Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024

Geldend van 02-05-2024 t/m heden

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024

Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;

Gelet op

Artikelen 5:17 tot en met 5:20 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

b e s l u i t e n :

Vast te stellen het ‘Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024’;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: de meest recente Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf;

  • b.

    Branchering van detailhandel: beperking van verkoop van dezelfde en aanverwante producten per dag(deel) en per week in een dorpskern;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;

  • d.

    Incidentele standplaats: een standplaats die voor maximaal vijf aaneensluitende dagen wordt verleend;

  • e.

    Seizoensgebonden standplaats: een standplaats die voor maximaal zes aaneensluitende maanden wordt verleend, van waaruit seizoensgebonden producten worden verkocht;

  • f.

    Standplaats: een standplaats zoals bedoeld in artikel 5:17 APV;

  • g.

    Vaste standplaats: een standplaats die met regelmaat het gehele jaar door wordt ingenomen;

  • h.

    Vergunninghouder: degene die in het bezit is van een standplaatsvergunning zoals bedoeld in artikel 5:18 APV;

  • i.

    Verkoopinrichting: een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een standplaats.

Hoofdstuk 2 Locaties en brancheverdeling

2.1 Algemeen

Het gebruik van openbaar gebied ten behoeve van detailhandelsactiviteiten, zoals het innemen van standplaatsen, heeft consequenties voor het gebied en de omliggende omgeving. Standplaatsen in de dorpskernen en bij winkelcentra vormen echter een waardevolle aanvulling op het bestaande voorzieningenniveau.

Bij een standplaats moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor de verkoopinrichting. In de nabijheid van deze verkoopinrichting moet ruimte beschikbaar zijn waar klanten kunnen parkeren. Een gebrek aan parkeerruimte in de onmiddellijke nabijheid kan tot (verkeers)gevaarlijke of hinderlijke situaties leiden, omdat dan geparkeerd wordt op plaatsen waar dat niet mogelijk of toegestaan is.

Het college bepaalt ten aanzien van de standplaatsen de afmetingen en de opstelling.

2.2 Vaste standplaatsen:

  • 1. De standplaatslocaties voor vaste standplaatsen zijn:

    • a.

      Schaesberg: Markt;

    • b.

      Ubach over Worms: Markt;

    • c.

      Nieuwenhagen: parkeerplaats Dorpstraat;

  • 2. Het maximaal aantal te verlenen vergunningen per locatie wordt vastgesteld op 5 standplaatsen (gezamenlijk maximaal 20 meter) per dag.

  • 3. Een vergunning voor een vaste standplaats wordt, behoudens het bepaalde in het vierde lid, geweigerd:

    • indien de standplaats wordt aangevraagd voor een andere locatie dan de locaties genoemd in het eerste lid;

    • indien voor de aangevraagde locatie reeds het maximale aantal vergunningen voor vaste standplaatsen zijn verstrekt;

    • indien voor de aangevraagde locatie de maximale 20 meter reeds zijn bezet;

    • indien het maximale aantal standplaatsen per branche al is bereikt.

  • 4. Het college behoudt zich het recht voor om in geval van bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situaties van de in lid 1 genoemde locaties af te wijken. In dat geval wordt de locatie getoetst aan de in artikel 1:8 en 5:18 van de APV genoemde weigeringsgronden.

2.3 Seizoensgebonden en incidentele standplaatsen:

Voor de seizoensgebonden en incidentele standplaatsen gelden de standplaatslocaties zoals genoemd onder 2.2, lid 1. Daarnaast kunnen er incidentele standplaatsen worden toegekend op het Raadhuisplein echter enkel voor non-food, ideële branche en gedurende evenementen zoals bedoeld onder 2:24 APV.

Een standplaats buiten de vastgestelde standplaatslocaties kan alleen worden toegekend indien er sprake is van:

  • een seizoensgebonden standplaats op (openbaar) particulier terrein;

  • incidentele standplaatsen voor niet-commerciële doeleinden.

De artikelen 2.2, lid 2 tot en met 4, zijn van overeenkomstige toepassing op seizoensgebonden en incidentele standplaatsen.

