Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de bedrijfsvoering organisatie.

Geldend van 17-04-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de bedrijfsvoering organisatie.

Het bestuur van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen;

Gelet op artikel 35 lid 6 Wet gemeenschappelijke regelingen juncto artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de bedrijfsvoering organisatie.

Hoofstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennoot¬schap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. Het bestuur stelt bij aanvang van iedere raadsperiode van de deelnemende gemeenten een programma-indeling voor die raadsperiode vast. Voor de SWO beperkt zich dit tot het programma bedrijfsvoering.

  • 2. De beleidsindicatoren van de SWO bevatten ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. Het bestuur kan bij aanvang van iedere raadsperiode vaststellen over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaar¬stukken, kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden bij elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de programma’s in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investe¬ring het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verant¬woording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuld¬positie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5. In de jaarrekening worden incidentele baten en lasten groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het bestuur biedt uiterlijk 30 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten aan voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 2. Het bestuur stelt deze kaders uiterlijk 1 mei vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. Het bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft het bestuur aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd wordt voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan het bestuur voorgelegd.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in het bestuur, bedoeld in artikel 5, worden voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid aan het bestuur voorgelegd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het bestuur wordt door middel van tussentijdse rapportages geïnformeerd over de realisatie van de begroting gedurende het lopende boekjaar.

  • 2. De rapportage gaat in op afwijkingen ten aanzien van de baten en de lasten en de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen. Indien daar aanleiding voor is gaat de rapportage ook in op de maatschappelijke effecten en politiek relevante onderwerpen. Daarnaast wordt ingegaan op de raming en realisatie van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

  • 4. Overheveling van incidentele budgetten geschiedt zo minimaal mogelijk en slechts één keer.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 7. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. Het bestuur stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze para-graaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert de directie aan het bestuur over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de samenwerkingsorganisatie, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000 nader toegelicht.

Artikel 8. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. De directie biedt het bestuur jaarlijks uiterlijk op 15 november ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 9. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door het bestuur geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verant-woordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 10. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in ten hoogste 5 jaar afgeschreven.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      Het specifieke doel van de reserve.

    • b.

      De hoogte van de reserve.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de finan-ciering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de bedrijfsvoering organi¬satie aan overheidsbedrijven en derden waarbij de bedrijfsvoering organisatie in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang stelt het bestuur vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een besluit vast, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de bedrijfsvoering organisatie aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang stelt het bestuur vooraf een besluit vast waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de bedrijfsvoering organisatie aan overheids-bedrijven en derden wordt uitgegaan van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang stelt het bestuur vooraf een besluit vast, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Besluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      Leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid.

    • b.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak.

    • c.

      Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden.

    • d.

      Een bevoordeling van sociale werkplaatsen.

    • e.

      Een bevoordeling van onderwijsinstellingen.

    • f.

      Een bevoordeling van publieke media-instellingen.

    • g.

      Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het bestuur neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het bestuur indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Het bestuur stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoor-dingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 16. Paragrafen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken wordt in ieder geval in de betreffende paragrafen de informatie opgenomen als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Indien gewenst kan het bestuur bepalen dat hij over aanvullende zaken in de para-grafen wordt geïnformeerd.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 17. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

    • c.

      Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie van goederen en diensten;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ont-leende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatig-heid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, ver-werken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie van de bedrijfsvoering organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 18. Financiële organisatie

Het bestuur draagt zorgt voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de organisatie van de bedrijfsvoering organisatie;

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van de interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • f.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 19. Interne controle

Het bestuur zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheer handelingen. Bij afwijkingen neemt het bestuur maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De "Financiële verordening Openbaar Lichaam 2018”, laatst gewijzigd op 1 januari 2018, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2018 zijn gedaan, blijft de "Financiële verordening Openbaar Lichaam 2015” van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na dit besluit en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Samenwerkings-organisatie De Wolden Hoogeveen 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur van 7 februari 2024.

Ondertekening

De voorzitter,

Inge C.J. Nieuwenhuizen

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 11

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa zijn niet tastbaar van aard. Het BBV staat slechts in zeer beperkte mate activering van immateriële vaste activa toe. Activeerbaar zijn uitsluitend:

• Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (onder bepaalde voorwaarden).

• Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen, zoals provisies, kosten van notariële akten, en het saldo van agio en disagio.

• Voorbereidingskosten bij bouwgrondexploitaties.

Deze kosten kunnen in maximaal 5 jaar worden afgeschreven. Voor de categorie immateriële vaste activa geldt dat dergelijke kosten in principe niet worden geactiveerd. Indien de kosten toch worden geactiveerd, dan geldt voor de kosten voor onderzoek en ontwikkeling en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen een minimum¬bedrag van € 100.000.

Beheer activaregistratie

Om het beheer van de activaregistratie op orde te houden hanteren wij de volgende criteria:

  • 1.

    Een krediet wordt afgesloten bij ingebruikname, doch uiterlijk 1 april van het jaar na ingebruikname bij de actualisatie van de investeringskredieten bij de programma-begroting.

  • 2.

    Er wordt een uniforme benaming gehanteerd in overeenstemming met de compo¬nenten uit onderstaande tabel. Elke investering krijgt een zodanig kenmerk mee, zodat de componenten herleidbaar zijn.

  • 3.

