Verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Cranendonck 2024

Geldend van 26-04-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Cranendonck 2024

De raad van de gemeente Cranendonck;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 maart 2024;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en c Participatiewet, artikel 8b Participatiewet, artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gezien het advies van cliëntenraad;

overwegende dat in Nederland verreweg de meeste inwoners de regels naleven, maar maatschappelijk draagvlak wel vereist dat misbruik en oneigenlijk gebruik bestreden moet worden, zonder de mens achter het misbruik of oneigenlijk gebruik uit het oog te verliezen.

besluiten vast te stellen de verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Cranendonck 2024.

Hoofdstuk 1: algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

  • b)

    Inwoners: De personen wonend in de gemeente en een uitkering en/of ondersteuning bij arbeidsinschakeling ontvangt op grond van de wet.

  • c)

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

  • d)

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • e)

    Maatregel: Verlaging van de inkomensondersteuning op grond van de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW of IOAZ.

  • f)

    PIP: Persoonlijk plan inburgering en participatie als bedoeld in artikel 15 Wet inburgering 2021.

  • g)

    Recidive: De situatie dat een inwoner de verplichtingen behorende bij de wet waarvoor op grond van deze verordening een maatregel kan worden opgelegd meerdere keren schendt.

  • h)

    Wet: Participatiewet, Bbz 2004, IOAW of IOAZ.

Hoofdstuk 2: bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 2. Preventie

  • 1. De gemeente streeft ernaar om fraude en misbruik te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.

  • 2. De gemeente controleert regelmatig of de inwoner recht heeft op een uitkering of voorziening en of hij de juiste uitkering of voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. Hiervoor maakt de gemeente gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, zoals bijvoorbeeld administratief onderzoek, huisbezoeken en gesprekken. Daarbij wordt de basis gevormd door een respectvolle bejegening in combinatie met een basishouding van vertrouwen in een juiste omgang met gemeentelijke regelingen door inwoners.

  • 3. Bij de controle van uitkeringen en voorzieningen zorgt de gemeente ervoor dat de regels die horen bij de gebruikte onderzoeksmethoden worden nageleefd en voldaan is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Hoofdstuk 3: Afstemming

Artikel 3. Toelichtingsgesprek

  • 1. De gemeente besluit pas over het opleggen van een maatregel wanneer de inwoner in de gelegenheid is gesteld om een toelichtingsgesprek te voeren. De inwoner kan zonder opgave van redenen afzien van het toelichtingsgesprek.

  • 2. Tijdens dit gesprek zal de gemeente toelichting geven over de betreffende verplichting en hoe die in de toekomst nageleefd kan worden. De inwoner kan tijdens dit gesprek toelichting geven over wat er is voorgevallen en waarom, en welke omstandigheden in diens leven spelen.

  • 3. De gemeente weegt in ieder geval de volgende feiten en omstandigheden mee:

    • a.

      ernst van de gedraging;

    • b.

      de mate waarin de inwoner de gedraging kan worden verweten en;

    • c.

      de omstandigheden waarin de inwoner en zijn gezin verkeert.

  • 4. De gemeente kan een inwoner schriftelijk mededelen dat er geen gelegenheid geboden zal worden om een toelichtingsgesprek te voeren toelichtingsgesprek als:

    • a.

      De inwoner al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet of;

    • c.

      dat dit gesprek niet in betekenende mate kan bijdragen aan het vergaren van informatie of aan het voorkomen van toekomstige overtredingen door de inwoner.

Artikel 4. De maatregel en de berekeningsgrondslag

  • 1. Als de inwoner naar het oordeel van de gemeente de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt dan wel anderszins tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont, wordt overeenkomstig de wet en deze verordening een maatregel toegepast. Deze maatregelen kunnen ook worden opgelegd indien een inwoner een uitkering uit de Bbz 2004 ontvangt.

  • 2. De maatregel wordt toegepast op:

    • a.

      de voor de inwoner van toepassing zijnde norm, als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewet of de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW/IOAZ;

    • b.

      de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 12 Participatiewet;

    • c.

      de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5, onderdeel d, Participatiewet.

Artikel 5. Ingangsdatum en tijdvak van een maatregel

  • 1. De gemeente maakt het besluit tot verlaging per beschikking aan de inwoner bekend. De maatregel gaat in vanaf de kalendermaand na de datum van dit besluit.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid niet mogelijk is kan de maatregel al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast. Dat kan als de uitkering voor die maand(en) nog niet is uitbetaald.

  • 3. Soms kan de gemeente de uitkering niet of maar voor een deel verlagen omdat deze wordt beëindigd. Dan zal de gemeente het overgebleven deel van de verlaging alsnog opleggen als de inwoner binnen zes maanden na de beëindiging opnieuw een uitkering gaat ontvangen.

