappelijke opvang

    • c.

      Traject volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • d.

      Traject volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding)

    • e.

      Traject volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • f.

      Traject volwassenen met ouderdomsproblematiek (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • g.

      Traject hulp in het huishouden

    • h.

      Logeren

    • i.

      Hulpmiddelen

    • j.

      Woningaanpassingen

    • k.

      Collectief vraagafhankelijk vervoer.

HOOFDSTUK 2: MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG

Artikel 3 Melding

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een burger vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning.

  • 2. Het college wijst de burger en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 5 Vooronderzoek: verzamelen gegevens en indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de burger en zijn situatie en maakt, indien nodig, zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de burger het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Daarbij geeft de burger in ieder geval aan of hij ingezetene is van de gemeente Peel en Maas, of op korte termijn ingezetene wordt.

  • 3. Als de burger genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de burger gemotiveerd afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college informeert de burger over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. In overleg kan deze termijn worden aangepast.

  • 5. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 6 Onderzoek

  • 1. De onderzoeksfase bestaat uit zoveel als nodig persoonlijke gesprekken om de situatie van de burger helder te krijgen. Het gesprek of de gesprekken worden gevoerd met de burger, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie en/of cliëntondersteuner. Indien nodig is ook een professional die bij de burger is betrokken aanwezig bij het gesprek. Indien nodig vindt afstemming plaats met professionals in het netwerk.

  • 2. De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek of de gesprekken als bedoeld in het eerste lid. Op basis hiervan wordt de ondersteuningsbehoefte bepaald.

  • 3. Tijdens het gesprek of de gesprekken wordt besproken welke mogelijkheden hiervoor bestaan. Het gaat daarbij om de keuze voor zorg in natura of een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college wijst de burger dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen.

Artikel 7 Leefzorgplan

Na het onderzoek verstrekt het college dan wel zijn vertegenwoordiger een schriftelijk weergave van de uitkomsten van het onderzoek via een leefzorgplan. Opmerkingen of latere aanvullingen van de burger worden aan het leefzorgplan toegevoegd.

Artikel 8 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad cq met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd.

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 9 Aanvraag

Een burger of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college, door:

  • 1.

    een schriftelijke ingevulde en ondertekende aanvraag, of;

  • 2.

    een door de burger ondertekend leefzorgplan als bedoeld in artikel 7.

HOOFDSTUK 3: MAATWERKVOORZIENING

Artikel 10 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het leefzorgplan zoals bedoeld onder artikel 7 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Een burger komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de burger ondervindt, voor zover de burger deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere burgers uit zijn sociaal netwerk dan wel gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3. Een burger met psychische of psychosociale problemen en een burger die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huislijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de burger deze problemen naar het oordeel van het college zich niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere burgers uit zijn sociale netwerk dan wel gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 genoemde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de burger aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de burger in staat wordt gesteld om zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Als het college van oordeel is dat een burger zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de burger niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven.

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de burger zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de burger geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer de oplossing biedt voor de behoefte van de burger aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening, zoals bedoeld in artikel 2 lid 2.

Artikel 11 Algemene voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de burger aanspraak kan maken op enige andere passende voorziening of dienst op grond van andere wet- of regelgeving;

    • b.

      voor zover de burger op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan invullen;

    • c.

      voor zover de burger met gebruikmaking van een dorpsvoorziening of algemene voorzieningen in de hulpvraag kan voorzien

    • d.

      indien de benodigde voorziening voor de burger algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die burger vóór de datum van de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd;

    • f.

      als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening:

      • 1.

        die al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling én

      • 2.

        waarvan de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is

      • 3.

        lid 1 en 2 van dit artikel onder sub f zijn niet van toepassing als:

        • I.

          de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de burger zijn toe te rekenen of

        • II.

          als de burger geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten of

        • III.

          als de voorziening niet meer voldoet

    • g.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht

    • h.

      indien de burger tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 2. Een burger is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte voorziening om te gaan.

  • 3. Het college is bevoegd om overige, bijzondere, voorwaarden en verplichtingen op te leggen.

  • 4. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is

    • b.

      als de burger geen ingezetene is van de gemeente Peel en Maas.