Seizoensgebonden standplaatsen op particulier terrein

Voor een seizoensgebonden standplaats op (openbaar) particulier terrein is bovendien een schriftelijke toestemming van de grondeigenaar noodzakelijk.

2.4 Branchering vaste standplaatsen

Om te voorkomen dat alle vaste standplaatsen door eenzelfde branche worden ingenomen wordt branchering gehanteerd. Voor incidentele en seizoensgebonden standplaatsen wordt geen branchering gehanteerd.

Branchering schept de mogelijkheid te sturen op de verscheidenheid aan standplaatsen. Op deze wijze wordt in het belang van de consument als ook van de andere standplaatsvergunninghouders de diversiteit aan standplaatsen behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van de winkelcentra.

2.5 Brancheverdeling

  • 1. De aanvraag dient te vermelden tot welke branche de standplaats behoort.

  • 2. De branches en hun verdeling zijn als volgt:

Branche

Omschrijving

Max. aantal standplaatsen per locatie, per dag

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

Bloemen en planten

Snacks en aanverwante artikelen (zoals frites, broodjes, etc.)

Vietnamese loempia’s

Vlees (kip, shoarma, etc.)

Vis en visproducten

Aardappelen, groente en fruit

Zuivel (kaas en andere zuivelproducten)

Overige food (o.a. kaas, brood, suikerwaren, etc.)

Non-food (o.a. sieraden, ballonnen, etc.)

Koffie, sapjes of andere non-alcoholische dranken

IJs (schepijs, verpakt ijs)

Oliebollen en warm gebak

Ideële branche (bijvoorbeeld bij bevolkingsonderzoeken

1

1

1

1

1

1

1

1

2

1

1

1

2

2.6 Overlast

Om hinder of overlast voor de omgeving te voorkomen dienen de vergunninghouders zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van milieu met betrekking tot afvalstoffen en het voorkomen van (geur)overlast.

Voor het bereiden van voedingsmiddelen moet voldaan worden aan de geldende wet- en regelgeving van voedselveiligheid en milieu.

Hoofdstuk 3 Standplaatsvergunning

3.1 Algemeen

Een standplaatsvergunning is ingevolge artikel 5:18 van de APV een persoonsgebonden vergunning en mag derhalve niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven.

3.2 Indieningsvereisten

  • 1. Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning komt uitsluitend in aanmerking een natuurlijke persoon die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt en een aanvraag via het aanvraagformulier van de gemeente heeft ingediend bij het college.

  • 2. Indien de aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt ingediend door een rechtspersoon dient op het aanvraagformulier te worden opgenomen welke natuurlijke persoon de standplaats daadwerkelijk inneemt. Deze natuurlijke persoon dient de leeftijd van 18 jaren te hebben bereikt.

  • 3. De aanvraag voor een standplaatsvergunning bevat in elk geval de volgende gegevens en documenten:

    • Naam, adres en woonplaats;

    • Een kopie van een ID-kaart dan wel paspoort;

    • Inschrijfnummer in het Handelsregister;

    • De locatie die men wenst in te nemen inclusief de afmetingen van de standplaats;

    • De periode en dag dat de standplaats ingenomen wordt;

    • Het doel van inname van de standplaats, inclusief de branche indien de aanvraag een vaste standplaatsvergunning betreft;

    • Een omschrijving van de verkoopwagen en de afmetingen daarvan, en indien mogelijk recente foto’s;

    • Indien van toepassing, een verklaring van de eigenaar van de betreffende grond, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van particuliere grond.

3.3 Inschrijving en procedure

Vaste standplaatsen

  • 1.

    Vaste standplaatsen, die tussentijds en na afloop van de vergunningsperiode vrijkomen, worden openbaar kenbaar gemaakt via de gemeentelijke website en www.overheid.nl.

  • 2.

    De bekendmaking vermeldt in ieder geval de locatie van de standplaats en de indieningsvereisten, dan wel een link naar het inschrijfformulier. De bekendmaking vermeldt tevens het tijdvak waarin geïnteresseerden zich in kunnen schrijven. De inschrijfperiode is in de regel twee weken.

