Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2024

Geldend van 26-04-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2024

Burgemeesters en wethouders van de gemeente Eersel en de burgemeester van de gemeente Eersel, elk voor zover hun bevoegdheid strekt;

Gelet op de artikelen 2:24, 2:25, 2:26 en 2:26a van de Algemene Plaatselijke Verordening Eersel 2024;

Besluiten vast te stellen: het Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2024

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Eersel kent een levendig verenigingsleven en heeft hierdoor van oudsher een rijke traditie op het gebied van evenementen ontwikkeld. Bij evenementen gaat het dan om zowel (hele) grote, middelgrote als kleine evenementen, om eenmalige en jaarlijks terugkerende evenementen of om gemeente overstijgende evenementen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld braderieën en jaarmarkten, wedstrijden en tochten, optochten, buurtfeesten, muziekfeesten en kermissen. Het is voor de leefbaarheid van de gemeente van belang de evenementen in stand te houden. Evenementen hebben een toeristische en recreatieve waarde, brengen plezier en vermaak en zorgen ook voor sociale samenhang. De sociale samenhang geldt niet alleen voor het evenement zelf, maar ook zeker voor de organisatie daarvan. Een gevarieerd aanbod aan evenementen die goed verlopen, is positief voor het recreatieve en toeristische imago van de gemeente.

Evenementen kunnen echter ook risico’s met zich mee brengen. Om de risico’s vooraf in beeld te hebben, tijdens het evenement te kunnen beheersen en om de evenementen in het algemeen goed te laten verlopen is het van belang dat er gemeentelijk beleid is over hoe om te gaan met evenementen. In dit uitvoeringsbeleid evenementen staat uiteengezet hoe een procedure van een aanvraag tot de evaluatie van het evenement er uit ziet, welke aspecten bij de beoordeling worden betrokken en wat partijen van elkaar mogen verwachten.

1.2 Aanleiding

Het Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2021 is voor het laatst vastgesteld op 25 mei 2021. Het is noodzakelijk om het uitvoeringsbeleid actueel te houden. Door de wijzigingen die nu gedaan worden blijft het uitvoeringsbeleid actueel.

1.3 Doelstelling

Om te zorgen voor goed georganiseerde evenementen is er behoefte aan een eenduidig en samenhangend uitvoeringsbeleid voor evenementen. Hoofddoel van het uitvoeringsbeleid evenementen is dat burgers, ondernemers en organisaties weten welke richtlijnen en voorschriften gehanteerd worden met betrekking tot het organiseren van evenementen. Ook wordt duidelijk wat partijen, zoals organisaties, omwonenden, hulpdiensten en gemeenten, van elkaar kunnen en mogen verwachten.

Dit leidt tot de volgende subdoelstellingen:

  • De mogelijkheden en wet- en regelgeving omtrent vergunningverlening bij evenementen zijn inzichtelijk.

  • Alle relevante procedures, voorschriften en afspraken zijn gebundeld en op elkaar afgestemd.

  • Er wordt een heldere overleg- en adviesstructuur tussen gemeente en belanghebbenden bij evenementen tot stand gebracht en/of in stand gehouden.

1.4 Wijzigingen

De voornaamste wijzigingen ten opzichte van het Uitvoeringsbeleid uit 2021 zijn de volgende:

  • Meer kleinschalige evenementen zijn onder voorwaarden vergunningsvrij geworden en de melding is verdwenen (hoofdstukken 3 en 6);

  • De onderdelen waaruit een draaiboek moet bestaan zijn opnieuw gedefinieerd (4.1.2);

  • De nieuwe eisen voor het Register attractietoestellen en speeltoestellen zijn opgenomen (4.1.9);

  • De regels over minimale inzet van beveiliging zijn conform de door de politie gehanteerde norm aangepast (4.1.12);

  • De handreiking/werkproces van SKIP (drugs) is opgenomen (4.2.3 en 7.5);

  • Het gebruik van e-sigaretten is op dezelfde wijze verboden als het normale roken (4.2.4);

  • Het landelijke verbod op het recreatieve gebruik van lachgas is opgenomen (4.2.5);

  • De verplichtingen rondom evenementenzorg zijn opgenomen (4.3.2);

  • De voorschriften voor het houden van (grote) evenementen op het E3-strand zijn in lijn gebracht met het (ontwerp)bestemmingsplan (tijdelijke omgevingsplan) (4.4.1 en 4.6.1.2);

  • De afspraken over het gebruik van het gildeterrein aan de Postelseweg in Eersel voor evenementen zijn opgenomen (4.4.1);

  • De relatie tussen evenementen en de Omgevingswet voor wat betreft de bescherming van de natuur (stikstof) is opgenomen (4.4.2);

  • De begintijd van evenementen is aangepast naar 08.00 uur (4.5.1);

  • Er zijn tijden opgenomen waarbinnen opgebouwd en afgebroken mag worden (4.5.1);

  • Het maximale geluidsniveau op de dansvloer is verlaagd naar 100 dB(A) (4.6.1 en 4.6.3);

  • Het verplichte gebruik van recyclebare materialen en duurzame inzameling is verwerkt (4.7.1).

  • Evenementen voor minderjarigen waarbij met kleurenpoeders wordt gegooid worden weer toegestaan (4.8.5);

  • De regels over het gebruik van drones zijn aangepast (4.8.6);

  • De mogelijkheden om een evenement toegankelijker te maken zijn geherdefinieerd (4.11);

  • De voorschriften voor carnavalsoptochten zijn aangepast (5.1.2);

  • De voorwaarden voor gemotoriseerde evenementen zijn aangepast (5.5);

  • De regels over wedstrijden en tochten op de weg zijn geherdefinieerd (5.7);

  • Het aanvraagproces is verduidelijkt (hoofdstuk 6);

  • De mogelijkheid tot het doen van een voorschouw is opgenomen (7.3.1);

  • De gevolgen van de komst van de Omgevingswet zijn verwerkt;

  • Wijzigingen uit wet- en regelgeving zijn overgenomen;

  • Toetsingskaders zijn geactualiseerd en hierbij zijn bijbehorende voorschriften aangepast.

1.5 Status en inwerkingtreding beleid

Het uitvoeringsbeleid evenementen heeft de status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er moet volgens het beleid gehandeld worden, maar de burgemeester dan wel het college blijven bevoegd om af te wijken (artikel 4:84 Awb). Afwijken is mogelijk wanneer de gevolgen onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Het herziene uitvoeringsbeleid treedt na bekendmaking in werking. Bekendmaking vindt plaats in het Gemeenteblad. Het vastgestelde beleid is ook digitaal te raadplegen. Zodra het beleid in werking is getreden worden alle nieuwe aanvragen hieraan getoetst.

Het Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2021 wordt ingetrokken door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Wet en regelgeving

2.1 Algemene Plaatselijke Verordening 2.1.1 Algemeen

De basis voor een evenement is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In hoofdstuk 2, afdeling 7 zijn in de artikelen 2:24, 2:25, 2:26 en 2:26a bepalingen opgenomen voor het organiseren van evenementen. Deze artikelen uit de APV vormen de basis voor dit uitvoeringsbeleid evenementen.

Naast deze artikelen zijn in de APV nog enkele andere bepalingen opgenomen die een relatie hebben met evenementen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1, de sluitingstijden van horecagelegenheden uit hoofdstuk 2, afdeling 8 en het produceren van geluid uit hoofdstuk 4, afdeling 1. Op grond van deze artikelen kan het zijn dat er meerdere vergunningen/ ontheffingen aangevraagd moeten worden. Dit gebeurt tegelijkertijd met de aanvraag voor het evenement, met hetzelfde formulier.

2.1.2 Evenement

In artikel 2:24 van de APV is een begripsbepaling opgenomen over wat een evenement is. Een evenement wordt omschreven als elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Deze begripsbepaling bevat meerdere elementen. Om een goede beoordeling van het begrip evenement mogelijk te maken is hierop een toelichting nodig. In bijlage 1 is deze nadere toelichting opgenomen.

2.1.3 Vergunning of vergunningsvrij

Evenement

Via een in artikel 2:25 van de APV opgenomen vrijstellingsmogelijkheid voor de burgemeester wordt er onderscheid gemaakt tussen een evenement waarvoor een vergunning nodig is en een evenement welke vergunningsvrij is. Een evenement is vergunningsvrij als het evenement op basis van de regionale behandelscan van de VRBZO valt binnen de categorie A en voldoet aan de voorwaarden voor vergunningsvrije evenementen (paragraaf 3.4.1).

In hoofdstuk 3 is de classificatie van de evenementen opgenomen, dus wanneer een evenement vergunningsvrij is of wanneer een vergunning nodig is.

Besloten feest

Een besloten feest is een feest dat:

  • alleen toegankelijk is voor genodigden, de kring van personen staat daarbij in een verband met elkaar dat min of meer duurzaam is en niet berust op een toevallige gemeenschappelijkheid;

  • niet commercieel is, maar een privékarakter heeft;

  • waarvoor niet publiekelijk kaarten worden verkocht;

  • waarvoor niet publiekelijk reclame, in welke vorm dan ook, wordt gemaakt; en

  • geen structureel karakter krijgt op de betreffende locatie.

Een besloten feest valt niet onder de definitie van evenement en is daardoor vergunningsvrij. Wel is toestemming nodig van de eigenaar van de plaats waar het feest gehouden wordt. Voor het organiseren van besloten feesten, al dan niet in een tent, op openbaar terrein geeft de gemeente als grondeigenaar geen toestemming. Ook wordt geen toestemming verleend voor besloten feesten tijdens evenementen, dus waarbij gebruik wordt gemaakt van de evenementeninrichting. Voor het plaatsen van een tent is mogelijk een gebruiksmelding op basis van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen nodig (paragraaf 4.1.6). Voor gebouwen is mogelijk een melding op basis van het Besluit bouwwerken leefomgeving nodig (paragraaf 4.1.6). Wanneer niet voldaan wordt aan het geluidbeleid is om geluid te mogen produceren een ontheffing op basis van artikel 4:6 van de APV vereist. Bij het verlenen van die ontheffing worden geluidsnormen opgelegd.

Horecagelegenheden

Evenementen in reguliere horecagelegenheden zijn ook vergunningsvrij, mits het evenement geheel in de inrichting plaatsvindt en behoort tot de normale bedrijfsvoering. Als het evenement geheel of gedeeltelijk buiten de inrichting plaatsvindt, moet wel een vergunning worden aangevraagd. Een vechtsportgala behoort nooit tot de normale bedrijfsvoering en is daarom altijd een evenement. Evenementen in paracommerciële horecagelegenheden zijn ook vergunningsvrij, mits het evenement gericht is op de doelstelling van de beherende stichting of vereniging. Dit geldt dus niet voor feesten en partijen van persoonlijke aard (besloten feesten), want die zijn, behoudens enkele uitzonderingen genoemd in de APV, in het geheel niet toegestaan. Voor het gebruiken van gebouwen met een omgevingsvergunning of gebruiksmelding voor brandveilig gebruik is geen melding op basis van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen nodig.

2.1.4 Verstoren openbare orde

In artikel 2:26 van de APV is opgenomen dat het verboden is bij evenementen onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken of anderszins de orde te verstoren. In artikel 2:26a van de APV zijn mogelijkheden voor de burgemeester opgenomen om verstoren van de openbare orde bij een evenement tegen te gaan. Ook zijn in dat kader verplichtingen voor organisaties en bezoekers opgenomen.

2.2 Andere wet- en regelgeving 2.2.1 Landelijke wet- en regelgeving

Bij een evenement kan meerdere landelijke wet- en regelgeving van toepassing zijn. Zo kan onder andere de volgende wet- en regelgeving van toepassing zijn:

  • Alcoholwet

  • Wegenverkeerswet

  • Wet geluidhinder

  • Omgevingswet met bijbehorende amvb’s (voorheen: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet natuurbescherming, Wet milieubeheer, Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en Bouwbesluit)

  • Zondagswet

  • Wet op de kansspelen

  • Gemeentewet

  • Winkeltijdenwet

  • Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Bovenstaande lijst is niet uitputtend bedoeld. Op grond van wet- en regelgeving kan het zijn dat er meerdere meldingen/vergunningen/ontheffingen ingediend of aangevraagd moeten worden.

Handreiking Evenementenveiligheid: procesmodel evenementenveiligheid

Via een landelijke handreiking wordt in een achttal processtappen geadviseerd over hoe om te gaan met evenementenveiligheid. Hierbij is een hulpmiddel ontwikkeld voor het inventariseren en analyseren van de risico’s. Deze handreiking is gebruikt bij het opstellen van dit uitvoeringsbeleid evenementen.

Keuzewijzer Evenementenveiligheid

Op basis van de 7 thema’s uit de Landelijke Handreiking Evenementenveiligheid helpt de Keuzewijzer Evenementenveiligheid een gemeente met het inrichten van het vergunningverleningsproces. Deze keuzewijzer is gebruikt bij het opstellen van dit uitvoeringsbeleid evenementen.

2.2.2. Regionale wet- en regelgeving

Regionale handreiking evenementenveiligheid

Om de veiligheidsrisico’s bij met name grotere evenementen in kaart te brengen is in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) de Regionale handreiking evenementenveiligheid opgesteld. Deze handreiking is de regionale doorvertaling van de Landelijke Handreiking Evenementenveiligheid en de Keuzewijzer Evenementenveiligheid. De handreiking is door de gemeente Eersel vastgesteld. Hierdoor moet vergunningverlening voor evenementen plaatsvinden volgens een behandelscan en –analyse. Bij de risicoanalyse wordt op basis van een publieksprofiel (omvang en samenstelling van het publiek), een activiteitenprofiel (activiteiten die plaatsvinden tijdens het evenement) en een ruimtelijk profiel (fysieke ruimte waarin het publiek zich beweegt en bevindt en waarbinnen de activiteiten zich afspelen, evenals de infrastructuur bij evenementen) een analyse van het evenement gemaakt. Aan de hand van deze analyse vindt onder andere een voorbespreking plaats tussen brandweer, politie, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR), gemeente en de organisatie. Uiteindelijk worden specifieke veiligheidsvoorschriften voor het betreffende evenement voorgeschreven, zodat bezoekers kunnen genieten van een aangenaam en veilig evenement.

Integraal Veiligheidsplan De Kempen

Het Integraal Veiligheidsplan beschrijft de rol van de gemeente in het veiligheidsbeleid. Zo worden onder andere de doelstelling, uitgangspunten en de bestuurlijke rollen op het gebied van integrale veiligheid beschreven. Er zijn 7 onderwerpen die prioriteit hebben. Evenement gerelateerde zaken kunnen in meerdere van die prioriteiten ondergebracht worden. Het Integraal Veiligheidsplan van de Kempen sluit aan op het Regionaal Veiligheidsplan Oost-Brabant.

2.2.3 Gemeentelijke wet- en regelgeving

Toekomstvisie 2030

Eersel is een toeristische gemeente. Kansen op het gebied van vrijetijdseconomie moeten aangegrepen worden. Binnen de Toekomstvisie wordt veel waarde gehecht aan een grote sociale cohesie. De gemeente ondersteunt evenementenorganisaties bij het organiseren van activiteiten in de dorpen. Daarnaast is duurzaamheid een speerpunt uit de Toekomstvisie. De gemeente stimuleert, ondersteunt en adviseert evenementenorganisaties bij het duurzaam organiseren van activiteiten in de dorpen.

Ruimtelijke ordening

Het organiseren van een evenement heeft altijd een relatie met ruimtelijke ordening, en wel in het bijzonder met het omgevingsplan. In het omgevingsplan is bepaald of de grond of een pand gebruikt mag worden voor evenementen.

Het omgevingsplan voorziet in de volgende evenementenlocaties:

  • E3-strand aan Buivensedreef 10 in Eersel;

  • Mortelveld in Eersel;

  • Gildeterrein aan Postelseweg in Eersel;

  • Pleinen en markten in alle kernen;

  • Gronden met de bestemming “Groen” (uitsluitend met de aanduiding plein);

  • Gronden met de bestemming “Verkeer”.

Als in het omgevingsplan evenementenlocaties worden toegevoegd geldt daarvoor hetzelfde als voor bovenstaande locaties.

Als een evenement niet op één van deze locaties wordt gehouden is er sprake van strijdigheid met het omgevingsplan, omdat het omgevingsplan dan niet voorziet in het houden van evenementen op de betreffende locatie. Een vergunningsvrij evenement of een aanvraag voor een evenementenvergunning worden echter niet getoetst aan het omgevingsplan. Dit omdat strijd met het omgevingsplan geen weigeringsgrond is in de zin van de APV (Voorzieningenrechter van Rechtbank 06-09-2001, ECLI:NL:RBLEE:2001:AD3917). De evenementenvergunning zal in dit geval dan toch verleend worden, maar het evenement kan geen doorgang vinden vanwege strijd met het omgevingsplan, tenzij er geen sprake is van planologische relevantie of een omgevingsvergunning wordt verleend.

Om bij evenementen buiten de vastgestelde evenementenlocaties te beoordelen of sprake is van strijdigheid met het omgevingsplan, moet per evenement beoordeeld worden of sprake is van planologische relevantie. Is sprake van planologische relevantie, dan moet voor het evenement een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van het omgevingsplan. De planologische relevantie met betrekking tot het houden van terugkerende, meerdaagse evenementen wordt bepaald door de omvang, de duur en de uitstraling van het evenement. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld (ABRS 13-04-2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT3708 / 200405311/1, Schuttersfeest Diepenheim, Hof van Twente en ABRS 23-05-2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6361. Zie ook: Rechtbank Leeuwarden 27-07-2005, ECLI:NL:RBLEE:2005:AU0442, Veenhoopfestival Smallingerland). De gemeente wijst organisaties erop als een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden.

Evenementen die eenmalig plaatsvinden of in elk geval niet regelmatig worden herhaald en/of evenementen met een kleinschalige omvang, korte duur en weinig uitstraling, hebben geen of slechts geringe planologische relevantie. Gedacht kan dan worden aan buurtfeesten en een garageverkoop. Deze evenementen kunnen gewoon plaatsvinden, daarvoor is geen planologische regeling (omgevingsvergunning) vereist. Voor deze evenementen is wel, als het niet vergunningsvrij is, een evenementenvergunning vereist op grond van de APV en eventuele andere toestemmingen of ontheffingen voor muziek/geluidhinder, brandveiligheid enzovoort.

Als op een niet voor evenementen bestemd terrein meerdere, al dan niet jaarlijks terugkerende, verschillende evenementen per jaar worden georganiseerd kan er sprake zijn van planologische relevantie. Het omgevingsplan kan hierin voorzien, al dan niet met een omgevingsvergunning, of er kan van het omgevingsplan.

Preventie- en handhavingsplan

In het Preventie- en handhavingsplan is opgenomen hoe de gemeente omgaat met de 2 algemene hoofddoelstellingen daarvan en welke resultaten behaald moeten worden. De hoofddoelstellingen zijn:

  • Afname (overmatig) alcoholgebruik en de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik bij jongeren onder de 18 jaar.

  • Afname dronkenschap (met name tijdens uitgaansavonden) in het publieke domein.

In het Preventie- en handhavingsplan is het Alcohol- en Horecasanctieplan opgenomen. In dit sanctieplan zijn zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke middelen beschreven. Naleven van de Alcoholwet, de horeca-exploitatievergunning (artikel 2:28 APV) en het optreden bij geluidhinder, brandveiligheid, het overschrijden van sluitingstijden en het verstoren van de openbare orde worden in het stappenplan beschreven. Doel van het Alcohol- en Horecasanctieplan is enerzijds een leidraad te bieden voor functionarissen die betrokken zijn bij de handhaving van de wet- en regelgeving omtrent alcoholgebruik, evenementen en horeca. Anderzijds biedt het Alcohol- en Horecasanctieplan ook voor derdebelanghebbenden meer inzicht in het bestuurlijk- en strafrechtelijk optreden.

Uitvoeringsbeleid Kwaliteit VTH Omgevingsrecht

Het vastgestelde Uitvoeringsbeleid Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht is van toepassing op evenementen. In dit beleid zijn de uitgangspunten opgenomen over kwaliteit, verantwoordelijkheden, risico’s en de organisatie.

Winkeltijdenverordening

Evenementen kunnen gekoppeld zijn aan winkelactiviteiten. In de Winkeltijdenverordening zijn regelingen opgenomen voor het geopend hebben van winkels op zon- en feestdagen en op werkdagen tussen 22.00 uur en 06.00 uur.

Hoofdstuk 3 De behandelscan en classificatie van de evenementen

3.1 De behandelscan

In de vastgestelde Regionale handreiking evenementenveiligheid van de VRBZO is een methode opgenomen waarbij evenementen geclassificeerd kunnen worden. De classificatie vindt plaats op basis van de behandelscan. Met gebruikmaking van (te allen tijde de meest actuele versie) deze behandelscan vindt op gelijkluidende wijze informatieverstrekking plaats voor organisaties, gemeenten, hulpdiensten en meldkamer. Hiermee wordt ook het doel van de VRBZO om alle 21 gemeenten te laten komen tot één uniform beleid bevorderd.

Op basis van de risico’s worden evenementen ingedeeld in de verschillende risicocategorieën. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de risico’s op het gebied van openbare orde en veiligheid, de impact op de omgeving en de eventuele gevolgen voor het verkeer. De behandelscan is gebaseerd op verschillende indicatoren die zijn gerubriceerd in de volgende drie profielen:

  • activiteitenprofiel (bijv. popconcert, tijdstip, politieke gevoeligheid);

  • publieksprofiel (bijv. aantal);

  • ruimteprofiel (bijv. openbare/afgesloten ruimte, verkeersoverlast).

De behandelscan wordt door de gemeente ingevuld op basis van de aanvraag en concrete plannen van de organisatie, ervaringsgegevens (van vergelijkbare evenementen) en specifieke informatie vanuit de diverse (hulp)diensten. De uitkomst van de behandelscan bepaalt onder andere welke actoren betrokken worden bij de behandeling van de aanvraag en welk adviestraject wordt doorlopen. Tijdens een vergunningprocedure van een weinig risicovol evenement kan het nodig zijn op te schalen naar een meer risicovollere categorie, als de impact groter blijkt te zijn dan aanvankelijk is ingeschat. De meeste kleinschalige evenementen vormen weinig risico, veroorzaken weinig of geen geluids- en verkeersoverlast en vereisen nagenoeg geen politie-inzet.

De van nature subjectieve inschatting van risico’s kan worden geobjectiveerd door standaardaspecten na te lopen. Voor elk van de aspecten moet worden ingeschat hoe groot de kans op calamiteiten is. Belangrijke criteria hierin zijn bovengenoemde profielen. De evenementen worden gerubriceerd volgens tabellen per profiel. Het risico wordt uitgedrukt in risicopunten. Hoe hoger het aantal punten, des te groter is de inschatting dat er een risicovolle situatie kan ontstaan.

De hoogte van het aantal punten is gebaseerd op praktijkervaringen in de regio. Evenementen, die niet expliciet onder één van de genoemde categorieën vallen, krijgen uiteraard ook risicopunten.

Het advies van de VRBZO om in die gevallen voor de toekenning van risicopunten een vergelijking te maken met één van de wel genoemde evenementsoorten wordt overgenomen.

In principe wordt de uitkomst van de behandelscan gevolgd. De risico’s van een evenement kunnen echter ook afhankelijk zijn van gebiedskenmerken. De behandelscan maakt geen verschil in gebiedskenmerken. Als de kenmerken van de locatie van het evenement daar aanleiding toe geeft kan van behandelscan worden afgeweken. Afwijken kan zowel naar een hogere risicoscore als naar een lagere risicoscore.

3.2 Veiligheidsrisico’s en aanpak

Met behulp van een risico-inventarisatie door het toepassen van de behandelscan kunnen de evenementen ingedeeld worden in categorie A, B of C. Evenementen met de grootste risico’s komen in categorie C terecht. Per categorie kunnen de juiste veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld. Er zijn veel aspecten die een evenement een verhoogd risicoprofiel kunnen geven. Het kan zijn dat risico’s met een zeer grote kans en een beperkt effect of juist risico’s met een kleine kans maar een onacceptabel effect reden kunnen zijn om maatregelen te nemen. De mate van onveiligheid als gevolg van incidenten die weinig voorkomen, zoals rampen en ongevallen, kan niet bepaald worden op basis van incidenten in het verleden. Daarbij zijn deze erg onvoorspelbaar en valt dit daarom onder het geldende regionale crisisplan. Toch vergt veiligheidsbeleid dat een verantwoorde inschatting wordt gemaakt van de kans dat dergelijke incidenten zich voordoen en van de gevolgen in termen van het voorkomen van slachtoffers en schade.

3.3 Indeling naar categorie evenement

De gemeente Eersel bepaalt met behulp van de behandelscan tot welke van de categorieën A, B of C het evenement wordt gerekend. Aan deze categorieën wordt een extra categorie toegevoegd, namelijk categorie 0. Categorie 0 komt voort uit een onderverdeling binnen categorie A uit de behandelscan.

Afhankelijk van de categorie worden de hulpdiensten gevraagd om nader advies en/of aanvullende voorbereidende maatregelen voor het evenement uit te werken.

Categorie

Omschrijving

Vergunningsvrij of vergunningsplichtig

Advies hulpdiensten

Categorie 0

Laag risico-evenement, met beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer

Vergunningsvrij

Niet van toepassing, standaardvoorschriften van toepassing

Categorie A

Laag risico-evenement, met beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer

Vergunningsplichtig

Optioneel monodisciplinaire advisering*, standaard voorschriften van toepassing

Categorie B

Gemiddeld risico-evenement, met grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer

Vergunningsplichtig

Monodisciplinaire advisering*, optioneel multidisciplinaire advisering*

Categorie C

Hoog risico-evenement, met grote impact op de omgeving en/of (regionale) gevolgen voor het verkeer

Vergunningsplichtig

Multidisciplinaire advisering*

*Monodisciplinair: advisering per discipline, vanuit het eigen risicobeeld.

*Multidisciplinair: gecombineerde advisering vanuit meerdere disciplines samen, waarbij het risicobeeld op elkaar is afgestemd.

Evenementen worden binnen de categorieën uit bovenstaande tabel geclassificeerd als:

  • evenement met laag risico (categorie 0 en A);

  • evenement met verhoogde aandacht (categorie B);

  • risico-evenement (categorie C).

Wanneer een vergunningsaanvraag is binnengekomen bij de gemeente, wordt op basis van de behandelscan bepaald tot welke categorie het evenement is geclassificeerd. Afhankelijk van de categorie worden de hulpverleningsdiensten al dan niet gevraagd om advies en/of om aanvullende voorbereidende maatregelen op het evenement, uit te werken.

Voor de gemeente en de hulpdiensten is het van belang te weten welke risico’s bij een evenement aanwezig zijn en of het evenement dusdanig risicovol is dat bijvoorbeeld een multidisciplinaire afstemming noodzakelijk is in de vorm van een evenementenvergunning met maatwerkvoorschriften of dat volstaan kan worden met standaardvoorschriften, waarbij geen multidisciplinaire afstemming nodig is.

3.4 Indeling evenementen 3.4.1 Categorie 0 - evenement met laag risico

Deze categorie wordt gevormd door bepaalde evenementen binnen categorie A. Categorie A-evenementen worden geclassificeerd als een laag risico evenement, omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat het evenement leidt tot risico’s voor de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat deze evenementen maatregelen of voorzieningen vergen om de dreiging hiertoe weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken. Wanneer evenementen binnen categorie A voldoen aan onderstaande voorwaarden brengen deze evenementen dusdanig weinig risico’s met zich mee, waardoor die evenementen door de burgemeester vrijgesteld worden van de vergunningplicht, zoals bedoeld in artikel 2:25 lid 3 van de APV.

De burgemeester geeft vrijstelling van de vergunningsplicht voor alle soorten A-evenementen, mits:

  • er maximaal 250 personen gelijktijdig aanwezig zijn;

  • er bij tochten gebruik wordt gemaakt van bestaande wegen, paden en aangelegde routes, welke niet zijn gelegen in een Natura-2000 gebied of stiltegebied en er geen sprake is van een wedstrijdelement (mogelijk wel melden doortocht in verband met route);

  • er geen doorgaande wegen en markt- en dorpspleinen worden afgesloten;

  • er geen verkeersregelaars ingezet worden;

  • het niet in een gebouw plaatsvindt;

  • er geen tenten of overkappingen worden geplaatst waar 150 personen of meer gelijktijdig in of onder aanwezig zijn (tenten en overkappingen moeten voldoen aan het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen);

  • bij het ten gehore brengen van muziek het geluidsniveau niet hoger is dan 70 dB(A) en 85 dB(C) op de gevel van omliggende woningen;

  • bij het ten gehore brengen van muziek het geluidsniveau op een afstand van 2 meter van de geluidsboxen niet hoger is dan 88 dB(A) (op 1,5 meter meethoogte);

  • er sprake is van een evenement tussen 08.00 uur en 0.00 uur op vrijdag en zaterdag of op andere dagen tussen 08.00 uur en 23.00 uur;

  • er na zonsondergang en voor zonsopgang geen activiteiten in bos- en natuurgebieden plaatsvinden.

Van het organiseren een evenement, welke aan deze voorwaarden voldoet, hoeft de gemeente niet in kennis gesteld te worden. Voor vergunningsvrije evenementen is geen aparte ontheffing van de Alcoholwet vereist voor het schenken van alcoholhoudende dranken. Wel moet voldaan worden aan de voorschriften die de Alcoholwet stelt. Voor het produceren van geluid is geen aparte ontheffing vereist op basis van de APV, mits aan de bovengenoemde geluidsnormen wordt voldaan.

3.4.2 Categorie A - evenement met laag risico

Deze evenementen zijn geclassificeerd als een laag risico evenement, omdat het (zeer) onwaarschijnlijk is dat het evenement leidt tot risico’s voor de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. Ook is het onwaarschijnlijk dat deze evenementen maatregelen of voorzieningen vergen om de dreiging hiertoe weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken.

Wanneer een A-evenement niet voldoet aan de voorwaarden om vergunningsvrij te kunnen zijn is een vergunning vereist.

3.4.3 Categorie B - Evenement met verhoogde aandacht

Deze evenementen zijn geclassificeerd als evenementen met verhoogde aandacht, omdat het evenement mogelijk leidt tot risico’s voor de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of omdat het evenement maatregelen of voorzieningen vergt om die dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken.

Voor deze categorie evenementen is een vergunning vereist.

3.4.4 Categorie C – Risicovol evenement

Deze evenementen zijn geclassificeerd als risicovolle evenementen, omdat het (zeer) waarschijnlijk is dat het evenement leidt tot risico’s voor de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of omdat het evenement maatregelen of voorzieningen vergt om die dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken. Een full contact vechtsportevenement wordt altijd aangemerkt als een categorie C-evenement.

Voor deze categorie evenementen is een vergunning vereist.

Het E3-strand in Eersel is een particulier evenemententerrein. Op deze locatie zijn categorie C-evenementen toegestaan. Buiten dit terrein wordt zeer terughoudend omgegaan met het toestaan van C-evenementen.

Hoofdstuk 4 Aspecten bij evenementen

De in dit hoofdstuk beschreven voorschriften worden opgenomen in de vast te stellen standaardvoorschriften.

4.1 Veiligheid 4.1.1 Algemeen

De organisatie van een evenement is verantwoordelijk voor de veiligheid van de bezoekers van en/of deelnemers aan het evenement. Dit houdt in dat maatregelen getroffen moeten worden die de veiligheid zoveel mogelijk waarborgen.

4.1.2 Draaiboek

In een draaiboek worden gepaste maatregelen vermeld die de risico’s voorkomen of beperken. Een draaiboek met daarin in ieder geval een veiligheids-, zorg-, communicatie- én calamiteitenplan is verplicht bij B- en C-evenementen. Bij een vergunningsplichtig A-evenement is een draaiboek met daarin in ieder geval een veiligheids- én zorgplan verplicht. Welke andere onderdelen/plannen toegevoegd moeten worden aan het draaiboek is afhankelijk van de aard en omvang van het evenement.

Het draaiboek moet onder verantwoordelijkheid van de organisatie gemaakt worden en voor externe partijen toegankelijk zijn. Vanzelfsprekend is het daarbij van belang om een eenduidige terminologie te hanteren.

De inhoud van een draaiboek ziet er als volgt uit:

  • Algemene beschrijving van het evenement met datum/data, tijden (per dag);

  • Veiligheidsplan, aangevuld met een:

  • communicatieplan;

  • calamiteitenplan (bij B- en C-evenementen);

  • ontruimingsplan (bij B- en C-evenementen);

  • zorgplan.

En indien van toepassing aangevuld met een:

  • beveiligingsplan;

  • verkeersplan/mobiliteitsplan.

Door de gemeente worden infobladen over welke inhoud een veiligheids- en zorgplan moet bevatten beschikbaar gesteld.

  • Voor vergunningsplichtige A-evenementen en kleine of middelgrote B-evenementen kan volstaan worden met het uitwerken van de informatie die is weergegeven op het ‘infoblad veiligheidsplan’.

  • Voor complexe B-evenementen, in ieder geval muziekfestivals met meer dan 3.000 bezoekers en evenementen met gemotoriseerde voertuigen (wedstrijden of demonstraties), moet de organisatie een deskundige partij inschakelen voor het opstellen van een maatwerk veiligheidsplan of als de organisatie in eigen beheer een maatwerk veiligheidsplan opstelt moet deze vergezeld worden door een beoordeling van een derde deskundige. Deze derde deskundige kan zijn een belangenvereniging (bijvoorbeeld KNWU, NTFU, KNMV, KNAF, etc.), extern adviesbureau, door verzekeraar aangewezen deskundige of een andere onafhankelijk deskundig adviseur.

  • Voor C-evenementen moet de organisatie een of meerdere deskundige partijen inschakelen voor het opstellen van een maatwerk veiligheidsplan, bijbehorende andere plannen en eventuele rapportages over deelactiviteiten op het evenemententerrein of daarmee verband houdend. De aanvrager moet daarnaast zelf een derde deskundige inschakelen voor een onafhankelijke beoordeling van de aanvraag (bijvoorbeeld een constructiebureau dat de berekeningen van de podiumbouwer controleert, de belangenvereniging die de rapportage en baan van een autosportevenement controleert).

Eventuele aanvullende onderzoeken, zoals een akoestisch onderzoek, maken geen onderdeel uit van het draaiboek/veiligheidsplan.

Algemene beschrijving

De organisatie is in elk geval verantwoordelijk voor basisinformatie over:

  • Gegevens organisatie en aanvrager

  • Aard van het evenement

  • Toegang van het evenement (betaald of gratis, toegangscontrole)

  • Het publieksprofiel (totaal en maximaal gelijktijdig aanwezige deelnemers en bezoekers, doelgroep, etc.)

  • De beschrijving van de locatie

  • Het tijdstip en duur van het evenement

  • Het programma van het evenement

  • Aantal, type en locatie sanitaire voorzieningen

  • Aantal en locaties van drinkwatervoorzieningen

  • Plattegrond met daarop de inrichting van het evenemententerrein (op schaal op een kadastrale ondergrond)

  • Namenlijst en (telefonische) bereikbaarheidsgegevens van key-partners (organisatie en externe leveranciers).

Veiligheidsplan

Het veiligheidsplan is het plan waarin beschreven wordt hoe de organisatie invulling geeft aan zijn taken om de veiligheid van mensen (bezoekers, medewerker, artiesten en omgeving) bij en rondom een evenement te borgen. Het beschrijft de preventieve (personele, materiële en organisatorische) maatregelen die de organisatie getroffen heeft. Waar in een veiligheidsplan in ieder geval op ingegaan moet worden, wordt omschreven in het ‘infoblad veiligheidsplan’.

Het veiligheidsplan voorziet ook in de maatregelen die de organisatie neemt bij het voorkomen en afhandelen van kleine incidenten. Bij grotere incidenten, waarbij de inzet van de hulpdiensten noodzakelijk is, treden de daarvoor bestemde plannen en procedures in werking en krijgt één van de hulpdiensten de leiding over het afhandelen van het incident. In het uiterste geval kan het regionale crisisplan worden opgestart, waarbij de burgemeester het opperbevel voert.