Artikel 12 Specifieke voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1. Geen woningaanpassing of woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, (pré) mantelzorgwoningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers;

    • c.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • d.

      als de burger niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen wordt verstrekt als deze niet langdurig noodzakelijk is.

  • 3. Een burger kan voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in aanmerking komen wanneer de burger vanwege beperkingen, chronisch psychische problemen of psychosociale problemen het openbaar vervoer niet kan bereiken en/of gebruiken.

  • 4. Een sportvoorziening wordt verstrekt als:

    • a.

      het voor de burger zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en

    • b.

      de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten, die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport én

    • c.

      de aanvrager moet aantonen dat:

      • I.

        er sprake is van een actieve sportbeoefening én

      • II.

        dat dit voor de burger nodig is om te participeren én

      • III.

        er voor de burger geen andere mogelijkheden zijn om te participeren.

Artikel 13 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Het leefzorgplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3. De door burger en college gekozen zorgverlener maakt gezamenlijk met de burger het plan van aanpak. In het plan van aanpak tussen zorgverlener en de burger wordt aangeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • 4. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden.

  • 5. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      voor welk beoogd resultaat het pgb dient te worden aangewend, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van het pgb is;

    • c.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de maatwerkvoorziening;

    • d.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe gekomen is;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      de rechten en plichten die aan het ontvangen van een pgb zijn verbonden.

  • 6. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten, wordt de burger daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 14 Hoogte en voorwaarden persoonsgebonden budget (pgb) algemeen

  • 1. De hoogte van het pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de burger opgesteld budgetplan waarin in ieder geval is uiteen is gezet:

      • 1e.

        welke diensten, hulmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren de burger van het budget wil betrekken, en

      • 2e.

        indien van toepassing, welke hiervan de burger wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

      • 1e.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken;

      • 2e.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de burger diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren te betrekken;

      • 3e.

        waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in lid 1 onder b gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de burger de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, en

      • 4e.

        wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 2 en zoals vastgelegd in de regionaal afgesloten raamovereenkomsten met aanbieders.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de burger opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 3. Een pgb dient door de burger binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het beoogde resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 4. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 5. De pgb-beheerder stelt het belang van de burger centraal en er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling. De zorgaanbieder/zorgverlener, diens vast/flexibel personeel, diens organisatie adviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden persoon mogen daarom geen pgb-beheerder zijn.

Artikel 15 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • a.

    het inkopen van de maatwerkvoorziening, hulpmiddel of hulp;

  • b.

    het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel;

  • c.

    het afsluiten van een zorgovereenkomst met elke zorgverlener en het aanleveren van deze zorgovereenkomst(en) bij de SVB.

Artikel 16 Hoogte pgb bij diensten in de vorm van hulp bij het huishouden, de trajecten zoals genoemd onder artikel 2, lid 2, sub c, d, e en f en logeren

Bij de hoogte van het tarief voor het pgb gelden drie tarieven:

  • 1.

    voor beroepsmatige ondersteuning wordt, na bepaling van het traject/ segment waaronder de gevraagde hulp valt, uitgegaan van tarieven die bepaald zijn binnen de regionale afgesloten raamcontracten voor beroepsmatige ondersteuning. Deze tarieven staan vermeld op de site van de modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR).

  • 2.

    voor niet-beroepsmatige ondersteuning wordt deze gebaseerd op de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (VVT) voor:

    • a.

      hulp bij het huishouden (hbh) het uurloon van het hoogste periodiek behorende bij Hulp bij het Huishouden

    • b.

      ondersteunende begeleiding het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg 30 (FWG 30)

  • voor de betreffende periode inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde van de verlofuren.

Artikel 17 Hoogte pgb bij vervoer naar dagbesteding

Voor de hoogte van het pgb wordt uitgegaan van tarieven voor vervoer naar dagbesteding die bepaald zijn binnen de regionale afgesloten raamcontracten voor beroepsmatige ondersteuning. Deze tarieven staan vermeld op de site van de MGR www.sociaaldomein-limburgnoord.nl.

Artikel 18 Hoogte pgb bij woningaanpassingen

  • 1. De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op basis van bouwkundig advies.

  • 2. De opnamekosten van de aannemer die het bouwkundig advies heeft opgesteld, worden vergoed als de uitvoering door een andere aannemer gedaan wordt.