  • 3.

    Een aanvraag moet worden gedaan met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 4.

    Alleen volledige aanvragen worden behandeld, inclusief de op het formulier gevraagde bijlagen.

  • 5.

    Aanvragen die vóór de aanvang en ná de sluiting van de inschrijvingstermijn worden ontvangen worden geweigerd.

  • 6.

    Aanvragen voor een standplaats voor verkoop van een product, dat volgens de brancheringnormen reeds per dag maximaal aanwezig is op de gewenste locatie, worden geweigerd.

  • 7.

    Wanneer er meer aanvragen zijn voor een aangewezen standplaatslocatie dan vergund kunnen worden, dan wordt er middels loting een keuze gemaakt uit deze inschrijvingen.

  • 8.

    Wanneer loten niet noodzakelijk is, dan wordt iedere vergunbare aanvraag vergund.

  • 9.

    Wanneer loten noodzakelijk is, dan geldt de volgende procedure:

    • a.

      De aanvragers die voldoen aan de gestelde indieningsvereisten worden schriftelijk over de datum en plaats van de loting in kennis gesteld en uitgenodigd om bij de loting aanwezig te zijn.

    • b.

      Er wordt geloot per locatie per dag.

    • c.

      De loting vindt plaats door de aanvragers van hetzelfde dagdeel voor dezelfde locatie op briefjes te schrijven, deze op te vouwen en in een bak te doen. Vervolgens trekt een vergunningverlener een lot.

    • d.

      De aanvrager van wie het lot wordt getrokken, komt als eerste in aanmerking voor een vergunning.

    • e.

      Van de overige aanvragers wordt één lot getrokken als reserve. Indien de aanvrager aan wie de standplaats is toegewezen zijn aanvraag intrekt, dan krijgt de reserve de standplaats aangeboden.

    • f.

      Indien tot vergunningverlening wordt overgegaan, worden de overige aanvragen afgewezen.

    • g.

      Er wordt geen wachtlijst bijgehouden.

Incidentele en seizoensgebonden standplaatsen

Aanvragen voor incidentele en seizoensgebonden standplaatsen worden per aanvraag afgehandeld.

3.4 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden op grond waarvan een standplaatsvergunning wordt of kan worden geweigerd zijn geregeld in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de APV. Artikel 1:8 van de APV regelt de generieke weigeringsgronden. Hieronder valt specifiek voor standplaatsen bijvoorbeeld verkeersveiligheid en overlast van afval, geluid en geur.

Economische belangen mogen bij de afgifte van standplaatsvergunningen geen rol spelen. Het reguleren van concurrentieverhoudingen wordt niet als belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.

3.5 Voorschriften welke verbonden zijn aan de vergunning

Het college heeft de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden op grond van artikel 1:4 van de APV. De voorschriften gelden voor zowel de vergunninghouder van de vaste standplaatsen alsook voor de vergunninghouder van de incidentele en seizoensgebonden standplaatsen.

De vergunninghouder dient na verkrijging van de standplaatsvergunning in ieder geval te voldoen aan de navolgende voorschriften:

  • De standplaats moet worden ingenomen met een verkoopwagen, met uitzondering van seizoensgebonden standplaatsen op eigen terrein.

  • Een standplaats mag worden ingenomen tussen 07:30 uur en 22:00 uur.

  • Het is niet toegestaan om langer dan een uur voor aanvang en langer dan een uur na afloop van de in de vergunning vastgestelde verkooptijden met een voertuig of goederen ruimte in te nemen op de standplaats. Dit vereiste geldt niet voor seizoensgebonden standplaatsen en standplaatsen ten behoeve van (overheids)bevolkingsonderzoek.

  • De emballage, lege pallets, kratten en dergelijke worden opgeborgen binnen de standplaats onder een zeil.

  • Er mag vanaf deze standplaats slechts van één kant verkocht worden.

  • De vergunninghouder zorgt dat zijn standplaats steeds een verzorgd aanzicht biedt.

  • De vergunninghouder dient er op toe te zien dat de omgeving van de standplaats, tijdens en na het gebruik, binnen een straal van 15 meter, netjes blijft en vrij blijft van afval en verpakkingsmaterialen.

