Beleidsregel voor het maken of veranderen van uitwegen naar woningen

Geldend van 30-04-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor het maken of veranderen van uitwegen naar woningen

Besluit:

  • 1.

    Aan de raad voor te stellen om de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 te wijzigen conform het concept-raadsbesluit.

  • 2.

    Het raadsvoorstel vast te stellen.

  • 3.

    De beleidsregel voor het maken of veranderen van uitwegen naar woningen vast te stellen onder het voorbehoud van de onder besluitpunt 1. genoemde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden door de gemeenteraad.

afbeelding binnen de regeling

Vastgesteld:

1. Inleiding

1.1 Definitie

Een uitweg is een in- of uitgang van een erf voor motorvoertuigen om de openbare weg te bereiken. Een uitweg wordt ook wel inrit, uitrit of oprit genoemd en ligt op gemeentegrond. In deze notitie spreken we over een uitweg. In deze notitie worden de regels voor het maken of veranderen van uitwegen naar woningen uiteengezet. In de publieke ruimte bevinden zich vele uitwegen. Deze uitwegen vormen een potentieel conflict voor het doorgaande verkeer, het openbare groen en het uiterlijk aanzien van de omgeving. Regels zijn daarom nodig om deze conflicten zoveel mogelijk integraal te benaderen en van hieruit te beperken. Zo weten inwoners waar op gelet wordt bij een aanvraag voor een uitweg.

(Smalle) toegangspaden naar een erf beschouwen we niet als uitweg, als uit de inrichting duidelijk is dat dit enkel bestemd is voor voetgangers/ (brom)fietsers.

De gemeente heeft als eigenaar zeggenschap over haar eigendom en ziet toe op behoud van de veiligheid. Uitwegen veroorzaken een verstoring voor het “doorgaande” verkeer en zijn potentiële conflictpunten.

1.2 Verschillende belangen

In eerste instantie lijkt de keuze voor een uitweg een eenvoudige kwestie. Bij de aanvraag en behandeling van uitwegen dient echter rekening te worden gehouden met veel verschillende (tegenstrijdige) factoren. Zo wil een bewoner een goede bereikbaarheid van zijn erf, terwijl de groenbeheerder die mooie boom toch echt wil sparen. De verkeerskundige wil het aantal parkeerplaatsen in stand houden en de stedenbouwkundige wil zo veel mogelijk blik van de straat. Daarnaast speelt klimaatadaptatie hierin nog een rol.

In beginsel geldt het uitgangspunt zoveel mogelijk parkeren op eigen terrein. Hiermee voorziet iedere ontwikkeling in haar eigen behoefte, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de publieke ruimte (groen, parkeren en verkeer). Voor de publieke ruimte is namelijk op veel plekken al het optimum bereikt, zonder dat daar nog eens extra druk op wordt gelegd (zoals de toename van autobezit etc.).

Uitgangspunt is één uitweg van minimaal 3,0 meter per erf. Het hebben van meerdere uitwegen heeft namelijk vaak een negatief effect op de omgeving. Ook ontstaat door het hebben van meerdere uitwegen een toename van de verstening van de (publieke) ruimte, wat verdroging en opwarming van de omgeving tot gevolg heeft.

Bij aanvragen voor verbreding van uitwegen door groenbermen wordt bij grote erven beoordeeld of de verbreding noodzakelijk is of dat er op eigen terrein voldoende manoeuvreerruimte is.

Parkeren in de voortuin op eigen erf, voor de woning (voortuinparkeren), is in beginsel niet toegestaan. Een auto die in de voortuin staat geparkeerd is schadelijk voor het uiterlijk aanzien van de omgeving, maar kan ook het uitzicht van de buren belemmeren. Door de uitweg voor deze auto kan de parkeercapaciteit in de betreffende straat worden aangetast.

1.3 Scope

De in deze nota opgenomen beleidsregels gelden voor uitwegen naar alle woningen binnen en buiten de bebouwde kom, voor zover de uitwegen aansluiten op wegen die in beheer en/of eigendom zijn bij de gemeente Leeuwarden.

Uitwegen op bedrijventerreinen vallen buiten de scoop van deze nota. Op deze terreinen worden uitwegen beoordeeld op basis van criteria uit vigerende ruimtelijke plannen en op basis van het heersende beeld.

