Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet gemeente Weert

Geldend van 01-05-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet gemeente Weert

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert

gelet op:

  • -

    Artikel 4:81, eerste lid Awb;

  • -

    Artikel 4:83 Awb;

  • -

    Artikel 1:3, vierde lid Awb;

  • -

    Artikel 17, eerste lid Participatiewet;

  • -

    Artikel 31, tweede lid, onderdeel m Participatiewet

overwegende dat:

  • -

    het college het wenselijk vindt om beleidsregels vast te stellen over vrijlating van giften.

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet gemeente Weert

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omgeschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: persoon of personen met een bijstandsuitkering;

    • b.

      Beleidsregels: beleidsregels vrijlating giften Participatiewet gemeente Weert;

    • c.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

    • d.

      de Wet: Participatiewet;

    • e.

      Gemeente: gemeente Weert

    • f.

      Gift: een bijdrage of meerdere bijdragen met een onverplicht karakter, van derden (personen of instellingen) zonder eraan verbonden wederdienst, terugbetalingsverplichting of enige vorm van tegenprestatie. Een gift kan zowel giraal, contant als in natura zijn.

Artikel 2. Eenmalige giften

  • 1. Een Gift, als bedoeld in artikel 31, tweede lid onderdeel m van De Wet, met een eenmalig karakter wordt niet tot de middelen gerekend (vrijgelaten) tot een bedrag van € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2. Eenmalige Giften tot een bedrag, als genoemd in het eerste lid, hoeven niet te worden gemeld.

  • 3. De vrijlating, genoemd in het eerste lid van dit artikel, geldt per uitkering en niet per uitkeringsgerechtigde.

  • 4. De waarde van een Gift in natura wordt bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer.

  • 5. De vrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december).

  • 6. Wanneer een Belanghebbende gedurende een jaar minder dan € 1.200,- aan Giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende kalenderjaar.

  • 7. Voor zover de Gift hoger is dan het in het eerste lid genoemde bedrag, wordt het meerdere als vermogen aangemerkt.

  • 8. Voor alle Giften die een Belanghebbende ontvangt waarbij het vrij te laten bedrag als bepaald in lid 1 van dit artikel, wordt overschreden, geldt de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Wet.

Artikel 3. Periodieke giften

  • 1. Een Gift, als bedoeld in artikel 31, tweede lid onderdeel m van de Wet, met een periodiek karakter wordt niet tot de middelen gerekend (vrijgelaten) tot een bedrag van € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2. Onder periodiek wordt verstaan: meer dan eenmalig voorkomend in een kalenderjaar.

  • 3. Periodieke Giften tot een bedrag, als genoemd in het eerste lid, hoeven niet te worden gemeld.

  • 4. De vrijlating, genoemd in het eerste lid van dit artikel, geldt per uitkering en niet per uitkeringsgerechtigde.

  • 5. De waarde van een Gift in natura wordt bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer.

  • 6. De vrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december).

  • 7. Wanneer een Belanghebbende gedurende een jaar minder dan € 1.200,- aan Giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende kalenderjaar.

  • 8. Voor zover de Giften hoger zijn dan het in het eerste lid van dit artikel genoemde bedrag, wordt het meerdere als inkomen aangemerkt.

  • 9. Voor alle Giften die een Belanghebbende ontvangt waarbij het vrij te laten bedrag als bepaald in lid 1, wordt overschreden, geldt de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Wet.

Artikel 4. Giften met een specifieke bestemming

Giften met een specifieke bestemming worden niet tot de middelen gerekend (vrijgelaten) als:

  • a.

    deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden;

  • b.

    deze worden verstrekt voor uit medisch oogpunt noodzakelijke, aantoonbare kosten.

  • c.

    deze daadwerkelijk worden besteed aan scholing en opleiding, waaronder het behalen van het rijbewijs;

  • d.

    deze daadwerkelijk worden besteed aan het aflossen van betalingsachterstanden voor huur, energielasten, zorgverzekering of ter beschikking wordt gesteld van een schulphulpverleningstraject;

  • e.

    deze worden verstrekt door de voedselbank, kledingbank, sponsorwinkel of andere vergelijkbare charitatieve instellingen.

Artikel 5. Giften aan kinderen

Een Gift aan ten laste komende kinderen valt ook onder het in artikel 2, eerste lid of artikel 3, eerste lid van de Beleidsregels genoemd bedrag per kalenderjaar.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen afwijken ten gunste van de Belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze Beleidsregels, als strikte toepassing van deze Beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze Beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van de dag dat de vrijlating wettelijk wordt opgenomen in de Participatiewet.

Artikel 8. Citeertitel

Deze Beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Vrijlating giften Participatiewet gemeente Weert”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 april 2024

Burgemeester en wethouders van Weert,

A.M.A. Vrijenhoek

gemeentesecretaris

R.J.H. Vlecken

burgemeester

Toelichting

Deze beleidsregels geven aan hoe giften moeten worden beoordeeld.

Giften

Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. In beginsel is de belanghebbende verplicht giften te melden. Uit oogpunt van beperking van de administratieve lasten is in de beleidsregels aangegeven wanneer de melding achterwege kan blijven.

De beleidsregels maken helder welke giften niet tot de middelen worden gerekend. Het omgekeerde is niet het geval. Van de giften die binnen het kader van dit model niet vallen onder de giften die “vrij” zin, mag niet automatisch worden genomen dat deze wel een middel zijn dat in aanmerking moet worden genomen. Het college zal ten aanzien van deze giften altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift niettemin uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.