  • 3. De afschrijvingstermijn bij woningaanpassingen bedraagt 25 jaar. Binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn.

Artikel 19 Hoogte pgb bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen

  • 1. De hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen wordt vastgesteld op basis van:

    • a.

      de kostprijs van de woonvoorziening of hulpmiddel conform contractafspraken met leverancier;

    • b.

      bij de toekenning verstrekken we geen apart pgb bedrag voor het onderhoud, reparatie en (eventuele) verzekering. De uitbetaling hiervan geschiedt op declaratiebasis.

  • 2. De afschrijvingstermijn van woonvoorzieningen en hulpmiddelen bedraagt 7 jaar. Bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen voor kinderen geldt 5 jaar. Een uitzondering hierop is de traplift: hiervoor geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar. Binnen deze termijnen wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn.

Artikel 20 Hoogte pgb bij sportvoorzieningen

Een persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening bedraagt een vastgesteld bedrag van € 4.000,00 voor aanschaf en eventueel onderhoud van sportvoorzieningen en -hulpmiddelen gedurende een periode van 3 jaar.

Artikel 21 Hoogte en voorwaarden pgb bij beschermd wonen

  • 1. De hoogte van het pgb bij beschermd wonen bedraagt bij:

    • a.

      professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van deze voorziening vermeld in de PGB tarieftabel beschermd wonen op de site van de modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein Limburg-Noord (MGR);

    • b.

      gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de kostprijs van deze voorziening vermeld in de PGB tarieftabel beschermd wonen op de site van de MGR

    • c.

      niet-beroepsmatige ondersteuning, wordt deze gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg 30 (FWG 30) van de CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (VVT) voor de betreffende periode inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde van de verlofuren.

  • 2. Indien uit het onderzoek blijkt dat een burger structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden. Deze toeslag wordt toegekend indien er:

    • a.

      als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening, inzet van (verpleegkundige) ondersteuning nodig is aanvullend op beschermd wonen en/of;

    • b.

      er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er inzet van begeleiding nodig is aanvullend op beschermd wonen.

  • 3. Indien uit het onderzoek blijkt dat een burger behoefte heeft aan een geregisseerde dagbesteding, kan er een dagbesteding aanvullend op beschermd wonen worden toegekend.

  • 4. Voor de toepassing en berekening van de tariefdifferentiatie, zoals bedoeld in artikel 21 lid 1 van deze verordening, wordt in de basis uitgegaan van fictief aantal te leveren uren van, voor beschermd wonen, acht uur ondersteuning per week.

Artikel 22 Pgb voor inzetten sociaal netwerk (niet-beroepsmatige ondersteuning)

Het verstrekken van een pgb, zoals bedoeld in artikel 16 lid 2 van deze verordening, als een financiële compensatie voor ondersteuning door mensen in de sociale omgeving van de burger is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    als de ondersteuning de gebruikelijke hulp en mantelzorg overstijgt en het leidt tot een doelmatiger, efficiënter en tot effectievere ondersteuning

  • b.

    de motivatie voor deze inzet wordt opgenomen in het leefzorgplan

  • c.

    het tarief voor niet-beroepsmatige ondersteuning wordt gehanteerd.

Artikel 23 Besteding en verantwoording kosten pgb

  • 1. De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief leefzorgplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen.

  • De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling aan de zorgverlener over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2. Er is een vrij besteedbaar bedrag van € 250 per kalenderjaar per budgethouder toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Dit moet de budgethouder wel zelf vrij spelen in het toegekende budget, door bijvoorbeeld goedkoper in te kopen of niet alle uren te besteden. Indien de indicatie gedurende het kalenderjaar start of korter dan 1 jaar duurt, dan geldt het bedrag naar rato.

  • 3. De volgende kosten zijn uitgesloten uit het persoonsgebonden budget:

    • a.

      een eenmalige uitkering of een feestdagenuitkering voor de ondersteuner;

    • b.

      reiskosten van de ondersteuner;

    • c.

      kosten voor bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • d.

      administratiekosten.

