Financiële verordening gemeente Maashorst

Geldend van 23-04-2024 t/m 22-04-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Maashorst

De raad van de gemeente Maashorst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 5 maart 2024:

gelet op artikel gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;;

overwegende dat de uitgangspunten voor financiële beleid, beheer en organisatie dienen om de rechtmatigheid, verantwoording en controle te waarborgen;

b e s l u i t

De Financiële verordening gemeente Maashorst vast te stellen

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 1 juli ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante in- en externe wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting op het niveau van een programma en investeringen (totaal gevoteerd bedrag) als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de onderstaande situaties:

    • a)

      Begrotingsafwijkingen die passen binnen het vastgestelde beleid van de Raad en die niet tijdig konden worden gesignaleerd;

    • b)

      Begrotingsafwijkingen waarover de Raad via aan raadsvoorstel, raadsinformatiebrief of op andere wijze is geïnformeerd;

    • c)

      Begrotingswijzigingen die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerde baten;

    • d)

      Begrotingswijzigingen bij (subsidie) en/of openeindregelingen en die niet tijdig konden worden gesignaleerd;

    • e)

      Begrotingswijzigingen ten gevolge van intepretatieverschillen bij uitleg van wet en regelgeving en die zijn geconstateerd tijdens en na het verantwoordingsjaar;

    • f)

      Begrotingswijzigingen als gevolg van een onttrekking aan een bestemmingsreserve op basis van realisatie voor zover deze onttrekking daarmee voor een gelijk bedrag overeenkomt met de realisatie van de last, en de activiteit nog niet is beeïndigd en de resterende lasten volgen in het jaar na het verantwoordingsjaar. Is de activiteit of het project wel beeïndigd en zijn de lasten definitief lager dan begroot, dan vindt de onttrekking overeenkomstig het begrote bedrag plaats en wordt de Raad een voorstel gedaan tot nadere aanwendig van de bestemmingsreserve.

    • g)

      Begrotingswijzigingen als gevolg van verplichte uitgaven als bedoeld in artikel 193 Gemeentewet te weten:

      • 1)

        De renten en aflossingen van de door de gemeente aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

      • 2)

        De uitgaven die bij of krachtens de wet aan de gemeente zijn opgelegd;

      • 3)

        De uitgaven die voortvloeien uit de van het gemeentebestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

  • 5. De begrotingsonrechtmatigheden als bedoeld in artikel 12, lid 4 worden voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden, als afzonderlijk bedrag wel opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording maar niet nader toegelicht. Toelichting daarop vindt plaats bij de lasten van de afzonderlijke programma’s of in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 6. Alle begrotingsonrechtmatigheden (ook die ingevolge van artikel 12, lid 4 niet in strijd zijn met het budgetrecht van de Raad) worden definitief vastgesteld door de Raad bij vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de vijfde dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024, met uitzondering van de onder lid 2 genoemde artikelen.

  • 2. Enkel de artikelen 10, 11, 12, 13 en 25 over de Rechtmatigheidsverantwoording werken terug tot en met 1 januari 2023, met dien verstande dat voor artikel 10, derde lid het bedrag van € 50.000 geldt tot de in het eerste lid vermelde inwerkingtredingsdatum.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Maashorst.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 4 april 2024.

De raad voornoemd,

de griffier,

mr. N.E. Gradisen

de voorzitter,

Drs. J.A. van der Pas