1.4 Vergunningverstrekking/weigering

Iedere vergunningaanvraag wordt getoetst aan deze beleidsregels en (op locatie) beoordeeld op de (civieltechnische) consequenties door een gemeentelijk medewerker. De aanvrager dient zelf aan te tonen dat de aanvraag past binnen deze beleidsregels. Indien een vergunning wordt geweigerd, wordt het besluit gemotiveerd onder verwijzing naar deze beleidsregels. Een vergunning wordt geweigerd wanneer een uitweg niet past binnen deze beleidsregels, tenzij is gebleken dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat in het specifieke geval van deze beleidsregels kan worden afgeweken. Dergelijke bijzondere omstandigheden dienen in beginsel door aanvrager zelf aangetoond en onderbouwd te worden.

2. Beoordelingscriteria

2.1 Weigeringsgronden

Voor het maken of veranderen van een uitweg naar een woning is een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig.

Als een uitweg is aangevraagd worden leges in rekening gebracht voor het behandelen van de aanvraag, ook wanneer er uiteindelijk geen vergunning voor de uitweg wordt verleend.

Ook als sprake is van een geldige omgevingsvergunning voor de (nieuw)bouw van een object dient (nog) een aparte omgevingsvergunning uitweg aangevraagd te worden. Hieronder volgen de weigeringsgronden ofwel criteria op basis waarvan een aanvraag voor het maken of veranderen van een uitweg naar de openbare weg beoordeeld moet worden. Deze beleidsregels geven verdere invulling aan de hieronder genoemde criteria. In deze nota is per criterium aangegeven wat hieronder verstaan wordt en hoe er invulling aan gegeven wordt. Voldoet een aanvraag niet aan de toetsingscriteria, dan is het maken of veranderen van de uitweg niet toegestaan en zal de aanvraag worden geweigerd.

Een vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg naar een woning wordt geweigerd op grond van art. 2:12 Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden in samenhang met afdeling 9.2 van het omgevingsplan Leeuwarden wanneer:

  • a.

    er op eigen erf niet genoeg ruimte beschikbaar is voor het parkeren van een motorvoertuig; (§2.2)

  • b.

    de uitweg ten koste gaat van de bruikbaarheid van de weg; (§2.3)

  • c.

    de uitweg ten koste gaat van het veilig en doelmatig gebruik van de weg; (§2.4)

  • d.

    de uitweg ten koste gaat van openbare parkeerplaatsen en de bruikbaarheid daarvan; (§2.5)

  • e.

    de uitweg ten koste gaat van het uiterlijk aanzien van de omgeving; (§2.6)

  • f.

    de uitweg voorbij de zijgevelgrens (voor de voorgevel) komt te liggen; (§2.7)

  • g.

    in geval van een tweede uitweg deze aan dezelfde straat ligt als de eerste; (§2.8)

  • h.

    de uitweg ten koste gaat van de groenvoorzieningen ter plaatse van de uitweg; (§2.9)

  • i.

    de uitweg breder is dan 3,0 meter in de volgende gevallen:

    • a)

      de uitweg door een groenberm loopt die dieper is dan 5,0 meter;

    • b)

      er voldoende ruimte op het erf is om te manoeuvreren. (§2.10)

  • j.

    de uitweg breder is dan 5,0 meter voor een enkele en 6,0 meter voor een dubbele uitweg, in andere gevallen dan genoemd onder i. (§2.10)

afbeelding binnen de regeling

2.2 Ruimte op eigen erf

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend als er voldoende ruimte op eigen erf is om een voertuig te parkeren. Er moet op eigen erf een minimale ruimte van 2,3 meter breed en 5,0 meter diep beschikbaar zijn.

Verklaring

Voor elke aanvraag moet aan dit criterium worden voldaan. Wanneer er niet voldoende ruimte op het erf aanwezig is wordt er geen vergunning verstrekt.

Bij minder ruimte in de breedte kunnen problemen ontstaan bij in- en uitstappen. Bij minder ruimte in de diepte steken voertuigen over het trottoir of de weg en veroorzaken daarmee belemmeringen voor het overige verkeer. Ook voor de kwaliteit van het straatbeeld is dat niet wenselijk.

Overwegingen en voorbeelden

Een uitzondering vormt een uitweg die toegang geeft tot een garage, waarbij de ruimte voor de garage niet aan het ruimte-criterium voldoet. In dat geval is een uitweg mogelijk onder voorwaarde dat er niet voor de garage, op eigen erf, geparkeerd wordt.

afbeelding binnen de regeling

2.3 Bruikbaarheid van de weg

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend indien de verkeersdoorstroming niet wordt belemmerd en voorzieningen bereikbaar blijven.