  • Vergunninghouder plaatst daartoe één of meer afvalbakken kort bij de standplaats.

  • Het afval wordt na afloop meegenomen door de vergunninghouder.

  • De vaste standplaats dient elke dag na afloop van de verkoop schoon en leeg te worden achtergelaten.

  • Indien er vanuit de standplaats gebruik wordt gemaakt van bakapparatuur, dan dient er te worden voldaan aan de voorwaarden zoals vermeld in het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • Er mogen geen afvalstoffen of schoonmaakmiddelen in het riool worden geloosd. Slechts het lozen van schoon water is toegestaan. De afvalstoffen dienen op een andere wijze te worden afgevoerd.

  • Kabels, leidingen, rioolputten e.d. moeten bereikbaar blijven ten behoeve van reparatie en onderhoud.

  • Het is niet toegestaan om de standplaats op welke wijze dan ook te vergroten.

  • Het elektriciteitsverbruik wordt geregeld in een aparte overeenkomst (indien van toepassing).

  • Voldaan moet worden aan de Warenwet.

  • De vergunninghouder is verplicht de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen, om te voorkomen dat het vergunningverlenende orgaan, dan wel derden, door het gebruik van de vergunning schade lijden.

  • De vergunninghouder moet voldoen aan de wettelijke regelingen en voorschriften ten aanzien van de verkoop van voedingswaren, waaronder ook wordt verstaan het beperken van stankoverlast die kan ontstaan als gevolg van het bakken en frituren.

  • Indien door omstandigheden (werkzaamheden, evenementen, verplaatste weekmarkt e.d.) de standplaatslocatie bezet is, dient de standplaats te worden ingenomen op een alternatieve plaats aangewezen door de afdeling KCC.

  • De in gebruik genomen standplaats mag op geen enkele wijze aan opstallen of vaste voorwerpen zijn verbonden.

  • Het is niet toegestaan voertuigen te parkeren op of bij de standplaats, met uitzondering van koelwagens indien aantoonbaar noodzakelijk.

  • In verband met de brandveiligheid, moet de standplaats steeds minimaal 5 meter van bebouwing worden ingenomen.

  • De standplaats mag niet worden ingenomen op het trottoir direct voor woningen, winkels of andere publieksgevoelige ruimten. De standplaats moet zo worden ingericht/geplaatst dat voetgangers steeds vrije doorgang hebben.

  • De vergunninghouder draagt er zorg voor dat het straatmeubilair vrij en bereikbaar blijft.

  • Het innemen van de standplaats mag er niet toe leiden dat hulpdiensten in hun taak worden belemmerd. De aanwijzingen van gemeentewege, politie, brandweer en andere hulpdiensten worden direct opgevolgd. Daarnaast blijven (ondergrondse) brandkranen die op of nabij de in te nemen locatie aanwezig zijn, met een diameter van 1,80 meter, vrij van elke belemmering.

  • Een vaste standplaats mag niet gedurende een periode van meer dan vier weken niet of slechts incidenteel worden ingenomen.

  • Om overlast te voorkomen is het verboden om met elektrische apparatuur versterkte muziek ten gehore te brengen op of nabij de standplaats.

3.6 Gebruiksovereenkomst elektriciteit

Met betrekking tot het gebruik van elektriciteit uit de gemeentelijke stroomkasten op de genoemde locaties dient een gebruiksovereenkomst tussen de vergunninghouder en gemeente gesloten te worden, waarbij het tarief wordt bepaald op basis van het type verbruik (klein-, normaal- of grootverbruiker).

Het tarief voor het direct of indirect gebruik maken van een door de gemeente beschikbaar gestelde stroomkast wordt bepaald aan de hand van de actuele energietarieven. Indien de gemeente besluit tot een tariefsverhoging wegens ontwikkeling van de stroomtarieven of om een andere reden wordt de gebruiksovereenkomst automatisch op dat punt gewijzigd.