Het is belangrijk dat personeel/vrijwilligers op de hoogte zijn van de inhoud van het veiligheidsplan en eventuele bijbehorende plannen en dat ze weten wat hun rol hierin is.

Communicatieplan

Het communicatieplan maakt onderdeel uit van het veiligheidsplan. In het communicatieplan moet een organisatieschema worden opgenomen. Tevens moet in worden gegaan op de communicatie door de organisatie naar direct omwonenden (zoals een bewonersbrief en/of een advertentie in de krant of een wijkblad) en communicatie van de organisatie naar bezoekers/deelnemers (zoals huisregels, bewegwijzering, gebruik openbaar vervoer, parkeerfaciliteiten en preventieve boodschappen).

Calamiteitenplan

Het calamiteitenplan maakt onderdeel uit van het veiligheidsplan. Het calamiteitenplan is een beschrijving van de noodscenario’s. Het calamiteitenplan is gebaseerd op een risicoanalyse en geeft aan op welke wijze verschillende typen voorzienbare incidenten worden bestreden en dus welke (preventieve) maatregelen daarvoor worden genomen.

Zorgplan

Het zorgplan is een beschrijving van het medisch en geneeskundig plan met in ieder geval contactpersonen, coördinatie en beschikbare mensen/middelen en de wijze waarop het plan wordt uitgevoerd. Waar in een zorgplan in ieder geval op ingegaan moet worden, wordt omschreven in het ‘infoblad zorgplan’. Bij een evenement met maximaal 10 eerstehulpverleners (voorheen EHBO’ers) kan voor wat betreft het zorgplan worden volstaan met het opnemen van een paragraaf hierover in het veiligheidsplan. Voor evenementen met meer dan 10 eerstehulpverleners of waar 1 of meerdere zorgprofessionals worden ingezet moet een apart zorgplan worden opgesteld. Het mag dan geen paragraaf meer zijn in het veiligheidsplan.

Beveiligingsplan

Wanneer tijdens een evenement beveiliging wordt ingezet moet een beveiligingsparagraaf in het veiligheidsplan worden opgenomen. De beveiligingsparagraaf moet een inzetplan van de beveiligers bevatten. In het inzetplan moet in ieder geval zijn opgenomen in welke waar en in welke tijdsblokken hoeveel beveiligers optreden.

Verkeersplan/mobiliteitsplan

Het verkeers- of mobiliteitsplan wordt opgesteld door de organisatie van een evenement, eventueel in overleg met de verkeersmedewerker van de gemeente, de politie, de brandweer en indien van toepassing met provincie Noord-Brabant of Rijkswaterstaat. Bij C-evenementen is een verkeers- of mobiliteitsplan verplicht en moet de organisatie het plan op laten stellen door een verkeerskundig bureau, onder advies van de verkeersmedewerkers van de gemeente, provincie Noord-Brabant en/of Rijkswaterstaat. Het verkeers- of mobiliteitsplan is een apart plan en maakt geen onderdeel uit van het veiligheidsplan.

Uitgangspunt van het plan moet zijn dat de overlast voor bewoners en bedrijven en overige verkeersgebruikers zo veel mogelijk beperkt blijft. Het verkeersplan bevat maatregelen om de verkeersveiligheid te borgen, zoals:

  • Ingehuurde organisatie;

  • Aantal verkeersregelaars per taak, moment en locatie;

  • Tijden en locaties van de wegafsluitingen en omleidingen;

  • Toegankelijkheid evenemententerrein, ook voor minder validen;

  • Parkeerfaciliteiten, inclusief parkeren voor minder validen;

  • Aan- en afvoer van bezoekers in relatie tot het openbaar vervoer en parkeerfaciliteiten;

  • Doorgang openbaar vervoer in relatie tot het evenemententerrein;

  • Af- en aanrijdroutes (artiesten, leveranciers);

  • Calamiteitenroutes hulpdiensten;

  • Vrijhouden van brandkranen bij parkeren van voertuigen in de buurt van het evenement;

  • Bebordingsplan;

  • Aantal gecertificeerde verkeersregelaars (evenementen/beroeps)

  • Garanderen van bereikbaarheid van onder andere ziekenhuizen, huisartsen, gemeentehuis;

  • Begaanbaar houden af- en aanrijdroutes en calamiteitenroutes.

4.1.3 Integraal Operationeel Plan

Ten behoeve van een multidisciplinaire behandeling van de aanvraag wordt bij C-evenementen door de gemeente een Integraal Operationeel Plan (IOP) opgesteld. In het IOP worden in ieder geval alle contactpersonen met de bijbehorende contactgegevens die zijn genoemd in het veiligheidsplan overgenomen. Ook worden alle contactgegevens van de personen/diensten met toezichtsrollen voor, tijdens en na het evenement in het IOP opgenomen, met daarbij ook wie voor welk deel van het toezicht verantwoordelijk is. Voor afspraken omtrent doelen van het toezicht, informatiemanagement, calamiteitenroutes en uitgangsstellingen, de voorbereide scenario's en multi-samenwerkingsafspraken worden verwijzingen opgenomen naar de andere opgestelde plannen. De afspraken e.d. worden niet herhaald in het IOP.

De casemanager van de VRBZO kan ondersteunen bij het opstellen. Bij het opstellen van het IOP maakt de gemeente zoveel als mogelijk gebruik van de format van de VRBZO.

4.1.4 Publieksmanagement en publiekscontrole

Een te hoge publieksdichtheid bij een evenement brengt een verhoogde kans op incidenten met zich mee. Daarom moet er in de voorbereiding van het evenement een schatting gemaakt worden van het verwachte aantal bezoekers, aan de hand waarvan de organisatie maatregelen kan treffen. Ook is het van belang een publieksprofiel te maken, om de risico’s in te schatten. Daarbij wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan het soort mensen (relschoppers, ouderen of theaterpubliek), leeftijd en percentage mannen en vrouwen. Ook moet rekening worden gehouden met of bezoekers verspreid over het evenemententerrein aanwezig zijn of voornamelijk op hetzelfde gedeelte van het terrein. De politie heeft veel kennis en ervaring in de omgang met grote mensenmassa’s en verkeersstromen en adviseert op dit vlak daarom bij evenementen.

Publieksmanagement (crowdmanagement)

Publieksmanagement is de systematische planning voor en supervisie over de ordelijke verplaatsing en verzameling van personen. Hiervoor moet duidelijkheid bestaan over de toegankelijkheid van het evenement (is het afgeschermd of niet?), de mate van planning (wat is vooraf georganiseerd?), de focus (één evenement of meerdere tegelijk op verschillende locaties?), de locatie (aan de rand van de stad, bij een woonkern etc.?), de gesteldheid van het terrein (verharde of onverharde grond?) en de aard van het publieksmanagement (gaat het om management van een grote mensenmassa of het potentiële management waarbij een grote mensenmassa is betrokken?).

Bij publieksmanagement wordt onder andere aandacht besteed aan onderstaande punten:

  • Toevoer van de bezoekers: het is van belang dat de bezoekers gespreid naar het evenement komen, om te voorkomen dat er grote opstoppingen rondom het evenemententerrein ontstaan. De spreiding wordt bevorderd als er voorafgaand aan het evenement al vermaak is, bijvoorbeeld door een voorprogramma of de mogelijkheid er tevoren te kunnen eten of drinken. Wel kunnen de ‘aanvullende evenementen’ extra bezoekersstromen op gang brengen.

  • Afvoer van de bezoekers: om opstoppingen bij de uitgang of in het (openbaar) vervoer te voorkomen, moet natuurlijk ook aandacht besteed worden aan het gespreide vertrek van de bezoekers. Dit kan men bereiken door niet ineens alle activiteiten te stoppen, maar het entertainment geleidelijk af te bouwen, bijvoorbeeld door enkele bars open te laten, en nog korte tijd muziek te spelen.

  • Spreiding van de bezoekers over het terrein: door van tevoren een goede indeling te maken van de diverse activiteiten op het evenemententerrein (bv. spreiding podia, bars, toiletten etc.) en duidelijk aan te geven hoe de bezoekers overal kunnen komen, kunnen zich verdringende mensenmassa’s goeddeels voorkomen worden. Als er geen routeaanwijzingen zijn gegeven, zullen mensen naar de menigte toe trekken. Bij evenementen met één of enkele stages moet verplicht aandacht worden besteed aan het beperken van het aantal bezoekers rondom de stages door het ‘afdwingen’ van spreiding door vakindeling, spreiden toiletten, spreiden horeca en dergelijke.

  • Voorkomen van overbevolking: overbevolking en daarmee het gevaar van verdrukking en vertrapping zijn gerelateerd aan de dichtheid van de menigte op een (deel van de) locatie. Het is daarom van belang per locatie een maximaal gewenste publieksdichtheid te benoemen. Dit percentage zal (o.m.) afhangen van het soort evenement, de grootte en de aard van de locatie (een hellend terrein moet bv. minder dichtbevolkt worden dan een vlak terrein) en van het aantal toegangswegen. Rekening moet ook worden gehouden met concentraties van de menigte op deellocaties van het terrein.

  • Om overbevolking te voorkomen kun je maatregelen nemen om minder mensen tot het gebied toe te laten, de stromen binnen het gebied te managen, en de uitstroom te bevorderen. Vanaf elke plaats op het terrein moet het voor het publiek duidelijk zijn hoe ze het terrein kunnen verlaten.

  • Creëren van loop- en noodroutes: de routes naar de diverse activiteiten moeten zo ingericht zijn, zodat er naast grote stromen bezoekers ook hulp- en nooddiensten langs kunnen. Het spreekt voor zich dat deze goed bewegwijzerd moeten zijn en er op de looproutes geen obstakels zoals podia of tappunten staan.

  • Op looproutes mag de publieksdichtheid niet meer zijn dan 70%. Het werkt de-escalerend als de massa kan blijven lopen: het geeft een geruststellend idee ‘weg te kunnen’. Met videoregistratie kan de publieksdichtheid vastgesteld worden.

  • Communicatie aan bezoekers: communicatie met de bezoekers is van essentieel belang voor het slagen van het evenement. Door de makkelijkste vervoerswijze naar het evenement, de programmering, de locaties en de makkelijkste manier deze locaties te bereiken duidelijk kenbaar te maken, voorkom je dat er grote ongecontroleerde (en onverwachte) mensenmassa’s op gang komen. Dat kan voorafgaand aan het evenement op tickets of in een folder, maar ook op het terrein zelf door spandoeken, een plattegrond van het terrein uit te delen, posters te maken, informatieborden, een informatiebalie, radio/tv of andere media, of door boodschappen te laten omroepen. Daarnaast is het raadzaam afspraken te maken tussen stagemanagers en politie over het gebruik van geluidsapparatuur van het evenement in geval van nood om het publiek toe te spreken.

Als het merendeel van de bezoekers niet of niet goed over het evenemententerrein verspreid kunnen worden kan de gemeente besluiten het toegestane bezoekersaantal te verminderen. Dit om overbevolking te voorkomen.

Publiekscontrole

Publiekscontrole is het beperken van collectief gedrag met repressieve maatregelen, zoals het leiden van bezoekers met afzettingen/hekken, lik op stuk beleid (boetes op vernielingen en ander ongewenst gedrag van tevoren vaststellen en publiceren en meteen uitdelen), verbod op crowdsurfen. Bij evenementen waar een grote toeloop van het publiek te verwachten valt, bijvoorbeeld voor het podium, bij de kaartverkoop of vlak voor de opening van het evenement, bestaat kans op drang.

In dat geval kan in de voorschriften worden opgenomen dat de betreffende ruimte gecompartimenteerd moet worden met behulp van dranghekken. De voorschriften hieromtrent geeft de brandweer, in samenwerking met de GHOR. Bij grote menigten is het wenselijk een toezichthouder aan te wijzen, die tijdig kan signaleren wanneer mensen in de verdrukking komen.

Huisregels of publiekscontroleregels moeten zichtbaar gehandhaafd worden om te voorkomen dat mensen de regels overtreden en de veiligheid van de menigte niet meer gegarandeerd kan worden.

4.1.5 Veiligheidsorganisatie

Om te voorkomen dat de organisatie (of productieleider) twee-petten op heeft, gastheer/-vrouw en verantwoordelijke voor de veiligheid, moet hier in de veiligheidsorganisatie van het evenement rekening mee worden gehouden. Dit geldt zowel voor grote als kleine evenementen. Gelet hierop is het raadzaam om de rollen directeur of gastheer/-vrouw, productie-/organisatieleider en veiligheidscoördinator te verdelen over 3 personen. De productie-/organisatieleider en de veiligheidscoördinator moeten vooraf besluiten nemen over de plaatsing van objecten, het moment en de staat van het terrein bij opening en sluiting voor bezoekers en de beschikbaarheid van faciliteiten voor het veiligheidsteam.

4.1.6 Brandveiligheid

Algemeen

In het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen zijn voorschriften opgenomen voor brandveilig gebruik van tenten en overkappingen, maar ook voor de aankleding/ versiering van een evenementenlocatie. Te allen tijde moet aan deze voorschriften worden voldaan, dus ook als een melding op basis van het besluit niet nodig is. Afhankelijk van het evenement en los van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen kunnen (maatwerk)voorschriften op het gebied van openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu aan de evenementenvergunning worden verbonden. Hierbij kan ook gedacht worden aan voorschriften in het kader van brandveiligheid. Deze voorschriften mogen niet regelen wat het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen al regelt.

Tenten, overkappingen en parasols

Bij het organiseren van een feest, worden vaak tenten, overkappingen en parasols geplaatst. Ook

worden bij een evenement vaak attributen, zoals tribunes, podia, stellages en lichtinstallaties,

gebruikt.

  • Langer dan 31 dagen: als tenten, overkappingen en andere attributen langer dan 31 dagen geplaatst worden, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij een kortere duur is geen omgevingsvergunning vereist. Bij plaatsing op of aan de weg is op grond van artikel 2:10 van de APV wel een ontheffing op basis van dat artikel nodig.

  • Brandveiligheidsvoorschriften: alle tenten, overkappingen en attributen, die er maximaal 3 maanden staan, moeten voldoen aan het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Deze eisen zijn altijd van toepassing, ongeacht of een gebruiksmelding op basis van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen gedaan moet worden. Een gebruiksmelding moet gedaan worden als:

  • meer dan 10 personen een tijdelijke ruimte als nachtverblijf gebruiken;

  • meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar een tijdelijke ruimte gebruiken;

  • meer dan 10 personen met een fysieke of lichamelijke beperking een tijdelijke ruimte gebruiken;

  • een tijdelijke ruimte op het terrein aanwezig is waar meer dan 150 personen gelijktijdig in aanwezig zijn.

Aan de melding brandveilig gebruik kunnen maatwerkvoorschriften worden verbonden. Een aparte gebruiksmelding is niet nodig als een evenementenvergunning wordt aangevraagd, dan worden de regels en voorschriften daarin meegenomen.

Gebouwen

Wordt een evenement in een gebouw gehouden dan kan voor dat gebouw een gebruiksmelding op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving nodig zijn.

Het toestaan van evenementen in bedrijfshallen, schuren, sporthallen, verenigingsgebouwen en dergelijke wordt tot een minimum beperkt. Gebruik van deze gebouwen is enkel toegestaan als de VRBZO (brandweer) van oordeel is dat het pand, via het treffen van voorzieningen of organisatorische maatregelen, brandveilig te gebruiken is. De voorzieningen die getroffen moeten worden, worden in de evenementenvergunning opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan de opstelling van objecten in het pand, de aanwezigheid van blusmiddelen, de bereikbaarheid voor hulpdiensten en vluchtroutes.

Natuurbrandrisico

Wanneer sprake is van natuurbrandrisico fase 2 (www.natuurbrandrisico.nl) is het in en nabij bos- en natuurgebieden niet langer toegestaan vuur te stoken. Dit kan ook gelden voor gebruik van vuurkorven en fakkels of koken met open vuur op vaste brandstoffen, zoals hout of houtskool/briketten.

4.1.7 Constructieve veiligheid

Bij tenten en overkappingen, podia, stellages, lichtinstallaties en tribunes moet aandacht besteed worden aan constructieve veiligheid. Rekening moet worden gehouden met de “Richtlijn voor constructieve toetsingscriteria bij een aanvraag voor een evenementenvergunning” (COBc-richtlijn). Voldaan moet worden aan de verschillende NEN- of NPR-normen voor toeschouwersaccommodaties, tijdelijke constructies (tenten) en podiumconstructies.

De organisatie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en de constructies van de podia en tenten. Constructieve veiligheid wordt niet van gemeentewege getoetst in het kader van de vergunningverlening. Er wordt vanuit gemeentewege ook niet gekeken of voldaan wordt aan de COBc-richtlijn. Ook voor de wagens in carnavalsoptochten ligt de verantwoordelijkheid bij de organisatie en de deelnemers.

Om organisaties meer te dwingen de eigen verantwoordelijkheid te borgen moeten organisaties van grote evenementen, waar in ieder geval muziekfestivals met meer dan 3.000 bezoekers en evenementen met gemotoriseerde voertuigen (auto-, motor- of truckcross of demonstraties met dergelijke voertuigen) onder vallen, een onafhankelijke constructeur inschakelen voor de beoordeling van constructies van podia, tenten en andere objecten op/nabij het evenemententerrein. Wanneer er uitsluitend sprake is van tenten en geen andere constructies aanwezig zijn is het inschakelen van een onafhankelijke constructeur niet nodig. Wanneer een constructeur optreedt overlegt hij in dat geval voorafgaand aan de start van het evenement een schriftelijke verklaring/akkoord over de werkelijk gerealiseerde objecten. Voor muziekfestivals met tussen de 1.500 en 3.000 bezoekers, bij carnavalstenten, de kermis in Eersel of vergelijkbare evenementen kan dit vereiste ook van toepassing worden verklaard.

Opbouwen en afbreken

Als een terrein openbaar toegankelijk is tijdens het opbouwen en afbreken van een evenement kan dit veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Personen die over het terrein lopen zijn niet beschermd, waar de personen die de werkzaamheden uitvoeren dat wel zijn. De organisatie moet iedereen die niet bij de organisatie hoort (zichtbaar) wijzen op de gevaren en zoveel als mogelijk het terrein of de plekken waar werkzaamheden plaats vinden afschermen.

4.1.8 Opstelling zitplaatsen en verdere inrichting

Om een ruimte veilig in te kunnen richten moet een inrichting voldoen aan de voorschriften, zoals opgenomen in het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

4.1.9 Attractie- en speeltoestellen

Een attractietoestel is een toestel waarmee mensen motorisch worden voortbewogen. Een speeltoestel is een toestel waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van zwaartekracht of de fysieke kracht van een persoon. Er mogen uitsluitend attractie- en speeltoestellen worden geplaatst op een evenemententerrein welke voldoen aan de geldende wet- en regelgeving (Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen). Dit betekent onder andere dat attractietoestellen en opblaasbare speeltoestellen geregistreerd moeten zijn in het Register attractietoestellen en speeltoestellen (RAS) en dat alle soorten toestellen periodiek gekeurd moeten worden door een aangewezen keuringsinstantie en moeten beschikken over een certificaat waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de geldende normen. Op het evenemententerrein moet een gebruiksinstructie met alle relevante gegevens voor het veilig opstellen en gebruiken en het certificaat aanwezig zijn. De gemeente controleert voor vergunningverlening niet of het attractietoestel of het opblaasbare speeltoestel is opgenomen in het RAS. Het is eigen verantwoordelijkheid om alleen goedgekeurde toestellen met een RAS nummer te gebruiken op een evenemententerrein.

4.1.10 Huisregels

Indien sprake is van huisregels, of een huisreglement, worden deze op voor alle bezoekers zichtbare locaties opgehangen. In ieder geval worden de huisregels bij of nabij elke toegang van het evenemententerrein en bij elk tap- of schenkpunt voor alcohol kenbaar gemaakt. Huisregels kunnen ook worden opgenomen in een eventueel programmaboekje. De huisregels worden ook vooraf kenbaar gemaakt aan potentiele bezoekers, bijvoorbeeld bij de verkoop van toegangskaarten, op de website van het evenement, via sociale media of via een briefing een paar dagen voor het evenement.

Huisregels kunnen bijvoorbeeld informatie bevatten over hoe de organisatie omgaat met de kaartverkoop, de toegangsleeftijd en de controle daarop, het schenken van alcoholhoudende drank, het gebruik van drugs en roken.

Bij evenementen waar kaartenverkoop aan de orde is, waar alcohol wordt geschonken of waar drugsgebruik te verwachten is, is de organisatie verplicht huisregels op te stellen en deze te communiceren. Voor kaartverkoop moet de koper akkoord gaan met de huisregels voordat overgegaan kan worden tot de aankoop. In bijlage 2 zijn voorbeeld huisregels opgenomen. Er staan verplichte huisregels in voor het schenken van alcoholgebruik en te verwachten drugsgebruik, maar ook mogelijke aanvullende huisregels.

4.1.11 Bejegeningsprofiel

In de Lokale Driehoek kan een bejegeningsprofiel worden vastgelegd in verband met te verwachten risico’s bij een evenement (categorie C). Een bejegeningsprofiel kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien:

  • professioneel en eenduidig;

  • zichtbaar en aanspreekbaar;

  • communicatie(f) en dienstverlenend;

  • kennen en gekend worden;

  • daadkrachtig en veilig werken;

  • samenwerkend met partners (gemeente, horeca en organisaties).

Als een bejegeningsprofiel wordt vastgelegd voor een specifiek evenement geeft de politie de hiervoor nodig geachte aanwijzingen aan de organisatie, verkeersregelaars en toezichthouders en ziet er op toe, dat deze daadwerkelijk in acht worden genomen.

4.1.12 Beveiliging/toezicht

De organisatie is primair verantwoordelijk voor de orde en de veiligheid van de bezoekers op het evenemententerrein. De organisatie moet daarom zorgen voor voldoende toezicht. Met toezicht wordt bedoeld: het in de gaten houden van de aanwezigen en de activiteiten. Afhankelijk van de aard van het evenement kunnen vrijwilligers dit toezicht uitoefenen of moet de organisatie een professioneel beveiligingsbedrijf in huren. Algemeen uitgangspunt is de norm dat er 1 toezichthouder op 250 gelijktijdig aanwezige personen moet zij, met een minimum van 2. Er kunnen omstandigheden zijn die een ander aantal toezichthouders rechtvaardigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gekeken worden naar de verdeling van taken en bevoegdheden tussen organisatie, toezichthouders en betrokken hulpdiensten, het evenementenprofiel en de opzet, inrichting en kwaliteit van een ingehuurd beveiligingsbedrijf. De hier bedoelde toezichthouders moeten duidelijk herkenbaar zijn, ook als dat vrijwilligers zijn.

Beveiligingstaken mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een door de Minister van Justitie en Veiligheid (via de dienst Justitiële uitvoeringsdienst toetsing, integriteit en screening (Justis)) erkend professioneel beveiligingsbedrijf, die voldoet aan de regels van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (Wpbr). De gecertificeerde beveiligers moeten contact opnemen met de politie voor nadere afspraken over verdovende middelen. De beveiligingsmedewerkers moeten duidelijk herkenbaar zijn, middels een goedgekeurd uniform. Daarnaast moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Er moet een duidelijke taakscheiding tussen gecertificeerde beveiligers en vrijwilligers worden gewaarborgd. Beveiligers mogen wel service gerichte taken uitvoeren, maar vrijwilligers moeten zich onthouden van werkzaamheden die vallen onder de Wpbr.

  • 2.

    Voor aanvang van het evenement instrueert de organisatie haar medewerkers en beveiliging over:

    • de inhoud van het Veiligheidsplan;

    • noodprocedures;

    • alcohol schenken/verstrekken aan onder invloed verkerende bezoekers en minderjarigen.

  • 3.

    De beveiligingsorganisatie houdt een registratie van de verstrekte legitimatiebewijzen bij. Beveiligers op de evenementenlocatie moeten een legitimatiebewijs kunnen tonen.

Wanneer een beveiligingsbedrijf gecertificeerd personeel inhuurt van een ander beveiligingsbedrijf moet het ingehuurde personeel kleding dragen van het inhurende bedrijf en moeten ze ook beschikken over een legitimatiebewijs van het inhurende bedrijf.

4.1.13 Capaciteit mobiele telefonie

Iedereen op een evenemententerrein moet in noodsituaties 112 kunnen bellen. De bereikbaarheid van 112 bij evenementen is echter niet vanzelfsprekend door de grotere vraag (piekbelasting) naar capaciteit van het mobiele netwerk. Wanneer de normale capaciteit niet voldoende is om de piekbelasting op te vangen moet de organisatie, samen met een telecomaanbieder, aanvullende maatregelen treffen om de capaciteit te verhogen.

4.2 Drankverstrekking en genotsmiddelen 4.2.1 Drankverstrekking

Alcoholvrije dranken

Alcoholvrije dranken, sappen en fris mogen overal geschonken worden. Daarvoor is geen toestemming vereist. Onder alcoholvrije dranken vallen ook dranken tot 0,5 vol%. Deze dranken mogen op basis van de Alcoholwet aan personen van alle leeftijden worden geschonken, maar het is gewenst deze niet te verstrekken aan personen jonger dan 18 jaar. Vanwege de relatie tussen het drinken van alcoholvrije en alcoholhoudende dranken en vanwege de denormalisering van alcoholgebruik is het daarom niet toegestaan alcoholvrije bieren, wijnen, cocktails en vergelijkbare dranken aan personen jonger dan 18 jaar te verstrekken.

Alcoholhoudende dranken

Wanneer sprake is van een evenement in een inrichting die beschikt over een alcoholvergunning mag op basis daarvan alcoholische dranken geschonken worden binnen de grenzen van de inrichting. Een terras hoort bij de inrichting. Er mag zowel sterke drank als zwak-alcoholische dranken geschonken worden.

Voor evenementen buiten inrichtingen met een alcoholvergunning kan de burgemeester een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet verlenen. Met een ontheffing is het mogelijk om tijdens de duur van het evenement alcoholische dranken te schenken. Met een ontheffing mogen uitsluitend zwak-alcoholische dranken (dranken met 15 vol% of minder, inclusief port, sherry en vermout) worden geschonken. Voor vergunningsvrije evenementen geldt een vrijstelling van de verplichting een ontheffing aan te vragen, mits voldaan wordt aan de eisen voor alcohol schenken uit de Alcoholwet.

De ontheffing kan voor een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen worden verleend. In de ontheffing worden 1 of meerdere personen vermeld onder wiens onmiddellijke leiding de alcoholverstrekking plaatsvindt. De vermelde persoon op de ontheffing moet minimaal 21 jaar oud zijn en mag niet van slecht levensgedrag zijn. Deze persoon moet, net als het geval is bij een inrichting met een alcoholvergunning, toezien op een goede verstrekking van alcohol, zoals het niet schenken aan jongeren onder de 18 jaar, wederverstrekking en schenken aan personen die zichtbaar onder invloed zijn van alcohol. Ook moet toegezien worden dat de leeftijdsgrens van 18 jaar aangeduid is op de plaats waar de alcohol wordt verstrekt. Als niet onomstotelijk vast is gesteld dat een persoon 18 jaar of ouder is moet de organisatie in alle gevallen vragen om een legitimatiebewijs.

Voor een evenement dat hoofdzakelijk of in belangrijke mate gericht is op jongeren onder de 18 jaar, wordt geen ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet verleend. Voor een evenement dat hoofdzakelijk of in belangrijke mate gericht is op volwassenen, wordt de volgende werkwijze gehanteerd: Als voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals die zijn gesteld in de Alcoholwet, wordt een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet voor het schenken van alcohol verleend. Uitgangspunt daarbij is dat de alcoholverstrekking een primaire verantwoordelijkheid van de organisatie van een evenement is.

Alcoholgebruik

De organisatie moet in het aanvraagformulier aangeven welke maatregelen worden genomen ter voorkoming van alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar en alcoholmisbruik of overmatig drankgebruik voor personen ouder dan 18 jaar. Hierdoor wordt de organisatie gedwongen na te denken over te nemen maatregelen. Maatregelen moeten worden afgestemd op de risico’s die samenhangen met het te verwachten publiek en het soort evenement. In de Handreiking Alcoholmaatregelen voor evenementenorganisaties staan tips voor maatregelen die organisaties kunnen nemen (bijlage 3).

Voor de bezoekers van een evenement is het van belang om op de hoogte te zijn van de maatregelen die worden genomen. De organisatie moet hiervoor voorafgaand en tijdens het evenement zichtbaar en actief aandacht schenken aan verantwoord alcoholgebruik. Hiervoor kunnen verschillende communicatiemiddelen gebruikt worden, zoals social media, een website, communicatie op het evenemententerrein (bijvoorbeeld posters, schermen, informatieboekjes en signs bij de toegang en de bar) en de regels in het huisreglement.

Medewerkers, zowel betaald als onbetaald, moeten over voldoende kennis beschikken om risico’s rond alcoholgebruik goed in te schatten. Dit kan door middel van diverse cursussen en trainingen waarin horecapersoneel, beveiliging en/ of vrijwilligers geschoold kunnen worden rondom het thema alcohol en jongeren, zoals de Instructie Verantwoord Alcohol Schenken of de Verklaring Sociale Hygiëne.

Bij zowel een reguliere als een speciale bar (bijvoorbeeld speciale bierenbar) moeten altijd alcoholvrije alternatieven aanwezig zijn. Als voorwaarde bij een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet kan worden gesteld dat bij elke bar of verkooppunt van alcohol een persoon aanwezig is die specifiek toezicht houdt op verantwoorde alcohol verstrekking. Bij evenementen met een verhoogd risico op overmatig alcoholgebruik kan als voorwaarde worden opgenomen dat uitsluitend bier met een lager alcoholpercentage geschonken mag worden.

Als de organisatie alleen publiek ouder dan 18 jaar toelaat, moet de organisatie ervoor zorgen dat ook alleen die doelgroep op het evenemententerrein kan komen. Alleen als dat gegarandeerd kan worden kunnen maatregelen tegen het schenken onder de 18 jaar achterwege blijven.

Horecagelegenheden

Het plaatsen van buitenbars/tapeilanden op terrassen bij horecagelegenheden is uitsluitend toegestaan tijdens de kermis in het betreffende kerkdorp en tijdens evenementen of incidentele festiviteiten waarvoor toestemming is verleend.

4.2.2 Kunststof bekers, flessen en servies

In het belang van de openbare orde en openbare veiligheid wordt het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen en servies in principe verplicht gesteld bij evenementen in de buitenlucht of in tenten/overkappingen. Kunststof mag worden vervangen door papieren drinkgerei en -flessen en servies. Het gebruik van glazen en flessen van glas wordt alleen toegestaan bij evenementen die uitsluitend in gebouwen plaatsvinden of bij festivals in de buitenlucht waar hoofdzakelijk speciale alcoholhoudend dranken worden verkocht en waarbij voor het glaswerk een borg of aankoopbedrag betaald moet worden (zoals speciaal bierenfestivals). Ook achter de bar mogen glazen flessen en grootverpakkingen worden gebruikt.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van kunststof moet dat voldoen aan de duurzaamheidseisen (paragraaf 4.7.1).

Nabijgelegen horecabedrijven

Als een evenement in de (directe) nabijheid van een horecabedrijf (natte en droge horeca) plaatsvindt, ook zonder directe relatie tussen het evenement en het horecabedrijf, kan aan het horecabedrijf de verplichting tot het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen en servies opgelegd worden. Dan moet het betreffende horecabedrijf ook gebruik maken van kunststof drinkgerei en -flessen en servies. Voordat de gemeente overgaat tot het stellen van deze verplichting bij een horecabedrijf wat geen relatie heeft met het evenement overlegt de gemeente met betreffend horecabedrijf over het voornemen tot het stellen van de verplichting. Als de verplichting wordt opgelegd communiceert de gemeente dit richting het horecabedrijf.

Het begrip “(directe) nabijheid” wordt als volgt gedefinieerd: het horecabedrijf (al dan niet met terras) grenst direct aan de locatie waar het evenement plaatsvindt en/of is zichtbaar vanaf de locatie en heeft daardoor een uitstraling richting het evenemententerrein. Kunststof mag worden vervangen door papieren drinkgerei en -flessen en servies.

Voor restaurants of andere horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op eten wordt de verplichting tot het gebruiken van kunststof drinkgerei en -flessen niet opgelegd, mits het gebruik van het servies en glaswerk uitsluitend inpandig en/of op het bij de inrichting horende terras plaatsvindt.

4.2.3 Drugs

Bij een evenement hoort geen drugsgebruik. Organisaties moeten dit uitgangspunt onderschrijven en daar ook naar handelen. Op evenementen waar te verwachten is dat (mogelijk) drugsgebruik plaats zal vinden, moet de organisatie die preventieve- en repressieve maatregelingen nemen die tot de-normalisering van drugsgebruik leiden. Met preventieve maatregelen wordt voorkomen dat er problemen ontstaan. Het gaat hierbij om zowel use reduction (maatregelen voor minder of geen gebruik) als om harm reduction (terugdringen gezondheidsschade). Repressieve maatregelen hebben tot doel om bepaald gedrag of een bepaalde groep te laten conformeren tot de gewenste norm. Om te zorgen dat gedacht wordt aan het nemen van (de juiste) maatregelen en deze ook worden uitgevoerd is regionaal het werkproces SKIPNORM vastgesteld. De gemeente conformeert zich aan dit werkproces. Ook organisaties van evenementen waar (mogelijk) drugsgebruik te verwachten is moeten zich aan deze norm conformeren. Dit betekent dat drugs terugkomt in alle fasen van vergunningverlening, van aanvraag tot en met vergunningverlening en van de voorfase tot en met de evaluatie. In het kader van het werkproces SKIPNORM worden in het aanvraagformulier vragen opgenomen over verwacht drugsgebruik en moet in het veiligheidsplan in worden gegaan op de risico’s en te nemen maatregelen. De beschreven maatregelen worden door de politie, en in sommige gevallen door het Openbaar Ministerie, getoetst. Het veiligheidsplan kan bijgesteld moeten worden op basis de beoordeling van de politie en/of Openbaar Ministerie. Tijdens een schouw en gedurende het evenement wordt gecontroleerd of aan de maatregelen die zijn beschreven wordt voldaan.

Mocht de GHOR van mening zijn dat er nog aanvullende maatwerkvoorschriften nodig zijn bovenop de al te nemen maatregelen dan wordt het advies van de GHOR daarover altijd overgenomen. Maatwerkvoorschriften kunnen bijvoorbeeld gaan over een goede visitatie door gekwalificeerde beveiligers, medische hulpverlening met kennis van drugsgerelateerde problemen, duidelijke communicatie over huisregels, voorlichting over gezondheidsrisico’s voor en tijdens het evenement, het gebruik van een drugskluis en het verstrekken van gratis drinkwater.

Novadic-Kentron Preventie kan de gemeente en organisaties adviseren over beleid, handhaving en preventie/repressie van drugs rondom evenementen.

4.2.4 Roken

In openbare gelegenheden mag binnen niet gerookt worden. Dit geldt ook voor e-sigaretten/vapes, met en zonder nicotine. Als een tent op een evenement een vergelijkbare functie heeft als een vaste horecalocatie en er een bar of keuken in de tent aanwezig is geldt ook voor de tent dat daarin niet gerookt mag worden. Dit geldt tevens voor een overkapping die aan meer dan 1 zijde dicht is. De organisatie moet actief beleid voeren om te voorkomen dat dit rookverbod geschonden wordt.

Aan jongeren onder de 18 jaar mogen geen tabaksproducten of aanverwante artikelen worden verstrekt. De verkoop smaakjes voor e-sigaretten/vapes is helemaal verboden.

4.2.5 Lachgas

Het inademen van lachgas zorgt voor een korte sterke roes. Het effect treedt al snel op na inademing en houdt een aantal minuten aan. Inademen kan vanuit een ballon of rechtstreeks vanuit een patroon of cilinder. Lachgas als verdovend middel staat op de lijst met verboden middelen van de Opiumwet. Hierdoor is het verboden lachgas in te nemen, maar ook om het te (ver)kopen met het doel het als verdovend middel te gebruiken.

Patronen of cilinders mogen voor toepassingen in de keuken van het horecagedeelte van een evenement nog wel gekocht en gebruikt worden.