    Uitbreidingen van bestaande investeringen worden toegevoegd aan de bestaande activa. Er zal bij uitbreiding wel een check op de levensduur worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld bij uitbreiding van een gebouw. De afschrijvingstermijnen moeten identiek zijn. Bij uitbreiding van bijvoorbeeld installaties in een gebouw vindt geen toevoeging plaats aan de bestaande component, maar worden de installaties in één post met omschrijving installatie jaar 20xx geactiveerd.

  • 4.

    De afschrijvingstermijn bij een uitbreiding wordt gemaximeerd op de levensduur van de oorspronkelijke investering, tenzij aangetoond is dat de uitbreiding een langere levensduur heeft.

  • 5.

    Op het niveau van componenten worden investeringen boven de € 50.000 geacti¬veerd. Bij het bepalen van de componenten zijn alleen de componenten meegenomen, die bij elkaar een kritische massa hebben. Als voorbeeld hoe hiermee om te gaan noemen wij:

    • a.

      de afzonderlijke aanschaf van een auto onder € 50.000, maar de totale massa is ruim boven de € 50.000.

    • b.

      het bepalen van de massa gebeurt op projectniveau. Is het investeringsbedrag bij een project nieuwbouw pand en de installaties boven de € 50.000, dan activeren. Is het investeringsbedrag bij een project om in scholen allerlei nieuwe installaties aan te brengen boven de € 50.000, maar voor sommige afzonderlijke school beneden de € 50.000, dan vindt toch activering plaats.

  • 6.

    In het hiernavolgend overzicht is aangegeven welke activa samengevoegd wordt gepresenteerd per component en welke wordt uitgesplitst:

    • a.

      De gronden, terreinen, woningen, bedrijfsgebouwen en beelden worden per afzonderlijk grond, terrein, woning, beeld en bedrijfsgebouw geregistreerd met een duidelijk benaming van de kadastrale locatie.

    • b.

      Meubilair, 1e inrichting en installaties worden uitgesplitst per gebouw. Er vindt geen diepere verfijning plaats naar meubilair, 1e inrichting en installaties.

    • c.

      Vervoersmiddelen worden onder één post geregistreerd, omdat de exploitatie ook op dat niveau inzichtelijk is gemaakt.

    • d.

      Implementatie van ICT-systemen wordt per geïmplementeerd systeem inzichtelijk gemaakt.

    • e.

      Openbaar gebied wordt inzichtelijk gemaakt per gebied, zonder een verdere verfijning.

    • f.

      Begraafplaatsen en urnenmuren worden per begraafplaats geregistreerd.

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

Actief

Componenten

Afscrhrijvingstermijn

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Maximaal 5 jaar

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

Materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

De afschrijving van een actief start op de eerste dag van het jaar volgend op het moment waarop het actief bedrijfsvaardig is opgeleverd of het (deel)project gereed is. Een actief wordt in ieder geval als gereed beschouwd als meer dan 90% van de uitgaven zijn gedaan.

De materiele vaste activa met economisch nut worden, tenzij het bestuur beslist hiervan af te wijken, in principe lineair afgeschreven, in maximaal de onderstaande afschrijvings-termijnen. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

Actief

Componenten

Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

Gronden

Niet afschrijven

Erfpachtgronden

Niet afschrijven

Woonruimten

Woningen

40 jaar

Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen

40 jaar

Loodsen/onderkomens

15 jaar

Noodlokalen

10 jaar

Renovatie, restauratie en aankoop bestaande woonruimten en bedrijfsgebouwen

25 jaar

Technische installaties in en rondom bedrijfsgebouwen

15 jaar

Overige inventaris

10 jaar

Groenvoorziening

30 jaar

Vervoersmiddelen

Bedrijfsauto's

8 jaar

Personenauto's

7 jaar

Aanhangwagens

10 jaar

Tractoren/ vrachtauto's

10 jaar

Machines, apparaten en installaties

Automatisering-klantsysteem

PDA

2 jaar

Thin Cliënt

5 jaar

Computer

3 jaar

Telefoon - mobiel

2 jaar

Telefoon - Vast

5 jaar

Monitor

4 jaar

Laptop

3 jaar

Beamer

3 jaar

Printer

3 jaar

Token

3 jaar

Automatiseringsapparatuur/kasregisters

4 jaar

Automatisering-centraal systeem

SAN

5 jaar

Brandbeveiligings installatie

10 jaar

UPS

7 jaar

Switcher

6 jaar

Server

3 jaar

ICT

Implementatie systemen

5 jaar

Software

4 jaar

Scanapparatuur

5 jaar

Schermen vergaderzalen

5 jaar

Smartboards/ televisie

5 jaar

Installaties

(Veiligheid)installaties

5 - 15 jaar

Parkeermeters

10 jaar

Apparaten/machines

Gereedschap

5 jaar

Diverse apparaten

5 jaar

Overig

Meubilair

10 jaar

Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Activa met maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

De afschrijving van een actief start op de eerste dag van het jaar volgend op het moment waarop het actief bedrijfsvaardig is opgeleverd of het (deel)project gereed is. Een actief wordt in ieder geval als gereed beschouwd als meer dan 90% van de uitgaven zijn gedaan.

De materiele vaste activa met maatschappelijk nut worden, tenzij het bestuur beslist hiervan af te wijken, lineair afgeschreven, in maximaal de onderstaande afschrijvings-termijnen. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.