Regeling vervallen per 01-01-2021

Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 10-01-2014

De raad der gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ;

overwegende dat het voor het uitbreiden van het vergunningparkeren en vanwege de veroudering van de huidige parkeerverordening noodzakelijk is om de “Parkeerverordening 1999” aan te passen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende

PARKEERVERORDENING GEMEENTE HEERENVEEN 2009

Afdeling I: Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RW 1990

Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b. motorvoertuig

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met uitzondering van tweewielige motorvoertuigen;

c. parkeren

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d. houder

degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

e. parkeerapparatuur

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamel- parkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats

een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur of een plaats op een weggedeelte behorende bij parkeerapparatuur;

g. belanghebbendenplaats

een parkeerplaats die;

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift 'zone', voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning

een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II: Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor parkeren door vergunninghouders (Kaart Parkeerregime Heerenveen).

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan in ieder geval worden verleend aan:

    • a.

      de houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      degene die staat ingeschreven als bewoner van een woning in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerappartuurplaatsen aanwezig zijn;

    • c.

      de houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, indien deze aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders volgen in principe bij het al dan niet verstrekken van vergunningen, indien aanwezig, de hierop betrekking hebbende beleidsregels

  • 4.

    Vaststelling van de beleidsregels als bedoeld in lid 3 geschied in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden. Burgemeester en wethouders volgen hierbij, indien aanwezig, de hierop betrekking hebbende beleidsregels.

  • 6.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 4 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam en het adres van de vergunninghouder en/of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de datum tot wanneer de vergunning geldig is.

Artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

    Afdeling III: Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een belanghebbendenplaats;

    • b.

      op een parkeerapparatuurplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op een zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

    Afdeling IV: Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening gemeente Heerenveen 2009".

Artikel 13

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Parkeerverordening 1999", vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 1999.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de "Parkeerverordening 1999" worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 december 2009.

De griffier,

De voorzitter,

Raadsvoorstel Parkeerverordening.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

Raadsvoorstel harmonisatie verordeningen en regelingen.pdf [Klik hier om het document te downloaden]