4.3 Gezondheid en hygiëne 4.3.1 GHOR en GGD

Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) vormen samen 1 vereniging. Er zijn echter van beide onderdelen aparte regiokantoren. Beide hebben een regionaal kantoor in Brabant-Zuidoost. Het regiokantoor van de GHOR maakt onderdeel uit van de VRBZO.

GHOR als adviseur

De GHOR adviseert over de geneeskundige risico’s van evenementen en de benodigde maatregelen om evenementen vanuit het gezondheidsperspectief goed te laten verlopen. Mede op basis van de “Landelijke handreiking geneeskundige advisering publieksevenementen” en de Veldnorm evenementenzorg adviseert de GHOR aan gemeenten.

De evenementenzorg is afhankelijk van onder andere de activiteiten die plaatsvinden, het aantal bezoekers, de aard van het publiek, de bereikbaarheid voor hulpdiensten, de plaats en het tijdstip. De GHOR brengt aan de hand van een risicoanalysemodel de risico’s in kaart, op basis waarvan zij een advies afgeeft over de in de voorschriften bij een evenementenvergunning op te nemen maatregelen. Die maatregelen hebben betrekking op de dagelijkse zorg, technisch-hygiënische aspecten en de calamiteitenbestrijding. Het advies wordt gemaakt op basis van de verwachte reguliere zorgvragen en een inschatting van de zorg gerelateerde veiligheidsaspecten, zoals die moeten zijn opgenomen in een zorgplan.

Bij vergunningsplichte A-evenementen wordt in principe verwezen naar de standaardvoorschriften van de GHOR, welke worden overgenomen in de standaardvoorschriften van evenementenvergunningen, tenzij er verzwarende factoren zijn. Van een verzwarende factor is bijvoorbeeld sprake wanneer een excessief gebruik van alcohol of drugs te verwachten is. Voor B- en C-evenementen vindt maatadvisering door de GHOR plaats.

GGD

De GGD is verantwoordelijk voor de advisering over technische hygiënezorg in het kader van preventie van gezondheidsproblemen. De GHOR betrekt de GGD bij hun advisering over evenementen. Er komt 1 gezamenlijk advies.

4.3.2 Evenementenzorg

De organisatie van een evenement moet zelf de evenementenzorg regelen, dit is geen taak van de GHOR of hulpdiensten. Evenementenzorg is alle zorg die aan deelnemers, toeschouwers en medewerkers op een evenement wordt verleend. Evenementenzorg kan zowel eerste hulp als medische zorg zijn, verleend door eerstehulpverleners of zorgprofessionals, die vrijwillig of tegen betaling ingezet zijn. Een belangrijk kenmerk van evenementenzorg is dat evenementenzorgverleners in georganiseerd verband zijn ingezet, bijvoorbeeld namens een EHBO-organisatie, stichting of bedrijf. Georganiseerd verband betekent dat zorgverleners ingezet zijn met de specifieke taak om zorg te verlenen.

Evenementenzorg is een aanvulling op de reguliere (eerstelijns) acute zorg, bijvoorbeeld door huisartsen(post), de regionale ambulancezorg en de spoedeisende hulp. Evenementenzorg is planbare zorg. Dit betekent dat vooraf kan worden ingeschat welke zorg nodig kan zijn. Om deze inschatting te maken kan een risicoanalyse noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld in combinatie met ervaringen van eerdere edities van een evenement. Aan de hand van de verwachte risico’s en bijbehorende zorgvragen moeten de juiste zorgniveaus worden ingezet. Is op grond van het risicoprofiel te verwachten dat bepaalde risicovolle- of voorbehouden handelingen nodig zijn, dan moeten zorgverleners worden ingezet die bevoegd en bekwaam zijn om deze handelingen uit te voeren. Uitgangspunt is dat bij de meeste evenementen de inzet van eerstehulpverleners voldoende is. Dit zijn de zorgniveaus Basis Eerste Hulp, eventueel aangevuld met Evenementen Eerste Hulp. Als er sprake is van een verhoogd risico dan kunnen aanvullend zorgprofessionals van hogere zorgniveaus worden ingezet.

Evenementenzorg is ook maatwerk. Afhankelijk van het risicoprofiel en de verwachte zorgvragen kunnen zorgverleners worden ingezet die het beste in staat zijn om de zorgvragen af te handelen. Bij een evenement waarbij sportletsels worden verwacht kan dit betekenen dat er naast eerstehulpverleners een sportarts wordt ingezet. Bij een dance-event een ambulanceteam in combinatie met een arts die in staat is om stoornissen in de vitale functies te behandelen. En bijvoorbeeld op de camping van een meerdaags festival een huisarts.

Inzet

Afhankelijk van de aard en omvang van het evenement wordt de hoeveelheid eerstehulpverleners bepaald. Bij een evenement vanaf 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers moet uit worden gegaan van de indicatie van 1 eerstehulpverlener (basis of evenementen eerste hulp) per 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers. Bij een evenement tot 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers moet de organisatie zelf een inschatting maken of de preventieve aanwezigheid van een eerstehulpverlener (basis of evenementen eerste hulp) gewenst is. Als bij het evenement sportieve inspanningen worden geleverd door de deelnemers is de aanwezigheid van een eerstehulpverleners (basis of evenementen eerste hulp) gewenst. Bij wandeltochten, marsen en loopwedstrijden kan als richtlijn worden uitgegaan van 2 eerstehulpverleners (basis of evenementen eerste hulp) bij zowel de start als de finish en 2 eerstehulpverleners (basis of evenementen eerste hulp) per 2,5 km parcours.

De burgemeester kan als voorwaarde stellen dat gezorgd moet worden voor zorgprofessionals (basiszorg, spoedzorg, medische zorg en/of (artsen) specialistische spoedzorg). Per zorgprofessional mag er 1 eerstehulpverlener komen te vervallen. Zorgprofessionals mogen geen taak hebben bij het vervoer van zieken of gewonden.

Bij de inzet van 10 of meer eerstehulpverleners of evenementen met een verhoogd risico moet een inzetcoördinator worden ingezet. De inzetcoördinator is verantwoordelijk voor de operationele aansturing tijdens het evenement.

Zorgpost

EHBO-ruimte

Een EHBO-ruimte is een ruimte die tijdelijk gebruikt wordt voor de behandeling van zorgvragers op evenementen met een laag risico, waarbij maximaal 4 eerstehulpverleners worden ingezet. In de Veldnorm Evenementenzorg zijn eisen opgenomen waaraan een EHBO-ruimte minimaal moet voldoen. Aan deze minimale eisen moet voldaan worden.

EHBO-post

Een EHBO-post is een ruimte die tijdelijk ingericht wordt voor de behandeling van (kleine) letsels op het niveau van eerste hulp. In de Veldnorm Evenementenzorg zijn eisen opgenomen waaraan een EHBO-post minimaal moet voldoen. Aan deze minimale eisen moet voldaan worden.

Medische post

Een medische post is een ruimte die ingericht is voor opvang en behandeling van het aantal te verwachten zorgvragers. De medische post moet beschikken over materialen die interventies mogelijk maken die op grond van het risicoprofiel te verwachten zijn. In de Veldnorm Evenementenzorg zijn eisen opgenomen waaraan een medische post minimaal moet voldoen. Aan deze minimale eisen moet voldaan worden.

AED

Op een evenemententerrein of in de directe omgeving daarvan moet minimaal 1 functionerende Automatische Externe Defibrillator (AED) aanwezig zijn. Deze kan door de evenementenzorgorganisatie worden geleverd of is al (in de omgeving) aanwezig. Als de AED al aanwezig is moet de evenementenzorgorganisatie zich ervan vergewissen dat de AED direct toegankelijk is en naar behoren functioneert. Een AED moet binnen 5 minuten ter plaatse kunnen zijn. Bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken, mits gemotiveerd en vastgelegd in het zorgplan. Bij een evenement, waarbij de deelnemers zich over de openbare weg verplaatsen, moeten de begeleidende zorgverleners een AED bij zich hebben. Ook moeten de zorgposten onderweg van een AED zijn voorzien. Bij evenementen met een verhoogd risico op het optreden van een circulatiestilstand, bijvoorbeeld op basis van de leeftijd van deelnemers/publiek of op basis van het type evenement (bijvoorbeeld hardloopevenementen) kan het noodzakelijk zijn meerdere AED’s verspreid over het evenemententerrein in te zetten.

Afkoelingsruimte

Bij bepaalde evenementen, zoals dance- en sportevenementen, is de aanwezigheid van een afkoelingsruimte noodzakelijk. Dit is een rustige koele ruimte waar personen die oververhit zijn geworden of rust nodig hebben, zittend bij kunnen komen. In deze ruimte moeten minimaal 2 begeleiders aanwezig zijn. De afkoelingsruimte is geen zorgpost, maar bevindt zich wel in de directe nabijheid van een zorgpost.

Verslaglegging

Op een turflijst moet minimaal het aantal zelfzorgcontacten naar soort vraag worden geregistreerd. Daarbij moet ook het tijdvak (minimaal 1 uur, maximaal 4 uur) waarin het contact heeft plaatsgevonden worden geregistreerd. Wanneer er sprake is van andere zorg dan zelfzorgcontact moet zorgcontactformulier worden ingevuld. Het zorgcontactformulier wordt meegestuurd bij de evenementenvergunning. Dit formulier moet binnen 14 dagen na afloop van het evenement door de organisatie worden toegezonden aan de GHOR.

4.3.3 Voedselverstrekking

De Warenwet verplicht de organisatie tot maatregelen die de kans verkleinen dat medewerkers en bezoekers ziek worden van besmet of bedorven eten en drinken. Er moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde hygiënecode om te voldoen aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid. In de hygiënecode staan eisen die worden gesteld aan de temperatuur van het voedsel, de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voeding en regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten.

De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) kan adviseren over het verstrekken van eet- en drinkwaren. Bij grote evenementen kan hierover vooroverleg plaatsvinden.

Bedrijfsruimten

Voor sommige eisen met betrekking tot hygiëne en inrichting wordt onderscheid gemaakt tussen mobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten (marktkramen, feesttenten etc.) en “vaste” bedrijfsruimten (er is sprake van een “vast” gebouw). Dit in tegenstelling tot de eisen met betrekking tot voedselveiligheid en eisen voor de temperatuur van levensmiddelen. Deze zijn voor de verschillende soorten bedrijfsruimten identiek.

4.3.4 Drinkwatervoorziening

Bij sommige evenementen (dance-, pop-, en sportevenementen) leveren mensen in relatief korte tijd een grote inspanning in een soms zeer prikkelende omgeving, waardoor een verhoogd gevaar voor uitputting en uitdroging ontstaat. Ook bij evenementen bij temperaturen hoger dan 25° kan dit risico zich voordoen. De organisatie van een dergelijk evenement kan dan verplicht worden gesteld te zorgen voor voldoende waterpunten waar gratis drinkwater beschikbaar is. Dit kan door tappunten te plaatsen of drinkwater in flesjes/bekers te verstrekken. Nevelinstallaties mogen hiervoor niet worden gebruikt.

Een waterinstallatie moet voldoen aan de algemene NEN-voorschriften (NEN 1006) voor drinkwaterinstallaties en aan de aansluitvoorwaarden van het waterleidingbedrijf. Aandachtspunt hierbij is te zorgen dat het drinkwater uit het tappunt van drinkwaterkwaliteit is (niet te warm).

4.3.5 Toiletten

Op het evenemententerrein moeten voldoende toiletten aanwezig zijn. Als richtlijn wordt de volgende norm gehanteerd:

  • één toilet per 150 gelijktijdig aanwezige bezoekers, waarbij een minimum van twee toiletten geldt;

  • herentoiletten mogen vervangen worden door urinoirs, plaszuilen (zijnde 4 urinoirs) of plasgoten (50 cm geldt als 1 urinoir), met dien verstande dat maximaal 75% van de herentoiletten vervangen mag worden.

Bij het bepalen van het benodigde aantal toiletvoorzieningen moeten rekening worden gehouden met:

  • het verwachte aantal bezoekers en de verwachte piekdrukte (denk aan pauzes bij voorstellingen);

  • de publiekssamenstelling (mannen/vrouwen/kinderen; urinoirs zijn minder geschikt voor kleine kinderen);

  • het type toiletten (bijvoorbeeld dixies of toiletwagens);

  • de gemiddelde verblijfstijd (dagevenement of meerdaags evenement);

  • consumptiegedrag (wordt er veel gedronken?).

Toiletten die aangesloten kunnen worden op bestaande voorzieningen zijn hygiënischer en hebben daarom de voorkeur. Toiletten moeten beschikken over goede verlichting, ventilatie openingen, toiletpapier en sanitair containers. Bij de toiletten moet een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en een manier om handen te drogen aanwezig zijn. Bij of nabij de toiletruimte is een afvalbak aanwezig. De toiletten moeten minimaal twee keer per dag en zo nodig vaker gereinigd worden.

4.3.6 Kleedruimte en douches

Voor sportevenementen gelden richtlijnen voor (tijdelijke) kleedruimtes en douches. Uitgegaan moet worden van 1 m² verkleedruimte per persoon. Per 10 m² (10 verkleedplaatsen die tegelijkertijd worden gebruikt) moet een douche beschikbaar zijn. De ruimtes moeten minimaal twee keer per dag en zo nodig vaker gereinigd worden.

4.3.7 Relaxruimte

Bij bepaalde evenementen, zoals dans- en popevenementen, wordt de aanwezigheid van een “Relax”-ruimte door Novadic-Kentron geadviseerd. Een “Relax”- ruimte is een rustige koele ruimte waar personen die onwel zijn geworden bij kunnen komen en eventueel behandeld kunnen worden. De “Relax”- ruimte is meestal naast de EHBO-post gelegen. Als een dergelijk ruimte wordt ingericht moet aandacht worden besteed aan de omvang, temperatuur, geluids-, en lichtniveau.

4.3.8 Weersomstandigheden

Als tijdens het evenement sprake is van “extreme” weersomstandigheden kan extra aandacht voor gezondheid en hygiëne nodig zijn. Tijdens een hittegolf zal het bijvoorbeeld lastiger zijn om eet- en drinkwaren op de juiste temperatuur te houden. Bij extreme kou kunnen waterleidingen bevriezen en bestaat de kans op onderkoeling voor bezoekers.

De organisatie moet het weerbeeld monitoren en registreren in de week voorafgaand aan het evenement tot de dag van het evenement en tijdens het evenement elk uur. Dit kan via de website van het KNMI (www.knmi.nl). Op www.noodweercentrale.nl wordt inzicht gegeven in weerextremen per postcodegebied. Het KNMI geeft weersverwachtingen af. Bij weersverwachtingen moet als volgt worden gehandeld door de organisatie:

  • code groen: de organisatie hoeft geen specifieke maatregelen te nemen;

  • code geel: de organisatie moet alert zijn op de weersverwachtingen;

  • code oranje: de organisatie moet risico’s en schade aan de ondergrond beperken door niet slechts alert te zijn op de weersverwachtingen, maar ook al preventieve maatregelen te nemen die passen bij de voorspelde weerssituatie. Gezorgd moet worden voor bij de voorspelde weerssituatie passende noodvoorzieningen. Aandacht moet worden besteed aan mogelijke uitvallocaties als de verwachtingen naar code rood gaan of hoe en wanneer in dat geval afgelasting van het evenement plaats gaat vinden.

  • code rood: alle activiteiten moeten aangepast worden aan de voorspelde weersituatie. In principe betekent dit dat het evenement (deels) moet worden afgelast of dat moet worden uitgeweken naar een locatie die bestand is tegen de voorspelde weerssituatie.

De organisatie is in principe zelf verantwoordelijk voor beslissingen over te nemen maatregelen of het al dan niet afgelasten van een evenement. Ter ondersteuning van de keuze kan contact op worden genomen met de calamiteitenlijn van de VRBZO of de meldkamer (geen spoed). De burgemeester kan ook ingrijpen door het opleggen van maatregelen of het evenement afgelasten, als dat in het kader van de openbare en veiligheid noodzakelijk wordt geacht. De handelswijze hoe en wanneer de burgemeester ingrijpt is opgenomen in paragraaf 7.2.6.

Voor maatregelen die een organisatie kan nemen tijdens warme, extreem warme of koude weersomstandigheden zijn binnen de VRBZO factsheets ontwikkeld. Deze factsheets kan de organisatie betrekken bij het maken van keuzes over welke maatregelen worden genomen. De organisatie moet de communicatie naar de bezoekers toe afstemmen op de weersomstandigheden (bijvoorbeeld een “kledingadvies”). De nadruk in de communicatie ligt wel op de eigen verantwoordelijkheid van de bezoekers. De organisatie moet ook uitwijkalternatieven vanwege weersomstandigheden opnemen in het draaiboek voor het evenement. Dit is in ieder geval van toepassing op klasse C-evenementen. Bij klasse B-evenementen kan dit van toepassing zijn, als de uitkomst van de risicoanalyse op de vergunning dit vergt.

In het calamiteitenplan moeten voor de codes oranje en rood een aantal scenario’s worden opgenomen met betrekking tot extreme weersomstandigheden. Voor verdere uitleg over dit onderwerp, zie paragraaf 4.1.2 onder calamiteitenplan en paragraaf 7.2.

4.3.9 Besmettelijke ziekte

De organisatie stelt de GGD altijd op de hoogte als er tijdens of door het evenement een ongewoon aantal bezoekers of medewerkers is met acute maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard. De GGD bepaalt in dat geval samen met de organisatie welke maatregelen genomen moeten worden.

4.3.10 Legionella

Ter voorkoming van legionellabesmetting moeten bij evenementen waar risicovolle waterinstallaties worden gebruikt preventieve maatregelen worden uitgevoerd. Risicovolle waterinstallaties zijn:

  • tijdelijke (drink)waterinstallaties met vernevelende tappunten of apparatuur;

  • fonteinen, spray park-installaties en vergelijkbare watersproeiers in of onder een (deels) overdekte of overkapte omgeving;

  • mobiele of tijdelijke whirlpools of andere vernevelende baden op een locatie waar normaal geen (semi)openbare baden aanwezig zijn;

  • mistsystemen;

  • mobiele koelers;

  • mobiele of tijdelijke natte koeltorens die niet van een inrichting zijn.

In “Hygiënerichtlijn voor Evenementen” van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) staat hoe en welke maatregelen genomen kunnen worden.

Vanwege gevaar voor legionellabesmetting is het ongewenst om bezoekers af te koelen door water te vernevelen. Wordt dit toch gedaan, dan moet rekening worden gehouden met het volgende:

  • Neem vooraf contact op met de GGD om de legionellapreventie te bespreken.

  • In geval van een sportief evenement, win advies in bij de betreffende sportbond. Voor sommige sporten heeft vernevelen een negatief effect.

  • Zorg er voor dat bezoekers die niet door de verneveling willen lopen een andere route kunnen volgen.

4.3.11 Pandemie

In geval van een pandemie kunnen evenementen geheel verboden worden. Dit kan een gedeeltelijk verbod zijn op bepaalde soort evenementen, maar ook een compleet verbod op het organiseren van evenementen in welke vorm dan ook. Ook is het dan mogelijk om extra (maatwerk) voorschriften in de vergunning op te nemen. Ook kan in de vergunning een evenement worden toegestaan onder de voorwaarden dat ten tijde van het feitelijk plaatsvinden van het evenement er andere voorschriften kunnen gelden dan opgenomen in de vergunning of dat het evenement dan alsnog afgelast kan worden.

4.3.12 Specifieke hygiënevoorschriften

Voor specifieke activiteiten op een evenement, zoals een schuimparty, het verrichten van seksuele of erotische handelingen en tatoeëren en piercen, kunnen aanvullende hygiënevoorschriften van toepassing zijn. De GHOR adviseert hierover.

4.4 Openbaar gebied en verkeer en vervoer 4.4.1 Locatie

Geschiktheid

De locaties waar evenementen plaatsvinden moeten met zorg gekozen en gebruikt worden. De geschiktheid van een locatie hangt nauw samen met de aard, omvang en het karakter van het evenement en de aanwezigheid van omwonenden. Dit betekent dat een verzoek om op een bepaalde (bestaande of nieuwe) locatie een evenement te mogen organiseren op zijn geschiktheid moet worden beoordeeld. Beoordeling vindt plaats op volgende uitgangspunten:

  • Er is sprake van een spreiding van evenementen over diverse locaties. Dit om een te grote belasting van een bepaalde straat of wijk te voorkomen.

  • Bij regelmatig gebruik van een locatie voor een evenement kan een maximum worden gesteld aan het aantal evenementen op die locatie.

  • Als een locatie wordt gebruikt voor een luidruchtig (muziek)evenement mag in de week voor en na dit evenement geen soortgelijk evenement plaatsvinden op die locatie.

  • Aan het gebruik van gemeentelijke terreinen kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de dagelijkse functies van deze terreinen en in het belang van de openbare orde en veiligheid.

  • De locatie is (infrastructureel) goed bereikbaar en indien vereist zijn er voldoende parkeerplekken beschikbaar.

  • Er zijn nutsvoorzieningen aanwezig op of nabij de evenementenlocatie.

Kleinschalige buurt of straatgebonden evenementen kunnen op vele locaties worden gehouden, omdat daarbij doorgaans geen bijzondere voorzieningen nodig zijn en ze zelden leiden tot overlast. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal kleinschalige buurt- of straatgebonden evenementen. Wijkoverstijgende evenementen of evenementen op kernniveau worden bij voorkeur gehouden op (meer) centraal gelegen locaties, zoals de evenemententerreinen en de markt- en dorpspleinen. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal wijkoverstijgende evenementen of evenementen op kernniveau.

Mortelveld

Vanwege het herstellen van de ondergrond moet er minimaal 3 weken tussen evenementen op het onverharde gedeelte van het Mortelveld in Eersel zitten.

Vóór de opbouw van het evenement en zo snel mogelijk na het afbreken en opruimen vindt door de organisatie samen met een medewerker van de gemeente ter plaatse een schouw plaats. Ook de directe omgeving wordt hierin meegenomen. Tijdens de schouw worden foto’s gemaakt van eventuele bijzonderheden. Eventuele schade wordt verhaald op de organisatie van het evenement.

E3-strand

Gelet op de aanwezigheid van de zwemplas en de evenementendrukte op het E3-strand zijn evenementen op onbebouwde terreinen (niet zijnde aangewezen evenemententerreinen) binnen een straal van 500 meter van de inrichting van het E3-strand niet toegestaan. Binnen de inrichting van het E3-strand zijn onbeperkt evenementen tot 5.000 bezoekers toegestaan, waarbij de geluidproductie moet voldoen aan het Besluit kwaliteit leefomgeving dan wel het omgevingsplan. Daarnaast mogen 5 grote worden georganiseerd, 1 keer tot maximaal 10.000 bezoekers en 4 keer tot maximaal 50.000 bezoekers. Voor deze 5 dagen gelden er afwijkende geluidsnormen (4.6.1.2 en omgevingsplan). Vanwege de overlast voor de omgeving moet bij de grote evenementen op het E3-strand minimaal 2 vrije weekenden tussen deze evenementen zitten, exclusief op- en afbouwwerkzaamheden. Het evenement tot maximaal 10.000 bezoekers moet zijn gericht op een regionale doelgroep. Een regionale doelgroep betreft hoofdzakelijk bezoekers uit de gemeente Eersel, uit een andere Kempengemeenten of uit een aan de gemeente Eersel aangrenzende gemeente.

Gildeterrein in Eersel

Vanwege het gebruik van het terrein aan Postelseweg 20 in Eersel voor gilde activiteiten is het terrein niet onbeperkt beschikbaar voor evenementen. Ook door de aanwezigheid van woningen in de omgeving is onbeperkt gebruik niet gewenst. Evenementen op het terrein zijn daarom alleen toegestaan als, aanvullend op de overige voorwaarden uit dit uitvoeringsbeleid, voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • er is sprake van een evenement met een overwegend lokaal karakter, dus hoofdzakelijk voor de inwoners van de gemeente Eersel;

  • er sprake is van maximaal 2.000 bezoekers per dag. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor evenementen die voor inwerkingtreding van dit uitvoeringsbeleid al werden georganiseerd op het gildeterrein (zoals Play festival, Hub naar de blub en gildeactiviteiten) en waar meer dan 2.000 bezoekers per dag komen. Voor deze evenementen mag er sprake zijn van maximaal 2.500 bezoekers per dag;

  • de datum/data waarop het evenement wordt georganiseerd is afgestemd op de programmering van het ter plaatse gevestigde gilde. Hiervoor geeft het gilde jaarlijks hun programma aan de gemeente. De gemeente stemt de evenementen die worden vergund (in overleg) af op de programmaring van het gilde.

  • er mogen maximaal 2 vergunningsplichtige evenementen per maand worden georganiseerd;

  • in de periode van 1 maart tot 1 oktober mogen er maximaal 4 evenementen plaatsvinden van enige omvang. Het gaat hierbij om evenementen die langer dan 6 dagen gebruik maken van het terrein (inclusief de periode voor de opbouw, het evenement zelf en de periode voor de afbouw);

  • vóór de opbouw van het evenement en zo snel mogelijk na het afbreken en opruimen vindt door de organisatie samen met een medewerker van de gemeente ter plaatse een schouw plaats. Ook de directe omgeving wordt hierin meegenomen. Tijdens de schouw worden foto’s gemaakt van eventuele bijzonderheden. Eventuele schade wordt verhaald op de organisatie van het evenement;

  • het bestaande gildegebouw wordt afgeschermd met hekken, zodat er geen vernielingen e.d. kunnen plaatsvinden. Dit geldt ook voor de schutsbomen, de naamborden en omliggende percelen bos of plantsoen;

  • als het evenement ook plaatsvindt na zonsondergang moet de straat naar de Markt (de Velden) voorzien worden van voldoende verlichting;

  • gezorgd moet worden dat parkeren niet plaatsvindt naast de aanliggende Postelseweg.

Markt/dorpspleinen

Diverse evenementen vinden plaats op de markt- en dorpspleinen in de kernen. Het parkeervrije deel van de Markt in Eersel (tussen de Kiosk en het kerkje) is tijdens de kermis en Music on Payday niet beschikbaar voor de terrassen van de horecagelegenheden aan Markt 3 en 9 in Eersel. Deze horecagelegenheden moeten voor deze evenementen hun terrassen opruimen. Voor overige evenementen die plaats vinden op het parkeervrije deel van de Markt moet de organisatie van het evenement voor het indienen van de aanvraag overeenstemming hebben met de betreffende horecagelegenheden over de inrichting van het evenemententerrein. Deze overeenstemming is ook vereist als het terras niet hoeft te wijken voor het evenement. Dat er overeenstemming is moet blijken uit de aanvraag. De overeenkomst moet bij de aanvraag worden bijgevoegd.

Parken en grasvelden

Vóór de opbouw van het evenement en zo snel mogelijk na het afbreken en opruimen vindt door de organisatie samen met een medewerker van de gemeente ter plaatse een schouw plaats. Ook de directe omgeving wordt hierin meegenomen. Tijdens de schouw worden foto’s gemaakt van eventuele bijzonderheden. Eventuele schade wordt verhaald op de organisatie van het evenement.

Toestemming

De organisatie van het evenement moet altijd toestemming hebben van de eigenaar van het pand of de grond waar het evenement gehouden wordt. Als het evenement op gemeente-eigendom wordt georganiseerd is de evenementenvergunning tevens de toestemming voor het gebruiken van de grond. Aan het in gebruik mogen nemen van gemeente-eigendommen kunnen voorwaarden worden verbonden of kosten worden doorberekend.

Voor het gebruik van de kiosk op het Smitsplein in Duizel bepaalt Stichting Kiosk Duizel hoe, wanneer en door wie de kiosk gebruikt mag worden. De Stichting mag voorschriften koppelen aan het gebruik van de kiosk.

Op openbaar gebied geeft de gemeente geen toestemming voor besloten feesten (geen evenement).

4.4.2 Bos-, natuur- en watergebieden

Er zijn evenementen die (eventueel gemeentegrensoverschrijdend) in bos- en natuurgebieden plaatsvinden. Hieraan kunnen gevolgen verbonden zijn, zoals verstoring van de flora en fauna en de rust, vernieling van de houtopstanden en het natuurgebied. Natuurwetgeving is hierbij leidend. De organisatie moet te allen tijde zorgvuldig handelen, dat wil zeggen dat er geen “wezenlijke invloed” uit mag gaan op beschermde soorten en schade aan soorten voorkomen moet worden. Zorgvuldig handelen gaat verder dan de algemeen geldende zorgplicht, wat betekent dat actief moet worden opgetreden om schade aan soorten te voorkomen.

Ook de gevolgen voor de integrale veiligheid van deelnemers en publiek in bos- en natuurgebieden kunnen verstrekkend zijn. Bij dit laatste speelt vooral het onbereikbaar zijn van de evenementen voor de gealarmeerde hulpdiensten, zoals politie, brandweer en ambulance. Zandwegen zijn soms slecht begaanbaar/berijdbaar voor de voertuigen van de hulpdiensten. Ook speelt extreme droogte (code rood) in verband met brandveiligheid een rol bij evenementen in bos- en natuurgebieden. Bij de beoordeling van het evenement moet hier dan ook rekening mee worden gehouden.

Aan bomen mogen geen borden, richtingspijlen, afzetlinten e.d. worden gespijkerd of op een andere manier duurzaam worden verbonden.

Voorschriften

Algemene voorschriften

Bij evenementen in bos- en natuurgebieden worden geen aanvullende voorschriften gesteld op het gebied van bescherming van natuur als:

  • bij het evenement enkel sprake is van wandelen of fietsen;

  • geen gemotoriseerde voertuigen worden gebruikt bij het evenement zelf, tijdens de voorbereiding of de afbouw;

  • geen sprake is van gemotoriseerde recreatieluchtvaart (ultra light, incl. drones);

  • geen activiteiten plaatsvinden tussen zonsondergang en zonsopgang;

  • geen sprake is van versterkt geluid (inclusief het gebruik van een megafoon);

  • men niet van de gebaande bospaden en -dreven afwijkt;

  • geen gebruik worden gemaakt van dieren, zoals honden en/of paarden;

  • geen sprake is van varen op of zwemmen in oppervlaktewateren in de bos-, natuur- en watergebieden;

  • geen gebruik wordt gemaakt van oppervlaktewateren en oevers;

  • de onderhoudsstaat van de bospaden ongewijzigd blijft/blijven;

  • geen afval of andere sporen van het evenement achter blijft;

  • aanwijzingen, markeringen, afzettingen, hindernissen en dergelijke maximaal 24 uur voor aanvang van het evenement worden aangebracht en dezelfde dag worden verwijderd;

  • geen sprake is van open vuur, zoals fakkels, kampvuren of vergelijkbare vuurbronnen;

  • geen sprake is van overnachten in gebieden waar de bestemming bos en/of natuur van toepassing is;

  • geen sprake is van lasergamen, paintballen, bushcraft en vergelijkbare activiteiten;

  • geen sprake is van het afsteken van vuurwerk of andere knallende activiteiten (bijvoorbeeld carbid schieten). Noch door consumenten, noch door professionals, noch tijdens de jaarwisseling;

  • geen sprake is van roken in de bos-, natuur- en watergebieden;

  • de veiligheid van andere recreanten niet in het geding komt;

  • men zich houdt aan de geldende openstellingsregels.

Aanvullende voorschriften

Van bovengenoemde algemene voorschriften kan worden afgeweken. Ter bescherming van de natuur worden bij het afwijken van de algemene voorschriften onderstaande uitgangspunten gehanteerd. Wanneer niet voldaan kan worden aan deze uitgangspunten is een ontheffing op basis van de Omgevingswet vereist.

Bij evenementen waar gebruik gemaakt wordt van gemotoriseerde voertuigen:

  • mogen gemotoriseerde voertuigen enkel gebruikt worden ter ondersteuning van het evenement, bijvoorbeeld voor consumpties, het klaarzetten van elementen of het uitzetten van routes;

  • moet vooraf worden aangegeven om hoeveel voertuigen het gaat en wanneer zij in het gebied aanwezig zijn;

  • mogen geen afsluitingen worden gepasseerd zonder dat hiervoor vooraf toestemming is gegeven en – eventueel – een sleutel is verstrekt;

  • mag niet worden gereden met gemotoriseerde voertuigen buiten de (zand)wegen.

Bij evenementen die plaatsvinden tussen zonsondergang en zonsopgang:

  • mag dit evenement alleen plaatsvinden in de hiervoor aangewezen gebieden binnen de aangegeven perioden;

  • mag geen sprake zijn van versterkt geluid en versterkt licht en mogen geen immobiele lichtbronnen bij het evenement worden gebruikt. De geluidssterkte mag niet hoger zijn dan 60 dB(A) en de lichtsterkte mag niet meer dan 1.000 Lumen bedragen;

  • mogen geen bospaden worden geblokkeerd.

Bij evenementen waarbij van de gebaande bospaden wordt afgeweken:

  • mag dit alleen op de hiervoor aangewezen locaties, binnen de aangegeven perioden.

Bij evenementen waarbij gebruik gemaakt wordt van dieren, zoals paarden of honden:

  • mag geen sprake zijn van slipjacht, drijfjacht of andere vormen van jacht waar paarden en/of honden bij zijn betrokken;

  • zijn onaangelijnde honden niet toegestaan.

Onderzoek veiligheid en natuurwaarden

Wanneer vanwege het borgen van de veiligheid van de deelnemers als gevolg van omstandigheden in bos- en natuurgebieden en/of de aanwezigheid van kwetsbare natuurwaarden in bos – en natuurgebieden (extra) onderzoek, in bijvoorbeeld de vorm van inspecties of schouwingen, gedaan moet worden in het bos- of natuurgebied worden de kosten daarvoor via de legesverordening in rekening gebracht.

Stiltegebieden

In de gemeente ligt een deel van een door Provincie Noord-Brabant aangewezen stiltegebied, namelijk stiltegebied Witrijt. Stiltegebied Witrijt ligt aan de zuidwestzijde van de gemeente, nabij Natuurgebied Cartierheide en Recreatiepark Ter Spegelt.

In een stiltegebied mag op een rustige manier gerecreëerd worden, zoals wandelen en fietsen. Het gebruik van radio’s, sirenes, modelvliegtuigen, vuurwerk, omroepinstallaties, muziekinstrumenten en andere lawaaimakende apparaten is niet toegestaan. Auto’s, motoren en (brom)fietsen mogen alleen op de openbare weg rijden, dus niet ‘off the road’. Bij Provincie Noord-Brabant kan een tijdelijke ontheffing worden aangevraagd voor het maken van lawaai in een stiltegebied. Deze ontheffing is uitsluitend nodig voor het maken van lawaai in een stiltegebied, niet voor het maken van lawaai buiten de grens van een stiltegebied.

Van half maart tot en met half juli mag boven het stiltegebied niet worden gevlogen met gemotoriseerde recreatieluchtvaartuigen om verstoring tegen te gaan van met name broedende typische vogelsoorten. Provincie Noord-Brabant verleent geen ontheffingen voor het stijgen of landen met een luchtvaartuig in het stiltegebied.

Natura 2000-gebieden

In onder andere de gemeenten Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden is het Natura 2000-gebied Kempenland-West gelegen. De beschermde soorten en habitatten in dit gebied zijn gevoelig voor verstoring door mechanische effecten, trilling en licht, optische verstoring en verontreiniging. Evenementen die deze verstoring of verontreiniging veroorzaken mogen daarom niet plaatsvinden in een Natura 2000-gebied.

Van half maart tot en met half juli mag boven het Natura 2000-gebied niet worden gevlogen met gemotoriseerde recreatieluchtvaartuigen om verstoring tegen te gaan van met name broedende typische vogelsoorten. Provincie Noord-Brabant verleent geen ontheffingen voor het stijgen of landen met een luchtvaartuig in het Natura 2000-gebied.

Natuurbescherming

Op Natura 2000-gebieden is geen enkele toename van stikstofdepositie toegestaan. Activiteiten die negatieve stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden hebben zijn daarom niet mogelijk. Dit geldt ook voor evenementen. Om toch een evenement te kunnen houden wat stikstofeffecten heeft op een Natura-2000 gebied is een vergunning nodig van provincie Noord-Brabant. Een organisatie is zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de Omgevingswet en het al dan niet indienen van een aanvraag bij de provincie.