Verklaring

Het criterium ‘bruikbaarheid van de weg’ heeft betrekking op de rol die de weg heeft, de inrichting van de weg, en de gevolgen die een uitweg kan hebben op deze rol. Deze kan bijvoorbeeld nadelig beïnvloed worden indien door een uitweg het verkeer (ernstig) geremd wordt, de doorstroming of de vrije in-/uitrijruimte beperkt wordt of de weg onvoldoende of zelfs niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij bedoeld is.

Overwegingen en voorbeelden

Een omgevingsvergunning uitweg wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg in ieder geval geweigerd wanneer door het maken of veranderen van de uitweg:

  • -

    de doorstroming op een gebiedsontsluitende weg of op een weg die deel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur sterk negatief beïnvloed wordt;

  • -

    een verzamelpunt van afval(containers) verloren gaat en indien er geen goede alternatieve locatie in de directe omgeving voorhanden is;

  • -

    in de toekomst een probleem kan ontstaan, bijvoorbeeld door een op handen zijnde wijziging van de omstandigheden ter plekke of precedentwerking.

Wanneer een uitweg de bruikbaarheid van de weg negatief beïnvloed, kan er door bijzondere omstandigheden toch een vergunning worden verleend. Bijvoorbeeld als er geen andere manier is om een ontsluiting van het erf mogelijk te maken.

2.4 Veilig en doelmatig gebruik van de weg

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend indien de verkeersveiligheid niet in het geding komt.

Verklaring

Het criterium “veilig en doelmatig gebruik van de weg” is een zwaarwegend criterium. Indien een aangevraagde uitweg een belangrijk negatief effect heeft op de verkeersveiligheid, wordt deze geweigerd. Het toetsingskader hiervoor is de meest recente publicatie van het kennisinstituut CROW, zoals het ASVV (aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom).

Overwegingen en voorbeelden

Een omgevingsvergunning uitweg wordt in het belang van het veilig en doelmatig gebruik van de weg bijvoorbeeld geweigerd indien de uitweg komt te liggen:

  • -

    op een plaats waar het doorgaande verkeer wordt gehinderd, bijvoorbeeld als er wegens te beperkte manoeuvreerruimte niet direct kan worden ingereden of wanneer het snelheidsverschil te groot is zoals bij gebiedsontsluitingswegen;

  • -

    op een onveilige en/of onverwachte plaats zoals bijvoorbeeld op of nabij een kruising, splitsing van wegen of op korte afstand van een verkeersregelinstallatie (zonder dat hiervoor ondersteunende maatregelen getroffen (kunnen) worden);

  • -

    op een plaats waarbij de bestuurder van een personenauto niet of nauwelijks zicht heeft op de weg, het trottoir of het fietspad;

  • -

    op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uit komt welke moet worden bereden om het betreffende erf te kunnen bereiken;

  • -

    op een plaats van een lichtmast die wegens verlichtingseisen niet kan worden verplaatst;

2.5 Behoud en bruikbaarheid van openbare parkeerplaatsen

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend indien de huidige openbare parkeergelegenheid niet onevenredig wordt aangetast. Vanwege de toegenomen parkeerdruk is het van belang om de aanwezige parkeercapaciteit op openbaar gebied zoveel mogelijk te behouden. Dit geldt vooral voor gebieden met een hoge parkeerdruk. Mocht een uitweg in een dergelijk geval ten koste gaan van de parkeercapaciteit op openbaar gebied, dan is de impact onevenredig en dient de openbare parkeerruimte te prevaleren en de aanvraag te worden afgewezen.

Verklaring

Een omgevingsvergunning uitweg wordt in het belang van de bruikbaarheid van een openbare parkeergelegenheid in ieder geval toegestaan indien door het maken of veranderen van de uitweg het aantal openbare parkeerplaatsen niet vermindert.

