Coffeeshopbeleid gemeente Cranendonck 2024

Geldend van 16-04-2024 t/m heden

Intitulé

Coffeeshopbeleid gemeente Cranendonck 2024

[Deze publicatie betreft een actualisatie. De oorspronkelijke publicatie is op 16 maart 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 110936. Deze komt te vervallen bij ingang van het coffeeshopbeleid 2024]

De Burgemeester van de gemeente Cranendonck

Besluit

Het coffeeshopbeleid gemeente Cranendonck 2024 vast te stellen en bekend te maken in de zin van artikel 1:3, vierde lid, juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de openbare bekendmaking.

Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: Coffeeshopbeleid gemeente Cranendonck 2024

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. Inleiding

Voor u ligt het coffeeshopbeleid van de gemeente Cranendonck. De gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (hierna: OM) dragen elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid bij aan een samenhangend en effectief coffeeshopbeleid. In dit document wordt het beleid van de gemeente Cranendonck uiteengezet. Hierbij wordt op de eerste plaats aandacht besteed aan het juridische kader. Nadat dit kader uiteen is gezet wordt kort aandacht besteed aan het landelijke en regionale coffeeshopbeleid, waarna uiteindelijk het lokale beleid wordt behandeld.

1.2 Coffeeshop Vestigen

De burgemeester is in zijn hoedanigheid van het bestuursorgaan belast met het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Op basis van de gewijzigde Opiumwet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Daarbij is de burgemeester op basis van de gemeentewet belast met het handhaven van de openbare orde.

De burgemeester kan de toestemming tot het vestigen van een coffeeshop weigeren op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Hierin voorziet deze beleidsregel.

1.4 Coffeeshopbeleid

Het vaststellen van een consistent en onderbouwd coffeeshopbeleid is van belang voor de effectiviteit van de handhaving. De rechter laat het bestuur doorgaans de ruimte om van zijn handhavingsinstrumenten gebruik te maken, maar vraagt wel naar het onderliggende beleid.

Het drugsbeleid van de regering ten aanzien van softdrugs is gericht op ontmoediging, schadebeperking en beheersbaarheid. Dit beleid bestaat uit een evenwichtige benadering van het softdrugsprobleem, vanuit de vraag- en aanbodkant, de gezondheidszorg en de invalshoek van de openbare orde. Het aantal coffeeshops is de afgelopen jaren, met name in de grotere steden in ons land enorm toegenomen. Dit is (mede) een gevolg van het strafrechtelijk gedoogbeleid van het OM ten aanzien van softdrugs. Vanwege de negatieve uitstralingseffecten die de vestiging van coffeeshops met zich meebrachten zijn de grotere steden het aantal coffeeshops drastisch aan het verminderen.

Eén van de effecten van dit handelen is dat in toenemende mate kleine(re) gemeenten buiten het stedelijk gebied met (aanvragen tot) vestigingen van coffeeshops worden geconfronteerd. Ook is een toename van de vraag naar softdrugs te constateren: het aantal softdrugsgebruikers groeit.

Indien gemeenten de vestiging van coffeeshops effectief willen reguleren dan dient hiertoe beleid vastgesteld te zijn door het regionale driehoeksoverleg. Dit beleid is tevens nodig om effectief te kunnen handhaven (zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk). Met dit beleid geeft de gemeente Cranendonck de richtlijnen aan op basis waarvan de gemeente aanvragen behandelt.

1.4 Doelen van het Cranendoncks coffeeshopbeleid

Het coffeeshopbeleid van de gemeente Cranendonck heeft de volgende doelstellingen:

  • Op basis van artikel 13b van de Opiumwet, een 0-beleid te voeren ter bescherming van de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat en de openbare orde in de gemeente Cranendonck.

  • Voorkomen dat de gezondheid van inwoners in de gemeente nadelig wordt beïnvloed als direct of indirect gevolg van een vestiging van een coffeeshop.

  • Voorkomen dat het woon-en leefklimaat in de gemeente nadelig wordt beïnvloed als direct of indirect gevolg van een vestiging van een coffeeshop.

  • Voorkomen dat de Openbare Orde in de gemeente nadelig wordt beïnvloed als direct of indirect gevolg van een vestiging van een coffeeshop.

  • Dit beleid is gericht op het volledig weren van coffeeshops in de gemeente Cranendonck waarvan de exploitatie (ook) is gericht op de verkoop of de handel in softdrugs.