  • 4. Een maatregel wordt over één maand uitgevoerd. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende norm. De gemeente kan het noodzakelijk achten om uitvoering van de maatregel te spreiden over meerdere maanden, als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt, voor zover het een zelfstandige betreft, die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz 2004 heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

Hoofdstuk 3.1: Afstemming geüniformeerde arbeidsverplichtingen

Artikel 6. Duur maatregel geïnformeerde verplichtingen

  • 1. Als een inwoner een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet nakomt, bedraagt de maatregel 100% gedurende één maand.

  • 2. De maatregel wordt in gelijke stukken verdeeld over de maand van oplegging en de twee daaropvolgende kalendermaanden, als er volgens de gemeente sprake is van bijzondere omstandigheden.

Hoofdstuk 3.2: Afstemming niet geüniformeerde arbeidsverplichtingen

Artikel 7. Afzien van een maatregel

  • 1. De gemeente ziet af van een maatregel als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

  • 2. De gemeente kan afzien van een maatregel als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Als de gemeente afziet van een maatregel wordt een inwoner hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 8. Waarschuwing

  • 1. De gemeente legt een waarschuwing op en geen maatregel als:

    • a.

      de gedraging meer dan één jaar voor constatering daarvan door de gemeente heeft plaatsgevonden;

    • b.

      de maatregel in relatie tot de ernst van de gedraging, mate van verwijtbaarheid en omstandigheden van de inwoner een te zware consequentie is. Mits de inwoner in de twaalf maanden voorafgaand aan de gedraging niet eerder een waarschuwing heeft gehad.

  • 2. Als de gemeente een waarschuwing oplegt wordt een inwoner hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld middels een beschikking. Deze waarschuwing telt ook mee ten aanzien van eventuele recidive.

Artikel 9. Maatwerk hoogte maatregel

  • 1. De gemeente kan als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de inwoner en zijn gezin daartoe aanleiding geven afwijken van de in de artikelen opgenomen maatregelpercentages. Het doel hiervan is om op een passende te reageren op ongewenst gedrag van onze inwoners, zodat de maatregel evenredig is.

  • 2. Dit kan op de volgende wijze:

    • a.

      Een maatregel van 10% kan worden gematigd tot een maatregel van 5% of worden verhoogd tot een maatregel van 15%;

    • b.

      Een maatregel van 20% kan worden gematigd tot een maatregel van 10% of worden verhoogd tot een maatregel van 30%;

    • c.

      Een maatregel van 40% kan worden gematigd tot een maatregel van 20% of worden verhoogd tot een maatregel van 60%.

  • 3. De bevoegdheid van lid 1 geldt niet voor de maatregelen als gevolg van zeer ernstige misdragingen zoals bedoeld in artikel 18 van deze verordening.

Artikel 10. Re-integratie

  • 1. De gemeente legt een maatregel op van 10% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner, zonder tegenbericht, niet verschijnt op een schriftelijk uitnodiging om op gesprek te komen in verband met re-integratie.

    • b.

      Als een inwoner zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2. De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner niet of onvoldoende probeert algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of anderszins verplichtingen op grond van artikel 9 lid 1, onderdeel a, Participatiewet.

    • b.

      Als een inwoner niet of onvoldoende gebruik maakt van voorzieningen of verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, onderdeel b, Participatiewet.

    • c.

      Als een ontheffing op grond van artikel 9a lid 1 Participatiewet aan inwoner die alleenstaande ouder is ingetrokken omdat uit houding en gedrag is gebleken dat de inwoner zijn verplichtingen van artikel 9 lid 1, onderdeel b, Participatiewet niet wil nakomen.

  • 3. De gemeente legt een maatregel op van 40% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner onvoldoende de verplichtingen als bedoeld in artikel 18 lid 4 Participatiewet nakomt.

Artikel 11. Niet of onvoldoende medewerking verlenen

De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand. Als een inwoner op verzoek van de gemeente niet of onvoldoende de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Hieronder wordt mede begrepen het niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt van benodigde bewijsstukken, zoals bankafschriften. Tenzij het recht op bijstand over de af te stemmen periode al wordt ingetrokken.

Artikel 12. Jongeren

De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand. Als een inwoner die de leeftijd van 27 jaren nog niet heeft bereikt onvoldoende inspanningen heeft verricht om algemeen geaccepteerde arbeid of opleidingsmogelijkheden te verkrijgen of onderzoeken.

Artikel 13. Nadere verplichtingen

  • 1. De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner een verplichting die strekt tot arbeidsinschakeling op grond van artikel 55 Participatie niet of onvoldoende nakomt.

    • b.