Overwegingen en voorbeelden

Een omgevingsvergunning uitweg wordt toegestaan wanneer:

  • -

    wel parkeergelegenheid komt te vervallen, maar binnen acceptabele loopafstand (volgens CROW-richtlijnen) een goed alternatief beschikbaar is. Bijvoorbeeld wanneer bij voorbaat een extra parkeerplaats aangelegd kan worden op een andere locatie waarmee alle beleidsterreinen akkoord zijn. Het alternatief voorstel voor deze extra parkeerplaats en de kosten komen voor rekening van de aanvrager;

  • -

    wel parkeergelegenheid komt te vervallen, maar geen alternatief noodzakelijk is. Bijvoorbeeld omdat de algemene parkeerdruk in de directe omgeving dit naar oordeel van de gemeente toelaat, zonder dat precedentwerking ontstaat.

2.6 Uiterlijk aanzien van de omgeving

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend indien de nieuwe uitweg past binnen de gewenste beeldkwaliteit van de omgeving.

Verklaring

Het criterium “bescherming van het uiterlijk aanzien van de weg” betreft een stedenbouwkundig criterium. Het belang van de beeldkwaliteit van de omgeving en de beleving van de publieke ruimte zijn hierin zwaarwegende criteria. Indien een uitweg naar verwachting een negatief effect heeft op de gewenste beeldkwaliteit, wordt deze geweigerd.

afbeelding binnen de regeling

Overwegingen en voorbeelden

Een omgevingsvergunning uitweg wordt in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving in ieder geval geweigerd indien:

  • -

    naar het oordeel van het college afbreuk wordt gedaan aan de beeldkwaliteit en de beleving van publieke ruimte van het desbetreffende gebied;

  • -

    de uitweg is bedoeld voor een tussenwoning waarbij het alleen mogelijk is om te parkeren voor de voorgevelrooilijn;

  • -

    in een Bestemmingsplan, Stedenbouwkundige randvoorwaarden, de Welstandsnota, een Beeldkwaliteitplan, in beleidsstukken vanwege de Monumentencommissie, of in het kader van beschermd dorpsgezicht is vastgelegd dat uitwegen ter plekke niet wenselijk of niet toegestaan zijn.

2.7 Voorbij de zijgevelgrens

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend als de uitweg niet voorbij de zijgevelgrens komt te liggen.

Verklaring

Ook het criterium “voorbij de zijgevelgrens” betreft een stedenbouwkundig criterium. Het belang van de beeldkwaliteit van de omgeving en de beleving van de publieke ruimte zijn hierin zwaarwegende criteria.

Overwegingen en voorbeelden

Een uitweg die voorbij de zijgevelgrens wordt aangelegd ontsluit een ruimte voor de gevel in de voortuin. Het parkeren van voertuigen voor de gevel in de voortuin heeft een negatief effect op de gewenste beeldkwaliteit en wordt daarom geweigerd.

afbeelding binnen de regeling

2.8 Tweede uitweg aan dezelfde straat als de eerste uitweg

Zoals eerder vermeld is het uitgangspunt één uitweg per erf. Incidenteel kan aan een verzoek voor een tweede uitweg voldaan worden, mits deze tweede uitweg niet aan dezelfde straat ligt als de eerste uitweg. Hierbij wordt getoetst aan dezelfde beoordelingscriteria als bij een eerste uitweg en dient aan al deze criteria te worden voldaan. Ook dient de reden voor een tweede uitweg goed gemotiveerd te worden door de aanvrager.

Verklaring

Ook het criterium “Tweede uitweg aan dezelfde straat als de eerste uitweg” betreft een stedenbouwkundig criterium. Het belang van de beeldkwaliteit van de omgeving en de beleving van de publieke ruimte zijn hierin zwaarwegende criteria.

Overwegingen en voorbeelden

Uitgangspunt is één uitweg per erf. Het hebben van meerdere uitwegen heeft vaak een negatief effect op de omgeving, vooral bij relatief smalle percelen waarbij de uitwegen in dezelfde lijn liggen.

Een omgevingsvergunning voor een tweede uitweg wordt toegestaan wanneer:

  • -

    de tweede uitweg aan een andere straat ligt als de eerste uitweg;

  • -

    de tweede uitweg aan dezelfde straat ligt als de eerste uitweg, maar de straat een bocht maakt en de tweede uitweg niet in dezelfde lijn ligt als de eerste uitweg en daardoor ruimtelijk geen verbinding heeft;

  • -

    het een dusdanig groot erf betreft dat de tweede uitweg ruimtelijk geen directe verbinding heeft met de eerste uitweg;

  • -

    de tweede uitweg de verkeersveiligheid ten goede komt, bijvoorbeeld bij een school;

afbeelding binnen de regeling

2.9 Bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend wanneer daardoor openbaar groen niet (onacceptabel) wordt aangetast.