  • Gezien de hierboven benoemde doelstellingen en het karakter van de gemeente heeft de gemeente als doel een coffeeshop binnen de gemeentegrenzen niet te gedogen.

1.5 Besluit

De burgemeester besluit, ook gelet op het vorenstaande, op basis van artikel 13b van de Opiumwet, ter bescherming van de volksgezondheid, het woon-en leefklimaat of de openbare in de gemeente Cranendonck, een 0-beleid te voeren. Dit beleid is gericht op het volledig weren van coffeeshops in de gemeente Cranendonck waarvan de exploitatie (ook) gericht op de verkoop of handel in softdrugs.

Hoofdstuk 2 Juridisch kader

Hieronder is het juridisch kader van dit beleid weergegeven.

  • Artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: Gemw) bepaalt dat de burgemeester is belast met het handhaven van de openbare orde.

  • Op basis van artikel 174 Gemw is de burgemeester (in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan) belast met het toezicht op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

  • Coffeeshops zijn voor “het publiek openstaande gebouwen” zoals bedoeld in artikel 174 Gemw en worden gekenschetst als “openlijke verkooppunten van cannabis dan wel softdrugs”.

  • De artikelen 2 en 3 van de Opiumwet stellen het in- en uitvoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen van de onder de wet vallende verdovende middelen strafbaar.

  • Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in tot deze wet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Onder deze middelen vallen:

    • harddrugs (Lijst I: o.a. cocaïne, heroïne, LSD en amfetaminen);

    • softdrugs: (Lijst II: o.a. de cannabisproducten).

  • De burgemeester kan op basis van artikel 2:28 van de APV de toestemming tot het vestigen van een coffeeshop weigeren.

  • Artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen over tot een aan hem toekomende bevoegdheid.

  • Artikel 1:3, vierde lid, Awb definieert de term “beleidsregel” als: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

  • Voor het exploiteren van een coffeeshop is een exploitatievergunning vereist op basis van artikel 2:28, eerste lid, van de APV en is een “gedoogverklaring” vereist.

  • Een exploitatievergunning kan worden geweigerd op basis van artikel 2:28, tweede, derde en vierde lid, van de APV;

  • Handhaving vindt plaats door het opleggen van een last onder bestuursdwang of door het opleggen van een last onder dwangsom.

2.1 Regelgeving

De wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop dit beleid is gebaseerd is artikel 2:27, 2:28 en 2:74 van de APV. Hoewel coffeeshops niet expliciet genoemd worden in artikel 2:27 van de APV, vallen deze wel onder het begrip ‘openbare inrichting’.

  • Een openbare inrichting moet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een exploitatievergunning als in de zin van artikel 2:28 van de APV. Hierbij worden aanvullende weigeringsgronden genoemd in lid 3: ‘In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed’.

  • Artikel 2:74 van de APV richt zich op het verboden verklaren van drugshandel op straat om bestuurlijke maatregelen op te kunnen leggen. Het opnemen van aanvullende bepalingen in de APV is niet noodzakelijk. Er kan worden volstaan met een vastgesteld en onderbouwd coffeeshopbeleid om de vestiging van coffeeshops tegen te gaan. Op deze gemeentelijke vergunning is tevens de Wet Bibob van toepassing.

Hoofdstuk 3 Landelijke kader

In de in 1995 verschenen Drugsnota ‘Het Nederlands drugsbeleid; continuïteit en verandering’ wordt de centrale doelstelling van het Nederlandse drugsbeleid genoemd: ‘het voorkomen dan wel beperken van de risico's van druggebruik voor het individu, zijn directe omgeving en de samenleving’. Dit betekent concreet dat zowel landelijk als lokaal wordt beoogd dat;

  • De markt voor softdrugs van de markt voor harddrugs gescheiden blijft;

  • Overlast en verstoring van de openbare orde zoveel mogelijk worden beperkt en beheersbaar blijft;

  • Gezondheidsrisico’s, met name voor jongeren, worden door middel van preventie en voorlichting zoveel mogelijk beperkt.

Het landelijke kader van het gedoogbeleid bestaat uit de Opiumwet en de Aanwijzing Opiumwet van het OM. In artikel 3 van de Opiumwet staat het verbod op de verkoop van hennepproducten. Deze producten staan gespecificeerd op Lijst II van dezelfde wet.