Wanneer de vergunninghouder niet bereid is een gebruiksovereenkomst te sluiten dan kan er

geen stroom geleverd worden. Eigen stroomvoorziening van bijvoorbeeld aggregaten is niet toegestaan, tenzij het geluidloze aggregaten betreft. Stroom aftappen bij derden is niet toegestaan.

3.7 Geldigheidsduur

Vaste standplaatsen

Vergunningen voor vaste standplaatsen gelden voor 10 kalenderjaren.

De standplaatsvergunningen zijn op grond van de meest recente jurisprudentie schaarse vergunningen en vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Dit betekent onder meer dat standplaatsvergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend.

Om de vergunninghouders in de toekomst de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen en daarbij nog een minimuminkomen te verdienen voor het levensonderhoud worden de standplaatsvergunningen voor een standplaats voortaan voor 10 kalenderjaren verleend.

Standplaatsen komen vrij wanneer de vergunningsperiode is afgelopen, de vergunninghouder vraagt om wijziging van de in de vergunning opgenomen dag voor het innemen van de standplaats of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken.

Een vergunning loopt in beginsel van 1 januari tot en met 31 december. Indien de vergunning wordt verleend op een andere datum, dan loopt de vergunning vanaf de ingangsdatum tot aan het einde van de laatste dag vóór de genoemde ingangsdatum in enig jaar daaropvolgend.

Seizoensgebonden standplaatsen

Seizoensgebonden standplaatsen gelden voor de duur die is aangevraagd tot een maximum van 10 kalenderjaren, maar dan voor de maand(en) waaraan het product gebonden is:

  • a.

    de periode van 1 november tot en met 31 januari voor de verkoop van oliebollen; de periode van 1 april tot en met 30 september voor de verkoop van andere seizoensgebonden producten, zoals ijs en fruit;

  • b.

    een in de vergunning te bepalen periode in afwijking van het hierboven bepaalde onder a en b indien en voor zover sprake is van een ander seizoensgebonden product.

Standplaatsvergunningen kunnen tussentijds worden ingetrokken op grond van artikel 1:6 van de APV.

3.8 Dagen en tijden

De bepalingen uit de Winkeltijdenwet (artikel 2, lid 2) en de verordening winkeltijden gemeente Landgraaf 2020 gelden ook voor standplaatsen. Een standplaats mag op basis van de verordening winkeltijden gemeente Landgraaf 2020 op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 07:30 uur tot 22.00 uur worden ingenomen. Voor zon- en feestdagen worden geen vergunningen verleend, tenzij het een standplaats betreft met voor directe consumptie geschikte etenswaren.

In verband met de weekmarkten worden er in de kernen waar een weekmarkt plaatsvindt, gedurende de weekmarkt, geen standplaatsvergunningen verleend.

Het parkeren van voertuigen bij de standplaats is uitsluitend toegestaan ten behoeve van laden en lossen, en is slechts toegestaan indien en voor zover dit strikt noodzakelijk is.

3.9 Inhoud vergunning

In de vergunning wordt ten minste vermeld:

  • De NAW-gegevens van de vergunninghouder;

  • Een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats, met vermelding van de locatie en de afmetingen (afbakening situatieplattegrond);

  • De dagen en tijden voor inname van de standplaats;

  • De branchering / productgroep;

  • De looptijd van de vergunning;

  • De verschuldigde leges en precariobelasting (conform de geldende verordening precariobelasting);

  • De voorwaarden zoals vermeld onder 3.5.

Het college heeft op grond van artikel 1:4 van de APV de mogelijkheid om aan de vergunning ook nog andere voorschriften of beperkingen te verbinden dan hierboven zijn genoemd.

3.10 Aanwezigheidsverplichting vergunninghouder

De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. Indien de vergunninghouder een rechtspersoon betreft is de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. Dit omdat de vergunningverlening samenhangt met het ‘persoonlijke’ karakter van de ambulante handelaar. Daarnaast wordt op deze wijze voorkomen dat er een verkapte vorm van handel in standplaatsvergunningen ontstaat.

De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. In bijzondere gevallen kan het college, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder zijnde een natuurlijke persoon of, bij overlijden van vergunninghouder, van een erfgenaam en na overlegging van bewijsmateriaal, toestaan dat een ander persoon de vergunninghouder vervangt. Onder bijzondere gevallen wordt onder andere verstaan een ongeval, ziekte of overlijden van de vergunninghouder.