  • 4. Indien het leefzorgplan meerdere typen ondersteuning bevat mag de budgethouder hiermee binnen het verstrekte pgb schuiven indien dit leidt tot een meer adequate ondersteuning;

  • 5. Eenmalige pgb’s voor bijvoorbeeld woningaanpassing of hulpmiddelen verlopen vooralsnog niet via het SVB/trekkingsrecht. Bij hulpmiddelen, woonvoorzieningen en woningaanpassingen vindt de uitbetaling van het pgb plaats na indiening van de factuur.

Artikel 24 Controle pgb

Via periodiek overleg over het leefzorgplan vindt controle van het gebruik en de besteding van de maatwerkvoorzieningen en het persoonsgebonden budget plaats. Dit kan leiden tot bijstelling van de omvang van de maatwerkvoorzieningen en/of het persoonsgebonden budget.

Artikel 25 Controle op het gebruik of de besteding van verstrekte voorzieningen

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding van de verstrekte voorziening.

Artikel 26 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een burger aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de burger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de burger niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • c.

      de burger niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of;

    • d.

      de burger de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt, of;

    • e.

      indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;

    • f.

      indien de burger ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb;

    • g.

      indien de burger ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de burger opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de burger en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Het college kan uit het oogpunt van de kwaliteit van de geleverde zorg nadere regels vaststellen voor de besteding van het pgb.

  • 8. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en/of niet-gebruik van de wet.

  • 9. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

HOOFDSTUK 4: BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 27 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1. Een burger is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, ongeacht of de voorziening in bruikleen of in eigendom is verstrekt.

  • 2. Een burger is een bijdrage verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de burger van deze voorziening gebruik maakt.

  • 3. De bijdrage wordt vastgesteld conform de maximale variant zoals vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij:

    • a.

      de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing nooit hoger is dan de kostprijs, inclusief de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering, van de betreffende voorziening én

    • b.

      de bijdrage maximaal het bedrag per maand is zoals vastgesteld in artikel 2.1.4a, vierde lid van de wet (het abonnementstarief), met uitzondering van de bijdrage voor beschermd wonen, zoals bedoeld in artikel 21 lid 1.

  • 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura, inclusief de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering, wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding

    • b.

      na een consultatie in de markt of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 5. De kostprijs van een maatwerkvoorziening via een pgb is gelijk aan het verstrekte bedrag.

  • 6. Voor het collectief vraagafhankelijk vervoer geldt het maatwerk Omnibuzz tarief, zoals vastgesteld in het vervoersreglement vraagafhankelijk vervoer Limburg.

  • 7. Als een maatwerkvoorziening in natura of een pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 8. In afwijking van lid 7 is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet.

Artikel 28 Bijdrage voor algemene voorzieningen, met uitzondering van de bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1. Voor de volgende algemene voorzieningen is de burger een bijdrage verschuldigd:

    • a.

      Maaltijden bij dagbesteding

    • b.

      dorpsvervoer

    • c.

      dorpsontmoeting

    • d.

      maaltijdvoorziening/eetpunt

    • e.

      Keske 6

  • 2. De bijdrage voor:

    • a.

      Maaltijd dagbesteding bedraagt tussen de € 5 en € 10

    • b.

      het dorpsvervoer bedraagt maximaal € 1,50 per rit binnen Peel en Maas

    • c.

      de dorpsontmoeting bedraagt maximaal € 12 per dag

    • d.

      de maaltijdvoorziening/eetpunt bedraagt de volledige kostprijs

    • e.

      Keske 6 bedraagt € 5 per keer.

  • 3. Kwijtschelding van de eigen bijdrage voor de dorpsontmoeting is mogelijk voor burgers:

    • a.

      met een uitkering op grond van de Participatiewet

    • b.

      periodieke bijzondere bijstand

    • c.

      die toegelaten zijn tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

    • d.

      die toegelaten zijn tot de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs)

    • e.

      Indien sub a. tot en met d. van dit artikel niet van toepassing zijn, kan op basis van de draagkrachtberekening, zoals bedoeld in artikel 475d van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, worden bepaald of in bepaalde situaties een lagere inkomensafhankelijke bijdrage of kwijtschelding mogelijk is.

Artikel 29 Bijdrage voor maatschappelijke opvang

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor maatschappelijke opvang wordt bepaald met inachtneming van artikel 3.20 uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage voor winteropvang en acute opvang:

    • a.