De basis van het gedoogbeleid is de Aanwijzing Opiumwet van het OM. Onder strenge voorwaarden, die in de Aanwijzing staan beschreven, wordt er niet strafrechtelijk opgetreden tegen de verkoop van hennepproducten die op Lijst II staan. Deze voorwaarden gelden voor alle coffeeshops in Nederland. Het is niet mogelijk om als gemeente in het coffeeshopbeleid hiervan af te wijken. De voorwaarden worden ook wel aangeduid als AHOJGI-criteria.

Op grond van de AHOJGI-criteria is het voor een coffeeshop verboden te:

  • Afficheren;

  • Harddrugs te verhandelen;

  • Overlast te veroorzaken;

  • Jeugdigen onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen;

  • Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan 5 gram per persoon per transactie) of op voorraad te hebben (niet meer dan 500 gram);

  • Toegang te verlenen en te verkopen aan anderen dan Ingezetenen van Nederland.

Het ingezetenencriterium is per 1 januari 2013 aan de gedoogcriteria toegevoegd. Dit criterium maakt daarmee onderdeel uit van het landelijk kader, waarmee het lokale coffeeshopbeleid in overeenstemming dient te zijn.

Het invoeren van het ingezetenencriterium dient te worden onderscheiden van de handhaving van het ingezetenencriterium. De handhaving van het ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid en waarbij de lokale driehoek prioriteiten stelt bij de dagelijkse handhaving.

Hoofdstuk 4 Regionaal beleid

Gezien de problematiek met betrekking tot coffeeshops hebben de burgemeesters, de fungerend hoofdofficier van Justitie en de korpschef van de politie, in de vergadering van het Regionaal College van de politieregio Brabant Zuidoost van 18 juni 1997 de navolgende beleidsuitgangspunten vastgesteld:

  • Voor de regio Brabant Zuidoost wordt een 0-beleid met betrekking tot coffeeshops voorgestaan;

  • Inwonertallen zijn hierbij niet maatgevend;

  • De vestiging van coffeeshops wordt beperkt tot de gemeenten Eindhoven en Helmond;

  • Overige gemeenten in de regio hanteren een 0-beleid.

Hoofdstuk 5 Lokaal beleid

De gemeente Cranendonck kiest ervoor om een 0-beleid te hanteren en daarmee aan te sluiten bij de beleidsuitgangspunten van het regionale beleid.

5.1 Argumenten

1. Karakter gemeente:

De gemeente Cranendonck bestaat uit zes kleine kernen met een plattelandskarakter. Kenmerkend zijn de gemeente haar vitale gemeenschappen: de mensen kennen elkaar, voelen zich betrokken en hechten waarde aan de kwaliteit van hun leefomgeving. Een coffeeshop past niet bij het karakter en cultuur van de gemeente Cranendonck en haar inwoners. Er zal in de gemeente dan ook niet snel een maatschappelijk draagvlak te vinden zijn voor de vestiging van een coffeeshop.

2. Aantasting woon- en leefklimaat:

Het gedogen van een coffeeshop, dan wel meerdere coffeeshops, betekent een aantasting van het woon- en leefklimaat. De verwachting is dat door het gedogen van deze coffeeshop(s), de druggerelateerde overlast toe zal nemen. Hierbij wordt ook gewezen op toenemende structurele geluids- en parkeeroverlast veroorzaakt door kort parkerende auto’s van bezoekers die de coffeeshop(s), veelal op ongewenste tijden bezoeken. Ook vanwege de relatie drugs en criminaliteit kan de aanwezigheid van een coffeeshop gevoelens geven van sociale onveiligheid. In dit kader wordt de inschatting uitgesproken dat het vestigen van een coffeeshop geen maatschappelijk draagvlak kent.

3. Bescherming van de jeugd:

Jongeren zijn een kwetsbare groep. De gevolgen van het gebruik alcohol- en drugs kan leiden tot negatieve invloed op de (geestelijke) gezondheid, het sociale leven als op de school-, werkprestaties. Daarnaast wordt een vroege startleeftijd (onder de 18 jaar) van cannabisgebruik in verband gebracht met een verhoogd risico op het later ontwikkelen van psychische stoornissen, afhankelijkheid/verslaving, gebruik van harddrugs en mogelijke cognitieve stoornissen. Het weren van coffeeshops uit onze gemeente beoogt een drempel op te werpen zodat jongeren, in hun woonomgeving, niet direct de gelegenheid krijgen om softdrugs te bemachtigen en te gebruiken.