Grondwaterbeschermingsgebied

Tussen Vessem en Wintelre is Beschermingszone Vessem gelegen. Hierin is een waterwingebied gelegen met daarom heen een 25-jaarszone (beschermingszone).

Het gebruik van gronden in de beschermingszone voor evenementen is toegestaan, mits risicovolle activiteiten en handelingen, zoals het gebruik van aggregaten, chemische middelen en brandstoftanks, plaatsvindt op reeds aanwezige aangesloten verhardingen of op plekken waar aanvullende maatregelen getroffen worden waarmee wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning doelmatig wordt beschermd. Wanneer gekozen wordt voor aanvullende maatregelen moeten bodembeschermende voorzieningen worden aangebracht. Spoelwater afkomstig van voorzieningen moet worden opgevangen en buiten het beschermingsgebied worden afgevoerd.

In het waterwingebied zelf zijn geen evenementen toegestaan. Ook is het daar niet toegestaan constructies op te richten op of in de bodem, als daarmee verspreiding van schadelijke stoffen in de bodem of aantasting van beschermde werking van bodemlagen ontstaat of kan ontstaan.

Evenementen binnen de beschermingszone moeten door de organisatie gemeld worden bij Provincie Noord-Brabant (uitvoerder is Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)). De gemeente stelt de ODZOB in kennis van ingekomen aanvragen in het een beschermingszone.

4.4.3 Natuurijs en vissen

Natuurijs

Het betreden van natuurijs is op voor eigen rekening en op eigen risico. De gemeente doet geen uitspraken over de betrouwbaarheid van het natuurijs.

Visevenementen

De leden met een VISpas, Kleine VISpas en JeugdVISpas mogen in de hiervoor aangewezen wateren vissen zonder daarvoor expliciete toestemming van de rechthebbende op het viswater te moeten hebben. Specifieke visevenementen moeten per geval door de gemeente beoordeeld worden. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar www.sportvisserijnederland.nl.

4.4.4 Bereikbaarheid hulpdiensten

In verband met de bereikbaarheid van hulpdiensten stelt de gemeente eisen aan het evenemententerrein. De gemeente stelt in ieder geval de volgende eisen aan een evenemententerrein:

  • De locatie moet bereikt kunnen worden via een route met een minimale breedte van 3,5 meter en een vrije hoogte van 4,20 meter.

  • De hulpdiensten moeten te allen tijden vrije doorgang hebben.

  • De bluswatervoorzieningen moeten vrijgehouden worden en voor onmiddellijk gebruik bereikbaar zijn voor de brandweer (minimaal een straal van 100 centimeter, gemeten vanuit de brandkraan).

  • Toegangen of uitgangen van naastgelegen gebouwen mogen niet worden versperd of belemmerd.

  • Een tijdelijk bouwwerk moet op minimaal 5 meter afstand van opslag en gebouwen worden geplaatst en minimaal 3,5 meter van erfafscheidingen.

  • Bij wegafsluitingen op de aanrijroute van hulpdiensten met hekken moeten personen beschikbaar zijn bij de afsluiting om hulpdiensten doorgang te kunnen bieden.

Daarnaast kan het zo zijn dat de VRBZO eist dat er rijplaten worden neergelegd als het terrein in slechte staat verkeert. Naast deze eisen kan de VRBZO aanvullende eisen stellen over wegafsluitingen en calamiteitenroutes.

4.4.5 Nooduitgangen en vluchtwegen

Bij de inrichting van het evenemententerrein moet de organisatie zorgen dat het publiek ingeval van een incident het terrein (zo) snel en veilig (mogelijk) kan verlaten. Daarom moeten er voldoende en duidelijk gemarkeerde nooduitgangen en vluchtwegen zijn, die vooraf zijn besproken met de vergunningverlener. De aanwezige medewerkers moeten bovendien goede instructies krijgen over de vluchtroutes. De VRBZO adviseert waar nodig over de nooduitgangen en vluchtwegen. Nooduitgangen en vluchtwegen voldoen aan de eisen uit het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

4.4.6 Vervoer algemeen

Het vervoer voor en vooral na evenementen moet goed geregeld zijn, zowel in aard als in omvang. Aan het einde kunnen gemakkelijk incidenten ontstaan, vooral op evenementen met een verhoogde risicoverwachting voor alcohol- en drugsgebruik. Mensen zijn moe, niet meer nuchter en een klein ongemak kan dan snel aanleiding zijn voor escalatie. Bezoekers moeten snel bij hun voertuig kunnen komen en het terrein kunnen verlaten. Daarom moeten organisaties van grote evenementen goed naar onderstaande zaken kijken en worden, indien nodig, hier met hen nog aanvullende afspraken over gemaakt:

  • de bereikbaarheid, beschikbaarheid van openbaar vervoer en zo nodig aanvullend vervoer, zoals pendeldiensten naar aparte parkeerterreinen;

  • goede bewegwijzering en logistiek op en rond parkeerplaatsen en de opstappunten voor openbaar vervoer;

  • eventueel wegleiden van publiek na het evenement, zodat niet doorgedronken wordt in de horeca;

  • toezicht op hoe mensen achter het stuur gaan zitten, gericht op het voorkomen van rijden onder invloed;

  • informatie voor en tijdens het evenement over vervoersmogelijkheden, veilig verkeer en rijden onder invloed (ook in het kader van de Brabantse campagne “nul verkeersdoden”);

  • het al dan niet inzetten van verkeersregelaars.

De organisatie moet stimuleren om de fiets te gebruiken als vervoermiddel naar het evenement toe.

4.4.7 Parkeergelegenheid

Parkeerdruk en parkeeroverlast behoren tot de meest voorkomende klachten van bewoners. De mate waarin de overlast wordt ervaren verschilt per wijk, buurt of zelfs per straat. De hinder is van grote invloed op de leefbaarheid in de buurt en leidt regelmatig tot gespannen verhoudingen tussen buurtbewoners.

Het uitgangspunt bij evenementen is dat evenementen bij voorkeur gehouden moeten worden op plaatsen waar in ruime mate parkeervoorzieningen zijn of kunnen worden gecreëerd. Met parkeermogelijkheden, voor zowel auto’s als (brom)fietsen, moet bij de organisatie van het evenement rekening gehouden worden. Om deze reden moeten op de situatietekening behorende bij het aanvraagformulier voor het organiseren van een evenement de parkeervoorzieningen (ruimte per parkeerplaats bij voorkeur minimaal 2,5 bij 5 meter) zijn opgenomen en zijn afgestemd op het aantal te verwachten aanwezigen (bezoekers, deelnemers, organisatie enzovoorts). De organisatie moet het parkeren van auto’s en fietsen, evenals eventuele omleidingsroutes, regelen via een duidelijke bewegwijzering.

4.4.8 Verkeersregelaars

De Regeling Verkeersregelaars 2009 bevat regelgeving met betrekking tot het aanstellen van evenementenverkeersregelaars. Degenen die de verplichte e-instructie op www.verkeersregelaarsexamen.nl hebben gevolgd worden aangesteld als evenementenverkeersregelaar voor het evenement waarvoor ze zijn aangemeld. Als binnen 12 maanden na het volgen van de verplichte e-instructie bij meerdere evenementen wordt opgetreden als evenementenverkeersregelaar, dan hoeft de e-instructie niet opnieuw gevolgd te worden, maar moet die persoon wel aangemeld worden voor het betreffende evenement.

Evenementenverkeersregelaars zijn nodig als voor een evenement verkeersregelend opgetreden moet worden en daarvoor met het toepassen van andere verkeersmaatregelen de veiligheid onvoldoende kan worden gegarandeerd. De gemeente en de politie beoordelen het evenement hierop bij de aanvraag voor het evenement.

Voor elke specifieke inzet bij een evenement moeten de evenementenverkeersregelaars een specifiek daarop toegesneden instructie volgen. Evenementenverkeersregelaars oefenen hun taak uit onder direct toezicht van de politie. Voor elk specifiek evenement stuurt de casemanager APV/Bijzondere wetten de politie de lijst met namen van de voor dat evenement optredende evenementenverkeersregelaars.

Aanstellingsprocedure

Organisaties melden het evenement aan op www.verkeersregelaarsexamen.nl. Verkeersregelaars die bij dat evenement op gaan treden volgen de e-learning op deze website. De gemeente krijgt automatisch bericht zodra alle verkeersregelaars zijn geslaagd voor de e-learning. De geslaagde verkeersregelaars worden door de burgemeester aangesteld, het zogenaamde aanstellingsbesluit. Elke aanstelling gebeurt voor de maximaal mogelijke periode (maximaal 12 maanden na het volgen van de e-instructie). De aanstellingsperiode wordt vastgelegd in het aanstellingsbesluit.

Jas/hes

Tijdens de uitoefening van hun taak dragen evenementenverkeersregelaars voor de duur van hun

werkzaamheden een jas of hes. Deze jas of hes moet voldoen aan de omschrijving uit bijlage 2

van de Regeling Verkeersregelaars 2009.

Leeftijd verkeersregelaar

Om voor aanstelling als evenementenverkeersregelaar in aanmerking te komen moet de betreffende persoon minimaal 16 jaar oud zijn. Evenementenverkeersregelaars die jonger zijn dan 18 jaar mogen bij de uitoefening van hun taak slechts ingezet worden op wegen waar niet sneller wordt gereden dan 50 km per uur en als ter plaatse bij duisternis of slecht zicht voldoende openbare straatverlichting aanwezig is.

Verzekering

Een verkeersregelaar is niet verzekerd als diegene niet is aangesteld door de burgemeester.

4.4.9 Busverbindingen

Uitgangspunt is dat evenementen niet plaatsvinden op de route van lijnbussen. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Als een evenement toch plaatsvindt op de route van de lijnbussen en de lijnbussen hierdoor niet de vastgestelde route kunnen rijden informeert de gemeente de busmaatschappij hierover. De busmaatschappij zoekt een alternatieve route en maakt deze route bekend in een van gemeentewege uitgegeven blad.

4.4.10 Verkeersmaatregelen

Voor tijdelijke wegafsluitingen en andere tijdelijke verkeersmaatregelen bij evenementen moeten (in principe) verkeersbesluiten genomen worden. Vanwege tijdelijke (korter dan 4 maanden) dringende omstandigheden kan een verkeersbesluit achterwege worden gelaten. In jurisprudentie is bepaald dat een evenement mede onder een dringende omstandigheid geschaard kan worden, waardoor daarvoor het nemen van een verkeersbesluit niet nodig is.

De organisatie van een evenement geeft op aanvraagformulier aan welke verkeersmaatregelen nodig zijn en geeft op een situatietekening aan waar welke maatregelen, inclusief bebording (afzettingsborden en verkeerstekens), worden uitgevoerd. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat doorgaande wegen en gebiedsontsluitingswegen zo min mogelijk worden afgesloten en dat voldaan wordt aan CROW richtlijn 96b. De gemeente beoordeelt of de aangegeven verkeersmaatregelen voldoende zijn om de (verkeers)veiligheid te garanderen. Mocht er toch sprake zijn van een afsluiting van een doorgaande weg of gebiedsontsluitingsweg, dan worden daar eisen aan gesteld door de gemeente.

In de vergunning geeft de gemeente aan of de juiste afzettingsborden en verkeertekens geplaatst worden conform het aanvraagformulier of waar welke andere maatregelen getroffen moeten worden. De organisatie is verplicht deze te verwerken en te plaatsen, zoals door de gemeente is aangegeven. De organisatie is ook verantwoordelijk voor een goede bewegwijzering voor het verkeer naar de locatie toe.

Provinciale wegen en Rijkswegen

Als tijdelijke verkeersmaatregelen, zoals het plaatsen van borden voor omleidingsroutes, nodig zijn op Provinciale of Rijkswegen dan is voor die maatregelen een akkoord nodig van Provincie Noord-Brabant/Rijkswaterstraat. De organisatie of de door hen ingehuurde zelfstandige organisatie moet hiervoor aan eisen voldoen en moet akkoord vragen aan de Provincie/Rijkswaterstaat. De Provincie en Rijkswaterstaat kunnen eisen stellen aan de uit te voeren verkeersmaatregelen.

Markt-Hint-Nieuwstraat

Het aantal dagen waarop de wegen in het gebied rondom de Markt-Hint-Nieuwstraat in Eersel afgezet mogen worden ten behoeve van evenementen is gemaximaliseerd op 16 dagen per kalenderjaar voor Markt, Hint en Nieuwstraat afzonderlijk. Deze dagen worden in ieder geval ingezet voor de volgende evenementen:

  • Kerstmarkt: 1 dag (exclusief op- en afbouw);

  • Kermis: 5 dagen (exclusief op- en afbouw);

  • Toeristendagen: 3 dagen;

  • Music on Payday: 3 dagen (inclusief op- en afbouw);

  • Wandelvierdaagse: 1 dag;

  • Modeshow: 1 dag (exclusief op- en afbouw).

In principe worden de betreffende wegen niet meer dan 16 dagen per jaar afgesloten. In gevallen waarbij Visit Eersel akkoord is met een wegafsluiting kan de gemeente overwegen een extra wegafsluiting toe te staan.

4.4.11 Mortelveld Eersel

De gemeente is eigenaar van het Mortelveld in Eersel. Dit terrein is afgesloten. Op het gebruik van het Mortelveld zijn de volgende voorschriften van toepassing:

  • de toegang van het Mortelveld via de ingang aan de Kuilenhurk is afgesloten met een poort met slot. Dit geldt ook voor de slagboom die meer zuidelijk aan de zijde van de Kuilenhurk aanwezig is;

  • voertuigen mogen niet over het onverharde gedeelte van het Mortelveld rijden;

  • eventuele tenten/overkappingen mogen niet worden bevestigd aan lantaarnpalen, bomen etc. Hiervoor moeten aparte pinnen in de grond worden geslagen. Het is niet toegestaan om hiervoor stenen uit de verharding te halen;

  • het is niet toegestaan de beplanting op het Mortelveld te snoeien;

  • eventueel regenwater op het Mortelveld kan via het oppervlak worden afgevoerd naar de uitstroomvoorzieningen aan de zijkanten van het Mortelveld. Aan de zuidoostzijde is een waterbassin aangelegd, waar het hemelwater kan infiltreren in de ondergrond;

  • als de wens bestaat gebruik te maken van de afvoerputjes voor het ondergrondse rioleringssysteem van het Mortelveld, moet dit geregeld worden met de teamcoördinator Buitendienst. Het is niet toegestaan de inhoud van chemische toiletten te lozen via deze afvoerputjes.

4.5 Begin- en eindtijden 4.5.1 Evenement

Evenementen belasten de omgeving, gewenst dan wel ongewenst. Om deze reden wordt een beperking in tijd aan evenementen gesteld. De begintijd voor buitenevenementen (openlucht, tent e.d.) is gesteld op 08.00 uur. Bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken. Voor evenementen op zondag is dit tijdstip (voor 13.00 uur) in strijd met de Zondagswet. Voor dergelijke evenementen moet een ontheffing op basis van de Zondagswet worden aangevraagd bij de burgemeester. De burgemeester beoordeelt per geval of ontheffing wordt verleend.

Wanneer er sprake is van een buitenevenement op vrijdag of zaterdag is op beide dagen de maximale eindtijd 01.00 uur (vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag). Wanneer sprake is van een buitenevenement op zondag tot en met donderdag is de maximale eindtijd van het evenement op alle dagen 0.00 uur (zondag op maandag tot en met donderdag op vrijdag). Als een evenement wordt georganiseerd op een dag voor een nationale feestdag mag de eindtijd ook op zondag tot en met donderdag 01.00 uur bedragen, mits wanneer er sprake is van een meerdaags evenement de dag ervoor en/of erna de eindtijd maximaal 0.00 uur bedraagt. Bij uitzondering kan van de gestelde eindtijden worden afgeweken. Voor de kermissen in alle kerkdorpen wordt deze uitzondering altijd gemaakt. De eindtijd van de kermis is op alle dagen dat deze wordt georganiseerd uiterlijk 01.00 uur.

Voor evenementen in (reguliere) openbare inrichtingen gelden de reguliere sluitingstijden (eventueel met ontheffing daarop) van het bedrijf als begin- en eindtijd. Evenementen die worden georganiseerd op of aangrenzend aan het terras van een openbare inrichting moeten eindigen op de algemene eindtijden die gelden voor buitenevenementen, 01.00 uur respectievelijk 0.00 uur.

Voor evenementen in overige gebouwen wordt aangesloten bij de begin- en eindtijden van buitenevenementen.

Opbouwen en afbreken

Het opbouwen en afbreken van een buitenevenement (in de openlucht, tent e.d.) kan overlast geven voor de omgeving. Om deze reden mag het opbouwen van een buitenevenement uiterlijk 5 dagen voorafgaande aan het evenement starten. De werkzaamheden mogen op maandag tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 20.00 uur plaatsvinden en op zaterdag en zondag tussen 09.00 uur en 20.00 uur. Het buitenevenement moet uiterlijk op de 2e dag na afloop van het evenement om 20.00 uur afgebroken zijn. Afbreken vindt plaats tussen dezelfde tijden als die voor de opbouw gelden. Met de op- en afbouwtijden op maandag tot en met vrijdag wordt aangesloten bij de tijden in het Besluit bouwwerken leefomgeving en de circulaire Bouwlawaai, omdat deze regelgeving als uitgangspunt heeft om geluidsoverlast te voorkomen en te beperken.

Genoemde termijnen zijn uiterlijke termijnen. De definitieve termijn voor het betreffende evenement is afhankelijk van de aard van het evenement (o.a. grootte) en de mogelijkheden tot het gebruik van het openbaar gebied en het afsluiten van wegen. Hoe korter de termijn voor opbouwen en afbreken, hoe minder overlast voor de omliggende omgeving. Voor grote evenementen kan echter ook een langere opbouw- en/of afbreekduur noodzakelijk zijn. Afhankelijk van de grootte van het evenement kan de opbouw- en/of afbreekduur daarom worden verlengd. De opbouw- en afbreektijden worden daarbij niet verruimd.

Aan het opbouwen en afbreken van inpandige evenementen zijn geen termijnen en tijden verbonden.

Voor evenementen op het E3-strand gelden deze tijden en duur niet. In het omgevingsplan voor deze locatie worden/zijn de toegestane op- en afbouwtijden en -duur opgenomen.

4.5.2 Geluid

Voor de eindtijden van geluid wordt verwezen naar paragraaf 4.6.

4.5.3 Schenken

Met het schenken van drank mag gedurende alle dagen van de week worden begonnen om 10.00 uur. Drank mag worden geschonken tot een kwartier voor de eindtijd van het evenement. Bij uitzondering kan van deze tijden worden afgeweken.

Voor evenementen in (reguliere) openbare inrichtingen, inclusief een eventueel bijbehorende terras, gelden de reguliere schenktijden van het bedrijf (bijvoorbeeld horecabedrijf of paracommerciële inrichting), met eventueel ontheffing daarop, als eindtijd.

4.6 Geluid 4.6.1 Geluidproductie

Tijdens evenementen ontstaat in meer of mindere mate geluidshinder voor de omgeving. Dit is onvermijdelijk en tot op een zekere hoogte aanvaardbaar, omdat festiviteiten bij het dorpsleven en de leefbaarheid horen en de geluidshinder beperkt is tot een aantal dagen per jaar. De basis hiervoor is artikel 4:6 van de APV. Om de overlast binnen de perken te houden worden geluidsnormen opgelegd. Gedurende het evenement moet de organisatie alles in het werk stellen om geluidsoverlast tot een minimum te beperken.

Bij geluidsproductie wordt onderscheid gemaakt tussen inpandige activiteiten en buitenactiviteiten. Een buitenactiviteit vindt plaats in de openlucht, in een tent, onder een overkapping of een ander bouwsel wat niet of nauwelijks geluid absorbeert. Als evenementen tegelijkertijd zowel inpandig als buiten gevierd worden gaan de geluidsnormen voor buitenactiviteiten boven de geluidsnormen voor inpandige activiteiten.

De metingen moeten uitgevoerd worden conform de ‘Meet- en rekenmethode geluid industrie’ uit de Omgevingsregeling. Bij de beoordeling wordt geen strafcorrectie voor muziekgeluid, bedrijfsduurcorrectie en meteocorrectie toegepast. Metingen worden verricht op het gemiddelde geluidsniveau, het equivalente geluidsniveau (LAeq), over 1 tot 5 minuten (LAeq,T). Metingen op de gevel worden in principe uitgevoerd op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten. Als er binnen een afstand van 50 meter van een podium (openlucht) of tent geen geluidsgevoelige objecten zijn gesitueerd dan worden de metingen verricht op een afstand van 50 meter. In de meeste gevallen wordt gemeten op de dB(A)-norm (gemiddelde van de gehoorde geluidssterkte over alle toonhoogtes (frequenties)) en op de dB(C)-norm (gemiddelde over alle toonhoogtes waar lage tonen sterker worden meegeteld).

De GGD Brabant-Zuidoost heeft geadviseerd om lokaal beleid te ontwikkelen om gehoorschade bij bezoekers van evenementen te voorkomen. De Gezondheidsraad adviseert hiervoor een maximale geluidsnorm van 100 dB(A). Er wordt een verschil in drie geluidsnormen gemaakt, te meten op een afstand vanaf een geluidproducerende voorziening, namelijk 88 dB(A), 92 dB(A) en 100 dB(A). Aan deze normen conformeert de gemeente zich. Afhankelijk van welke norm van toepassing is moet een organisatie maatregelen nemen om gehoorschade te voorkomen.

4.6.1.1 Evenementen buiten een inrichting

Op grond van artikel 4.6. van de APV is het verboden op een zodanige wijze toestellen te gebruiken of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder ontstaat of een ernstig risico bestaat op letsel en/of andere vormen van gehoorschade. Van het verbod in artikel 4:6 van de APV kan ontheffing worden verleend. Aan die ontheffing worden geluidsnormen gekoppeld. Deze geluidsnormen gelden zowel voor buitenevenementen als evenementen in een gebouw die niet tot een inrichting behoort.

Algemeen

Binnen de gemeente worden op verschillende locaties evenementen gehouden. Daarbij gelden de volgende geluidsvoorschriften:

  • Het equivalente geluidsniveau (LAeq,T) tijdens het evenement mag op 1,5 meter meethoogte, ter plaatse van de gevel van de dichtstbijzijnde gelegen woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of aangegeven rekenpunten, niet hoger zijn dan 70 dB(A) en 85 dB(C) (geen akoestisch onderzoek nodig).

Aanvullingen

Aanvullend op de algemene geluidsvoorschriften kan één van onderstaande aanvullingen van toepassing zijn.

Vergunningsvrije evenementen

Aanvullend op de algemene geluidsnormen geldt voor vergunningsvrije evenementen het volgende:

  • Het LAeq,T mag tijdens het evenement op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte niet hoger zijn dan 88 dB(A).

Vergunningsplichtige evenementen

Aanvullend op de algemene geluidsnormen geldt voor vergunningsplichtige evenementen het volgende:

  • Het LAeq,T mag tijdens het evenement op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte niet hoger zijn dan 100 dB(A) en 115 dB(C).

Evenementen voor 18-

Aanvullend op de algemene geluidsnormen en in afwijking van het niveau voor vergunningsplichtige evenementen geldt voor evenementen die (voornamelijk) gericht zijn op personen jonger dan 18 jaar het volgende:

  • Het LAeq,T mag tijdens het evenement op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte niet hoger zijn dan 88 dB(A).

Uitzonderingen

In principe gelden de algemene geluidsvoorschriften, tenzij één of meerdere van onderstaande uitzonderingen van toepassing is. Dan gelden ook de geluidsvoorschriften van de uitzondering in plaats daarvan.

Aangewezen evenemententerreinen

In de gemeente zijn in het omgevingsplan locaties aangewezen als evenemententerrein. Deze terreinen zijn aangewezen, omdat meerdere keren per jaar hier evenementen (kunnen) worden gehouden. In principe gelden hiervoor de algemene geluidsnormen, dus LAeq,T niet hoger dan 70 dB(A) en 85 dB(C), maar omdat op de aangewezen terreinen veelal de grotere (muziek)evenementen worden georganiseerd en deze terreinen veelal zijn gelegen tussen geluidsgevoelige objecten, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten andere geluidnormen toe te staan. Wanneer met een akoestisch rapport aangetoond wordt dat een LAeq,T van 70 dB(A) en 85 dB(C) niet haalbaar is en de geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen of andere geluidgevoelige objecten dus overschreden zal worden, mag het LAeq,T niet hoger zijn dan 85 dB(A) en 99 dB(C). Uit het akoestisch onderzoek moet blijken wat het maximaal benodigde LAeq,T is.

Terreinen mede bestemd voor evenementen

Ook zijn in het omgevingsplan locaties mede bestemd voor evenementen, bijvoorbeeld binnen een bestemming ‘groen’ of verkeer’. Op dergelijke locaties gelden in principe ook het algemene LAeq,T, dus niet hoger dan 70 dB(A) en 85 dB(C). Niet voor alle soorten evenementen zal dit echter voldoende zijn. Wanneer met een akoestisch rapport aangetoond wordt dat een LAeq,T van 70 dB(A) en 85 dB(C) niet haalbaar is en de geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen of andere geluidgevoelige objecten dan dus overschreden zal worden, mag het LAeq,T niet hoger zijn dan 85 dB(A) en 99 dB(C). Uit het akoestisch onderzoek moet blijken wat het maximaal benodigde LAeq,T is.

Kermisterreinen

De attracties op een kermis, wat ook een evenement is, produceren geluid. In afwijking van de algemene geluidsvoorschriften moeten de attracties aan de volgende geluidsvoorschriften voldoen:

  • Het LAeq,T op 1,5 meter meethoogte, ter plaatse van de gevel van de dichtstbijzijnde gelegen woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of aangegeven rekenpunten, mag niet hoger zijn dan 85 dB(A) en 99 dB(C).

  • Het LAeq,T mag per attractie niet hoger zijn dan 88 dB(A), gemeten op een afstand van 2 meter rondom de attractie op 1,5 meter meethoogte.

Horeca tijdens kermis

Voor evenementen (deels) buiten de grenzen van de inrichtingen van horecagelegenheden op of direct aansluitend aan het kermisterrein (tijdens een kermis in betreffende kern) mag het LAeq,T tijdens de kermisdagen in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag tot 0.45 uur en de overige dagen tot 23.45 uur niet meer bedragen dan 85 dB(A) en 99 dB(C) op 1,5 meter meethoogte, ter plaatse van de gevel van de dichtstbijzijnde gelegen woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of aangegeven rekenpunten.

Carnavalsoptochten

Deelnemende wagens en groepen aan een carnavalsoptocht of een andere vergelijkbare optocht produceren geluid. In afwijking van bovengenoemde geluidsnormen moeten de deelnemers aan een dergelijke optocht aan de volgende geluidsnormen voldoen:

  • Het gemiddelde geluidsniveau ter hoogte van de loopgroep voor de wagen mag niet hoger zijn dan 100 dB(A), hierbij worden geluid producerende voorzieningen niet (haaks) op het publiek gericht. De geluid producerende voorzieningen op de wagen zijn naar voren, naar de loopgroep toe, gericht. De geluid producerende voorzieningen op het startwagentje zijn naar achteren, ook naar de loopgroep toe, gericht. Vanwege mogelijke overlast wordt geadviseerd de geluid producerende voorzieningen niet te hoog te hangen.

4.6.1.2 Evenementen in een inrichting

Voor milieubelastende activiteiten die vallen onder de Omgevingswet of het Besluit kwaliteit leefomgeving gelden de in het omgevingsplan opgenomen geluidsnormen voor het ten gehore brengen van versterkte muziek. Op basis van artikel 4:3 van de APV kunnen 4 keer per jaar incidentele festiviteiten worden georganiseerd, waarbij andere geluidsnormen gelden voor het ten gehore brengen van versterkte muziek binnen de grenzen van de inrichting, mits een kennisgeving van de incidentele festiviteit is gedaan. In de APV zijn de afwijkende geluidsnormen opgenomen, met daarbij de maximale eindtijd. Hierbij mag zowel inpandig als op het buitenterrein van de inrichting versterkte muziek ten gehore worden gebracht. Bij collectieve festiviteiten op basis van artikel 4:2 van de APV gelden ook andere geluidsnormen voor het ten gehore brengen van versterkte muziek, dan opgenomen in de Omgevingswet, Besluit kwaliteit leefomgeving of het omgevingsplan. In de APV zijn ook hiervoor de afwijkende geluidsnormen en eindtijd opgenomen, die zowel voor inpandig als het buitenterrein gelden. Een evenement kan voor wat betreft de geluidproductie ook aangemerkt worden als incidentele of collectieve festiviteit, waardoor er dan een hogere geluidsnorm kan gaan gelden.

Wanneer er bij het evenement geen sprake is van een incidentele of collectieve festiviteit moet aan de geluidsnormen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving, dan wel het omgevingsplan, worden voldaan.

Voor onversterkte muziek gelden de normen, zoals die zijn opgenomen in artikel 4:5 van de APV.

Uitzonderingen

Voor onderstaande situatie wordt afgeweken van de geluidsvoorschriften. In deze situatie geldt dus de uitzondering.

Evenementen E3-strand

Voor maximaal 5 evenementen per kalenderjaar binnen de inrichting van het E3-strand gelden, in afwijking van artikel 4:3 van de APV en de geluidsnormen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving dan wel het omgevingsplan, andere geluidsnormen voor het houden van incidentele festiviteiten, zijnde de evenementen. De volgende normen gelden in plaats van de in artikel 4:3 van de APV genoemde normen: het LAeq,T tijdens het evenement tussen 10.00 en 23.00 uur op 1,5 meter meethoogte op de dansvloer is niet hoger dan 103 dB(A) en 118 dB(C), gemeten over 1 tot 5 minuten. Op door de gemeente nader te bepalen rekenpunten is het LAeq,T tussen 10.00 en 23.00 uur op 1,5 meter meethoogte voor het evenement met maximaal 10.000 bezoekers niet hoger dan 70 dB(A) en 85 dB(C) en voor de 4 evenementen met maximaal 50.000 bezoekers niet hoger dan 70 dB(A) en 90 dB(C). Hierop is 1 uitzondering. Slechts op 1 van de 4 dagen voor 50.000 bezoekers mag op de als rekenpunt aan te wijzen locatie Sneidershoek 4 in Knegsel het LAeq,T tussen 10.00 en 23.00 uur op 1,5 meter meethoogte niet hoger zijn dan 70 dB(A) en 95 dB(C).

Op alle 5 de dagen gelden voor 10.00 uur en na 23.00 uur de geluidsvoorschriften uit het Besluit kwaliteit leefomgeving dan wel het omgevingsplan.

Maatwerkvoorschriften

Als bij een inrichting het organiseren van evenementen (buiten gebouwen) tot de normale bedrijfsvoering hoort kan het zijn dat de geluidsvoorschriften uit het Besluit kwaliteit leefomgeving, dan wel het omgevingsplan, te laag zijn. In dat geval kunnen maatwerkvoorschriften voor die inrichting worden vastgesteld. Er kunnen maatwerkvoorschriften worden opgenomen voor de bedrijfsduurcorrectie, een ander LAeq,T en maximaal geluidsniveau LAmax (eventueel voor een bepaalde activiteit), plaats waar de geluidsnormen gelden en technische voorzieningen en gedragsregels om aan de geluidsvoorschriften te voldoen.

4.6.2 Eindtijden

Het ten gehore brengen van versterkte en onversterkte muziek mag gebeuren vanaf 10.00 uur. In de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag mag dit tot maximaal 0.45 uur en in de nachten van zondag op maandag tot en met donderdag op vrijdag tot maximaal 23.45 uur, zijnde een kwartier voor de eindtijd van het evenement. Als een evenement wordt georganiseerd op een dag voor een nationale feestdag mag de eindtijd ook in de nachten van zondag op maandag tot en met donderdag op vrijdag maximaal 0.45 uur bedragen. Bij uitzondering kan van de gestelde tijden worden afgeweken.

Voor evenementen in (reguliere) openbare inrichtingen mag (on)versterkt geluid worden geproduceerd binnen de reguliere openingstijden (eventueel met ontheffing daarop) van het bedrijf (bijvoorbeeld horecabedrijf of paracommerciële inrichting). Voor evenementen buiten de inrichting, ook als het evenement slechts deels buiten de inrichting plaatsvindt, gelden de algemene eindtijden van 0.45 uur, respectievelijk 23.45 uur. Voor collectieve festiviteiten of gemelde incidentele festiviteiten gelden de eindtijden zoals die zijn opgenomen in de APV, zijnde uiterlijk 01.00 uur.

4.6.3 Gehoorschade en -bescherming

Beperken geluidsvolume

Om gehoorschade bij kinderen/jongeren te voorkomen mag bij evenementen die voornamelijk gericht zijn op personen jonger dan 18 jaar het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte maximaal 88 dB(A) bedragen. Dit is inclusief stem- en omgevingsgeluid. Van kinderen kan namelijk niet verwacht worden dat zij hun eigen gehoor beschermen. Waarschuwingen en gehoorbescherming zijn dan niet nodig.

Bij vergunningsvrije A-evenementen mag het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte maximaal 88 dB(A) bedragen. Dit is inclusief stem- en omgevingsgeluid.

Bij vergunningsplichtige evenementen mag het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte maximaal 100 dB(A) bedragen, inclusief stem- en omgevingsgeluid. Bij een meethoogte tussen de 92 dB(A) en 100 dB(A) moeten onderstaande aanvullende maatregelen worden getroffen. Wel moet zoveel als mogelijk gestreefd worden naar een geluidsniveau rond de 92 dB(A).

De organisatie moet in het aanvraagformulier aangeven welke maatregelen worden genomen ter voorkoming van gehoorschade. Hierdoor wordt de organisatie gedwongen na te denken over het geluidsniveau bij een podium of geluidproducerende voorziening en eventueel te nemen maatregelen.

Maatregelen gehoorbescherming

Bij een geluidsniveau hoger dan gemiddeld 92 dB(A) is gehoorbescherming erg belangrijk. Dit geldt zowel bij inpandige als buitenevenementen. Bij evenementen met een dergelijke geluidsniveau moet daarom door de organisatie informatie worden verschaft over gehoorschade, gehoorbescherming met een muziekfilter beschikbaar worden gesteld en moeten de geluidsboxen tot een afstand van 2 meter van het publiek worden afgeschermd.

Informatievoorziening

Bezoekers moeten worden voorgelicht over:

  • hoe zij gehoorschade kunnen voorkomen;

  • waar gehoorbescherming verkrijgbaar is op het terrein;

  • de te verwachten geluidsniveaus en op welke plekken op het terrein het volume zo laag is dat het gehoor rust kan krijgen (bijvoorbeeld geluidplattegronden en actuele decibeldisplays).

Informatieverstrekking kan bijvoorbeeld via de website van het evenement, bij de ticketverkoop, in het programmaboekje, op een plattegrond of op posters of digitale schermen.

Gehoorbescherming

Op het evenemententerrein moet op een laagdrempelige manier gehoorbescherming verkrijgbaar zijn. Dit kan door bijvoorbeeld verkoop van gehoorbescherming door de organisatie bij de ingang, EHBO of bonnenverkoop, door oordopautomaten of een standplaats van een fabrikant/leverancier. Het is raadzaam de gehoorbescherming al bij de verkoop van de tickets mee te verkopen.

Gehoorbescherming die wordt aangeboden moet het geluid aanzienlijk reduceren, zonder dat dat ten koste gaat van de geluidbeleving. Gehoorbescherming moet een minimale beschermingsfactor van SNR15 hebben. Schuimoordoppen als gehoorbescherming worden afgeraden, omdat deze vaak niet goed afsluiten, deze doppen de muziek vervormen en er lastig een gesprek mee gevoerd kan worden. Ook worden schuimoordoppen vaak niet goed ingedaan, waardoor een vals gevoel van veiligheid ontstaat.

Personen die vervoerd worden op of in de wagen tijdens een (carnavals)optocht of zich bevinden in de loopgroep rondom de wagen zijn verplicht gehoorbescherming met een minimale beschermingsfactor van SNR15 te dragen (geen schuimoordoppen).

Overige bescherming

Onderstaande maatregelen zijn niet verplicht, maar helpen de gehoorschaderisico’s verder te beperken, meestal zonder aantasting van de geluidbeleving:

  • De muziekinstallatie is voorzien van een geluidsbegrenzer.