      Voor gebruikers van de winteropvang tijdens de duur van de winter- en of kouderegeling geldt dat er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

    • b.

      Gedurende de onderzoeksperiode zoals bedoeld in de beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang, is de burger geen eigen bijdrage verschuldigd voor acute opvang. Deze periode is gemaximeerd tot 2 weken.

    • c.

      Vanwege de complexiteit van de zorgvraag van sommige burgers kan het college besluiten tot verlengd en verdiepend onderzoek naar de zorgvraag en het organiseren van een passende oplossing, zoals bedoeld in de beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang. Het gaat hierbij om burgers (met of zonder kinderen) uit de regio Noord- en Midden Limburg die verblijven in de acute opvang. Indien de termijn van 2 weken verlengd wordt, kan het college besluiten dat de burger ook voor deze periode geen eigen bijdrage verschuldigd is.

    • d.

      Het is de opvanginstelling toegestaan burgers (met of zonder kinderen) die verblijven in de acute opvang een vergoeding te vragen voor verstrekte maaltijden.

      De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) berekent als gemiddelde voedingskosten.

HOOFDSTUK 5: KWALITEIT EN VEILIGHEID

Artikel 30 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. De kwaliteit van de ondersteuning en zorg in natura wordt geborgd door inzet van beroepskrachten die past bij de mate van kwetsbaarheid van de deelnemers en gebruikers.

  • 2. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de burger;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en zorg;

    • c.

      het erop toezien dat beroepskrachten over voldoende deskundigheid beschikken en tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten die deze verstrekken.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op het voldoen aan het gestelde in lid 1, 2, en 3 door periodieke overleggen met de aanbieders, periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers en het zo nodig in overleg met de burger ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 31 Verhouding prijs en kwaliteit levering diensten door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

Artikel 32 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan;

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar;

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld;

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld.

HOOFDSTUK 6: WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 33 Waardering mantelzorgers

Het college geeft in samenspraak met het Steunpunt Mantelzorg Peel en Maas invulling aan de waardering van mantelzorgers die zorg verlenen aan burgers van de gemeente Peel en Maas. Dit gebeurt jaarlijks rondom de Dag van de Mantelzorg met o.a. het mantelzorgcompliment en met diverse speciale activiteiten voor mantelzorgers gedurende het jaar.

HOOFDSTUK 7: KLACHTEN, MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

Artikel 34 Klachtregeling

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van burgers ten aanzien van de voorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek ervaringsonderzoek onder deelnemers en gebruikers.

Artikel 35 Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van burgers over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen die het onderwerp zijn van de met hen door de gemeente gesloten raamcontracten.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 36 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In de verordening die betrekking heeft op co-creatie, meespraak en advisering in het sociale domein is bepaald hoe ingezetenen betrokken worden bij het beleid.

HOOFDSTUK 8: OVERGANGSRECHT EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt een rapportage over het gevoerde beleid en de effecten daarvan aan de gemeenteraad.

Artikel 38 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de burger afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 39 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2024 en waarop nog niet is beslist is voor 1 april 2024, worden afgehandeld volgens deze verordening zoals vastgesteld op 23 april 2023.

  • 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas, zoals vastgesteld op 23 april 2024, wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd, tenzij de toepassing van deze verordening gunstiger is voor de bezwaarmaker.

  • 3. Een burger houdt het recht op een lopende voorziening in de vorm van zorg in natura verstrekt voor 1 april 2024, tot de datum waarop de verstrekte voorziening eindigt, of totdat het college een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 4. Een burger houdt het recht op een persoonsgebonden budget verstrekt voor 1 april 2024, tot de datum waarop het verstrekte pgb eindigt.

  • 5. Het Besluit beschermd wonen en opvang Peel en Maas, vastgesteld door het college op 20 december 2021 en genomen krachtens de verordening zoals bedoeld in eerste lid geldt als besluit genomen krachtens deze verordening.

Artikel 40 Intrekking oude verordening

  • 1. De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas 2023, vastgesteld door de raad op 13 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van 1 april 2024.

Artikel 41 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Peel en Maas.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 23 april 2024

De raad van de gemeente Peel en Maas,

de griffier,

drs. E.J.C. Apeldoorn-Feijts

de voorzitter,

W.J.G. Delissen-van Tongerlo