Indien de vergunninghouder een rechtspersoon is kan het college in bijzondere gevallen, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder, toestaan dat een andere persoon de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon vervangt. Onder bijzondere gevallen wordt onder andere verstaan een ongeval, ziekte of overlijden van de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon.

Afhankelijk van de bijzondere situatie stelt het college de vervangingstermijn vast.

3.11 Wijzigen vergunning

Een aanvraag om wijziging van de in de standplaatsvergunning opgenomen dag wordt beschouwd als een aanvraag voor een nieuwe vergunning. De standplaats komt dan weer vrij voor alle geïnteresseerde ondernemers.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Op de naleving van deze beleidsregels wordt toegezien door toezichthouders van de gemeente. Indien een standplaats wordt ingenomen zonder de benodigde vergunning of in strijd met de voorschriften uit de vergunning kunnen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen worden opgelegd.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

5.1 Intrekking vorig beleid

De eerder vastgestelde beleidsregel voor standplaatsen, te weten:

- Standplaatsenbeleid Gemeente Landgraaf 2012 d.d. 4 juni 2012 wordt hierbij ingetrokken.

5.2 Overgangsrecht

De vergunning van de huidige vergunninghouders blijft na vaststelling van dit beleid automatisch gelden voor een periode van maximaal 10 jaar (na inwerkingtreding van dit beleid) voor dezelfde standplaatslocatie en dezelfde duur (dag). Na deze periode is de overgangsregeling ten einde en kunnen de standplaatshouders net als andere geïnteresseerde ondernemers meedingen naar een nieuwe vergunning voor maximaal 10 jaar, conform bovenstaande toewijzingssystematiek.

5.3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking.

5.4 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als “Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024”.

Ondertekening

Landgraaf, 16 april 2024

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer

Toelichting

In de openbare ruimte in Landgraaf zijn op meerdere locaties standplaatsen voor ambulante handel. De standplaatsen worden op één of meerdere dagen per week gebruikt door verkoopinrichtingen die producten, zoals vis, kaas of Vietnamese snacks verkopen.

Deze ambulante handel voorziet in een behoefte. Daarnaast brengt het ook de nodige levendigheid en is het een verrijking van het voorzieningenaanbod. Het gemeentelijk beleid is er dan ook op gericht om ruimte te bieden aan deze vorm van detailhandel.

Het huidige standplaatsenbeleid is toe aan actualisatie, mede door de ontwikkelingen op het gebied van schaarse vergunningen naar aanleiding van de Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) en de daarbij behorende (Nederlandse) rechtspraak.

Op grond van artikel 5:18 APV van de gemeente Landgraaf is het verboden om zonder vergunning een standplaats in te nemen. In deze beleidsregels wordt het aantal standplaatsen vastgesteld op 5 (gezamenlijk maximaal 20 meter), per dag, per locatie. Deze beleidsmatige maximalisering en het feit dat er een vergunning nodig is om een standplaats in te nemen, maakt dat het innemen van standplaatsen een schaarse vergunning is.

Uit de Dienstenrichtlijn blijkt dat schaarse vergunningen voor een passende beperkte duur moeten worden verleend. De vergunninghouders moeten voldoende tijd hebben om de noodzakelijk gemaakte investeringen terug te verdienen. Uit onderzoek van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH) en van SEO Economisch Onderzoek (in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat) is gebleken dat de terugverdientijd van investeringen in de ambulante handel tussen de negen en twaalf jaar ligt1. Het terugverdienen van de investeringen wordt door de Europese Dienstenrichtlijn als voorwaarde gesteld aan de duur van een verleende vergunning. Om de vergunninghouders in de toekomst de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen en daarbij nog een minimuminkomen te verdienen voor het levensonderhoud worden de standplaatsvergunningen voor een standplaats voortaan voor tien jaren verleend.


Noot
1

https://www.seo.nl/publicaties/schaarse-vergunningen-en-terugverdientijd-in-de-ambulante-handel/