4. Beschermen volksgezondheid:

Onderzoek heeft uitgewezen dat blowen aanzienlijk ongezonder is dan werd aangenomen. Vooral depressies en angstbeelden kunnen het gevolg zijn van regelmatig (soft)drugsgebruik. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is het daarom wenselijk om de verkoop en het gebruik van cannabis te beperken.

5. Lokale behoefte:

Vanuit de gevestigde ondernemers binnen de gemeente zijn geen verzoeken geweest voor het opstarten van een coffeeshop. Gezien de bevolkingsopbouw en de huidige ondernemers mag daarom aangenomen worden dat de lokale behoefte onvoldoende is om een coffeeshop met succes te kunnen exploiteren. Daarnaast heeft de gemeente geen centrumfunctie in de regio.

Binnen hooguit 30 minuten reizen buiten de gemeente Cranendonck zijn meerdere coffeeshops te vinden. Door het niet laten vestigen van een coffeeshop in de gemeente Cranendonck wordt de behoefte eraan niet onthouden. Verondersteld wordt dat de meerderjarige inwoners van Cranendonck, die behoefte hebben aan softdrugs, mobiel genoeg zijn om deze drugs bij de coffeeshops in Eindhoven, Helmond of Weert te halen.

6. Drugstoerisme/Geografische ligging:

De gemeente Cranendonck is een grensgemeente met goede verbindingen naar België. Indien in Cranendonck een coffeeshop gevestigd wordt, is het aannemelijk dat klandizie uit België de coffeeshop bezoekt. ‘Toeristen’ en personen onder de 18 jaar moet de toegang worden geweigerd. Het doorverkopen in de nabijheid van coffeeshop wordt ‘straathandel’ genoemd en het toegangsverbod werkt deze handel in de hand. De straathandel in drugs betekent altijd een aantasting van het woon- en leefklimaat.

7. Handhaving:

Naast de controle van de coffeeshop zelf, zal het toezicht op doorverkoop in de omgeving van de coffeeshop extra politie-inzet vergen. De politiecapaciteit en capaciteit van gemeentelijke handhaving in dit gebied is schaars. Het inzetten van extra capaciteit door vestiging van een coffeeshop in dit gebied is dan ook niet gewenst.

8. Regionaal beleid:

Afwijking van het hierboven genoemde regionale beleid zou dit samenhangende beleid frustreren met alle negatieven gevolgen van dien.

  • Afwijken van het regionaal vastgestelde beleid zou voor de gemeenten in het politiedistrict Helmond betekenen dat bij eventuele vestiging van een coffeeshop een onevenredige toeloop op deze coffeeshops zou ontstaan.

  • Het toestaan van een coffeeshop betekent dat extra politiecapaciteit vrijgemaakt moet worden voor controle van de AHOJGI criteria.

  • De vestiging van een coffeeshop betekent immers niet dat de straathandel, de handel vanuit woonhuizen en/of de drugsoverlast afnemen. Uitgangspunt van dit beleid is het voorkomen dat de veiligheid, de openbare orde, het woon- en leefklimaat en de gezondheid van de inwoners in de gemeenten nadelig wordt beïnvloed als direct of indirect gevolg van de vestiging van een coffeeshop.

Gelet op bovenstaande argumenten kiest de gemeente Cranendonck voor het weigeren van een exploitatievergunning voor een coffeeshop. Dit betekent dat de vestiging van een coffeeshop in onze gemeente per definitie een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en de openbare orde negatief beïnvloedt. Het vestigen van een coffeeshop in de gemeente Cranendonck wordt daarom niet gedoogt.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Met verwijzing naar het juridisch kader, zoals vermeld in deze beleidsregel, is voor het exploiteren van een coffeeshop een exploitatievergunning op basis van artikel 2:28 van de APV en een gedoogverklaring vereist. Een exploitatievergunning kan worden geweigerd op basis van artikel 2:28 van de APV.

Met het toepassen van deze beleidsregel, waarin het beleid over coffeeshops wordt vastgesteld, weigert de burgemeester een exploitatievergunning en geeft hij geen gedoogverklaring af volgens de in dit beleid beschreven overwegingen.

Het beleid moet worden gehandhaafd. De productie en handel van (soft)drugs is illegaal en de gemeente Cranendonck tolereert dit niet. De burgemeester baseert het beleid op artikel 13b van de Opiumwet dat uitgaat van een actieve handhaving achteraf door het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

Ondertekening

Cranendonck,

25 maart 2024

De Burgemeester

F.A.P. van Kessel