Verklaring

In beginsel wordt de omgevingsvergunning uitweg geweigerd als de aanvraag van een uitweg leidt tot het kappen, ernstig beperken van de groeiruimte of het onacceptabel beschadigen van wortels van één of meerdere bomen op gemeentegrond. Dit geldt ook indien geen kapvergunning vereist zou zijn. Het onacceptabel aantasten van openbare groenbermen leidt in beginsel tot weigering van de vergunning.

De groenstructuren binnen de bebouwde kommen van de gemeente, vastgesteld in het groenstructuurplan, spelen hierin een belangrijke rol. Groen in deze gebieden heeft een belangrijke status gericht op het behoud en ontwikkeling van het waardevolle groene karakter van de gemeente Leeuwarden.

Mocht toch besloten worden een boom of groenvak omwille van een uitweg te verkleinen of te verwijderen, dient dit naar oordeel van de gemeente passend gecompenseerd te worden. De gemeente kan hiervoor gebruik maken van een boomtaxatie. Bomen en groenvakken dienen zo veel mogelijk in de nabijheid van het te verwijderen groen gecompenseerd te worden. De kosten voor deze compensatie komen voor rekening van de aanvrager van de vergunning.

afbeelding binnen de regeling

Overwegingen en voorbeelden

  • -

    de belangenafweging kan echter toch leiden tot verstrekken van een omgevingsvergunning uitweg indien er andere zwaarwegende argumenten zijn, bijvoorbeeld indien de uitweg op geen enkele ander wijze te realiseren valt en/of het noodzakelijk is om het erf te kunnen ontsluiten;

  • -

    de uitweg (inclusief ondergrondse fundering en banden) moet minimaal 4,0 meter van de stam van een boom worden aangelegd, waarbij boomwortels niet beschadigd mogen worden.

In specifieke gevallen kan de afstand van de uitweg tot de stam op aangeven van een groenmedewerker van de gemeente worden vergroot. Deze afstand is mede afhankelijk van de stamomtrek van de boom;

  • -

    de uitweg (inclusief ondergrondse fundering en banden) mag niet onder de kroonprojectie van een bestaande boom worden aangelegd;

  • -

    indien een uitweg gevraagd wordt waarvan het gevolg is dat openbare groenbermen aangetast worden, kan dit een reden zijn de vergunning te weigeren. De overblijvende groenstrook dient minimaal 5 m2 te bedragen en anders mogelijk elders in de straat te worden gecompenseerd. Per geval wordt een belangenafweging gemaakt, waarbij beoordeeld wordt of het aantasten van het groenvlak een negatieve uitstraling heeft op het uiterlijk van de straat of op het overige aanwezige groen.

2.10 Breedte uitwegen

Een uitweg moet voldoende breed kunnen worden aangelegd om schade aan verhardingen, bermen en groenstroken te voorkomen. Een aanvraag voor een nieuwe uitweg wordt toegekend als deze niet breder is dan 5,0 meter voor een enkele en 6,0 meter voor een dubbele uitweg. In bijzondere gevallen kan in overleg met de wegbeheerder een bredere uitweg worden toegestaan.

Verklaring

De breedtebeperking betreft een criterium dat meerdere belangen dient. Het aanleggen van bredere uitwegen dan de genoemde maxima is niet in het belang van de beeldkwaliteit van de omgeving, de beleving van de publieke ruimte en klimaatadaptatie.

Overwegingen en voorbeelden

Voor een enkele uitweg volstaat een maximale breedte van 5,0 meter; twee voertuigen kunnen zo onafhankelijk van elkaar gebruik maken van de uitweg.

Een gecombineerde gedeelde uitweg voor twee percelen kan volstaan met een uitweg van 6,0 meter breedte, maar alleen als die woningen niet te ver uit elkaar staan. Bij een tussenafstand van 8,0 meter of meer tussen twee woningen zijn gecombineerde uitwegen niet meer wenselijk en worden twee afzonderlijke uitwegen aangelegd.

In geval van een gecombineerde uitweg door een groenberm met een trottoir tussen het erf en de groenberm mag de uitweg maximaal 5 meter breed zijn. Dit geldt ook als de groenberm dieper is dan 5 meter.