  • Creëer geluidsluwe zones en las stilte pauzes in op festivals. Zorg ook voor dynamiek in de muziek door een bewuste afwisseling van geluidsvolume tussen en binnen nummers. Daardoor blijft de beleving goed gedurende het evenement (of neemt deze zelfs toe), zonder dat het nodig is om de volumeknop in de loop van de tijd steeds verder open te draaien. Het maakt bezoekers eerder bewust van bijvoorbeeld oorsuizingen als eerste signaal dat het geluid te hard is.

  • Bepaal de meest ideale opstelling van de geluidsinstallatie en inrichting van de locatie, met het doel de geluidsbelasting voor de bezoekers te beperken. Let op bij buitenevenementen: dit moet niet ten koste gaat van de geluidbelasting bij omwonenden, i.v.m. geluidhinder.

4.7 Milieu en afval 4.7.1 Duurzaamheid

Ook bij evenementen moet worden gestreefd naar duurzaamheid. Behoudens duurzame bekers wordt duurzaamheid bij evenementen niet afgedwongen, maar wordt vanuit de gemeente wel gestimuleerd richting organisaties. Stimulatie vindt in ieder geval plaats door organisaties bij het doen van een aanvraag na te laten denken over doelstellingen ten aanzien van preventie van milieubelasting en welke maatregelen daarvoor worden genomen. Enkele voorbeelden om evenementen te verduurzamen zijn:

  • Maatschappelijk verantwoord ondernemen;

  • Afvalpreventie

  • Terugdringen waterverbruik bij bijvoorbeeld toiletvoorzieningen;

  • Opvangen zuivere urine ten behoeve van nutriënten terugwinning;

  • Gebruik van groene stroom;

  • Energiebesparende maatregelen, zoals LED-verlichting;

  • Gebruik van milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen;

  • Aanbieden van alternatief vervoer van en naar het evenement;

  • Hoger parkeertarief voor auto’s met een brandstofmotor;

  • Gebruik maken van leveranciers die voldoen aan de eisen voor milieuzones

  • Gebruik maken van lokale of regionale leveranciers, zodat transportwegen kort zijn. Hierdoor wordt er ook meer draagvlak voor het evenement gecreëerd bij de lokale ondernemers;

  • Indien catering wordt aangeboden, voorkeur geven aan biologisch en/of regionaal geproduceerd voedsel. Ook fairtrade producten kiezen.

  • Promotiematerialen, zoals flyers, posters en programmaboekjes op 100% gerecycled papier met milieuvriendelijk inkt laten drukken. Het beperken van het materiaal scheelt een hoop afval. Kies daarnaast voor kleinere formaten van dubbelzijdig bedrukt papier.

Duurzame bekers en voedselverpakkingen

Het volgende is van toepassing op evenementen voor bekers en (flexibele) voedselverpakkingen die kunststof (plastic) bevatten. Het is ook van toepassing op composteerbare, bio-afbreekbare en bio-gebaseerde kunststoffen. Op bekers en voedselverpakkingen die niet (deels) uit kunststof bestaan is het niet van toepassing.

Gesloten evenement

Van een gesloten evenement is sprake 1 of meerdere van de volgende zaken van toepassing zijn:

  • Gecontroleerde toegang;

  • duidelijk in- en uitgang;

  • omheind.

Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een muziekfestival of een evenement met kaartverkoop. Wanneer er sprake is van een gesloten evenement waar dranken en/of voedselwaren worden verstrekt, moet dit gebeuren via herbruikbare bekers (hardcup) en herbruikbare voedselverpakkingen, welke ingezameld moeten worden. Dit kan door het laten betalen van borg of het hanteren van een bekermunt (al dan niet met toeslag bij kwijtraken). Het is aan de organisatie om te zorgen dat de herbruikbare bekers en voedselverpakkingen op de juiste wijze (na afloop) worden ingezameld.

Bij (hoge) uitzondering kan voor een hoogwaardig recycling systeem worden gekozen. Er moet daarbij gekozen worden voor een hoogwaardig recyclebaar alternatief. Er is sprake van recyclebare alternatief als de beker of verpakking volledig is gemaakt van PET en na recyclen opnieuw gebruikt kan worden als verpakkingsmateriaal voor eten of drinken (voedselcontactmateriaal). De te recyclen materialen moeten via een monostroom zonder vervuiling worden aangeboden aan het recyclingbedrijf. Het kan hierbij veelal om soft cups gaan. Bij het hanteren van een recycling systeem moet voldaan worden aan het minimale inzamelingspercentage, in 2024: 75%. Wanneer gekozen wordt voor het recyclingsysteem moet de organisatie dit melden bij de inspectie voor Leefomgeving en transport. Ook hierbij moet er sprake zijn van

Open evenement

Als er geen sprake is van een afgesloten terrein en/of de uitbaters van de drank- en/of voedseluitgiftepunten behoren niet tot het evenement zelf (zelf verantwoordelijk), dan is er voor die uitgiftepunten een verbod op het gratis weggeven van kunststof wegwerpbekers en -voedselverpakkingen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een kermis, braderie en Koningsdag. Er moet of betaald (zichtbare toeslag) worden voor kunststof wegwerpbekers en -voedselverpakkingen, er moet gebruik worden gemaakt van een herbruikbaar alternatief of er moet gebruik gemaakt kunnen worden van een zelf meegebrachte beker of verpakking (bring your own). Weggeven van 100% papieren of andere volledig kunststofvrije opties is wel toegestaan. Wanneer er echter sprake is van consumptie ter plaatse bij de drank- en/of voedseluitgiftes binnen de grenzen van het evenement gelden dezelfde regels als voor afgesloten terreinen, dus herbruikbaar of hoogwaardige recycling.

Wanneer er geen sprake is van een afgesloten terrein, maar waarbij wel alle drank- en voedseluitgiftes bij het evenement zelf betrokken zijn en de bekers en verpakkingen op de locatie van het evenement worden gebruikt, gelden dezelfde voorwaarden als voor afgesloten terreinen, dus herbruikbare materialen of een hoogwaardig recyclingsysteem

Als een evenement in principe een ‘open evenement’ is, maar er bij dat evenement meerdere horecagelegenheden zijn betrokken, zoals bij de kermis of carnaval op straat, krijgen de betreffende horecagelegenheden de verplichting om te werken met herbruikbare bekers en verpakkingsmaterialen. Als zijnde dat het een gesloten evenement zou zijn.

4.7.2 Afval

Om de hoeveelheid afval te beperken wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van wegwerpmaterialen. Dit kan bereikt worden door het gebruik maken van grote verpakkingen voor drank, herbruikbaar bestek/bekers/borden/glazen of biologisch afbreekbaar materiaal.

De organisatie is zelf verantwoordelijk voor het schoonhouden van het evenemententerrein en de directe omgeving (50 meter vanaf de grens van de evenementenlocatie) en het opruimen van afval, ook na afloop van het evenement. Voor de inzameling van afval moeten op de evenementenlocatie voldoende voorzieningen worden getroffen in de vorm van afsluitbare afvalcontainers. Het afval wordt tijdig opgehaald, zodat er geen afval rondom of buiten de afvalbakken hoeft te worden gedeponeerd. Afval wordt dagelijks, of zo nodig meerdere keren per dag, verzameld bij een aparte overslagplaats in gesloten containers. De overslagplaats wordt zodanig schoongehouden dat het geen ongedierte aantrekt.

De organisatie moet er voor zorgen dat glas-, papier- en PMD-afval en damesverband apart kan worden ingezameld. Dierlijke afvalstoffen, zoals mest, moeten gescheiden van overige afval verzameld worden. Bezoekers mogen hiermee niet in aanraking komen. Inzameling van afvalwater moet gebeuren door een bedrijf welke is opgenomen op de landelijke lijst van Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars (VIHB-lijst).

4.7.3 Duurzame mobiliteit

Om het gebruik van de auto van en naar het evenement te verminderen worden organisaties gestimuleerd om verschillende duurzame vervoersmogelijkheden naar het evenement toe en terug aan te bieden. Hierbij kan gedacht worden aan extra en/of betere openbaar vervoerverbindingen en het opzetten van pendeldiensten naar dichtstbijzijnde bus- en treinstations. Ook het zorgen voor bewegwijzering van fietsroutes naar het evenement en het plaatsen van tijdelijke (bewaakte) fietsenstallingen kan hieraan bijdragen, net als het aanbieden van combinatiekaarten waarin het (openbaar) vervoer in op is genomen. Goede communicatie over de beschikbare duurzame vervoersmiddelen is hierbij noodzakelijk. Hierdoor vermindert de verkeersdrukte voor en na het evenement en de parkeeroverlast tijdens het evenement.

4.7.4 Energie- en watergebruik

Tijdens een evenement ontstaat er een piekbelasting op gebied van water en energie voor het gebruik van licht, geluid, koeling, toiletten enz. Dit kan ondervangen worden door het opwekken van groene energie op het evenement door middel van verrijdbare zonnepanelen. Ook het gebruik van energiebesparende machines, zoals energiebesparend keukenmateriaal of pompen, helpt om het energieverbruik terug te dringen.

Tijdens het evenement kunnen waterbesparende kranen worden geïnstalleerd en watervrije of waterbesparende toiletten worden gebruikt. Het plaatsen van voldoende urinoirs en toiletten beperkt het risico van wildplassen en daarmee bodemverontreiniging.

4.8 Activiteiten in de lucht 4.8.1 Vuurwerk

Het afsteken van consumentenvuurwerk is, uitgezonderd tijdens de jaarwisseling, niet toegestaan. Bij evenementen kan wel professioneel vuurwerk, door daarvoor erkende en gecertificeerde bedrijven, worden afgestoken. Het bedrijf dat de ontbranding van het vuurwerk verzorgt moet bij de provincie Noord-Brabant een vergunning aanvragen. Voor het afsteken van maximaal 10 kg theatervuurwerk of 100 kg professioneel vuurwerk kan volstaan worden met een melding, mits het ontbrandingsbedrijf tenminste tien werkdagen vóórdat het evenement plaatsvindt melding hiervan doet bij provincie Noord-Brabant. Dit geldt zowel voor het afsteken in de openlucht als in een gebouw, zijnde theatervuurwerk.

Op grond van het Vuurwerkbesluit stelt de provincie onder meer voorschriften over de opslag van het vuurwerk en de afstand bij het afsteken tot het publiek. De provincie stemt met het ontbrandingsbedrijf de vervoersroute af. De provincie neemt, in gevallen waarbij sprake is van een vergunning, contact op met de gemeente waarbinnen het afsteken plaatsvindt voor de door de burgemeester af te geven verklaring van geen bedenkingen. De gemeente kan hierbij aanvullende voorschriften stellen in het kader van de openbare orde en veiligheid. Wanneer het afsteken gebeurt in een andere gemeente, maar nabij een gemeentegrens, en dat kan effect hebben op de aangrenzende gemeente dan vraagt de provincie advies aan de aangrenzende gemeente.

In het geval van natuurbrandrisico fase 2 (www.natuurbrandrisico.nl) mag er geen vuurwerk worden afgestoken.

4.8.2 Ballonnen oplaten

Het oplaten van ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur is op grond van de APV niet toegestaan. Het gaat hierbij voorbeeld om herdenkingsballonnen, vuurballonnen, sfeerballonnen, gelukslampionnen en -ballonnen, Thaise wensballonnen en papieren ballonnen. Van het verbod kan ontheffing worden verleend. Ontheffing wordt alleen verleend voor het oplaten van ballonnen waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van biologisch afbreekbare materialen. Aan de ontheffing worden de volgende voorwaarden verbonden:

Een ballon met vuur mag niet worden opgelaten:

  • bij een windkracht van meer dan 2 Beaufort;

  • bij regen of zeer vochtige lucht (bijvoorbeeld mist);

  • in een periode van droogte;

  • door personen jonger dan 18 jaar;

  • binnenshuis;

  • wanneer er objecten aan worden bevestigd, anders dan de door de importeur bijgeleverde kaarten;

  • wanneer het papier van de ballon beschadigd is;

  • in de omgeving van hoge objecten (huizen, bomen enzovoorts);

  • de ballon met twee mensen op wordt gelaten;

  • een wachttijd van 1,5 tot 2 minuten in acht te nemen voordat de ballon na het aansteken los wordt gelaten;

  • de ballon zo lang mogelijk na wordt gekeken, zodat bij gevaar ingegrepen kan worden.

Voor het op laten stijgen van ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van helium of andere gassen is geen gemeentelijke toestemming nodig. Wel kan het college op basis van de APV nadere regels vaststellen. De volgende nadere regels zijn van toepassing op het oplaten van heliumballonnen of ballonnen gevuld met een ander gas dat lichter is dan lucht.

  • Ballonnen die hoger of breder zijn dan 75 cm mogen niet worden opgelaten;

  • Ballonnen mogen niet aan elkaar vast worden gemaakt;

  • Er mogen geen metalen onderdelen in of aan de ballon zijn verwerkt;

  • Er mogen geen ballonnen van folie of kunststof opgelaten worden, er moet gebruik worden gemaakt van biologisch afbreekbare materialen;

  • Er mag geen gebruik worden gemaakt van sierlinten, ventielen of ander plastic toebehoren aan of op ballonnen.

Voor de veiligheid is het raadzaam het volgende in acht te nemen:

  • Laat de ballonnen ongevuld komen;

  • Vul de ballonnen met ballonnengas, geen waterstofgas;

  • Zorg dat bij het vullen van de ballonnen geen publiek aanwezig is;

  • Zorg dat bij het vullen van de ballonnen in de nabijheid niet gerookt wordt en er geen open vuur aanwezig is;

  • Vul de ballonnen bij voorkeur in de open lucht;

  • Zorg dat de gasflessen niet kunnen omvallen en beschermd zijn tegen beschadiging of zonnewarmte;

  • Zorg dat voldaan wordt aan de voorschriften van de leverancier.

Als er 1000 of meer ballonnen opgelaten worden in een gebied van 8 kilometer van Eindhoven Airport moet minimaal 5 dagen voor het oplaten van de ballonnen toestemming worden gevraagd aan de verkeersleidingdienst van Eindhoven Airport via de vluchtvoorlichtingsafdeling.

4.8.3 Luchtvaartuigen

Gemotoriseerde luchtvaartuigen

Wanneer buiten een officieel luchtvaartterrein opgestegen of geland gaat worden door een gemotoriseerd luchtvaartuig, zoals bijvoorbeeld een helikopter, dan is hiervoor op grond van de Wet Luchtvaart een ontheffing voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik (TUG) nodig. De ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant. Er zijn 3 verschillende ontheffingen mogelijk:

  • Generieke ontheffing (maximaal 1 jaar): ontheffing voor meerdere onbekende terreinen, met melding 1 werkdag van te voren, voor maximaal 2x2-vliegbewegingen (=2 vluchten) per terrein, voor maximaal 12 al dan niet bekende dagen per kalenderjaar per terrein. Voor de feitelijke vliegbewegingen moet een melding en na-melding bij de provincie worden ingediend.

  • Locatiegebonden ontheffing (maximaal 1 jaar): ontheffing voor één of meerdere bekende terreinen, met melding 1 werkdag van te voren, voor maximaal 48 vliegbewegingen (24 vluchten), verdeeld over maximaal 12 dagen per jaar per terrein;

  • Specifieke ontheffing: ontheffing bij evenementen of projecten voor meerdere starts of landingen op één bekend terrein voor één dag per jaar met een maximum van 100 vliegbewegingen (50 vluchten).

Met een ontheffing mag uitsluitend in de daglichtperiode worden gevlogen.

Voor een specifieke ontheffing vraagt de provincie een verklaring van geen bedenkingen aan de burgemeester van de gemeente waar het betreffende terrein is gelegen. Deze verklaring van geen bedenkingen wordt gevraagd in het kader van de openbare orde en veiligheid. In woonwijken, Natura-2000 gebieden, stiltegebieden of gebieden binnen het Natuur Netwerk Brabant wordt in geen verklaring van geen bezwaar gegeven.

Heteluchtballonnen

Voor het op laten stijgen van een heteluchtballon is geen ontheffing van de provincie nodig. Wel moet toestemming worden verleend door de burgemeester voor het op mogen stijgen op gronden in de gemeente, via de zogenaamde verklaring van geen bezwaar. De gemeente kan voorschriften stellen aan de verklaring van geen bezwaar. Voor de locatie waar geland wordt is geen verklaring van geen bezwaar nodig. Er moet altijd voldaan worden aan de veiligheidsvoorschriften uit de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen. Er mag maximaal tot de in het Luchthavenbesluit Eindhoven genoemde hoogtes worden gevlogen. Als wordt gevlogen binnen het beperkingengebied van Eindhoven Airport, zoals die is weergegeven in het Luchthavenbesluit Eindhoven, moet in de heteluchtballon een transponder aanwezig zijn en moet bij het opstijgen contact zijn met de verkeersleiding van dit vliegveld. In woonwijken wordt in principe geen verklaring van geen bezwaar gegeven.

Tegen de verklaring van geen bezwaar van de burgemeester kan geen bezwaar worden gemaakt. Dit kan alleen tegen het niet afgeven van de verklaring van geen bezwaar.

4.8.4 Lasershows

Steeds vaker vinden op buitenluchtevenementen spectaculaire lasershows plaats, al dan niet begeleid door muziek. Krachtige lasers produceren teksten of figuren in de lucht of op de wolken. Deze lasershows zijn spectaculair om te zien, maar kunnen ook tot op grote afstand invloed hebben op vliegtuigoperaties. Dit laatste is niet zonder risico’s.

Voor het geven van een evenementenvergunning voor een lasershow moet daarom ook goedkeuring van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Luchtvaart worden verkregen. De shows mogen alleen plaatsvinden op locaties die afgesloten zijn van verkeer. Dit in verband met de verkeersveiligheid.

4.8.5 Kleurenpoeder

Bij het gebruik van kleurenpoeders bij evenementen moet gebruik worden gemaakt van kleurenpoeders op basis van zetmeel, welke enkel toegelaten levensmiddelenkleurstoffen bevatten en geen vervuilingen of allergenen. De organisatie moet de samenstelling van de kleurenpoeders aan de gemeente aanleveren en enkel de kleurenpoeders van de organisatie mogen worden gebruikt. Daarnaast moeten de volgende maatregelen worden getroffen:

  • Deelnemers, vrijwilligers en publiek moeten vooraf worden geïnformeerd over de mogelijke risico’s (irritatie van de luchtwegen, ogen en huid of verkleuring van lichtgekleurde haren). Zo kunnen zij zelf beslissen wat dat betekent voor hun deelname of aanwezigheid.

  • Aan deelnemers, vrijwilligers en publiek moeten de volgende gedragsadviezen worden gegeven:

    • Het is niet toegestaan zelf kleurenpoeder mee te nemen, uitsluitend het gebruik van het kleurenpoeder dat de organisatie beschikbaar stelt is toegestaan.

    • Gooi het poeder niet in het gezicht van andere deelnemers of omstanders.

    • Wanneer het kinderen (18-) betreft gooi het poeder dan uitsluitend op het onderlijf.

    • Draag een bril om onbedoeld contact met de ogen te voorkomen. Dragers van contactlenzen zullen extra gevoelig zijn voor irritaties door stof in de lucht. Het is beter om geen contactlenzen te dragen.

    • Draag een stofmasker/mondkapje.

    • Reinig de onbedekte huid kort nadat er kleurenpoeder op is gegooid.

    • Risicogroepen (mensen met luchtwegklachten en mensen met hart- en vaatziekten) dienen ook als omstander/toeschouwer op voldoende afstand te blijven, zodat inademen van stof zo veel mogelijk vermeden wordt.

  • Er moet minimaal één EHBO-post op het evenement aanwezig zijn. Op iedere locatie waar met kleurenpoeder gegooid wordt moet EHBO verleend kunnen worden (o.a. met oogdouches).

  • Er moet voorzien zijn in een wasgelegenheid met water van drinkwaterkwaliteit, zodat deelnemers poeder kunnen wegspoelen dat in ogen of mond en op de huid terecht is gekomen.

  • Er moeten voldoende stofkapjes/mondkapjes en (veiligheids)brillen voor deelnemers en omstanders beschikbaar zijn.

  • De productinformatie (veiligheidsinformatieblad) van het gebruikte kleurenpoeder moet aanwezig zijn op het evenement.

4.8.6 Drones

De gemeente hoeft geen toestemming te verlenen om te mogen vliegen met drones. Er zijn echter wel regels waaraan voldaan moet worden. Dat zijn de Europese regels. In de Europese regels wordt geen onderscheid gemaakt tussen recreatieve en beroepsmatige dronebestuurders. Wel wordt onderscheidt gemaakt in 3 categorieën: open, specific en certified. Met een drone in de categorie ‘open’, de meest voorkomende drone voor vrijetijdsbesteding, mag niet boven een menigte gevlogen worden. Met een drone in de andere categorieën mag wel boven een menigte gevlogen worden. Een bestuurder daarvan moet minimaal 16 jaar oud zijn en moet zich registeren in een Europees systeem. Er moet hiervoor een verplichte kennistoets afgelegd worden. Voor de drone moet worden beschikt over een vergunning van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Als er camerabeelden worden opgenomen moet de bestuurder van de drone zich houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Als gevlogen wordt met een drone moet dit opgenomen worden in het veiligheidsplan.

Uitsluitend bij verstoring van de openbare orde met drones kan de gemeente optreden tegen het gebruik. In geval van oproerig beweging, andere ernstige wanordelijkheden of rampen, of vanwege ernstige vrees voor het ontstaan daarvan kan in een noodverordening worden vastgesteld dat drones tijdelijk niet zijn toegestaan.

4.8.7 Confetti en serpentine

Het is niet toegestaan confetti, serpentines of papiersnippers waarin plastic is verwerkt de lucht in te schieten. Er moet hierbij gebruik worden gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. Het gebruik van confetti of papiersnippers moet tot een minimum worden beperkt.

4.9 Levende dieren

Evenementen waarbij in het verleden is gebleken dat het dierenwelzijn in het geding is of in het geding kan zijn, worden actief geweerd binnen de gemeente op grond van de Wet dieren.

De Wet dieren verbiedt dieren als prijs of beloning uit te reiken, dierengevechten te houden en snelheids- of krachtwedstrijden te houden met dieren. Het te koop aanbieden van dieren op jaarmarkten en braderieën is op grond van de Wet dieren niet verboden, maar daar zijn wel landelijke regels aan gesteld. Ook behendigheidswedstrijden en demonstraties (bijvoorbeeld hondensport, paarden met aanspanningen en traditionele vormen van landbewerking) zijn onder voorwaarden toegestaan. Evenementen waarop gezelschapsdieren (zoogdieren, vogels, vissen, reptielen en amfibieën) of andere toegestane dieren worden tentoongesteld en/of verhandeld moeten door de organisatie tijdig worden aangemeld bij de NVWA.

Het laten optreden van wilde dieren, behoudens de dieren die voorkomen op bijlage 4 bij het Besluit houders van dieren, in circussen is landelijk verboden.

Dierenverblijven voor op het evenement aanwezige dieren moeten voldoen aan de bouw- en inrichtingseisen daarvoor, zoals opgenomen in de Hygiënerichtlijn voor evenementen van het RIVM. De verblijven moeten schoon worden gehouden. Dieren moeten worden beschermd tegen dorst, honger en onjuiste voeding, fysiek en fysiologisch ongemak, pijn, verwonding en ziektes, angst en stress en beperking van natuurlijk gedrag. Om medewerkers en bezoekers zo goed mogelijk te beschermen tegen het overbrengen van ziekteverwekkers is het van belang dat er op een evenement alleen gezonde dieren aanwezig zijn. Bezoekers moeten worden geïnformeerd over de regels omtrent de aanwezige dieren.

Op basis van de Omgevingswet moeten dieren in het wild in meerdere of mindere mate beschermd worden tegen verstoring, verjaging, verwonding of doding. De organisatie van een evenement heeft de zorgplicht om deze dieren te beschermen. De verschillende aspecten van de Omgevingswet moeten nageleefd worden.

4.10 Overnachten

Tijdens evenementen wil men soms overnachten op of nabij het evenemententerrein. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in een daarvoor ingericht gebouw, maar ook in een gebouw wat niet is ingericht voor overnachten (niet logiesgebouw) of in de vorm van tentjes in de openlucht. Bij een niet-logiesgebouw moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een sporthal, kleedruimtes of een schoolgebouw. Een niet-logiesgebouw is niet ingericht om daar brandveilig te overnachten. Met het toestaan van overnachtingen in niet-logiesgebouwen wordt daarom in beginsel terughoudend omgegaan. Als wel toestemming wordt verleend, wordt dat gedaan met een melding brandveilig gebruik. In die gevallen moet gezorgd worden voor voldoende ventilatie.

Als met kampeermiddelen (zoals een tentje, caravan etc.) op een terrein overnacht wil worden tijdens een evenement, is een ontheffing nodig op basis van artikel 4:18 APV. Dit omdat kampeermiddelen geplaatst worden op een terrein dat niet als kampeerterrein in het omgevingsplan (mede) bestemd is. Aan een dergelijke ontheffing worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden

  • Als gebruik wordt gemaakt van een grasveld waar normaal vee graast, dan moet het vee minimaal twee weken voor het evenement plaats vindt ergens anders ondergebracht worden. Voorafgaan aan het evenement moet het veld worden gecontroleerd en aanwezige uitwerpselen moeten worden verwijderd.

  • Als er huisdieren op het kampeerterrein zijn toegestaan moet gezorgd worden dat er geen dierlijke uitwerpselen op het terrein terecht komen.

  • Voor de bezoekers en deelnemers moeten op de kampeergelegenheid voldoende sanitaire voorzieningen aanwezig zijn. Adviesberekening is 1 toilet op 60 gelijktijdig aanwezige bezoekers. Alle overige onder ‘toiletten’ genoemde voorwaarden zijn ook hier van toepassing.

  • Per 35 bezoekers is er 1 douche, met een minimum van 2. Het aantal douches en wastafels hangt af van het aantal overnachtende personen, de samenstelling van het publiek, het soort evenement (bijvoorbeeld festival, sportwedstrijd) en de openingstijden van de doucheruimte (bijvoorbeeld 24 uur per dag open of korte openingstijden, of direct na een sportwedstrijd).

  • Overnachten bezoekers in caravans en/of campers met een eigen chemisch toilet, dan moet er een stortplaats zijn voor het legen van de toiletten. De afvoer van de stortplaats is aangesloten op een gesloten afvoersysteem. In de onmiddellijke nabijheid van de stortplaats is een kraan. Deze kraan wordt alleen gebruikt voor het schoonmaken van de chemische toiletten.

4.11 Toegankelijkheid mensen met een beperking

Gelet op het VN-verdrag Handicap moet bij de organisatie van een evenement aandacht worden geschonken aan de sociale en fysieke toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Hulp- en blindengeleidehonden voor blinden en slechtzienden, maar ook voor mensen met een andere beperking, moeten verplicht toegelaten worden op een evenemententerrein. Er zijn veel maatregelen waaraan gedacht kan worden bij het toegankelijk maken van een evenement. Door de gemeente wordt een infoblad beschikbaar gesteld met daarin maatregelen die minimaal uitgevoerd moeten worden om een evenement toegankelijk te maken, die gewenst zijn of die geadviseerd worden. Omdat aandacht geschonken moet worden aan de toegankelijkheid moet bij de aanvraag voor een evenementenvergunning op het aanvraagformulier aan worden gegeven welke maatregelen worden genomen om het evenement toegankelijk te maken, buiten de verplichte maatregelen om. De verplichte maatregelen en het toegankelijk maken van een evenement in het algemeen wordt ook als voorwaarde opgenomen in een evenementenvergunning.

4.12 Kansspelen

Loterij

Voor het organiseren van een loterij is op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen een vergunning nodig. Om een vergunning te kunnen krijgen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De belangrijkste zijn:

  • Voor elke loterij moet de doelstelling van de loterij van algemeen belang zijn, zoals bijvoorbeeld de bouw van een nieuw clubhuis voor de sportvereniging, het kopen van nieuwe instrumenten voor de muziekvereniging of de renovatie van de kerk. Commerciële activiteiten vallen hier dus niet onder.

  • De gezamenlijke waarde van de prijzen mag niet meer dan € 4.500,00 bedragen (prijspeil 2014, nog geldend). Als de totale (economische) waarde van het prijzenpakket meer bedraagt dan € 4.500,- is een vergunning nodig van de minister van Justitie.

  • De kosten voor de loterij mogen niet meer bedragen dan 50% van de opbrengst van de verkochte loten.

  • De vergunning moet worden aangevraagd in de gemeente waar de aanwijzing van de winnaars (trekking) gebeurt.

Er moet achteraf een (financiële) verantwoording over de loterij bij de gemeente worden ingediend.

Voor afzonderlijke prijzen met een waarde van boven de € 449,00 (prijspeil 2014, nog geldend) moet kansspelbelasting worden betaald.

Klein kansspel

Kleine kansspelen, zoals een vogelpiekspel, een rad van avontuur, een bingo, een enveloppenspel of vergelijkbare kleine kansspelen, moeten op grond van artikel 7c van de Wet op de kansspelen worden gemeld. Om een klein kansspel te mogen organiseren moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De belangrijkste zijn:

  • De organiserende vereniging/instelling moet minimaal 3 jaar bestaan en heeft een duidelijk omschreven doel, niet zijnde de beoefening van enige vorm van kansspelen.

  • De doelstelling van het kansspel mag niet in strijd zijn met het algemeen belang, zoals bijvoorbeeld de bouw van een nieuw clubhuis voor de sportvereniging, het kopen van nieuwe instrumenten voor de muziekvereniging of de renovatie van de kerk.

  • De prijzen in geld, premies of goederen mag geen hogere waarde hebben dan € 400,00 per serie/set. De gezamenlijke waarde daarvan mag geen hogere waarde hebben dan € 1.550,00 per bijeenkomst (prijspeil 2014, nog geldend).

  • Op de locatie waar het kansspel wordt georganiseerd vindt op hetzelfde moment geen soortgelijke bijeenkomst plaats.

  • De leden van de organiserende vereniging mogen op geen enkele manier persoonlijk voordeel halen uit het organiseren van het kansspel.

Achteraf hoeft geen (financiële) verantwoording over het kleine kansspel bij de gemeente ingediend te dienen.

4.13 Communicatie en aankondiging 4.13.1 Publicatie vergunning

De verleende evenementenvergunningen worden door de gemeente gepubliceerd op overheid.nl. Aanvragen worden niet gepubliceerd.

4.13.2 Omwonenden

De organisatie van een vergunningsplichtig evenement moet ervoor zorgen dat bewoners en bedrijven, die mogelijk directe hinder ondervinden van het evenement of verkeersmaatregelen daarvoor, minimaal 2 weken voorafgaand aan het evenement worden geïnformeerd. Dit gebeurt door middel van een direct communicatiemiddel, zoals een brief. Hierin wordt in ieder geval vermeld: de datum/data en tijd(en) van het evenement inclusief de op- en afbouw, de aard van het evenement en de naam en het telefoonnummer van de contactpersoon tijdens het evenement en tijdens de op- en afbouw van het evenement. Indien van toepassing worden ook verkeersmaatregelen en parkeerbeperkingen vermeld.

De organisatie zorgt ervoor dat inwoners van de gemeente minimaal 2 weken voorafgaand aan het evenement worden geïnformeerd over het plaatsvinden van het evenement en eventuele consequenties voor de inwoners. Dit kan via de plaatselijke of regionale huis-aan-huis bladen of via Visit Eersel.

4.13.3 Promotie of aankondiging

Ter promotie of aankondiging van evenementen mogen tijdelijke reclameborden, zoals sandwichborden, spandoeken en driehoeksborden, worden geplaatst. Hiervoor moet een vergunning worden aangevraagd. Het plakken van affiches op gemeente-eigendommen of eigendommen van derden is niet toegestaan.

Voor de aankondiging van evenementen kan de evenementenkalender van Visit Eersel worden gebruikt. Voor plaatsing op deze evenementenkalender moet de organisatie minimaal 3 weken voordat het evenement plaatsvindt zelf het evenement aanmelden bij Visit Eersel.

Aanvullend hierop kunnen de aankondigingsborden bij de toegang van de kernen worden gebruikt voor het aankondigen van evenementen. Om een evenement hierop aan te kondigen moet ook contact op worden genomen met Visit Eersel.

4.14 Overig 4.14.1 Standplaatsen

Reguliere standplaatsen

In de gemeente is een aantal locaties gelegen die door reguliere standplaatsen worden ingenomen. Dit betekent een structurele bezetting van dit stuk openbaar gebied. Als verzocht wordt een evenement op een dergelijke locatie of in de directe omgeving daarvan plaats te laten vinden, is het uitgangspunt dat de reguliere standplaats op de betreffende locatie ingenomen mag blijven. Als dit onmogelijk is, zal bij uitzondering overleg gevoerd worden met de standplaatshouder voor een alternatieve locatie gedurende het evenement.

Ten tijde van kermissen worden de reguliere standplaatsen wel verplaatst.

Op of bij evenementen

Standplaatsen op een evenement worden niet gezien als standplaatsen in de zin van de APV (artikel 5:17 APV). Deze standplaatsen vallen onder de verantwoordelijkheid van de organisatie. Aan derden wordt geen vergunning verleend voor het innemen van een tijdelijke of incidentele standplaats in de (directe) nabijheid van een evenement.

4.14.2 Gemeentelijke eigendommen

Als voor het evenement gebruik wordt gemaakt van het openbaar gebied dan moet hiervoor toestemming worden gevraagd. Het indienen van een aanvraag door de organisatie van het evenement wordt gezien als het verzoek om die toestemming. Bij de behandeling van de aanvraag wordt beoordeeld of het terrein geschikt is voor het organiseren van het betreffende evenement.

4.14.3 Verzekeringen

De organisatie van een evenement is verantwoordelijk voor het evenement en een goed verloop daarvan. Er kunnen echter altijd onvoorziene omstandigheden optreden of een ongelukje gebeuren. Daarom wordt voor alle soorten evenementen die op gemeente-eigendom plaatsvinden en die georganiseerd worden door een vereniging, stichting of bedrijf een aansprakelijkheidsverzekering verplicht gesteld. Voor evenementen die elders plaatsvinden of bij evenementen op gemeente-eigendom die niet door een vereniging, stichting of bedrijf worden georganiseerd wordt een aansprakelijkheidsverzekering geadviseerd.

Op het gebied van verzekeringen wordt voor alle soorten evenementen het volgende geadviseerd:

  • Vrijwilligersverzekering: als bij een evenement gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers is deze verzekering aan te raden, naast een aansprakelijkheidsverzekering. Vanwege de specifieke situaties per organisatie is het verstandig om vooraf contact op te nemen met de verzekeraar of deze gedekt zijn;

  • Evenementenverzekering: deze verzekering kan afgesloten worden om te verzekeren tegen de financiële risico’s die een organisatie loopt als een evenement moet worden onderbroken, uitgesteld of afgelast;

  • Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering: een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering beschermt het privévermogen van bestuurders van een vereniging/stichting in geval van aansprakelijkstelling. Deze wordt afgesloten op naam van de vereniging/stichting en geldt voor alle bestuursleden. Met deze verzekering is financiële schade gedekt die het gevolg is van bestuurlijk handelen.

De organisatie wordt erop attent gemaakt om contact op te nemen met de verzekeringsmaatschappij voor controle van de dekking.

4.14.4 Collectieve vrijwilligersverzekering

Vrijwilligers verrichten werkzaamheden die risico’s met zich mee kunnen brengen. Het is daarom van belang dat vrijwilligers goed verzekerd zijn. Dit kan door een aansprakelijkheids- en/of vrijwilligersverzekering. De gemeente heeft ook een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten. Dit is een secundaire verzekering. Alleen als via een eigen aansprakelijkheids- en/of vrijwilligersverzekering de schade rondom vrijwilligers niet wordt gedekt kan de collectieve vrijwilligersverzekering worden aangewend. Vrijwilligers hoeven zich niet apart aan te melden voor de collectieve verzekering. Deze collectieve verzekering geldt secundair automatisch voor iedere vrijwilliger die in enig organisatorisch verband onverplichte en onbetaalde werkzaamheden verricht ten behoeve van anderen en/of de samenleving waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend. Omdat de collectieve vrijwilligersverzekering beperkende voorwaarden kent is het raadzaam om als organisatie zelf nog een aanvullende vrijwilligersverzekering af te sluiten.