      Als een inwoner een verplichting die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand op grond van artikel 55 Participatie niet of onvoldoende nakomt.

    • c.

      Als een inwoner verplichtingen die nodig zijn voor een doelmatige bedrijfs- of beroepsuitoefening op grond van artikel 38 lid 1 Bbz 2004 niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. De gemeente legt een maatregel op van 40% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner een verplichting die strekt tot vermindering van bijstand op grond van artikel 55 Participatie niet of onvoldoende nakomt.

    • b.

      Als een inwoner een verplichting die strekt tot beëindiging van bijstand op grond van artikel 55 Participatie niet of onvoldoende nakomt.

Artikel 14. Maatregel financieel ontzorgen

De gemeente legt een maatregel op van 10% voor de duur van één maand. Als een inwoner niet meewerkt aan de uitvoering van het financieel ontzorgen van artikel 56a Participatiewet

Artikel 15. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Als een inwoner zich te weinig besef van verantwoordelijkheid toont voor zijn eigen levensonderhoud, doordat deze bijvoorbeeld door eigen gedrag meer of langer uitkering nodig heeft. De gemeente legt een maatregel op die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De gemeente legt een maatregel op ter hoogte van:

    • a.

      10% voor de duur van twee maanden bij een benadelingsbedrag tot €3.000,00 of twee maanden eerder of langer uitkeringsafhankelijk;

    • b.

      20% voor de duur van twee maanden bij een benadelingsbedrag van €3.000,00 tot €6.000,00 of twee tot vier maanden eerder of langer uitkeringsafhankelijk;

    • c.

      20% voor de duur van vier maanden bij een benadelingsbedrag van €6.000,00 tot €12.000,00 of vier tot acht maanden eerder of langer uitkeringsafhankelijk;

    • d.

      20% voor de duur van acht maanden bij een benadelingsbedrag van €12.000,00 tot €24.000,00 of acht tot zestien maanden eerder of langer uitkeringsafhankelijk;

    • e.

      20% voor de duur van twaalf maanden bij een benadelingsbedrag van vanaf €24.000,00 of meer dan zestien maanden eerder of langer uitkeringsafhankelijk;

    • f.

      20% voor de duur van één maand als het benadelingsbedrag niet kan worden vastgesteld.

Artikel 16. Meewerken aan doorbetalingen bij gegronde redenen voor onverantwoorde besteding van bestaansmiddelen

De gemeente legt geen maatregel op als een inwoner niet meewerkt aan de uitvoering van artikel 57, onderdeel a, Participatiewet. Indien een inwoner niet meewerkt dan kan de gemeente overgaan tot het verlenen van bijstand in natura op grond van artikel 57, onderdeel b, Participatiewet.

Artikel 17. Maatregelen IOAW en IOAZ

  • 1. De gemeente legt een maatregel op van 10% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner, zonder tegenbericht, niet verschijnt op een schriftelijk uitnodiging om op gesprek te komen in verband met re-integratie.

    • b.

      Als een inwoner zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

    • c.

      Als een inwoner geen document als bedoeld in artikel 13 lid 4 IOAW of IOAZ overlegt.

  • 2. De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand:

    • a.

      Als een inwoner niet of onvoldoende gebruik maakt van voorzieningen of verplichtingen zoals bedoeld in artikel 37 lid 1 IOAW/IOAZ of deze verplichtingen anderszins niet naleeft. Deze bepaling geldt niet voor de gedraging als bedoelt in artikel 37 lid 1, onderdeel a, b, c en g, van die wetten.

    • b.

      Als een ontheffing op grond van artikel 38 lid 12 IOAW/IOAZ aan inwoner die alleenstaande ouder is ingetrokken omdat uit houding en gedrag is gebleken dat de inwoner zijn verplichtingen van artikel 37 lid 1, onderdeel e, IOAW/IOAZ niet wil nakomen.

    • c.

      Als een inwoner op verzoek van de gemeente niet of onvoldoende de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Hieronder wordt mede begrepen het niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt van benodigde bewijsstukken, zoals bankafschriften. Tenzij het recht op bijstand over de af te stemmen periode al wordt ingetrokken.

  • 3. De gemeente weigert de uitkering tijdelijk:

    • a.

      Als aan de beëindiging van de dienstbetrekking van de inwoner een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de inwoner terzake een verwijt kan worden gemaakt;

    • b.

      Als de dienstbetrekking van de inwoner is beëindigd door of op zijn verzoek zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

    • c.

      Als de inwoner nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • d.

      Als de inwoner door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

  • De duur van de weigering is altijd gelijk aan mate en duur waarin de inwoner inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 zou hebben kunnen verwerven.

  • 4. Als de gemeente een uitkering kan weigeren maar de mate waarin de inwoner inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 IOAW/IOAZ zou hebben kunnen verwerven niet kan worden vastgesteld, dan legt de gemeente een maatregel op van 40% voor de duur van één maand.

