Financiële verordening gemeente De Wolden 2023

Geldend van 17-04-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente De Wolden 2023

De raad van de gemeente De Wolden;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 januari 2024;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente De Wolden 2023.

Hoofstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • - administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • - overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • - rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheers handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast. De onderverdeling van de programma's in taakvelden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot het wijzigen daarvan. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet gemeld.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden bij elk van de programma’s, de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de programma’s in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt vóór 15 mei aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

De raad stelt deze nota vóór 31 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 5 doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Het college is bevoegd de voorbereidingskosten bij bouwgrondexploitatie te activeren.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad zo snel mogelijk na het zomerreces, door middel van één tussentijdse rapportage, over de realisatie van de begroting van de gemeente gedurende het lopende boekjaar. Deze rapportage is gebaseerd op de op de eerste 6 maanden van het lopende jaar.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en de lasten, de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen en als daar aanleiding voor is, de maatschappelijke effecten als mede overige politiek relevante onderwerpen. Daarnaast wordt ingegaan op de raming en realisatie van de investeringskredieten.

  • 4. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 5. Overheveling van incidentele budgetten geschiedt zo minimaal mogelijk en slechts 1 keer.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 2. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 4. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 15 november ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in ten hoogste 5 jaren afgeschreven.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. De kaderstelling ten aanzien van reserves en voorzieningen vindt plaats in de nota reserves en voorzieningen.

  • 3. De nota reserves en voorzieningen wordt jaarlijks en 1 x per 4 jaar geactualiseerd.

  • 4. De nota behandelt:

    • -

      de vorming en besteding van reserves;

    • -

      de vorming en besteding van voorzieningen;

  • 5. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • -

      het specifieke doel van de reserve;

    • -

      de voeding van de reserve;

    • -

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • -

      de maximale looptijd.

Artikel 15. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kosten¬toerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken alsmede de eventueel comptabele rente boven de omslagrente.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toe-gerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verant-woordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadmi-nistreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van overhead aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht wordt de volgende methode van opslag gehanteerd. Omvang van het taakveld overhead gedeeld door de omvang van alle taakvelden exclusief het taakveld overhead maal de toegerekende omvang van de van toepassing zijnde taakvelden. Op de omvang van alle taakvelden zijn de bijdrage aan de veiligheidsregio en de budgetten in het sociaal domein waar de gemeente een sluisfunctie heeft op in mindering gebracht.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      Leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      Een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      Een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

Artikel 18. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut.

Hoofdstuk 5.Paragrafen

Artikel 19. Paragrafen

  • 1. Bij de begroting verstrekt het college in de betreffende paragrafen de informatie als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Indien gewenst kan de raad bepalen dat hij over aanvullende zaken in de paragrafen wordt geïnformeerd

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

    • c.

      Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investerings¬kredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffend¬heid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a. Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie;

  • b. Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c. De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e. De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • f. Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g. Het beleid en de interne regels voor de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

Opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het collegemaatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De "Financiële verordening gemeente De Wolden 2017” (gewijzigd bij besluit van 1 januari 2017) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de "Financiële verordening gemeente De Wolden 2015” (gewijzigd bij besluit van 15 december 2016/ nr. XV/10) van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na dit besluit en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente De Wolden 2023.

Ondertekening

Zuidwolde, 29 februari 2024

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Joukje van Roeden - Hoekstra Inge C.J. Nieuwenhuizen

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 13

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Algemeen

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De afschrijving van een actief start op de eerste dag van het jaar volgend op het moment waarop het actief bedrijfsvaardig is opgeleverd of het (deel)project gereed is.

Een actief wordt in ieder geval als gereed beschouwd als meer dan 90 % van de uitgaven zijn gedaan.

Bij investeringen waarbij sprake is van kostendekkendheid wordt annuïtair afgeschreven.

Specifiek

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden, tenzij de raad beslist hiervan af te wijken, lineair afgeschreven in maximaal:

Overzicht activeringscomponenten en termijnen

De materiele vaste activa met economisch nut worden in principe lineair afgeschreven, in maximaal de onderstaande afschrijvingstermijnen.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan [bedrag] worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

Actief

Componenten

Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

Gronden

Niet afschrijven

Erfpachtgronden

Niet afschrijven

Woonruimten

Woningen

40 jaar

Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen (o.a. Integraal accommodatiebeleid en gemeentelijke gebouwen)

40 jaar

Loodsen/onderkomens

15 jaar

Noodlokalen

10 jaar

Kunstgras, atletiekbaan

Afhankelijk en overeenkomstig de in het plan van aanleg genoemde termijnen.

Renovatie, restauratie en aankoop bestaande woonruimten en bedrijfsgebouwen

25 jaar

Technische installaties in en rondom bedrijfsgebouwen

15 jaar

Overige inventaris

10 jaar

Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken

Riolering

Vrijvervalriolering

60 - 65 jaar overeenkomstig GRP

Druk- en vacuümriolering

30 jaar

Mechanisch, elektrisch en pompen

15 jaar overeenkomstig GRP

Overige riolering

Zie GRP

Begraafplaatsen

Begraafplaatsen

40 jaar

Urnenmuur/tuin

15 jaar

Groenvoorziening

30 jaar

Vervoersmiddelen

Bedrijfsauto’s

8 jaar

Personenauto’s

7 jaar

Aanhangwagens

10 jaar

Tractoren/vrachtauto’s

10 jaar

Machines, apparaten en installaties

Automatisering- klantsysteem

PDA

2 jaar

Thin Cliënt

5 jaar

Computer

3 jaar

Telefoon-mobiel

2 jaar

Telefoon-vast

5 jaar

Monitor

4 jaar

Laptop

3 jaar

Beamers

3 jaar

Printers

3 jaar

Tokens

3 jaar

Automatiseringsapparatuur/ kasregisters

4 jaar

Automatisering- centraal systeem

SAN

5 jaar

Brandbeveiligings install.

10 jaar

UPS

7 jaar

Switchers

6 jaar

Servers

3 jaar

ICT

Implementatie systemen

5 jaar

Software

4 jaar

Scanapparatuur

5 jaar

Schermen vergaderzalen

5 jaar

Smartboards/televisie

5 jaar

Installaties

(Veiligheids)installaties

5- 15 jaar

Parkeermeters

10 jaar

Apparaten/machines

Gereedschap

5 jaar

Diverse apparaten

5 jaar

Overig

Meubilair

10 jaar

1e inrichting onderwijs

10 jaar

Beelden

10 jaar

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Actief

Componenten

Afschrijvingstermijn

Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken

Wegen

Aanleg wegen/asfalt/bruggen/ viaducten/tunnels/rotondes/pleinen

20 jaar

Geluidswal

20 jaar

Openbare verlichting

20 jaar

Straatmeubilair

20 jaar

Reconstructies

20 jaar

Water

Havens/kades/sluizen/waterkeringen

20 jaar

Waterwegen/waterberging/walbeschoeiing

20 jaar

Aanleg sportvelden

Aanleg sportvelden

15 jaar

Speelvoorzieningen

Speelvoorzieningen

10 jaar

Openbaar gebied

Openbaar gebied/parken

20 jaar