Hoofdstuk 5 Bijzondere evenementen

5.1 Carnaval 5.1.1 Collectieve festiviteit

In artikel 4:2 van de APV heeft de gemeenteraad jaarlijkse collectieve festiviteiten aangewezen. Voor een aangewezen collectieve festiviteit gelden de geluidsnormen als bedoeld in artikel 5.65 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in het omgevingsplan, in artikel 4:5 van de APV of in paragraaf 4.6.1 van dit uitvoeringsbeleid evenementen niet.

Carnaval is voor alle kernen aangewezen als jaarlijks terugkerende collectieve festiviteit. Voor inrichtingen gelden tijdens de collectieve festiviteiten aparte geluidsnormen tot de in artikel 4:2 opgenomen tijden. De geluidsnormen zijn ook opgenomen in artikel 4:2 APV.

5.1.2 Carnavalsoptocht

De voorschriften, zoals hieronder opgenomen, worden verbonden aan het organiseren van een carnavalsoptocht of vergelijkbare andere optocht met carnavalswagens.

Door de grootte van carnavalswagens kan het noodzakelijk zijn dat bomen langs de route worden gesnoeid voor de optocht of dat lantaarnpalen gedraaid moeten worden. Dat zijn niet gewenste ingrepen in het openbaar gebied en zullen dus ook niet uitgevoerd worden ten behoeve van een carnavalsoptocht. Daarnaast kunnen carnavalswagens instabiel zijn of niet brandveilig. Om die reden moeten alle carnavalswagens die deelnemen aan een optocht in de gemeente aan de volgende voorschriften voldoen:

  • 1.

    De afmetingen van de wagens moeten zodanig zijn dat de wagens veilig en ongehinderd de te volgen route kunnen rijden. Dit betekent dat de hoogte zodanig moet zijn dat de route kan worden gereden zonder dat bomen, lantaarnpalen en andere obstakels worden beschadigd.

  • 2.

    Als gebruik wordt gemaakt van een schuif- en/of kantelmechanisme moet de uitbeelding op de wagen in snel tempo teruggebracht kunnen worden. Het zwaartepunt van de constructie moet binnen de wielbasis en spoorbreedte van de wagen blijven, waarbij de stabiliteit van de wagen op geen enkele wijze gevaar mag opleveren voor deelnemers en publiek.

  • 3.

    Alle wagens moeten rondom op een deugdelijke manier worden afgeschermd, zodat er geen mensen onder de wagen of onder de wielen terecht kunnen komen.

  • 4.

    Alle wagens moeten op een veilige en deugdelijke manier aan het trekkende/duwende voertuig zijn bevestigd. Deugdelijk betekent dat alle delen achter of voor het trekkende/duwende voertuig niet los kunnen raken, zonder dat dit een uitdrukkelijk geplande actie is.

  • 5.

    Alle wagens moeten aan de voor- en achterzijde voorzien zijn van een trek- of sleepoog (voor noodsituaties).

  • 6.

    Het zwaartepunt van de wagen moet zodanig liggen dat bij een klapband of dergelijke de wagen niet kantelt.

  • 7.

    Bij scharende wagens moeten er minimaal 4 begeleiders aanwezig zijn, op iedere hoek 1. Bij niet scharende wagens moeten er minimaal 2 begeleiders aanwezig zijn. De begeleiders moeten minimaal 16 jaar zijn en duidelijk herkenbaar zijn middels een reflecterende veiligheidsjas/-hes.

  • 8.

    De bestuurder van het voertuig moet steeds een goed uitzicht hebben. Afwijking hiervan is alleen toegestaan als 1 extra begeleider en de chauffeur van de wagen gezamenlijk in direct onderling contact met elkaar staan via een elektronisch communicatiemiddel, zodat de chauffeur over de te rijden route kan worden geloodst.

  • 9.

    Geluidproducerende voorzieningen worden niet (haaks) op het publiek gericht. De geluidproducerende voorzieningen op de wagen worden naar voren gericht, naar de loopgroep toe. De geluidproducerende voorzieningen op het voorloop-/startwagentje worden naar achteren gericht, ook naar de loopgroep toe. Vanwege mogelijke overlast wordt geadviseerd de geluidproducerende voorzieningen zo laag mogelijk te hangen.

  • 10.

    Het gemiddelde geluidsniveau ter hoogte van de loopgroep voor de wagen is niet hoger dan 100 dB(A).

  • 11.

    Personen die vervoerd worden op of in de wagen of zich bevinden in de loopgroep rondom de wagen moeten gehoorbescherming met een minimale beschermingsfactor van SNR15 dragen.

  • 12.

    Personen die zich op de wagen op een hoogte van meer dan 2,5 meter van de grond bevinden moeten door aanlijnen, zekeren of een andere deugdelijke valbeveiliging voorzien zijn van een valbeveiliging.

  • 13.

    De snelheid die gereden mag worden tijdens de optocht mag niet hoger zijn dan 5 km/uur. Voertuigen die deze snelheid niet kunnen rijden zijn niet toegestaan.

  • 14.

    Als in een act bij de wagen gebruik wordt gemaakt van motorvoertuigen mag de snelheid ook met deze voertuigen niet hoger zijn dan 5 km/uur. Voertuigen die deze snelheid niet kunnen rijden zijn niet toegestaan.

  • 15.

    Aan de buitenzijde van de wagen moet een externe noodrem aanwezig zijn of er moet wanneer de chauffeur ingebouwd is in de wagen een tweede persoon de chauffeur vergezellen/ondersteunen. Elk voertuig moet een noodstop kunnen maken, zonder dat er gevaar is voor het afbreken van onderdelen door de zwaartekracht vanwege het plotseling afremmen.

  • 16.

    Gebruik van luchtdrukflessen, compressoren en appendages is toegestaan, mits gebruik wordt gemaakt van veilig en deugdelijk materiaal (bij voorkeur voorzien van een keurmerk).

  • 17.

    Brandveiligheid:

  • a.

    Op elke wagen moet minimaal een goedgekeurd draagbaar blustoestel met een inhoud van minimaal 6 liter/kilo beschikbaar zijn, geschikt voor het blussen van branden in brandklasse A, B en C. Elk ander object, niet zijnde een wagen, moet ook van een dergelijk blustoestel zijn voorzien als gebruik wordt gemaakt van brandbare vloeistoffen en/of gassen.

  • b.

    Wanneer de chauffeur ingebouwd is in de wagen moet de chauffeur over een eigen blustoestel kunnen beschikken. In de nabijheid van de ingebouwde chauffeur wordt een koolstofmonoxidemelder geplaatst.

  • c.

    Voor de chauffeur, de eventuele bijrijder en andere personen die zich op of in de wagen bevinden is er een vluchtweg.

  • d.

    Het gebruik van vuur is niet toegestaan.

  • e.

    Als het trekkende/duwende voertuig is ingepakt, moet een goede ventilatie van uitlaatgassen zijn gewaarborgd. Uitlaatgassen moeten de wagen kunnen verlaten via een degelijke afvoer, zonder dat deelnemers en publiek hier hinder van hebben.

  • f.

    Bij gebruik van een generator ter opwekking van elektrische energie moet deze zijn voorzien van een deugdelijke isolatiebewaking en een goede afvoer van uitlaatgassen.

  • g.

    Er mag maximaal 10 liter brandbare vloeistof als voorraad worden meegevoerd. Deze moet opgeborgen zijn in deugdelijke, speciaal daartoe bestemde houders die zorgen dat de vloeistof stevig op de plek blijft staan.

  • h.

    Gasflessen en brandbare vloeistoffen (behalve die voor generatoren) zijn niet toegestaan.

  • i.

    Het gebruik van gemakkelijk brandbare materialen (polystereen schuim, plastic, etc.) moet tot een minimum beperkt worden en als het aanwezig is afgeschermd worden van hitte bronnen.

  • 18.

    Tijdens de optocht mogen geen voorwerpen van de wagens vallen of worden gegooid. Het is toegestaan snoepgoed, verpakte koekjes of slingers van de wagen te werpen, mits dit gericht op het publiek en van de wagen af plaatsvindt en op een zodanige wijze dat niemand er schade van ondervindt of letsel door oploopt. Om (milieu)overlast te beperken moeten de voorwerpen gericht op het trottoir of op de weg gegooid worden.

  • 19.

    Confetti of papiersnippers waarin plastic is verwerkt zijn niet toegestaan, er moet gebruik worden gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. Het gebruik van confetti of papiersnippers moet tot een minimum worden beperkt.

  • 20.

    Het beschikbaar hebben en gebruik van alcoholhoudende dranken en/of drugs voor of tijdens de optocht is verboden. Bij deelname aan de optocht gelden dezelfde regels met betrekking tot alcohol- en/of drugsgebruik als bij normale deelname aan het verkeer. De organisatie kan hierop (laten) controleren.

  • 21.

    Alle deelnemers moeten zich onthouden van bedreiging, discriminatie en/of ernstige belediging en alles wat in strijd is met goede zeden.

  • 22.

    Wagens, uitbeeldingen en trekkende/duwende voertuigen mogen niet voorzien zijn van discriminerende teksten of tekens of dit karakter hebben.

  • 23.

    Deelname aan de optocht met (levende en dode) dieren is verboden.

Waar mogelijk moet het gebruik van voertuigen in de optocht met dieselmotoren worden beperkt.

Tijdens de bouw van de wagens wordt vanuit gemeentewege niet gecontroleerd of aan de voorschriften wordt voldaan. Voorafgaand aan en tijdens de optocht kan steekproefsgewijs gecontroleerd worden. De organisatie van de optocht moet toezien op de naleving van de voorschriften.

5.1.3 Weersomstandigheden

De organisatie van de optocht moet vanaf windkracht 5 nadrukkelijk overwegen en afwegen of ‘windgevoelige objecten’ moeten worden uitgesloten van de optocht. Dat windstoten de aangegeven windkracht te boven gaan moet daarbij in acht worden genomen. Vanaf windkracht 6 moet de organisatie van de optocht ‘windgevoelige objecten’ in ieder geval uitsluiten van de optocht(en). Dit geldt ook bij lagere windsnelheden in combinatie met winstoten van 50km/u en hoger. Daarnaast moet vanaf windkracht 5 de route van de optocht gecontroleerd worden op windgevoelige objecten/ situaties. Dat kan leiden tot omleiden of inkorten van de route om deze locaties te vermijden.

Wanneer de openbare orde en veiligheid in het geding is kan de burgemeester besluiten de optocht in het geheel af te gelasten.

Risico’s voor het publiek & deelnemers tijdens onstuimig weer

De volgende risico’s en gevaren zijn aannemelijk voor carnavalsoptochten tijdens onstuimig weer:

  • omwaaien van windgevoelige carnavalswagens;

  • wegwaaien van voorwerpen vanaf de carnavalswagens en/of andere windgevoelige objecten vanuit de omgeving;

  • paniek in de menigte.

En het daaraan verbonden risico op slachtoffers. Deze risico’s kunnen zowel voor, tijdens of na de optocht plaatvinden.

Verantwoordelijkheden

De organisatie van een evenement is primair verantwoordelijk voor een veilig en ordelijk verloop van een evenement. Dus ook voor het nemen van maatregelen in geval van onstuimig weer. Dit moet door de organisaties uitgewerkt zijn in een scenario slecht/extreem weer in het calamiteitenplan.

De gemeente (burgemeester) is het bevoegd gezag en kan de optocht afgelasten als de openbare orde en veiligheid in het geding zijn. De hulpdiensten ondersteunen en adviseren de gemeente hierin.

Onstuimig weer

Het actuele weerbeeld moet worden gemonitord voor en tijdens de optocht. Niets is veranderlijker dan het weer. Windstoten kunnen de aangegeven windkracht ver te boven gaan. De organisatie is verantwoordelijk voor het monitoren van het weerbeeld en daarover afwegingen te maken.

De gemeente monitort het eigen weerbeeld. Als het nodig is treedt de gemeente (op basis van weersbericht/-voorspelling) tijdig en frequent in overleg met de organisaties van optochten en eventuele andere ‘weer- en windgevoelige’ carnavalsevenementen. Afhankelijk van plotseling veranderende (lokale) niet te voorspellen weersomstandigheden kan dit ook pas op het laatste moment zijn. Bijvoorbeeld als de regio getroffen wordt door windhozen.

Daarnaast moet de route van de optocht door de organisatie worden gecontroleerd op windgevoelige objecten/situaties. Dit om te kijken of de route moet worden omgeleid of ingekort om deze locaties te vermijden. Ook het annuleren van de hele optocht kan noodzakelijk zijn.

5.2 Kermissen 5.2.1 Collectieve festiviteit

In artikel 4:2 van de APV heeft de gemeenteraad jaarlijkse collectieve festiviteiten aangewezen. Voor een aangewezen collectieve festiviteit gelden de geluidsnormen als bedoeld in artikel 5.65 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in het omgevingsplan, in artikel 4:5 van de APV of in paragraaf 4.6.1 van dit uitvoeringsbeleid evenementen niet.

De kermissen zijn voor alle kernen, op de dagen dat de kermis in die kern plaatsvindt, aangewezen als jaarlijks terugkerende collectieve festiviteit. Voor inrichtingen gelden tijdens de collectieve festiviteiten aparte geluidsnormen tot de in artikel 4:2 opgenomen tijden. De geluidsnormen zijn ook opgenomen in artikel 4:2 APV.

5.2.2 Horeca tijdens kermissen

Alleen bestaande horecagelegenheden met een geldende alcoholvergunning in de kern waar het op dat moment kermis is mogen, tijdens alle dagen van de kermis, de horeca-activiteiten op het bij de inrichting horende terras en daar direct aansluitend aan buiten de inrichting uitbreiden of een evenement organiseren bij hun horecagelegenheid die de normale bedrijfsvoering overstijgt. Ook op het kermissterrein, waar de attracties staan, of daar direct aangrenzend aan mogen evenementen worden georganiseerd waarbij horeca-activiteiten worden geëxploiteerd. In alle gevallen onder de voorwaarde dat de openbare veiligheid en de bereikbaarheid te allen tijde gewaarborgd blijft. Een kermisattractie heeft voorrang op de uitbreiding van een terras buiten de grenzen van de horeca-inrichting, met andere woorden de kermis zelf is leidende evenement.

Bij dergelijke evenementen wordt het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen altijd verplicht gesteld. Dit geldt zowel voor inpandig als buiten als voor alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende drank. Voor restaurants en andere horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op eten wordt de verplichting tot het gebruiken van kunststof drinkgerei en -flessen niet opgelegd, mits het gebruik van het servies en glaswerk uitsluitend inpandig en/of op het bij de inrichting horende terras plaatsvindt.

5.2.3 Eetkramen op kermis

De eindtijd voor de verkoop van etenswaren vanuit kramen op het kermisterrein kan gelijk worden gesteld met de sluitingstijd van omliggende horecagelegenheden, als de sluitingstijden van de horecagelegenheden afwijken van de eindtijd van de kermisattracties. Eetkramen mogen nooit langer open zijn dan de omliggende horecagelegenheden.

5.3 Rijdende cafés

Rijdende cafés, zoals herrie-, geluid- of zuipwagens, zijn niet toegestaan in de reguliere (carnavals)optochten. Ook mag met deze wagens geen aparte optocht gereden worden. Ook wordt niet toegestaan dat dergelijke wagens, individueel of met meerdere tegelijkertijd, over de openbare wegen van de gemeente rijden en neer worden gezet op een locatie binnen de gemeente met als doel het produceren van geluid en het drinken van alcohol, zoals bijvoorbeeld een pleinfeest. Dit geldt zowel voor locaties binnen de bebouwde kom, als buiten de bebouwde kom. Het maakt hierbij ook niet uit of de wagens met of zonder personen te vervoeren naar een locatie toe rijden. Het geldt niet voor eet- en dranktrucks die geplaatst worden op een toegestaan evenementen.

5.4 Schuurfeesten

Schuurfeesten zijn feesten met meerdere van de onderstaande kenmerken:

  • georganiseerd door een groep personen in de leeftijd tot ongeveer 25 tot 30 jaar;

  • een bepaald besloten karakter;

  • zonder winstoogmerk;

  • meer dan 100 bezoekers;

  • in een tent of in een schuur, die niet bestemd is voor het houden van evenementen;

  • waarbij muziek ten gehore wordt gebracht;

  • waar alcoholische dranken worden verstrekt.

Een schuurfeest, waarbij geen sprake is van een besloten feest en er meer dan 100 aanwezigen zijn, moet aangemerkt worden als evenement. Omdat in de gemeente sprake is van voldoende uitgaansmogelijkheden binnen de bestaande horecabedrijven en in het belang van de openbare orde wordt geen toestemming verleend voor schuurfeesten. Deze feesten zijn dus niet toegestaan.

5.5 Gemotoriseerde evenementen/activiteiten

Openlucht

Er worden diverse vormen van gemotoriseerde evenementen dan wel gemotoriseerde activiteiten bij evenementen in de openlucht onderscheiden. De veiligheidsrisico’s voor deelnemers en publiek, de (geluids)overlast die veroorzaakt kan worden en het verstoren van de flora en fauna, zijn bij evenementen waarbij gemotoriseerde voertuigen worden gebruikt van dien aard, dat beperkt medewerking wordt verleend aan gemotoriseerde evenementen of activiteiten.

  • 1.

    Wedstrijden of tochten met een wedstrijdelement op verharde en onverharde wegen en paden, zoals een autorally of autorace;

  • Alleen aan de bestaande (jaarlijks) terugkerende evenementen met auto’s, die bij eerdere edities geheel volgens de gestelde vergunningen en voorschriften zijn georganiseerd en waar uitsluitend openbare wegen (wegenlegger) worden gebruikt, wordt toestemming verleend. Aan overige gemotoriseerde evenementen of activiteiten wordt geen medewerking verleend.

  • 2.

    Wedstrijden, een met een wedstrijd vergelijkbare demonstratie of demonstraties op (particuliere) terreinen, zoals auto- of motorcrosswedstrijden of -demonstraties zijn uitsluitend toegestaan:

  • op daarvoor ingerichte terreinen, zoals een motorcrossterrein; of

  • wanneer het een bestaande gemotoriseerde activiteit betreft als onderdeel van een ander evenement op ruimtelijk tot evenemententerrein aangewezen locaties of locaties waar het omgevingsplan evenementen mede toestaat, mits het terrein ingericht kan worden voor dergelijke activiteiten en voor zover het geen watersportactiviteit betreft; of

  • wanneer het een bestaande jaarlijks terugkerende wedstrijd of demonstratie op ruimtelijk tot evenemententerrein aangewezen locaties betreft of locaties waar het omgevingsplan evenementen mede toestaat, mits het terrein ingericht kan worden voor dergelijke activiteiten en voor zover het geen watersportactiviteit betreft.

  • 3.

    Pulling of trekkertrek wedstrijden mogen plaatsvinden op akker- en weilanden of hiervoor ingerichte ruimtelijk tot evenemententerrein aangewezen locaties. Er moet in alle gevallen voldaan worden aan de richtlijnen van Stichting European Pulling Safety. Naast de in de richtlijnen genoemde minimale maten en afscheidingen tussen de banen en het publiek moet in alle gevallen een extra baanafscheiding worden aangebracht in de vorm van barriers, greppels of vangrails. Deze extra baanafscheiding moet ook voldoen aan de richtlijnen van Stichting European Pulling Safety

  • 4.

    Stuntshows met gemotoriseerde voertuigen;

  • Aan stuntshows (of stuntactiviteiten) met gemotoriseerde voertuigen wordt geen medewerking verleend.

  • 5.

    Toertochten op verharde en onverharde wegen en paden waarbij de geldende verkeersregels opgevolgd moeten worden, zoals oriëntatieritten en een pijlenrit;

  • Uitsluitend aan toertochten over openbare wegen en paden, zoals die zijn aangegeven op de wegenlegger, wordt medewerking verleend. Alle voertuigen moeten voldoen aan de eisen van de Wegenverkeerswet. De deelnemers moeten zich aan de normale verkeersregels houden.

Voor motorsportevenementen of gemotoriseerde activiteiten op terreinen waarvoor geen omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is verleend, waarbij gereden wordt met motoren zonder kenteken en deze motoren bestemd zijn voor de beoefening van motorsport is op basis van het Besluit geluidproductie sportmotoren een ontheffing van Provincie Noord-Brabant vereist. Wanneer deze motoren het maximale geluidsniveau uit het Besluit geluidproductie sportmotoren overschrijden is een ontheffing van de gemeente nodig.

Indoor

Bij gemotoriseerde indoorevenementen mogen de gemeten piekwaarden van de blootstelling aan koolmonoxide (CO) niet boven de 150 ppm komen bij evenementen van maximaal 4 uur. Bij meerdaagse evenementen en evenementen die meer dan 4 uur per dag duren mogen de gemeten piekwaarden niet boven de 100 ppm komen. Hiervoor moeten de CO-waarden gedurende het hele evenement worden gemeten. De locaties van de meetpunten moeten zo worden gekozen dat de hoogste risico’s voor aanwezigen in beeld worden gebracht. De meetinstrumenten moeten goed gekalibreerd zijn. Bij een CO-waarde van 100 respectievelijk 150 ppm of hoger moeten de activiteiten stil worden gezet. Een tussentijds gemeten verhoogde CO-waarde van 50 ppm moet leiden tot extra maatregelen, bijvoorbeeld verhoogde ventilatie, openzetten van extra deuren, plaatsen van extra ventilatoren en het verhogen van de ventilatievoud. Als dit niet mogelijk is moet een extra pauze ingelast worden of moeten andere maatregelen ter reductie van de CO-uitstoot worden uitgevoerd. Zodra de CO-waarde weer tot onder 25 ppm is gedaald, is hervatten van de activiteiten weer toegestaan.

Als het mogelijk is zonder (geluid)overlast voor omwonenden moeten motoren buiten worden opgestart. Het plaatsen van personen nabij het startpunt (achter de voertuigen) moet vermeden worden, omdat hier de hoogste concentraties CO te verwachten zijn, ver boven de toegestane waarden. Dit geldt in het bijzonder voor risicogroepen, zoals zwangeren, mensen met hart- en vaatziekten en (kleine) kinderen.

De regels met betrekking tot gehoorbescherming zijn ook op deze evenementen van toepassing.

De organisatie informeert bezoekers over mogelijke gezondheidsrisico’s.

5.6 Circus

In verband met de beperking van overlast en het “overvoeren” van het circuspubliek, is het doel om

de circussen te spreiden over het kalenderjaar. Het gaat hierbij om circussen die openbaar toegankelijk zijn, dus waarvoor iedereen kaartjes kan kopen. Besloten circusvoorstellingen ten behoeve van speciale doeleinden, waarvoor geen entreegelden worden geheven, vallen niet onder onderstaande criteria.

5.6.1 Locatie

Een geschikte locatie voor grote circussen is het Mortelveld in Eersel (meer dan 600 zitplaatsen). Voor een circus op het Mortelveld wordt maximaal 2 keer per jaar toestemming verleend.

Als het circusterrein in een dusdanige staat verkeert dat de gemeente het niet verantwoord acht om een circus plaats te laten vinden behoudt de gemeente het recht om een andere tijd of andere locatie dwingend aan het geboekte circus op te leggen.

5.6.2 Indiening en beslissing

De uiterlijke indieningdatum voor de aanvraag van een evenementenvergunning voor een circus is 1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de optredens plaatsvinden. Een definitieve beslissing op de aanvraag wordt uiterlijk vóór 1 januari genomen en aan de circussen medegedeeld. De circussen zijn dan in staat om aaneensluitende tournees voor te bereiden. Deze indieningtermijn is afwijkend ten opzichte van de reguliere indieningtermijn voorafgaand aan het evenement, zoals bedoeld in paragraaf 6.3.

5.6.3 Vereisten voor de aanvraag

Een aanvraag moet het volgende bevatten:

  • 1.

    de periode van optreden;

  • 2.

    een zogenaamd circus- c.q. bouwboek met alle technische gegevens van de tent, (muziek)installaties, een stoelenplan, een plattegrond van de circustent, waarop aangegeven alle (nood)uitgangen en brandpreventieve maatregelen, een plattegrond van de terreinindeling (inclusief overige tenten, voertuigen, woonwagens en andere opstallen) en indien van toepassing een lijst van het soort dieren en het aantal daarvan;

  • 3.

    een overzicht van plaatsen waar het afgelopen seizoen is gespeeld;

  • 4.

    een calamiteitenplan in verband met de tent en eventuele dieren.

5.6.4 Selectiecriteria

Als het aantal aangevraagde circussen het maximum overschrijdt worden bij de keuze uit de aanvragen de volgende selectiecriteria gehanteerd:

  • 1.

    circussen aan wie nog niet eerder een vergunning werd verleend komen het eerst aan bod. Vervolgens komt de aanvrager aan bod aan wie het langst geleden een vergunning is verleend. Daarna is de volgorde van binnenkomst van de aanvraag bepalend voor vergunningverlening.

  • 2.

    circussen die in het voorafgaande jaar een evenementenvergunning hebben gekregen komen niet in aanmerking voor een nieuwe vergunning, tenzij er onvoldoende aanvragen zijn ingediend;

  • 3.

    positieve beoordeling van het circus- c.q. bouwboek en calamiteitenplan door brandweer en/of politie;

  • 4.

    ervaringen van voorgaande jaren;

  • 5.

    ervaringen van andere gemeenten;

  • 6.

    het circus moet voldoen aan de primaire en secundaire bedrijfsvoeringsregels van de Vereniging Nederlandse Circus Ondernemingen (VNCO);

  • 7.

    het circus moet voldoen aan de Wet dieren, er mogen geen wilde dieren optreden en het dierenwelzijn mag niet in het geding zijn of komen.

Een circus waarbij wangedrag van of gevaarzetting door de aanwezige medewerkers of dieren wordt geconstateerd kan voor maximaal 2 jaar worden uitgesloten van inschrijving.

5.6.5 Duur circus

Ter voorkoming van onevenredige overlast voor de woon- en leefomgeving is het maximum aantal dagen van een evenementenvergunning bepaald op 7 dagen. Deze periode is inclusief op- en afbouw van het circus. Een eventuele verlenging kan worden besproken met de gemeente voordat toestemming wordt verleend.

5.7 Wedstrijden en tochten met voertuigen

Het soort wedstrijden en tochten met voertuigen (zoals auto’s, motoren en fietsen), de lengte van de route, de duur, het aantal deelnemers en het aantal toeschouwers bepalen de omvang van het evenement. Ook de mate van hinder die wordt ondervonden door het verkeer en de hulpdiensten speelt een rol. Niet alle wedstrijden en/of tochten starten en/of eindigen in de gemeente, er zijn ook alleen doortochten. Er wordt daarom verschillend omgegaan met wedstrijden en/of tochten.

5.7.1 Wedstrijd of tochten met wedstrijdelement

Wegenverkeerswet

Op grond van de Wegenverkeerswet is het verboden op de weg een wedstrijd of tocht met voertuigen, te houden of daaraan deel te nemen, als daarbij sprake is van een wedstrijdelement (vaststelling of vergelijking van prestaties, al dan niet met uitreiking van vaantje/medaille en dergelijke). Van dit verbod kan ontheffing worden verleend. Deze ontheffing wordt verleend door de Minister van Infrastructuur en Waterstraat voor Rijkswegen of voor alle andere wegen door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Als Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de ontheffing moet verlenen moet elke gemeente waarvan wegen voor de wedstrijd of tocht worden gebruikt verklaren geen bezwaar te hebben. De organisatie moet hiertoe zelf een verzoek indienen bij de betreffende gemeenten. Als alle wegen waarvoor ontheffing wordt gevraagd zijn gelegen in 1 gemeente dan wordt de ontheffing verleend door het college van burgemeester en wethouders van die gemeente.

Een ontheffing of verklaring van geen bezwaar wordt alleen afgegeven aan bij de Kamer van Koophandel geregistreerde organisaties die beschikken over een aansprakelijkheidsverzekering.

Start en/of finish in de gemeente

Wanneer de start en/of finish in de gemeente is, is er sowieso sprake van een evenement. Er moet dan een evenementenvergunning worden aangevraagd. Voor het gebruik van de wegen in de gemeente is daarbij een ontheffing of verklaring van geen bezwaar op grond van de Wegenverkeerswet nodig. Dit wordt meegenomen bij de evenementenvergunning. Hiervoor moet een plattegrond met de route en een verkeerplan bij de aanvraag om evenementenvergunning worden bijgevoegd. De route wordt dan door de gemeente en eventuele partners (zoals politie en VRBZO) beoordeeld. Dit in verband met de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Ook de te nemen verkeersmaatregelen komen hierbij aan de orde. De maatregelen zijn afhankelijk van de omvang en duur van het evenement.

Doortocht

Als de start en/of finish niet in de gemeente is gelegen, maar wel wegen in de gemeente worden gebruikt is in principe geen evenementenvergunning nodig. Wel is dan een verklaring van geen bezwaar voor het gebruik van de wegen nodig van de gemeente. Er kan ook zonder start en/of finish een evenementenvergunning nodig zijn. Dit is het geval wanneer de doortocht veel of een langdurige impact heeft op de gemeente.

De aanvraag om een verklaring van geen bezwaar moet bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag moet een plattegrond met de route worden bijgevoegd. Ook hier beoordeelt de gemeente met de partners de route en wordt bekeken of de route vrij is van wegwerkzaamheden of andere belemmeringen.

5.7.2 Tochten zonder wedstrijdelement

Er zijn evenementen in de vorm van tochten zonder wedstrijdelement. Hierbij wordt vaak geen gebruik gemaakt van wegafsluitingen en verkeersomleidingen, maar worden verkeersbegeleiders en -regelaars ingezet. Hierbij wordt geen hinder veroorzaakt voor het verkeer en de hulpdiensten. Voorbeelden hiervan zijn: toertocht, toerrit, wandeltocht, fietstocht, spooktocht, skeelertocht.

Wegenverkeerswet

Voor een tocht zonder een wedstrijdelement is geen ontheffing van de Wegenverkeerswet nodig. Ook is een verklaring van geen bezwaar niet nodig.

Start en/of finish in de gemeente

Wanneer de start en/of finish in de gemeente is, is er sowieso sprake van een evenement. Wanneer sprake is van een vergunningsplichtig evenement moet een evenementenvergunning aan worden aangevraagd. Hierbij moet een plattegrond met de route en een verkeerplan bij de aanvraag om evenementenvergunning worden bijgevoegd. De route wordt dan door de gemeente en eventuele partners (zoals politie en VRBZO) beoordeeld. De gemeente toetst dan of er wegafsluitingen of wegomleidingen zijn op de geplande route en of er geen andere evenementen zijn op de geplande route. Ook de te nemen verkeersmaatregelen komen hierbij aan de orde. De maatregelen zijn afhankelijk van de omvang en duur van het evenement.

Om bij een vergunningsvrij evenement alles in goede banen te kunnen laten leiden (geen wegafsluitingen of wegomleggingen en geen overlap met andere evenementen) moet de organisatie de gemeente wel in kennis stellen van de doortocht. Hiervoor moet de plattegrond met de route aan de gemeente worden toegestuurd.

Doortocht

In principe is geen evenementenvergunning nodig voor een doortocht. Een evenementenvergunning kan wel aan de orde zijn als de doortocht veel of een langdurige impact heeft op de gemeente. Ook een verklaring van geen bezwaar voor het gebruik van de wegen is niet nodig. Om echter wel alles in goede banen te kunnen laten leiden (geen wegafsluitingen of wegomleggingen en geen overlap met andere evenementen) moet de organisatie de gemeente wel in kennis stellen van de doortocht. Hiervoor moet de plattegrond met de route aan de gemeente worden toegestuurd.

5.7.3 Algemene voorwaarden wedstrijden en tochten

Bos- en natuurgebieden

Wedstrijden en tochten moeten zo min mogelijk overlast veroorzaken en geen schade aanrichten aan de omgeving. Een aantal gebieden is dan ook niet geschikt voor dit soort evenementen. Voor de voorschriften voor wedstrijden en tochten in bos- en natuurgebieden wordt verwezen naar paragraaf 4.4.2.

Wegafzettingen en verkeersregelaars

Het veilige verloop hangt samen met het afzetten van de wegen en het inzetten van verkeersregelaars. De organisatie is verplicht op druk bezette punten verkeersregelaars in te zetten.

Parkeergelegenheid

Bij grotere aantallen deelnemers en toeschouwers is de organisatie verplicht om te zorgen voor voldoende parkeergelegenheid te zorgen. Deze parkeergelegenheid moet aangegeven worden op de plattegrond met de route.

5.8 Evenementen in paracommerciële inrichtingen

In paracommerciële inrichtingen, zoals verenigingsgebouwen, gemeenschapshuizen en sporthallen, mogen (enkele) evenementen worden gehouden. Voordat een evenement in een dergelijke inrichting wordt verleend moeten de consequenties in beeld worden gebracht. In besluiten, huurovereenkomsten of in het omgevingsplan kunnen namelijk beperkingen zijn gesteld aan het houden van evenementen. Deze beperkingen kunnen variëren van een maximum aantal evenementen per jaar, het alleen toestaan van evenementen gerelateerd aan de doelstelling van de inrichting, regulering van consumptieprijzen en regulering van tijdstippen waarop consumpties mogen worden verstrekt.

Besloten feesten of bijeenkomsten, die dus niet aangemerkt kunnen worden als evenement, buiten de doelstelling van de paracommerciële inrichting om zijn niet toegestaan.

Sluitingstijd

De sluitingstijden, zoals die zijn opgenomen in artikel 2:29 van de APV, gelden. Een paar keer per jaar kan de exploitant een verruiming van de sluitingstijd vragen. Aan een verruiming worden voorwaarden verbonden, zoals bijvoorbeeld tot welk tijdstip de verruiming geldt.

Brandveiligheid

De brandveiligheidsvoorschriften die voor een inrichting gelden zijn vastgelegd in een gebruiksvergunning dan wel gebruiksmelding. Deze voorschriften gelden in principe ook voor evenementen die gehouden worden binnen de inrichting. Bij evenementen kunnen echter aanvullende brandveiligheidsvoorschriften van toepassing zijn voor het afwijkend gebruik van het pand.

Geluid

Voor welke geluidsnormen gelden bij welke soort activiteit wordt verwezen naar paragraaf 4.6.1.

5.9 Evenementen in commerciële horecagelegenheden

Activiteiten die behoren tot de normale bedrijfsvoering van de inrichting zijn geen evenementen. Als een activiteit wordt georganiseerd die niet behoort tot de normale bedrijfsvoering en aangemerkt moet worden als evenement kan een aantal zaken van belang zijn voor de inrichting.

Sluitingstijd

De sluitingstijden, zoals die zijn opgenomen in artikel 2:29 van de APV, gelden voor de horecagelegenheden. Een paar keer per jaar kan de exploitant een verruiming van de sluitingstijd vragen. Aan een verruiming worden voorwaarden verbonden, zoals bijvoorbeeld tot welk tijdstip de verruiming geldt.

Brandveiligheid

De brandveiligheidsvoorschriften die voor een inrichting gelden zijn vastgelegd in een gebruiksvergunning dan wel gebruiksmelding. Deze voorschriften gelden in principe ook voor evenementen die gehouden worden binnen de inrichting. Bij evenementen kunnen echter aanvullende brandveiligheidsvoorschriften van toepassing zijn voor het afwijkend gebruik van het pand.

Geluid

Voor welke geluidsnormen gelden bij welke soort activiteit wordt verwezen naar paragraaf 4.6.1.

5.10 Activiteiten tijdens WK, EK of NK

Tijdens de periode van een WK, EK of NK worden er vaak activiteiten op straat georganiseerd, zoals het gezamenlijk kijken naar een sportuitzending. Dat moet gezien worden als een evenement. Gelet op de grote hoeveelheid van dergelijke evenementen in de hele politieregio Oost-Brabant en dus mogelijk beperkte inzet van de politie wordt zeer terughoudend omgegaan met het toestaan van dergelijke evenementen. Er vindt sowieso geen standaard inzet van politie plaats, anders dan vanuit het reguliere proces incidentenafhandeling.

Als wedstrijden worden uitgezonden op een bij een horecagelegenheid horend terras mag het beeldscherm niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Dit om te voorkomen dat de openbare ruimte deel uit gaat maken van de horeca-activiteiten.

5.10.1 Straatversiering

Bij het versieren van straten en buurten, moet er rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de straat of buurt voor de hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance). Het versieren van straten of buurten is toegestaan, voor zover dit plaatsvindt op particulier terrein. Voor versieringen in het openbaar gebied moet toestemming worden gevraagd aan de gemeente (artikel 2:10 APV).

5.11 Vechtsportgala’s

Een vechtsportgala wordt aangemerkt als een evenement als het niet wordt georganiseerd in een regulier clubgebouw van een vechtsportvereniging of sportschool. Onder een regulier clubgebouw wordt verstaan de accommodatie waarin de vechtsport normaliter wordt getraind, beoefend, wedstrijden daarvoor worden gehouden of demonstraties worden gegeven.

Vechtsportgala’s, en dus vechtsportevenementen, kunnen bijzondere risico’s met zich meebrengen ten aanzien van de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Met name als het gaat om full contact vechtsporten, zoals kickboksen, Thaiboksen en Mixed Martial Arts. Op grond hiervan worden full contact vechtsportgala’s altijd als vergunningplichtig evenement aangemerkt. Wanneer er sprake is van een aanvraag voor een full contact vechtsport wordt voor in behandeling nemen van de aanvraag een intakegesprek met de organisatie gehouden. Bij full contact vechtsporten wordt altijd advies ingewonnen bij de regionale politie en/of het Openbaar Ministerie. Voor niet full contact vechtsportgala’s gebeurt het inwinnen van advies niet, als het gala naar aard en omvang aangemerkt kan worden als een kleinschalig evenement. In beide gevallen wordt de vergunning uitsluitend verleend als:

  • de organisatie en/of vergunninghouder niet van slecht levensgedrag is;

  • de organisatie en/of vergunninghouder aan is gesloten bij een door de NOC*NSF erkende bond;

  • voldaan wordt aan de namens de Stichting Nederlandse Vechtsportautoriteit opgestelde richtlijn voor full contact vechtsportevenementen (Stichting Nederlandse Vechtsportautoriteit controleert steekproefsgewijs of aan de richtlijn voldaan wordt).

Als besloten wordt de vergunning te verlenen, worden hieraan in elk geval voorwaarden verbonden over:

  • het niet mogen schenken en nuttigen van alcoholhoudende drank in de ruimte waar de wedstrijden plaatsvinden;

  • het niet mogen schenken en nuttigen van sterke drank in de accommodatie waar de wedstrijden plaatsvinden;

  • de minimale leeftijd van bezoekers;

  • transparante geldstromen, waarbij een registratie plaatsvindt van kopers van vip-tafels, sponsoren van het evenement en het prijzengeld en waarbij geen sprake is van contante betalingen;

  • de aanwezigheid van voldoende gecertificeerde beveiligers.

Op basis van de gemeentelijke beleidsregel voor bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) wordt bij vechtsportgala’s een Bibob-toets uitgevoerd.

5.12 Schaatsen op natuurijs

Als het enige dagen achter elkaar vriest bestaat de kans dat er geschaatst kan worden op natuurijs. Het kan dan gaan om ijsvorming op openbaar water of met water opgespoten pleinen e.d. Of er geschaatst kan worden hangt af van de duur van de vorstperiode. De gemeente doet geen uitspraken over de betrouwbaarheid van het schaatsijs.

Zodra er sprake is van evenementen rondom het schaatsen kan het zijn dat het evenement gemeld moet worden of dat in uitzonderlijke gevallen een vergunning aangevraagd moet worden. Omdat echter niet duidelijk is wanneer de vorstperiode lang genoeg zal zijn om te kunnen schaatsen kan niet lang van te voren een aanvraag worden ingediend. Met de indieningstermijn wordt soepel omgegaan, maar wel op de voorwaarde dat een draaiboek voor het gebruik van het natuurijs klaar ligt voordat de winterperiode aanbreekt. In dat draaiboek moet ook aandacht worden besteed aan de eventuele ondersteunende voorzieningen.

5.13 Watersportevenementen

Bij voorkeur vinden watersportevenement waarbij mensen te water gaan plaats in officiële of aangewezen zwemlocaties. Op die locaties zijn risico’s voor gezondheid en veiligheid van de zwemmers in kaart gebracht en beheerst. Voor evenementen in, op of rondom ongecontroleerde wateren moet de organisatie:

  • bij de beheerder van het water advies vragen over de waterkwaliteit en veiligheid. Als een evenement plaatsvindt in de zomer kan door warmte de waterkwaliteit snel veranderen. De organisatie moet hiervoor met de beheerder van het water overleggen waarop hierbij gelet moet worden.

  • rekening houden met veiligheidsaspecten in en rondom het water, zoals puin in en om het water, diepte van het water, koude waterlagen, enz. Hierbij moet ook gekeken worden naar of een deelnemer in problemen makkelijk of snel het water kan verlaten en hoe toezicht wordt gehouden om deelnemers in de problemen te assisteren of redden.

  • de deelnemers informeren over mogelijke risico’s en ze gedragsadviezen geven.

  • de toezichthouder van zwemwater in Brabant op de hoogte brengen van het evenement. De toezichthouder is Provincie Noord-Brabant, maar namens hen is Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant de contactpersoon (zwemwater@odzob.nl of 073-6808058).

Watersportevenementen in de zin van varen met gemotoriseerde vaartuigen, zoals waterscooters, ‘jetski’-vaartuigen of soortgelijke vaartuigen, zijn op alle wateren in de gemeente verboden, omdat zich daarvoor in de gemeente geen geschikte wateren bevinden.

5.14 Mud en obstacle runs

Een Mud- en Obstacle run is nooit zonder risico’s. Er zal altijd gevaar zijn voor de gezondheid en veiligheid voor de deelnemers. Zo is er een hoog risico op letsel, zoals kneuzingen en botbreuken. Daarnaast bestaat de kans op het oplopen van infectieziekten. Om deze risico’s te beperken moeten maatregelen worden getroffen. De GHOR zal voor dit type evenement altijd maatwerkadvies leveren, maar de volgende maatregelen zijn altijd verplicht:

  • Er is altijd een EHBO-post aanwezig met voldoende materiaal.

  • Er zijn voldoende EHBO-ers en minimaal 1 ALS-team (bestaande uit één ambulanceverpleegkundige en -chauffeur) aanwezig.

  • De EHBO-ers en het ALS-team moeten over het gehele parcours binnen 5 minuten inzetbaar zijn.

  • Er moet geregistreerd worden bij welk obstakel welk type letsel wordt opgelopen. Van te voren moet de organisatie bedenken bij hoeveel personen met letsel een obstakel wordt gesloten.

Voor overige maatregelen die de organisatie kan nemen om risico’s is binnen de VRBZO een factsheet ontwikkeld. Deze factsheet hanteert de gemeente in het overleg met de organisatie van een Mud- en Obstacle run.

5.15 Slipjacht

Bij een slipjacht wordt een reukspoor uitgezet, als simulatie voor wild. Honden moeten dat reukspoor volgen, waarbij ze gevolgd worden door de “jager” met zijn paard. Door slipjachten kan het aanwezige wild worden verstoord, waardoor ook de normale jacht verstoord kan worden. Om die reden wordt geen medewerking verleend aan evenementen waarbij sprake is van het organiseren van een slipjacht. Dit geldt zowel voor slipjachten over al dan niet openbare wegen/paden als over akker- en weilanden.

5.16 Wapens

Voor het gebruik van wapens, in welke vorm dan ook, tijdens evenementen is altijd apart toestemming nodig. Voor het meevoeren van wapens uit categorie III of IV tijdens een re-anactment (naspelen of uitbeelden historische gebeurtenis) is verlof nodig van de korpschef, welke een verklaring van geen bezwaar zal vragen aan de burgemeester. Als het alleen gaat om optochten met wapens uit deze categorie is alleen toestemming van de burgemeester nodig. Voor het gebruik van (nep)wapens uit categorie I of II moet ontheffing worden gevraagd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Speelgoedwapens met een CE-keurmerk volgens de Europese speelgoedrichtlijn, die van kracht is in Nederland, zijn wel toegestaan. Deze mogen alleen niet naar publieke ruimtes worden meegenomen.

Hoofdstuk 6 Vergunningenproces

6.1 Voorfase

Het organiseren van een evenement start met een idee van de organisatie. Dit idee werkt de organisatie uit en op enig moment wordt in overleg met de gemeente getreden.

6.1.1 Vooraankondiging

Organisaties kunnen een vooraankondiging doen bij de gemeente. Vooraankondigingen hebben tot doel gemeenten en hulpdiensten in een vroegtijdig stadium kennis te laten nemen van de voorziene evenementen. Het doen van een vooraankondiging is verplicht voor alle C-evenementen. Voor B-evenementen is het doen van een vooraankondiging verplicht als op voorhand wordt verwacht dat inzet van hulpdiensten daarbij aan de orde kan zijn. Het doen van een vooraankondiging vergroot de kans dat hulpdiensten tijdig hun inzet kunnen plannen op het betreffende evenement, waardoor de kans dat het evenement doorgang kan vinden vergroot wordt. Hiervan is alleen sprake als de vooraankondiging wordt gedaan voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar van het evenement.

Vooraankondigingen hebben niet de status van een aanvraag. Zodra een vooraankondiging wordt ontvangen wordt deze op de interne evenementenkalender geplaatst en toegevoegd in DigiMak. Plaatsing op de interne evenementenkalender en in DigiMak biedt geen zekerheid over de toelaatbaarheid van het evenement. Er vindt voorafgaand aan plaatsing dan ook geen inhoudelijke toets plaats.

6.1.2 Vooroverleg

Een vooroverleg tussen de organisatie en de gemeente helpt om informatie uit te wisselen. Enerzijds over het beoogde evenement, anderzijds over het te doorlopen evenementenproces en de vergunningverlening. Verwachtingen over en weer kunnen worden doorgenomen. In het verdere (formele) proces komen beide partijen minder snel voor verrassingen te staan.

Afhankelijk van het soort evenement en de behoefte van de casemanager APV/Bijzondere wetten, kunnen de adviesdiensten ook aansluiten bij een vooroverleg. De uitnodiging hiervoor moet tijdig worden gedaan. In het vooroverleg worden geen inhoudelijke adviezen over het evenement verstrekt. Door de adviesdiensten zal over oplossingsrichtingen worden meegedacht.

6.1.3 Voorlopige behandelaanpak

Op basis van de vergaarde informatie in de voorfase wordt door de gemeente een voorlopige behandelaanpak volgens de behandelscan (hoofdstuk 3) bepaald. Met een voorlopige behandelaanpak stelt de gemeente de organisatie in staat om een tijdige en complete aanvraag in te dienen. Immers gelden bij de verschillende behandelclassificaties andere behandeltermijnen en indieningsvereisten.

6.1.4 Opzetten van het evenementenproces

Al in de voorfase kan de gemeente het verdere evenementenproces opzetten en (overleg)data inplannen. In het geval van een voorlopige behandelaanpak C kan de casemanager van de veiligheidsregio met de gemeente meedenken over de opzet van het proces.

6.2 Aanvraag 6.2.1 Aanvraagformulier

Voor het doen van een vergunningaanvraag moet gebruik worden gemaakt van een daarvoor vastgesteld aanvraagformulier. Andere toestemmingen die nodig zijn voor het evenement kunnen via hetzelfde formulier worden aangevraagd. Gedacht kan dan worden aan een ontheffing Alcoholwet, ontheffing voor het produceren van geluid en een melding brandveilig gebruik voor het plaatsen van een tent. Als de aanvraag op een andere manier dan via het vastgestelde aanvraagformulier wordt ingediend, moet deze aangevuld worden met het aanvraagformulier. Pas na ontvangst van het aanvraagformulier wordt de aanvraag in behandeling genomen.

Het aanvraagformulier staat als e-formulier op de gemeentelijke website. Dit e-formulier moet via DigiD of e-Herkenning worden ingevuld.

6.2.2 Bijlagen

Bij het aanvraagformulier moeten de daarop vereiste bijlagen worden ingediend. Bij elke aanvraag moet in ieder geval een overzichtstekening (situatie- en indelingstekening) van de evenementenlocatie op schaal (maximaal 1:20.000), ingetekend op een kadastrale ondergrond, worden bijgevoegd. Op het aanvraagformulier staat aangegeven welke zaken op de overzichtstekening aangegeven moeten. Ook een programma en veiligheidsplan moeten altijd worden ingediend. Afhankelijk van het evenement kunnen andere bijlagen aan de orde zijn. Welke dat zijn staat op het aanvraagformulier.

Als voor de beoordeling van een aanvraag meer gegevens nodig zijn kan de gemeente hierom verzoeken. De aanvrager krijgt dan een termijn van in principe 2 weken om de benodigde gegevens aan te leveren.

6.2.3 Kennisgeving meerjarige vergunning

Voor het doen van een kennisgeving om gebruik te maken van een voor meerdere jaren verleende vergunning moet gebruik worden gemaakt van het daarvoor vastgestelde kennisgevingsformulier. Als de kennisgeving op een andere manier dan via het vastgestelde kennisgevingsformulier wordt ingediend, moet deze aangevuld worden met het vastgestelde kennisgevingsformulier. Pas na ontvangst van het kennisgevingsformulier wordt de kennisgeving in behandeling genomen.

Het kennisgevingsformulier wordt meegestuurd bij de oorspronkelijke vergunning. Het staat ook als e-formulier op de gemeentelijke website. Dit e-formulier moet via DigiD of e-Herkenning worden ingevuld.

6.3 Indieningstermijnen

De hieronder genoemde indieningstermijnen gelden niet voor evenementen waarbij openbare circussen worden georganiseerd of schaatsbanen op natuurijs in gebruik worden genomen. Daarvoor gelden afwijkende indieningstermijnen, zie paragraaf 5.6 en 5.13.

In de APV is in artikel 1:8 lid 2 opgenomen dat een vergunning of ontheffing geweigerd kan worden als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is. Deze termijn kan op grond van het derde lid worden verlengd tot ten hoogste 26 weken. Voor alle vergunningsplichtige evenementen wordt de termijn verlengd. Dit betekent dat een aanvraag welke minder dan het gestelde aantal weken voor de datum van het evenement wordt ingediend en waarbij een goede behandeling niet meer mogelijk is, dat de vergunning in beginsel geweigerd wordt.

6.3.1 Vergunningsplichtige A-evenementen

Een aanvraag voor een vergunningsplichtig A-evenement moet minimaal 14 weken (8 weken beslistermijn en 6 weken bezwarentermijn) voorafgaand aan het evenement, dan wel de start van de opbouw van het evenement, worden ingediend. Deze termijn geldt tevens voor eventuele andere toestemmingen die nodig zijn voor het evenement.

6.3.2 Vergunningsplichtig B-evenementen

Een aanvraag voor een B-evenementen moet minimaal 14 weken (8 weken beslistermijn en 6 weken bezwarentermijn) voorafgaand aan het evenement, dan wel de start van de opbouw van het evenement, worden ingediend. Deze termijn geldt tevens voor eventuele andere toestemmingen die nodig zijn voor het evenement.

6.3.3 Vergunningsplichtige C-evenementen

Een aanvraag voor een C-evenementen moet minimaal 26 weken (20 weken beslistermijn en 6 weken bezwarentermijn) voorafgaand aan het evenement, dan wel de start van de opbouw van het evenement, worden ingediend. Deze termijn geldt tevens voor eventuele andere toestemmingen die nodig zijn voor het evenement.

6.3.4 Kennisgeving meerjarige vergunning

Een kennisgeving om gebruik te maken van een meerjarige vergunning moet minimaal 8 weken voorafgaand aan de nieuwe editie van het evenement, dan wel de start van de opbouw van het evenement, worden ingediend.

6.4 Procedure

Voor de procedure wordt aangesloten bij hetgeen in het Uitvoeringsbeleid Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht is omschreven. De burgemeester is bevoegd te besluiten over evenementen. Over andere toestemmingen die nodig zijn voor het evenement besluit het college dan wel de burgemeester.

6.4.1 Vergunning

De aanvraag wordt ingediend via het vastgestelde aanvraagformulier. Op het formulier worden overige benodigde toestemmingen tegelijkertijd mee aangevraagd. Het aanvraagformulier met bijlagen wordt na ontvangst door de gemeente doorgezonden naar team Vergunningen van Samenwerking Kempengemeenten. De aanvraag wordt bij team Vergunningen als zaak geregistreerd in een geautomatiseerde procedureapplicatie. Per zaak wordt een casemanager APV/Bijzondere wetten voor het hele proces aangewezen. Er wordt een ontvangstbevestiging verzonden.

Er wordt kritisch gekeken naar de volledigheid van een aanvraag. Bij een onvolledig ingediende aanvraag wordt de aanvrager 1 keer in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen een redelijke termijn, in principe 2 weken, aan te vullen en/of te verbeteren. De beslistermijn wordt opgeschort met de termijn die gebruikt wordt voor het indienen van de benodigde gegevens. Als de gegevens niet tijdig of niet volledig worden aangeleverd wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen. Aanvragen die te laat binnenkomen (minder dan 14 respectievelijk 26 weken voor aanvang van het evenement) worden in beginsel geweigerd als dat een goede behandeling in de weg staat. Deze werkwijze geldt bij alle evenementen, dus ook voor evenementen die al vaker zijn georganiseerd.

De casemanager APV/Bijzondere wetten bepaalt de risicoscore en daarmee de behandelaanpak door het invullen van de behandelscan op basis van de gegevens uit de aanvraag. Wanneer in de voorfase al een voorlopige risicoscore en behandelaanpak is vastgesteld wordt de behandelscan definitief gemaakt op basis van de gegevens uit de aanvraag.

De burgemeester wordt in ieder geval geïnformeerd over aanvragen voor C-evenementen en over die evenementen vindt overleg met hem plaats. Het al dan niet informeren van de burgemeester over aanvragen voor A- of B-evenementen is ter beoordeling van de casemanager APV/Bijzondere wetten.

Als de aanvraag compleet is en de risicoscore is bepaald zijn grote veranderingen niet meer mogelijk.

Op vergunningsplichtige A-evenementen vindt een inhoudelijke toetsing op hoofdlijnen plaats. Uitsluitend wanneer het soort evenement of de omvang daarvan daar aanleiding toe geeft volgt een monodisciplinaire aanpak. Wanneer een monodisciplinaire aanpak niet nodig is wordt de vergunning verleend met de standaardvoorschriften. Wanneer er wel een monodisciplinaire aanpak nodig is vraagt de casemanager APV/Bijzondere wetten (maatwerk)adviezen per mail aan de veiligheidsmedewerker van de gemeente en/of aan de politie en/of via een ketenportaal aan de VRBZO/GHOR. Ook kan advies worden gevraagd van vakinhoudelijke medewerkers van de gemeente, adviseurs van verbonden partijen, aan andere bestuursorganen, natuur of bosbeheerders of busmaatschappijen.

Voor B-evenementen wordt in principe uitgegaan van een monodisciplinaire aanpak. Door de casemanager APV/Bijzondere wetten worden monodisciplinair (maatwerk)adviezen per mail gevraagd aan de veiligheidsmedewerker van de gemeente en aan de politie en via een ketenportaal aan de VRBZO/GHOR. Bij het vragen van advies aan deze partijen wordt de ingevulde behandelscan meegestuurd. Ook kan advies worden gevraagd van vakinhoudelijke medewerkers van de gemeente, adviseurs van verbonden partijen, aan andere bestuursorganen, natuur- of bosbeheerders of busmaatschappijen. De veiligheidsmedewerker van de gemeente verzorgt naast de advisering tevens een toets op hoofdlijnen van het veiligheidsplan bij middelgrote/complexe B-evenementen. Bij het uitbrengen van de adviezen wordt onder andere ingegaan op de vraag of maatwerkvoorschriften nodig zijn boven op de standaardvoorschriften.

Optioneel kan voor B-evenementen gekozen worden voor een multidisciplinaire aanpak. Voor C-evenementen wordt onder regie van de casemanager APV/Bijzondere wetten, eventueel ondersteund door de casemanager van de VRBZO, altijd uitgegaan van een multidisciplinaire aanpak. Door de multidisciplinaire behandeling wordt integraliteit geborgd. Voordat advies wordt gevraagd kan onder regie van de casemanager APV/Bijzondere wetten samen met de hulpdiensten een multidisciplinaire risicoanalyse worden uitgevoerd*. Vervolgens wordt door de casemanager APV/Bijzondere wetten per mail advies gevraagd aan de veiligheidsmedewerker van de gemeente en de politie en via een ketenportaal aan de VRBZO/GHOR. Bij het vragen van advies aan deze partijen wordt de ingevulde behandelscan meegestuurd. Ook kan advies worden gevraagd van vakinhoudelijke medewerkers van de gemeente, adviseurs van verbonden partijen, aan andere bestuursorganen, natuur- of bosbeheerders of busmaatschappijen. De veiligheidsmedewerker van de gemeente verzorgt naast de advisering tevens een toets op hoofdlijnen van het veiligheidsplan. Een inhoudelijke toetsing vindt niet plaats. Voor C-evenementen geeft de VRBZO hierbij aanvullend advies over alarmering, opschaling, informatiemanagement, leiding en coördinatie, organisatie en over samenvallende evenementen in de regio. Zo nodig wordt een multi-gedisciplineerd overleg gepland. De casemanager APV/Bijzondere wetten voert de contacten met de organisatie. Als een C-evenement voor de eerste keer wordt georganiseerd, voert de casemanager APV/Bijzondere wetten een intakegesprek met de organisatie. Bij C-evenementen vindt een volledige beoordeling plaats op maatwerkvoorschriften. Bij het uitbrengen van advies worden de maatwerkvoorschriften meegegeven.

Na beoordeling van de aanvraag en bundeling van de adviezen verleent de gemeente al dan niet de vergunning. Bij knelpunten moeten er aanvullende adviezen komen ten aanzien van de specifieke knelpunten. De adviezen kunnen leiden tot het opnemen van specifieke zaken in een veiligheidsplan (paragraaf 4.1.2). Zo nodig wordt de burgemeester betrokken bij de besluitvorming.

De verleende evenementenvergunning, met bijbehorende toestemmingen, wordt toegezonden aan de aanvrager en gepubliceerd op overheid.nl. De gemeente stelt de politie en de VRBZO (brandweer/ GHOR) via DigiMak in kennis van vergunningen voor B- en C-evenementen. Zij hebben dan de mogelijkheid om met gebruikmaking van hun wettelijke bevoegdheden, met de organisatie van het evenement in contact te treden over mogelijk noodzakelijke maatwerk afspraken. Als bij vergunningverlening af wordt geweken van een door een hulpdienst verstrekt advies wordt de hulpdienst die dat advies heeft gegeven daarvan apart op de hoogte gesteld. Wanneer vakinhoudelijke medewerkers van de gemeente, adviseurs van verbonden partijen, andere bestuursorganen, natuur- of bosbeheerders of busmaatschappijen een rol hebben na vergunningverlening wordt de vergunning ook aan hen kenbaar gemaakt.

Gegevens van deskundigen worden alleen steekproefsgewijs getoetst, tenzij er een aanleiding is die een andere aanpak rechtvaardigt. Uit de ingediende stukken moet voldoende aannemelijk zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan.

*Bij een multidisciplinaire risicoanalyse worden risico’s inzichtelijk gemaakt, de impact van risico’s ingeschat en wordt beoordeeld of de maatregelen van de organisatie in verhouding staan tot de risico's. Op basis van de uitgevoerde risicoanalyse kan de organisatie om aanvullende maatregelen worden verzocht.

6.4.2 Kennisgeving meerjarige vergunning

De casemanager APV/Bijzondere wetten beoordeelt of het evenement wat via het kennisgevingsformulier wordt gemeld gelijk is aan de verleende vergunning. Is het evenement gelijk dan verklaart de casemanager APV/Bijzondere wetten dat het evenement in de gemelde vorm doorgang kan vinden. Is het evenement niet gelijk aan wat eerder is vergund dan deelt de casemanager APV/Bijzondere wetten de organisatie mee dat een nieuwe aanvraag (tijdig) ingediend moet worden. Is voor een enkel onderdeel een nieuwe vergunning of ontheffing nodig, dan deelt de casemanager APV/Bijzondere wetten de organisatie mee dat dat onderdeel (tijdig) aangevraagd moet worden.

6.5 Voorschriften

Voorschriften moeten haalbaar en uitvoerbaar zijn.

6.5.1 Vergunningsplichtige A-evenementen

De eventuele risico’s die verbonden zijn aan vergunningsplichtige A-evenementen worden ondervangen door het stellen van standaardvoorschriften. De voorschriften worden als bijlage bij de vergunning mee gestuurd. Als voor een vergunningsplichtig A-evenement de standaardvoorschriften de risico’s niet voldoende afdichten kan besloten worden aanvullende (maatwerk)voorschriften op te leggen.

6.5.2 Vergunningsplichtige B- en C-evenementen

De risico’s die verbonden zijn aan B- en C-evenementen worden zoveel als mogelijk ondervangen door het stellen van standaardvoorschriften. De voorschriften worden als bijlage bij de vergunning mee gestuurd. Daarnaast kunnen aan B- of C-evenement aanvullende (maatwerk)voorschriften worden verbonden. De maatwerkvoorschriften worden in de vergunning vermeld.

6.5.3 Kennisgeving meerjarige vergunning

De voorschriften uit de oorspronkelijk verleende vergunning blijven gedurende de looptijd van de vergunning ongewijzigd van kracht. Vanwege bijzondere omstandigheden kunnen nadere voorschriften aan de meerjarige vergunning of ontheffing worden verbonden.

6.6 Besluiten 6.6.1 Vergunning

In principe moet op grond van artikel 1:2 eerste lid van de APV binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit worden genomen. Op grond van artikel 1:2 derde lid kan voor bepaalde door het bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen de termijn van 8 weken verlengd worden tot ten hoogste 26 weken. Voor vergunningsplichtige A- en B-evenementen blijft de in artikel 1:2 eerste lid bedoelde termijn van 8 weken gelden. Voor C-evenementen wordt de termijn verlengd tot 20 weken.

Als aanvullende gegevens worden opgevraagd wordt de van toepassing zijnde beslistermijn opgeschort met de termijn die gebruikt wordt voor het indienen van de benodigde gegevens. Als de gegevens niet tijdig of niet volledig worden aangeleverd wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

De beslistermijn kan op grond van artikel 1:2 tweede lid met ten hoogste 8 weken worden verdaagd. Het verdagen van de termijn moet schriftelijk aan de aanvrager van de vergunning worden meegedeeld. Als de vergunning niet binnen de gestelde termijn is verleend ontstaat geen vergunning van rechtswege (artikel 1:9 APV).

Wanneer het voornemen bestaat een evenementenvergunning te weigeren moet de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld en worden gehoord op grond van de artikelen 4:7 Awb voordat het besluit tot weigeren wordt genomen. Het weigeren van een evenementenvergunning moet gebeuren binnen de (verdaagde) beslistermijn. Bij de weigering van de evenementenvergunning wordt ook een besluit genomen over het weigeren van de andere voor het betreffende evenement aangevraagde toestemmingen.

Tegen een buiten behandeling gelaten aanvraag, verleende of geweigerde vergunning kan door belanghebbenden gedurende 6 weken bezwaar worden gemaakt. De termijn voor het indienen van bezwaar start op de dag nadat het besluit buiten behandeling is gesteld of de vergunning of weigering is verzonden. Een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking, het besluit treedt in werking na verzenden.

6.6.2 Kennisgeving meerjarige vergunning

Het verklaren dat een evenement identiek is aan de verleende vergunning gebeurt binnen 8 weken na ontvangst. Deze verklaring is geen besluit. Wanneer naar aanleiding van de wijziging van een onderdeel van een meerjarige vergunning een nieuwe vergunning of ontheffing voor dat onderdeel wordt verleend, wordt deze verleend tot uiterlijk de termijn van de eerste vergunning, dus maximaal vijf jaar vanaf de eerste vergunning, verleend. Het opnieuw vergunnen van dat onderdeel is een besluit.

6.7 Wijzigen vergunning

Na het verlenen van een vergunning kunnen nog wijzigingen op in het evenement optreden. Ook kleine wijzigingen kunnen grote invloed hebben op de veiligheid. Als de wijzigingen of afwijkingen ten opzichte van de vergunning niet bekend zijn bij de hulpdiensten kunnen deze niet doorgevoerd worden in hun plannen. Wijzigingen na het verkrijgen van de vergunning kunnen daarom niet meer plaatsvinden.

6.8 Onverwachte evenementen

Het kan voorkomen dat een evenement zich plotseling en onverwacht voordoet, zoals bijvoorbeeld naar aanleiding van een kampioenschap, huldiging of loterijprijs. Dit kan voor de burgemeester reden zijn om af te wijken van de termijn voor indiening, om de procedure te verkorten en/of om versneld toestemming te verlenen. Van deze mogelijkheid wordt uitsluitend gebruikt gemaakt als er sprake is van een (zeer) bijzondere omstandigheid.

6.9 Meerjarige toestemmingen

Veel activiteiten keren jaarlijks terug. Er wordt gekozen om, indien mogelijk en bij minder risicovolle zaken, meerjarige toestemmingen af te geven. Het algemene uitgangspunt is dat medewerking wordt verleend voor een termijn van 5 jaar. De voorwaarden waaronder een meerjarige toestemming wordt verleend en de jaarlijkse verplichtingen daarbij zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht.

6.10 Evenementenkalender

Alle evenementenvergunningen worden op een evenementenkalender gezet. Deze evenementenkalender is uitsluitend voor intern gebruik. Om de evenementenkalender zo optimaal mogelijk in te kunnen zetten moet, zodra de datum van een evenement bekend is (voor aanvragen vergunning) deze doorgegeven worden aan de gemeente. Hiervoor moet een mail worden gestuurd naar de gemeente met daarin vermeld de naam van het evenement, de omschrijving, de exacte locatie en de datum of data. Het doorgeven van een evenement is van groot belang als er meerdere gegadigden zijn voor een evenement op dezelfde locatie op hetzelfde moment. Ook is het tijdig doorgeven van belang als er op die locatie een maximaal aantal evenementen wordt toegestaan.

Voor B-evenementen met een verwachte inzet van hulpdiensten en C-evenementen geldt dat deze voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar van het evenement doorgegeven moeten worden (paragraaf 6.1.1.). Deze evenementen worden ook op de evenementenkalender geplaatst.

Plaatsing van een doorgegeven datum op de evenementenkalender biedt geen zekerheid over de toelaatbaarheid van het evenement. Er vindt voorafgaand aan plaatsing dan geen inhoudelijke toets plaats.

6.11 Mandaat

In de Mandaatregeling VTH-taken Samenwerking Kempengemeenten - Eersel zijn de mandaten geregeld.

6.12 Gelijktijdige evenementen

In verband met de (verkeers)veiligheid, handhaving van de openbare orde, voorkomen of beperken van overlast, uitstralingseffecten en cumulatie van geluid kan het gewenst zijn om niet meerdere evenementen op hetzelfde tijdstip toe te staan. Wanneer sprake is van gelijktijdige evenementen dan:

  • krijgen ongespecificeerde aanvragen de gelegenheid tot nadere specificatie. Aanvragen die niet binnen de afgesproken termijn een nadere specificatie hebben ingediend worden niet verder in behandeling genomen;

  • worden bij concurrerende aanvragen aanvragers onderling in contact met elkaar gebracht om na te gaan of er samengewerkt of anderszins tot een oplossing kan worden gekomen.

Toetsing

Een aanvraag die in behandeling wordt genomen wordt aan de hand van de volgende toetsingscriteria beoordeeld:

  • de mate waarin door het evenement beslag wordt gelegd op de ruimte (uitstraling), tijd en hulpdiensten;

  • de mate waarin het evenement passend is bij de kenmerken van de gemeente;

  • het aantal bezoekers dat wordt verwacht;

  • of de aard van het evenement zich verdraagt met het karakter of bestemming van de gevraagde locatie;

  • of er gevaar bestaat voor openbare orde, gezondheid of veiligheid, waaronder de brandveiligheid en het belang van het voorkomen van wanordelijkheden;

  • of er gevaar bestaat voor belemmeringen van het verkeer;

  • of er gevaar bestaat voor onevenredige belasting van het woon- of leefklimaat in de omgeving van het evenement;

  • of de organisatie voldoende waarborgen biedt of kan bieden voor een goed verloop van het evenement;

  • historie/ervaringen met aanvrager uit het verleden (tot 3 jaar) met het organiseren van evenementen. Gedacht kan daarbij worden aan: hoe is in het verleden het traject van vergunningverlening verlopen, hoe is het evenement verlopen, hoe was de evaluatie, hoeveel overtredingen zijn geconstateerd en zijn de afspraken nagekomen. Als een aanvrager een evenement traditioneel en met succes op een bepaalde plaats heeft georganiseerd wordt dat meegewogen;

  • bij concurrerende aanvragen hebben jaarlijks terugkerende evenementen voorrang op nieuwe evenementen.

Keuze

Als het in verband met de (verkeers)veiligheid, handhaving van de openbare orde, voorkomen of beperken van overlast, uitstralingseffecten en cumulatie van geluid niet gewenst is meerdere evenementen op het zelfde moment plaats te laten vinden dan wordt uitsluitend medewerking verleend aan het evenement waarvan de aanvraag als eerste is ontvangen. De datum van ontvangst door de gemeente is hiervoor bepalend.

6.13 Per evenement een aanvraag

Als op een locatie meerdere (gelijksoortige) evenementen worden georganiseerd moet per evenement een vergunning worden aangevraagd. Er wordt geen medewerking verleend aan een aanvraag waarin meerdere losse evenementen worden aangevraagd. Ook wordt geen medewerking verleend aan een aanvraag waarin de datum van het evenement nog moet worden bepaald, behoudens voor schaatsevenementen.

6.14 DigiMak

Binnen de VRBZO bestaat de Digitale Multidisciplinaire ActiviteitenKalender (DigiMak). Deze regionale activiteitenkalender is een bestuurlijk instrument dat binnen de veiligheidsregio wordt gebruikt door brandweer, politie en de GHOR om inzicht te krijgen in het evenementenaanbod in de regio. De regionale kalender draagt daarnaast bij aan de planning voor eventuele inzet, voorbereiding op calamiteiten, de operationele uitvoering en nazorg rondom een evenement.

Verleende vergunningen binnen categorie B en C worden door de gemeente in DigiMak ingevoerd. Ook vergunningsplichte A-evenementen waarbij sprake is van een wegafsluiting worden hierin ingevoerd. Vergunningsvrije evenementen en overige vergunningsplichtige A-evenementen worden niet ingevoerd. Zoveel als mogelijk worden vooraankondigingen en aanvragen van B- en C-evenementen al opgenomen in DigiMak. De volgende documenten moeten in ieder geval worden ingevoerd: vooraankondiging (indien van toepassing), aanvraagformulier, de vergunning, contactgegevens en relevantie documenten (veiligheidsplan, calamiteitenplan en plattegronden e.d.).

Als de vervangende applicatie van DigiMak wordt ingevoerd worden vergunningen daarin geregistreerd.

6.15 Bibob

Op grond van artikel 7 van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) kan op vergunningen die voortkomen uit een gemeentelijke verordening een Bibob-toets uitgevoerd worden.

In het gemeentelijke Bibob-beleid is opgenomen dat voor het organiseren van bepaalde soorten evenementen een Bibob-toets uitgevoerd wordt.

6.16 Leges en kosten 6.16.1 Leges

De leges, zoals opgenomen in de tarieventabel behorende bij de gemeentelijke legesverordening, moeten betaald worden. Dit geldt voor vergunningen. Bij een evenementenvergunning kan het zijn dat voor andere benodigde toestemmingen (ook) legeskosten betaald moeten worden. In de legesverordening kan een uitzondering worden gemaakt voor het betalen van de leges. Als een toestemming korter dan 3 weken voor aanvang van de aangevraagde activiteit wordt ingediend en de aanvraag wordt toch behandeld moet een legesboete worden betaald.

6.16.2 Waarborgsom

De gemeente kan aan het gebruiken van gemeentelijke grond of een gemeentelijk terrein voor een evenement het betalen van een waarborgsom verbinden. De gemeente doet dit als een grote kans bestaat dat na afloop van het evenement onderdelen van de publieke ruimte zo beschadigd zijn dat deze binnen regulier onderhoud niet kunnen worden hersteld. Als na de controle blijkt dat de publieke ruimte in originele staat en schoon is achtergelaten, wordt de waarborgsom teruggestort. Als werkzaamheden uitgevoerd moeten worden om de publieke ruimte in originele staat terug te brengen of schoon te maken worden de kosten die daaraan zijn verbonden verrekend met de waarborgsom.

6.16.3 Precariobelasting

Op basis van de Verordening Precariobelasting kan een precariorecht geheven worden voor het gebruik van gemeentegrond. Het precariorecht wordt geheven op basis van een bedrag per gebruikte m² per dag of per jaar.

6.16.4 Vermakelijkhedenretributie

Voor het geven van vermakelijkheden, waaronder wordt verstaan: een activiteit, waarbij wordt beoogd of mede beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor eenieder na betaling toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren etc, moet een vermakelijkhedenretributie worden betaald. Dit moet worden betaald door degene die de vermakelijkheid geeft, dan wel degene voor wiens rekening en risico de vermakelijkheid wordt gegeven. Er is pas een vermakelijkhedenretributie verschuldigd vanaf een bezoekersaantal van minimaal 5000 personen en uitsluitend wanneer het gaat om betaalde toegang. Bij het verlenen van de evenementenvergunning wordt een voorlopige aanslag op basis van het te verwachten aantal bezoekers opgesteld. Na afloop van het evenement geeft de organisatie binnen 4 weken het exacte aantal verkochte toegangsbewijzen door aan de casemanager APV/Bijzondere wetten. Op basis daarvan wordt een definitieve aanslag opgesteld. Wordt het aantal bezoekers niet tijdig doorgegeven dan wordt de voorlopige aanslag omgezet naar de definitieve aanslag.

6.17 Gemeentelijke diensten en kosten 6.17.1 Gemeentelijke water- en elektriciteitsvoorziening

Als ten behoeve van een evenement gebruik gemaakt moet worden van gemeentelijke water- en elektriciteitsvoorzieningen moet hiervoor toestemming worden gevraagd. Als hierom wordt gevraagd geeft de gemeente bij het toestaan van een evenement aan hoe de feitelijke aansluiting geregeld moet worden. De kosten voor het gebruik van deze gemeentelijke voorzieningen worden in rekening gebracht.

Bij gebruik van de kiosk op het Smitsplein in Duizel worden geen kosten in rekening gebracht voor de elektriciteitsvoorziening.

Bij aansluiting van toiletten e.d. op het gemeentelijke rioolstelsel wijst de gemeente de put aan waarop geloosd mag worden en hoe de aansluiting plaats moet vinden.

6.17.2 Materialen

De gemeente stelt (verkeers)materialen, zoals (verkeers)borden, hekken, afzetschragen, afvaleilanden e.d., al dan niet kosteloos, ter beschikking aan de organisatie van een evenement. Wel moeten de materialen door de organisatie gereserveerd worden bij de gemeente. In de vergunning wordt aangegeven waar en hoe de materialen gereserveerd kunnen worden. Hierbij geldt dat de gemeente levert zolang de voorraad strekt. In de vergunning wordt ook aangegeven wat de organisatie moet doen om over materialen te kunnen beschikken.

Afhalen en terugbrengen materialen

De materialen moeten door de organisatie van het evenement zelf worden afgehaald en teruggebracht. De materialen moeten compleet en in oorspronkelijke staat teruggebracht worden.

Plaatsen materialen

De organisatie is zelf verantwoordelijk voor het plaatsen van de (verkeers)materialen.

6.17.3 Herstel en opruimwerkzaamheden

De organisatie is verantwoordelijk voor het achterlaten van gemeentelijke terreinen en de directe omgeving daarvan in de oorspronkelijke staat, dus schoon en schadevrij. Dit geldt ook als het afval van een evenement op privé-eigendom door de organisatie wordt doorgeschoven naar een naburig terrein wat gemeente-eigendom is. Als een terrein of de directe omgeving daarvan niet in de oorspronkelijke staat wordt teruggebracht verhaalt de gemeente de kosten voor de herstel- en/of opruimwerkzaamheden op de organisatie. Hiervoor stelt de organisatie zelf vooraf de staat van het terrein vast. De gemeente gaat uit van een terrein in goede en schone staat.

6.17.4 Afvalinzameling

De organisatie van een evenement is zelf verantwoordelijk voor het afvoeren van afval. Dit kan als particulier bij de gemeentelijke milieustraat of als bedrijf bij een inzamelaar van bedrijfsafval. Carnavalsverenigingen uit de gemeente Eersel mogen het afval van carnavalswagens gratis inleveren bij de milieustraat (vooraf melden).

6.17.5 Gemeentelijk aanspreekpunt

De casemanagers APV/Bijzondere wetten van het team Vergunningen van Samenwerking Kempengemeenten zijn de eerste aanspreekpunten voor het organiseren van evenementen, zowel voor organisaties als interne en externe adviseurs. De veiligheidscoördinator is het aanspreekpunt als er zich calamiteiten voordoen tijdens evenementen.

6.17.6 Gemeentelijke website

De gemeente voorziet via de gemeentelijke website organisaties van uitgebreide en duidelijke informatie over het vergunningenproces. Vermeld wordt welke termijn gelden, wat ingediend moet worden en waar de in te dienen stukken aan moeten voldoen.

Hoofdstuk 7 Toezicht en handhaving

7.1 Samenwerking/verantwoordelijkheden

Organisatie

De organisatie is primair verantwoordelijk voor een ordelijk en veilig verloop van het evenement zelf. De organisatie is verantwoordelijk voor het naleven van de aan de vergunning verbonden voorschriften. Ook is de organisatie verantwoordelijk voor alle medewerkers die worden ingezet voor, tijdens en na het evenement. Dit geldt ook voor medewerkers die via professionele partijen worden ingehuurd. De organisatie moet naar eigen oordeel de maatregelen nemen die leiden tot een vermindering van risico’s op het gebied van openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu. Afspraken over verantwoord drank verstrekken, een veiligheidsbeleid, alertheid op drugs en wapens en over het schoonhouden van de directe omgeving kunnen daaruit voortvloeien. Uitgangspunt daarbij is dat nadrukkelijk aandacht besteed wordt aan de wettelijke verplichtingen (Alcoholwet, Omgevingswet) en verplichtingen die voortvloeien uit de APV. De Arbowet is van ook toepassing op organisaties. Onderaannemers zijn verantwoordelijk voor het nakomen van contractuele verplichtingen met de organisatie.

Bij grote evenementen is het voor de organisatie raadzaam om gebruik te maken van een veiligheidscoördinator, welke de inzet van beveiligingspersoneel en bedrijfshulpverleners coördineert.

Gemeente

De gemeente, de burgemeester specifiek, is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid en handhaving van de openbare orde en veiligheid. De gemeente voert hierin de regie en organiseert het overleg met de betrokken organisaties. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de fysieke infrastructuur en kan deze verantwoordelijkheid invullen door het nemen van maatregelen of het stellen van voorschriften. De gemeente houdt toezicht op hoe de organisatie de voorschriften naleeft en treedt op als de voorschriften niet nageleefd worden.

Bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees daarvoor, is de burgemeester op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet bevoegd bevelen te geven die hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde of de veiligheid. Deze bevoegdheden kan hij ingevolge artikel 178 Gemeentewet niet overdragen.

Politie

De verantwoordelijkheid van de politie is gericht op het houden van toezicht op hoe de organisatie (beveiliging) de openbare orde op het evenemententerrein handhaaft en hoe de organisatie de verkeersregulatie nabij het evenemententerrein op de (hoofd)verkeerswegen handhaaft. Daarnaast is de politie verantwoordelijk voor het nemen en uitvoeren van maatregelen om de openbare orde op het evenemententerrein en in de directe omgeving van het evenemententerrein te handhaven, wanneer hier aanleiding toe is. Tot slot is de politie verantwoordelijk voor het uitvoeren van eventueel noodzakelijk strafrechtelijk onderzoek.

Het toezicht door de politie richt zich op een gerichte bijdrage aan het terugdringen van criminaliteit en handhaving op het gebied van de openbare orde. De wijze waarop aan dit toezicht vorm wordt gegeven kan onderwerp van afspraken zijn tussen gemeente, politie en organisaties. Het toezicht en optreden van de politie is gebonden aan het door de Lokale Driehoek vastgestelde beleid.

Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie voert het vervolgingsbeleid uit en ondersteunt afspraken uit de Lokale Driehoek. Dit kan de effectiviteit van de afgesproken maatregelen versterken. Denk hierbij aan lik-op-stukbeleid, nulbeleid, handhaving van de "kleine norm " en een stelselmatige daderaanpak. Het Openbaar Ministerie zorgt voor een effectief repressief beleid als sluitstuk. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie preventieve en proactieve maatregelen stimuleren en ondersteunen.

Hulpdiensten/VRBZO/adviseurs

De hulpdiensten, zoals de brandweer en GHOR, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van hun wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast adviseren de hulpdiensten aan de gemeente.

Andere overheden of diensten kunnen de gemeente ook adviseren of ondersteunen. Gedacht kan dan worden aan Provincie Noord-Brabant, VRBZO, Rijkswaterstaat, regionale vervoerders, waterbeheerders, natuurbeheerders en andere gemeenten.

7.2 Crisis- en rampenbeheersing 7.2.1 Evenement afgelasten

De burgemeester kan in het geval van overmacht situaties besluiten dat een evenement (tijdelijk) geen doorgang kan vinden. Van een overmacht situatie is bijvoorbeeld sprake bij (plotseling) opkomend extreem weer (warm, koud, storm), een pandemie, slechte waterkwaliteit bij watersportevenement, aanwijzingen van een terreurdaad of een gesprongen waterleiding in de omgeving van het evenement.

7.2.2 Terreur

Zonder aanwijzingen voor of dreiging van een terreurdaad worden er geen standaard of aanvullende voorschriften hierover aan vergunningen verbonden. Als in een specifieke vergunning nadere voorschriften in dat kader opgenomen moeten worden adviseert de veiligheidscoördinator van de gemeente, de politie of de VRBZO hierover aan de burgemeester. Het advies hierover moet meegenomen worden in het advies wat ze al geven in het kader van het vergunningenproces. Dit geldt ook als een vergunning al is verleend en er nog toezicht op het evenement uitgeoefend moet worden.

Omdat hulpdiensten veelal niet al aanwezig zijn op een evenement waar een terreurdaad wordt gepleegd moet in de planvorming voor risicovolle evenementen rekening worden gehouden met dit scenario.

7.2.3 Veiligheids- en crisismanagement

Met veiligheidsmanagement wordt de aanpak van veiligheid in reguliere omstandigheden bedoeld. Is sprake van buitengewone omstandigheden die vaak om geheel andersoortige maatregelen vragen, dan is crisismanagement aan de orde.

Veiligheidsmanagement

De burgemeester is primair verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente waar een evenement plaatsvindt. Bij een optreden in verband met de veiligheid op of rond een evenement is het onderscheid tussen normale en buitengewone omstandigheden relevant. Van de normale bevoegdheden kan de burgemeester gebruikmaken indien de veiligheid op enigerlei wijze in het geding is en waarbij de normale bevoegdheden (nog) toereikend zijn om de veiligheid te handhaven. Hierbij gaat het om veiligheidsmanagement. Dit omvat de maatregelen die de organisatie in samenwerking met de overheid voorbereidt om de randvoorwaarden voor een veilig verloop van het evenement in normale omstandigheden te realiseren.

De belangrijkste onderdelen van het veiligheidsmanagement van evenementen zijn:

  • de beveiliging van in- en uitgangen en niet voor publiek toegankelijke gedeeltes;

  • het reguleren van publieksstromen op het evenement;

  • het reguleren van verkeersstromen van en naar het evenement;

  • de toegangscontrole: leeftijd, verboden middelen, wapens;

  • surveillance op het terrein: signaleren, ingrijpen;

  • de controle op brandveiligheid;

  • de inzet van EHBO-ers en artsen voor het verzorgen van bezoekers;

  • de communicatie naar bezoekers, onder andere over ge- en verboden, gedragsregels en veiligheidsvoorschriften.

Crisismanagement

Met de term crisis wordt hier gedoeld op buitengewone omstandigheden die om een snelle effectieve respons vragen. Hierbij wordt aangesloten bij de definitie van crisismanagement: het management van uitzonderlijke situaties die een ernstige bedreiging vormen voor de (maatschappelijke) basisstructuren, waarin met geringe tijd om te beslissen en een hoge mate van onzekerheid kritische beslissingen moeten worden genomen. Uitgangspunt is dat bij een crisis de reguliere veiligheidsmaatregelen niet meer afdoende zijn. De organisatie kan het in feite niet meer af met de eigen maatregelen. Er ontstaat een veel nadrukkelijkere rol van de overheid. Het is immers de taak van de overheid om de veiligheid van haar burgers te waarborgen.

Omslagpunt van veiligheids- naar crisismanagement

Tot hoever maatregelen onder veiligheidsmanagement vallen en wanneer het omslagpunt is bereikt waarop crisismanagement nodig is, hangt af van een tweetal factoren. Ten eerste hangt het af van de mate waarin de betrokken actoren zich hebben voorbereid op bepaalde calamiteiten. Ten tweede hangt het af van de mate waarin de aanpak van een calamiteit met de middelen die voorhanden zijn kan worden afgedaan. Het omslagpunt van veiligheidsmanagement naar crisismanagement heeft zowel voor de organisatie als voor de overheid grote consequenties. Belangrijk is daarom dat betrokkenen ook daadwerkelijk vaststellen dat er sprake is van een crisis en beseffen welke gevolgen deze beslissing heeft. Bij grotere C-evenementen is het daarom verstandig dat vertegenwoordigers van politie, brandweer, GHOR en gemeente zich nadrukkelijk bemoeien met het verloop van het evenement en de aanpak van incidenten. Zij kunnen dan ook samen met de organisatie afwegingen maken over de te nemen maatregelen.

Het belang van bekendheid met veiligheids- en crisismanagement

De bij het evenement betrokken organisaties moeten vooraf kennis hebben van de verschillen tussen veiligheids- en crisismanagement. De betrokken partijen moeten vooraf door middel van afspraken, scenariobesprekingen en oefeningen voldoende bekend zijn gemaakt met hun taak en positie in uiteenlopende situaties. Organisaties die pas actief betrokken raken als er sprake is van crisismanagement moeten ook bekend zijn met de wijze waarop het veiligheidsmanagement is georganiseerd. Zij moeten daarmee immers rekening houden in een crisissituatie. Hulpverleningsdiensten moeten bekend zijn met zaken als welke uitvalswegen het publiek moet gebruiken, hoe de hekken zijn opgesteld in verband met ontruiming en welke maatregelen in het kader van brandveiligheid zijn genomen.

Vooral bij C-evenementen moet de organisatie bekend zijn met veiligheids- en crisismanagement. Ook bij vergunningsplichtige B-evenementen kan hier door de gemeente aandacht voor worden gevraagd.

7.2.4 Ontruiming

Het kan voorkomen dat er op een evenement een ernstig incident plaatsvindt. Er kan dan besloten worden om over te gaan tot ontruimen. Doordat op een evenement veel bezoekers op een beperkte ruimte bij elkaar kunnen komen moet vooraf bekend zijn hoe er dan wordt ontruimd. Als er een beveiligingsorganisatie aanwezig is, heeft deze de taak om de ontruiming te begeleiden en/of uit

te voeren. Als er geen beveiligingsorganisatie aanwezig is, is dit een taak van de organisatie. De organisatie moet medewerkers/vrijwilligers vooraf informeren over hun rol bij een ontruiming. Ontruimen kan gedeeltelijk of volledig plaatsvinden. Er kunnen diverse redenen zijn om te ontruimen. Deze zijn bijvoorbeeld:

  • brand;

  • weersomstandigheden (storm, hevige regen, hagelbui of hevig onweer, blikseminslag);

  • bouwkundige omstandigheden (bijvoorbeeld instortingsgevaar van een tribune);

  • bommelding;

  • het vinden van een verdacht voorwerp;

  • ongeregeldheden (denk aan verdrukking, massale vechtpartij, bestorming van het evenementengebied, vuurwerk);

  • uitvallen van voorzieningen (stroom, geluid, tourniquets (draaihekken), water, verlichting);

  • gaslek en gasexplosie;

  • het gebruik van traangas of andere vormen van gas.

Ontruimingsprocedure

Wanneer er besloten wordt tot ontruimen, kan dit worden aangegeven door de organisatie, de hoofdverantwoordelijke van een locatie, het hoofd Bedrijfshulpverlening (BHV), door de politie of de brandweer. Als dit nodig is gebeurt dit op bevel (last) van de burgemeester.

Een ontruiming kan alleen maar goed en rustig verlopen als er voldoende tijd is om te ontruimen. Als er te weinig tijd is kunnen er eenvoudig zaken fout gaan. Een ander probleem bij ontruimen is altijd de grote kans op paniek. Paniek ontstaat vaak uit onzekerheid.

Verantwoordelijkheid

De ontruiming is geregeld in de Gemeentewet. De eindverantwoordelijke van de gemeente is de burgemeester. Het zoeken naar verdachte zaken is in eerste instantie een taak van de politie. Als er explosieven gevonden worden, of verdachte zaken in dat kader, kan het Explosieven Opruimingscommando (EOC) van Defensie worden ingeschakeld.

7.2.5 Rampenbestrijding

Een ramp is een gebeurtenis of dreiging met ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid als gevolg, waarbij mens of materieel belang ernstig wordt bedreigd of geschaad en waarvoor een gecoördineerde multidisciplinaire inzet van (operationele) diensten nodig is. Onder de beheersing van rampen wordt ook verstaan het aanwenden van alle middelen (in personeel en in materieel) die nodig zijn om rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen te bestrijden of te voorkomen.

De gemeentelijke medewerker rampenbestrijding is verantwoordelijk voor de voorbereiding binnen de gemeentelijke organisatie. Hiervoor moet deze medewerker op de hoogte zijn van de planvorming van evenementen. Dit betekent ook dat het regionale crisisplan en de deelprocessen Bevolkingszorg actueel worden gehouden en dat medewerkers door middel van opleiden, oefenen en bijscholen worden voorbereid op hun rol in een gemeentelijk proces ten tijde van een ramp/crisis.

De Wet veiligheidsregio's (Wvr) kent enkele verplichte planfiguren: risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan. Deze planfiguren moeten één keer in de vier jaar door het bestuur van de VRBZO vastgesteld worden. Op basis van de voor het beleidsplan opgestelde risicoprofiel zijn calamiteiten op of rondom evenementen in de regio als een risico gedefinieerd. Het vastgestelde risico van calamiteiten op en/of rondom evenementen is een reëel risico gebleken.

Rampenbestrijding en de veiligheidsketen

De veiligheidsketen geeft alle elementen weer die samen leiden tot een optimale bestrijding van rampen. Het gaat daarbij om zaken die ter voorkoming van rampen, bij de voorbereiding op en de bestrijding van rampen en in de herstelfase moeten worden gedaan. De veiligheidsketen bestaat uit de schakels proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. De brandweer (rode kolom), de GHOR (gele kolom) de politie (blauwe kolom) en de gemeente (oranje kolom) zijn gezamenlijke partners in de veiligheidsketen bij de rampenbestrijding.

7.2.6 Handelswijze veranderende (weers)omstandigheden

Op diverse momenten voor of tijdens een evenement kunnen zich situaties voordoen die om actie van de organisatie vragen. Dit is in ieder geval aan de orde bij extreem weer (hitte, onweer, sterke wind) en andere calamiteiten, bijvoorbeeld vanwege een ongeval of terreur(dreiging). In het verleden werd er veel ad hoc gereageerd bij deze veranderende (weers)omstandigheden. Hierbij was niet duidelijk wie welke taak uitvoert. Daarom wordt de handelswijze hiervoor, met wie welke rol hierin heeft, opgenomen in dit uitvoeringsbeleid. De handelwijze wordt als volgt:

  • 1.

    Signalering: organisatie, veiligheidsmedewerker gemeente, Veiligheidsregio, politie of een vergunningverlener of toezichthouder van afdeling VTH de Kempen signaleren een extreme situatie.

  • 2.

    Beoordeling: de veiligheidsmedewerker van de gemeente beoordeelt hoe te handelen. Vanwege de gevolgen voor de openbare orde en veiligheid wordt die beoordeling afgestemd met de burgemeester. De burgemeester besluit welke actie moet volgen.

  • 3.

    Uitvoering: een medewerker van afdeling VTH de Kempen onderneemt na berichtgeving van de veiligheidsmedewerker van de gemeente over het besluit van de burgemeester actie richting de organisatie van het evenement over de beslissing van de burgemeester.

  • Wanneer de actie richting de organisatie enkele dagen voorafgaand aan het evenement plaatsvindt wordt de actie uitgevoerd door een vergunningverlener.

  • Wanneer de actie richting de organisatie zeer kort voor of tijdens het evenement plaatsvindt wordt de actie uitgevoerd door een toezichthouder.

Ondernomen acties worden teruggekoppeld aan de veiligheidsmedewerker van de gemeente, welke het zo nodig nog kort sluit met de burgemeester.

7.3 Toezicht

Voorafgaand en tijdens een evenement kan altijd ingegrepen worden op basis van meldingen of klachten, het niet naleven van de (maatwerk)voorschriften en in het kader van de openbare orde en veiligheid.

7.3.1 Voorafgaand aan evenement

Tijdens de opbouw en inrichting van een evenemententerrein is de organisatie primair verantwoordelijk voor het naleven van wet- en regelgeving. De organisatie moet er op toe zien dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan. Wanneer er in de vergunningsfase een deskundige ingeschakeld moet worden door de organisatie voor de beoordeling van de aanvraag moet door deze deskundige na de opbouw, voordat het evenement plaatsvindt, een goedkeuring zoals werkelijk gerealiseerd worden overlegd.

Startgesprek/doorleefsessie

Bij C-evenementen (optioneel bij B-evenementen) wordt door de organisatie uiterlijk twee weken voor aanvang van het evenement een startgesprek gehouden, ook wel “doorleefsessie” genoemd. In de doorleefsessie toetst de organisatie met iedereen die feitelijk bij de uitvoering van het evenement is betrokken de in het calamiteitenplan opgenomen scenario’s op haalbaarheid en kijkt of het realistisch is. De organisatie moet middels het (tijdig) overleggen van een verslag van deze doorleefsessie aan de gemeente laten zien hoe de toetsing is verlopen. Eventueel kunnen zaken in de planvorming nog aangepast worden naar aanleiding van de sessie en dus voordat het evenement plaats gaat vinden.

Voorschouw

Bij gebruik van een openbaar terrein is soms een voorschouw nodig om de staat van het terrein voor ingebruikname te bepalen. Daarbij kunnen afspraken worden gemaakt over hoe de organisatie het terrein na afloop van het evenement oplevert.

Schouw

Tijdens de inrichting van een evenemententerrein of als de opbouw gereed is kan de gemeente een schouw uitvoeren op het evenemententerrein. Tijdens de schouw wordt ter plaatse gecontroleerd in hoeverre de eisen die zijn gesteld op en rondom het evenemententerrein worden nagekomen. Hulpdiensten kunnen ondersteunen bij de schouw. Als een schouw plaatsvindt wordt de VRBZO, afdeling crisisbeheersing evenementen, daar altijd bij betrokken. De VRBZO loopt onder andere de bluswatervoorzieningen na op bereikbaarheid. Ook controleren zij de tenten en het evenemententerrein op onder andere nooduitgangen en blusmiddelen. Voor openingstijd van het evenement worden alle calamiteitenroutes bekeken. In een aantal gevallen zal de VRBZO voorschriften van de GHOR meenemen in de schouw.

Bij een categorie C-evenement wordt altijd een schouw uitgevoerd als de opbouw gereed is, voorafgaand aan de start van het evenement. Bij een B-evenement wordt per evenement beoordeeld of een schouw uitgevoerd moet worden.

7.3.2 Tijdens het evenement

Organisatie

De organisatie is primair verantwoordelijk voor de orde en de veiligheid van de bezoekers op het evenemententerrein. De organisatie moet daarom zorgen voor voldoende toezicht. Ook is de organisatie verantwoordelijk voor het wijzen op eventuele risico’s die zijn verbonden aan het evenement.

Tijdens het evenement moet een contactpersoon van of namens de organisatie op het festivalterrein aanwezig zijn. Hij is het aanspreekpunt voor aanwijzingen van de daartoe bevoegde ambtenaren van de gemeente en de hulpdiensten. De aanwijzingen moeten te allen tijde worden opgevolgd.

Gemeente

De Gemeentewet geeft aan dat de burgemeester belast is met het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. In dit kader kan de burgemeester evenementen laten bezoeken door de gemeentelijke (aangewezen) toezichthouder(s). Evenementen waar er van te voren concrete aanwijzingen zijn dat er een illegale situatie zal ontstaan worden bezocht door in ieder geval een toezichthouder. Wanneer er dergelijke signalen zijn informeert de toezichthouder de burgemeester hierover. De toezichthouder controleert of de voorschriften voor het evenement daadwerkelijk worden nageleefd. De toezichthouder kan zich hierbij laten adviseren door partijen die ook geadviseerd hebben over de aanvraag voor het evenement, zoals de VRBZO of de politie. De GHOR kan uitsluitend op uitdrukkelijk verzoek worden betrokken bij het toezicht op evenementen.

Specifiek toezicht door de gemeente kan plaatsvinden op de volgende aspecten:

  • Geluid: bij muziekevenementen of evenementen waar veel geluid wordt geproduceerd kan de gemeente besluiten dat een geluidsmeting moet worden uitgevoerd.

  • Drankverstrekking: tijdens elk evenement kan gecontroleerd worden op het verstrekken van alcoholische dranken aan personen jonger dan 18 jaar en het drinken van alcoholhoudende dranken door personen jonger dan 18 jaar. Daarnaast kan voor wat betreft de ontheffing van artikel 35 van de Alcoholwet gecontroleerd worden op het schenken buiten de toegestane tijden/dagen en of de daaraan verbonden voorschriften worden nageleefd. Ook het schenken van alcoholhoudende dranken zonder ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet kan worden gecontroleerd.

  • Eindtijden: om overlast te voorkomen moeten evenementen ook daadwerkelijk stoppen op het in de vergunning genoemde tijdstip.

Doelstellingen op het gebied van toezicht en handhaving worden jaarlijks door de gemeente uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Hoe om wordt gegaan met evenementen wordt opgenomen in het uitvoeringsprogramma.

Politie

Bij grootschalige evenementen of evenementen met risico’s op het gebied van openbare orde kan inzet van politie tijdens het evenement noodzakelijk zijn. In die gevallen houdt de politie toezicht op hoe de organisatie de openbare orde op het evenemententerrein handhaaft en hoe de organisatie de verkeersregulatie nabij het evenemententerrein op de (hoofd)verkeerswegen handhaaft. Daarnaast is de politie verantwoordelijk voor het nemen en uitvoeren van maatregelen om de openbare orde op het evenemententerrein en in de directe omgeving van het evenemententerrein te handhaven, wanneer hier aanleiding toe is. Tot slot is de politie verantwoordelijk voor het uitvoeren van eventueel noodzakelijk strafrechtelijk onderzoek.

Brandweer

Tijdens een evenement is de brandweer verantwoordelijk voor het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Ook is de brandweer verantwoordelijk voor het beperken en bestrijden van gevaar voor mens en dier bij ongevallen anders dan brand.

GHOR/GGD

De GHOR kan toezicht houden op hoe een door de organisatie ingehuurde medische organisatie de medische verzorging uitvoert. Ook kan de GHOR de medische ondersteuning bij een opgeschaalde organisatie coördineren.

De GGD kan een inspectie uitvoeren op de naleving van de “Hygiënerichtlijn voor Evenementen”. De organisatie moet aan de inspectie medewerking verlenen.

NVWA

De NVWA controleert tijdens evenementen en daarbuiten of professionele en particuliere aanbieders van bederfelijke eet- en drinkwaren zich houden aan de regels uit de Warenwet. Bij constatering van een overtreding van deze wet kan zij de aanbieder beboeten. Als de organisatie van het evenement nalatigheid kan worden verweten met betrekking tot de verkochte waren kan de NVWA ook een boete opleggen. Ook controleert de NVWA op het rookverbod.

Inspectie leefomgeving en transport

De Inspectie leefomgeving en transport is belast met het toezicht op het gebied van de wet- en regelgeving op het gebied van duurzame bekers en verpakkingsmaterialen.

7.3.3 Overlast en calamiteiten tijdens evenementen

Voor evenementen die plaatsvinden tijdens kantooruren kan wanneer er overlast wordt ervaren van het evenement contact op worden genomen met de gemeente om de overlast te melden. De meeste evenementen vinden echter buiten kantoortijden plaats. Als er tijdens die evenementen overlast wordt ervaren moet dat ook ergens geuit kunnen worden. Voor acute overlast op het gebied van milieu, zoals van geur, geluid en trillingen, moet op het moment dat de overlast wordt ervaren het telefonisch gemeld worden bij de MilieuKlachtenCentrale. Voor minder acute overlast kan de melding ook digitaal worden gedaan via de MilieuKlachtenCentrale. Wanneer bij niet milieu gerelateerde overlast sprake is van verstoring van de openbare orde kan contact op worden genomen met de politie. Bij acuut gevaar moet 112 worden gebeld.

Voor calamiteiten tijdens evenementen kan contact opgenomen worden met de calamiteitenlijn van de gemeente, ook buiten kantooruren.

7.3.4 Toegangscontrole

Voor de veiligheid op het evenemententerrein kan het van belang zijn dat de organisatie het aantal bezoekers reguleert met het uitdelen of verkopen van toegangskaarten. In het geval van verkoop van kaarten is er sprake van een overeenkomst tussen de organisatie en de koper. Die overeenkomst schept verplichtingen voor de organisatie, bijvoorbeeld inzake de voorzieningen en de veiligheid die de koper mag verwachten. Aan de andere kant kan de organisatie met de verkoop van toegangskaarten eisen stellen aan de bezoeker (bijv. een minimale leeftijd), de bezoeker informeren over regels en tolerantiegrenzen of delen van de aansprakelijkheid expliciet uitsluiten.

Het werken met toegangskaarten vereist dat de toegangscontrole goed is georganiseerd. In de voorschriften bij een vergunning moet dan worden opgenomen hoeveel bezoekers er maximaal zijn toegestaan. De organisatie moet ervan uitgaan dat sommige mensen zonder toegangskaart proberen binnen te komen en dat er handel in zwarte kaarten plaatsvindt. Niet alleen is ‘zwarte handel’ strafbaar, ook ontstaat het risico dat er te veel mensen op het evenement zijn waardoor de veiligheid in het geding komt.

7.4 Handhaving

Handhaving kan voorafgaand aan het evenement (preventief), tijdens en na een evenement plaatsvinden. In het Uitvoeringsbeleid Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving wordt vastgelegd welke evenementen in welke mate en wanneer gecontroleerd worden. Hiervan kan afgeweken worden als dat nodig is.

De evenementen worden preventief gecontroleerd als daar aanleiding voor is. Dit is afhankelijk van het naleefgedrag en de professionaliteit van de organisatie, op basis van beoordeling van de toezichthouder of naar aanleiding van klachten tijdens eerdere edities van het evenement.

7.4.1 Niet-naleving vergunningvoorschriften

Bij niet naleving van de voorschriften of de namens het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen,

dan wel bij geconstateerd wangedrag of gevaarzetting kan voor of tijdens een evenement ingegrepen worden. Afhankelijk van de ernst en aard van de geconstateerde overtreding of afwijking wordt besloten welke bestuurlijke maatregel passend wordt geacht. Conform de Landelijke Handhavingsstrategie zijn hiervoor de volgende mogelijkheden:

  • Bij lichte overtredingen of afwijkingen: tijdelijk gedogen van de situatie, waarschuwing met eis tot aanpassing binnen gestelde tijd of borgstelling vooraf;

  • Bij middelmatige overtredingen of afwijkingen: bestuurlijke waarschuwing (overhandigen), bestuurlijke boete (bij overtreding APV-regels) of een last onder dwangsom of een preventieve last onder dwangsom;

  • Bij zware overtredingen of afwijkingen: vergunning weigeren, vergunning intrekken voorafgaand of tijdens evenement of toepassen bestuursdwang tot onmiddellijk ingrijpen of stopzetten activiteit (kosten verhaal als situatie niet wordt hersteld).

Daarnaast kan achteraf besloten worden dat aan toestemmingen voor een toekomstige editie van hetzelfde evenement aanvullende voorschriften worden verbonden of dat voor maximaal 2 jaar hetzelfde evenementen niet georganiseerd mag worden.

7.4.2 Alcoholwet

Bij het niet naleven van de Alcoholwet kan een boete aan de vergunninghouder of degene die een ontheffing heeft op basis van artikel 35 van de Alcoholwet worden opgelegd. In het uiterste geval kan de alcoholvergunning of de ontheffing worden ingetrokken.

Ook aan een persoon die jonger is dan 18 jaar en waarvan is geconstateerd dat hij alcoholhoudende drank bij zich heeft kan een boete worden opgelegd. Ook kan een HALT-straf worden opgelegd. Aan een persoon die via wederverstrekking alcoholhoudende drank geeft aan een persoon jonger dan 18 jaar kan ook een boete worden opgelegd. Dit blijft wel ook nog de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder of degene die een ontheffing op basis van artikel 35 van de Alcoholwet heeft.

7.5 Evaluatie

C-evenementen worden altijd volledig geëvalueerd. Dit gebeurt op initiatief van de gemeente (casemanager APV/Bijzondere wetten). Bij de evaluatie worden de organisatie van het evenement en de bij het evenement aan de orde gekomen hulpdiensten/adviseurs betrokken. Eventueel kunnen ook onderaannemers van de organisatie betrokken worden bij de evaluatie. De evaluatie wordt in een verslag vastgelegd. Dat verslag wordt gedeeld met alle bij de evaluatie betrokken partijen. Bij een volgend evenement wordt de kennis en ervaring van voorgaande evenementen betrokken.

Evaluatie vindt in ieder geval plaats op de effectiviteit van de getroffen maatregelen en voorzieningen, de geconstateerde incidenten en indien van toepassing op de handhaving. Als een schouw is uitgevoerd worden de aandachtspunten daaruit bij de evaluatie betrokken. Waar mogelijk worden concrete vervolgacties benoemd.

Bij nieuwe B-evenementen die zijn bedoeld om jaarlijks terug te keren vindt in ieder geval na het plaatsvinden van de eerste editie een volledige evaluatie plaats. De jaren daarna indien daar bij één van de partijen behoefte aan is. Dat geldt ook voor eenmalige evenementen en voor bestaande B-evenementen.

Na afloop van een evenement waar op voorhand te verwachten was dat (mogelijk) drugsgebruik plaats zou vinden wordt door de gemeente het SKIP evaluatieformulier ingevuld en naar de projectleider van SKIP verzonden.

Evaluatie evenementenseizoen

Na afloop van het evenementenseizoen (in oktober-november) worden alle evaluaties van individuele evenementen beschouwd. Aandachtspunten en verbeteringen die hieruit voortkomen worden bij nog komende evenementen betrokken. Zo nodig wordt beleid bijgesteld. Het initiatief tot het plannen van deze seizoensevaluatie ligt bij de casemanager APV/Bijzondere wetten gezamenlijk. Zij verzorgen ook de verslaglegging. De veiligheidsmedewerker van de gemeente zal optreden als voorzitter van het gesprek.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

8.1 Intrekking

Het Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2021, vastgesteld 25 mei 2021, wordt ingetrokken.

8.2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2024.

8.3 Inwerkingtreding

Het Uitvoeringsbeleid evenementen Eersel 2024 treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders op 16 april 2024.

Ondertekening

Burgemeester van de gemeente Eersel,

drs. W.A.C.M. Wouters

Burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel,

De secretaris, H.M.L. Offermans

De burgemeester, drs. W.A.C.M. Wouters.