Artikel 18. Zeer ernstige misdragingen

Als een inwoner zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9 lid 6 van die wet, IOAW als bedoeld in artikel 37 lid 1, onderdeel g, van die wet of tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de IOAZ als bedoeld in artikel 37 lid 1, onderdeel g, van die wet, wordt een maatregel opgelegd van:

  • a.

    100% van de norm gedurende twee maanden, bij het uitoefenen van fysiek geweld tegen de genoemde personen;

  • b.

    100% van de norm gedurende één maand, bij verbale, non-verbale of schriftelijke bedreigingen gericht tegen de genoemde personen.

  • c.

    50% van de norm gedurende één maand, bij het uitoefenen van fysiek geweld tegen materiële zaken.

Artikel 19. Heroverweging

  • 1. De gemeente beoordeelt bij maatregelen die een periode langer dan twee maanden bestrijken of de omstandigheden en het gedrag van de inwoner aanleiding geven de beslissing te heroverwegen.

  • 2. Na heroverweging kan de gemeente besluiten om:

    • a.

      de maatregel volgens het oorspronkelijke besluit voort te zetten;

    • b.

      de hoogte of de duur van de maatregel te wijzigen voor de overgebleven periode;

    • c.

      De maatregel vanaf het moment van heroverweging stopzetten.

  • 3. De gemeente stelt de inwoner van haar besluit schriftelijk op de hoogte middels een beschikking.

Artikel 20. Inkeerregeling

  • 1. De gemeente kan de maatregel stoppen of niet uitvoeren als uit de houding en gedragingen ondubbelzinnig blijkt dat de inwoner de verplichtingen alsnog nakomt.

  • 2. De inwoner moet de gemeente zelf verzoeken om de verlaging te stoppen of niet uitvoeren. De inwoner moet het verzoek schriftelijk hebben ingediend voordat de maatregel volledig is uitgevoerd, maar nadat het besluit om de uitkering te verlagen is genomen. Een uitgevoerde maatregel kan door de inkeerregeling niet meer ongedaan gemaakt worden.

  • 3. De gemeente stelt de inwoner van haar besluit schriftelijk op de hoogte middels een beschikking.

Hoofdstuk 4: Samenloop en recidive

Artikel 21. Samenloop

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schendingen van de verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. Hierbij geldt dat weigeren van een uitkering een hogere sanctie is dan een procentuele maatregel.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd welke achtereenvolgend worden uitgevoerd.

  • 3. Wanneer een inburgeringsplichtige een uitkering ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 lid 1, onderdeel a, Participatiewet. De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wet inburgering 2021 op.

  • 4. Wanneer een inburgeringsplichtige die een uitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de Wet inburgering 2021 op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 5. De gemeente kan de bestuurlijke boete die op grond van de Wet inburgering 2021 aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de algemene uitkering voor levensonderhoud. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4:93 van de Awb. De gemeente houdt hierbij rekening met de beslagvrije voet volgens Artikel 475.b. e.v. Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering dit is een fictieve draagkracht van 5 procent van de norm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 22. Recidive

  • 1. Als een inwoner zich binnen twaalf maanden, na de datum van de beschikking waarin de vorige verwijtbare gedraging is vastgesteld, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging waarvoor een maatregel is of kan worden opgelegd zoals bedoelt in artikel 10 tot en met 18 van deze verordening. Dan wordt de hoogte van de maatregel verdubbeld of wordt de duur van de maatregel verdubbeld.

  • 2. De gemeente beoordeelt per geval welke sanctie op recidive het beste past. Daarbij betrekt de gemeente de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de inwoner en zijn gezin.

Artikel 23. Overgangsrecht

  • 1. Een op grond van de verordening Participatiewet 2015 voor inwerkingtreding van onderhavige verordening opgelegde maatregel blijft ook na inwerkingtreding van onderhavige verordening ongewijzigd doorlopen.

  • 2. Op bezwaarschriften of heroverwegingen tegen een besluit op grond van de verordening Participatiewet 2015, past de gemeente die ingetrokken verordening toe.

  • 3. Een gedraging die is begaan voor inwerkingtreding van onderhavige verordening handelt de gemeente af volgens de verordening Participatiewet 2015, tenzij onderhavige verordening leidt tot een voor de inwoner gunstiger besluit dan past de gemeente deze verordening toe.

Artikel 24. Intrekken oude verordening

Hoofdstuk 4 van de verordening Participatiewet 2015 wordt ingetrokken. 

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Cranendonck 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 april 2024.

De griffier,

Mr. P.J.F. Bemelmans

De voorzitter,

F.A.P. van Kessel