Bij een enkele uitweg door een groenberm dieper dan 5 meter mag een uitweg maximaal 3 meter breed zijn.

afbeelding binnen de regeling

2.11 Strijdigheid met andere wet- en regelgeving

Naast deze beleidsregels is meer wet- en regelgeving van toepassing op een omgevingsvergunning uitweg. Strijdigheden met andere wet- en regelgeving kan ertoe leiden dat de vergunning wordt afgewezen. Daarbij valt te denken aan Bestemmingsplannen, Omgevingsvisie, Mobiliteitsplan, Groenstructuurplan, Groenbeleidsplan en bomenbeleidsplan.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3. Overige relevante aspecten

3.1 Eigendomssituatie

De gemeente blijft eigenaar van de grond en de uitweg. Ook het beheer en onderhoud blijft in handen van de gemeente. De gemeente behoudt daarom het recht van toegang tot de uitweg en de onderliggende kabels en leidingen.

3.2 Inrichting

3.2.1 Materiaalgebruik uitwegen

Bij het aanleggen van een uitweg worden soort en kwaliteit materialen gebruikt die gelijk of vergelijkbaar zijn met de soort en kwaliteit materialen die het meest voorkomen in de nabijgelegen uitwegen. Ook dienen de gebruikte materialen standaard en handzaam te zijn om in- en uitnemen door bijvoorbeeld nutsbedrijven niet te bemoeilijken. Dit ter beoordeling van de gemeente. Bij het verplaatsen of verbreden van een uitweg moeten materialen hergebruikt worden.

3.2.2 Aanleg duiker of waterkerende constructie

Naast de omgevingsvergunning voor een uitweg is een ontheffing nodig van het Waterschap wanneer een bermsloot moet worden overbrugt of een bestaande waterkerende constructie moet worden doorsneden. Deze dient door de initiatiefnemer aangevraagd te worden.

Alvorens overgegaan wordt tot de aanleg van de uitweg dient de gemeente in het bezit te zijn van een kopie van de benodigde ontheffing dan wel een schriftelijke verklaring van het waterschap dat deze niet noodzakelijk is.

Het aanleggen van de duiker wordt gerealiseerd door de gemeente. De kosten voor de aanleg van de duiker worden in rekening gebracht bij de vergunninghouder.

3.4 Andere uitwegen en precedentwerking

In het verleden verworven rechten op het (met toestemming van de gemeente) maken/hebben van een (ogenschijnlijk vergelijkbare) uitweg in de directe omgeving, kunnen niet leiden tot een andere conclusie dan die op grond van deze beleidsregels is getrokken. Het college heeft te allen tijde de mogelijkheid een vergunningsaanvraag te weigeren, ook indien er sprake lijkt van een precedent. Indien de verleende toestemming voor een uitweg, die vergelijkbaar lijkt met de aangevraagde vergunning, dateert van voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels, zal afwijzing van het beroep op het gelijkheidsbeginsel plaats kunnen vinden onder verwijzing naar gewijzigd beleid. Indien de (schijnbaar) vergelijkbare vergunning dateert van na inwerkingtreding van deze beleidsregels zal bij motivatie van een weigering aandacht besteed moeten worden aan de kennelijke gelijkheid. Daarbij zal afwijzing van de vergunning plaats kunnen vinden op grond van het negatieve effect op de doelmatigheid/veiligheid van de weg, waarbij concentratie van uitwegen een argument kan zijn om de uitweg te weigeren.

3.5 Uitweg bij nieuwbouwplannen

In een nieuwbouwplan zijn uitwegen al meegenomen in de totale omgevingsvergunning bouwen. Uiteraard dient de activiteit ‘uitrit aanleggen’ dan wel aangevraagd te worden. Op het moment dat de betrokkene de geplande uitweg wil aanpassen, of juist een extra uitweg wil, neemt hij/zij contact op met de gemeente en wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van het ontwerp van de straat en deze beleidsregels.

3.6 Verwijderen van een uitweg

Wanneer een uitweg kan of moet worden verwijderd, gebeurt dit op kosten van de eigenaar van het erf. Het initiatief hiervoor kan genomen worden door de gemeente of door de eigenaar van een erf.

De gemeente behoudt bovendien het recht om in voorkomende gevallen de uitweg aan te passen, te verplaatsen dan wel op te heffen zonder dat dit tot enige schadeclaim kan leiden jegens de gemeente.

3.7 Schema snelle toets uitweg

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening