Regeling vervallen per 27-05-2009

Bezoldigingsverordening gemeente Haaren 2000

Geldend van 01-06-2000 t/m 26-05-2009

Intitulé

Bezoldigingsverordening gemeente Haaren 2000

De raad van de gemeente Haaren;bijeen in zijn openbare vergadering van 18 mei 2000;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 maart 2000;gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst sector gemeenten;gelet op het feit dat de vakbonden in het kader van de hoorbepaling hebben ingestemd met het concept van de verordening;gelet op het advies van de commissie voor Algemeen bestuurlijke zaken en middelen d.d. 25 april 2000;BESLUIT:vast te stellen de navolgendeBEZOLDIGINGSVERORDENING GEMEENTE HAAREN 2000

Hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingsregelingen

Paragraaf 1 Bezoldiging

Artikel 3:1 (CAR/UWO)

  • 1 Aan de ambtenaar wordt binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging toegekend.

  • 2 In deze bezoldigingsregeling worden de volgende begrippen gebruikt:

    • a.

      schaal: de in het kader van de bezoldigingsregeling, bedoeld in het eerste lid, voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop;

    • b.

      salaris: het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag;

    • c.

      bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen -niet zijnde onkostenvergoedingen- als omschreven in de in het eerste lid bedoelde regeling, alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en de waarnemingstoelage.

  • 3 Van de bezoldigingsregeling, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit bijlage 2 en 3 van de CAR.

    • a.

      Bijlage 2 omvat de indeling van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en is van toepassing op die ambtenaar die ook op 31 maart 1996 reeds een salaris genoot op grond van deze bijlage, tenzij op grond van het gestelde onder b, tweede gedachtenstreepje, bijlage 3 op hem van toepassing is.

    • b.

      Bijlage I3 omvat de indeling en de opbouw van de schalen, bedoeld in het tweede lid, onder a, en is van toepassing op: de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een betrekking aanvaardt in de zin van de CAR, zonder direct daaraan voorafgaand een betrekking in de zin van de CAR te hebben vervuld en de ambtenaar die op of na 1 april 1996 een nieuwe betrekking in de zin van de CAR aanvaardt, direct voorafgegaan door een andere betrekking in de zin van de CAR, waarbij aan die nieuwe betrekking een beter salarisperspectief is verbonden. Hierbij wordt een betrekking mede als nieuw aangemerkt ingeval een bestaande aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd, als gevolg van een wijziging in de uit te voeren taken.

  • 4 Met inachtneming van het bepaalde in het derde lid en het vijfde lid worden in de bezoldigingsregeling nadere regels ingesteld inzake de wijze waarop de inschaling plaatsvindt ingevolge bijlage 3 van de ambtenaren ten aanzien van wie het salaris op 31 maart 1996 is vastgesteld op grond van bijlage 2.

  • 5 Van de nadere regels, bedoeld in het vorige lid, maken deel uit de afspraken:

    • a.

      Dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage 2, die voor 1 april 1997 reeds het maximum heeft bereikt van de schaal en die binnen die betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal eerst per 1 april 1997 een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage 3;

    • b.

      en dat de ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage 2 die op of na 1 april 1997 het maximum bereikt van de schaal en binnen zijn betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal op de datum van het bereiken van het maximum van de schaal een salaris gaat ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage 3.

  • 6 Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de formele arbeidsduur per week, en uitgekeerd per maand.

Artikel 3:1:1 (CAR/UWO)

  • 1 De bezoldiging, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, wordt bepaald met inachtneming van de aard van de betrekking en de wijze waarop de ambtenaar deze vervult. Mede kunnen in aanmerking worden genomen bekwaamheid en geschiktheid van de ambtenaar, voor zover in het belang van de dienst gebleken ter zake van werkzaamheden niet tot zijn eigenlijke betrekking behorende. Voorts kunnen in aanmerking worden genomen leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar alsook andere omstandigheden, voor zover deze naar het oordeel van het tot aanstelling bevoegde bestuursorgaan, gelet op het dienstbelang en gelet op verhoudingen binnen de dienst, van betekenis zijn.

Artikel 3:1:1:1 lokaal beleid

  • 1 De aanspraak op bezoldiging vangt aan met de dag, waarop de aanstelling ingaat. Is in het besluit tot aanstelling geen datum van ingang vermeld, dan vangt het genot van bezoldiging aan met de dag, waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2 De bezoldiging wordt maandelijks vóór of op de 20 e dag van de maand uitbetaald. Met betrekking tot de wijze van uitbetaling van de bezoldiging stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast.

Artikel 3:1:1:2 lokaal beleid

  • 1 In gevallen, waarin de bezoldiging of de kortingsbedragen moeten worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt de bezoldiging of de korting per dag vastgesteld door de bezoldiging of korting per maand te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

  • 2 Salaris en toelagen, uitgedrukt in een bedrag per jaar worden per kalendermaand berekend op een twaalfde gedeelte van het jaarbedrag. Voor de berekening van salaris en toelagen over een gedeelte van een jaar vindt het bepaalde in het eerste lid overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:1:1:3 lokaal beleid

Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversietabel de voor de ambtenaar geldende salarisschaal.Het al dan niet toekennen van de salarisschaal geschiedt mede aan de hand van het functioneren, het hebben van de vereiste opleiding(en) en het al dan niet volledig vervullen van de functie.

Paragraaf 1 Periodieke verhoging van het salaris

Artikel 3:1:1:4 lokaal beleid

  • 1 Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2 De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens op 1 januari daarop volgend, tenzij bij de aanstelling anders overeengekomen is.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen de bezoldiging van de reeds in dienst zijnde ambtenaar, die als gevolg van een interne sollicitatie in een andere functie is benoemd en die is ingepast in een hogere schaal dan hij voorheen had, bij een onvoldoende eindoordeel over zijn functioneren, na het doorlopen van de met hem aangegane proeftijd, zodra hem een andere passende functie wordt aangeboden, terugbrengen naar de schaal en de salarisanciënniteit, welke hij zou hebben gehad, ware hij niet in die andere functie benoemd.

Paragraaf 1 Extra periodieke verhoging van het salaris.

Artikel 3:1:1:5 lokaal beleid

  • 1 Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van uitzonderlijk goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2 Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 3:1:1:4 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Paragraaf 1 Geen periodieke verhoging

Artikel 3:1:1:6 lokaal beleid

  • 1 Indien een ambtenaar verwijtbaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 3:1:1:4 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2 Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Paragraaf 1 Salaris bij bevordering naar een hogere schaal

Artikel 3:1:1:7 lokaal beleid

  • 1 Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximum salaris wordt:

    • a.

      voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder a, van de Bezoldigingsregeling van de gemeente Haaren het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat die ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten;

    • b.

      voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de Bezoldigingsregeling gemeente Haaren, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van die ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat die ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, danwel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2 Voor zover nodig zal- in afwijking van het eerste lid onder a- de vooruitgang in salaris tengevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximum salaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 3:1:1:4 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

Paragraaf 1 Salarisanciënniteit

Artikel 3:1:1:8 lokaal beleid

  • 1 Voor de vaststelling van de salarisanciënniteit telt niet mede:

    • a.

      a de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de salarisanciënniteit;

    • b.

      b de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een jaar te boven gaat;

    • c.

      c de tijd, gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt is geschorst: bij wijze van disciplinaire straf; op grond van het feit, dat tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf is ingesteld, of hem door het bestuursorgaan het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag te kennen is gegeven, of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan, dan wel dat hij in verzekering is gesteld, of zich in voorlopige hechtenis bevindt; in belang van de dienst.

  • 2 Het bestuursorgaan kan beslissen, dat het bepaalde in het eerste lid, onder a en/of b en c, ten 1e geen toepassing vindt.

  • 3 Indien vaststaat dat een schorsing als bedoeld in het eerste lid, onder c, ten 2e, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mede bij de vaststelling van de salarisanciënniteit.

Paragraaf 1 Flexibele beloning

Artikel 3:1:1:9 lokaal beleid

  • 1 Wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke vervulling van de betrekking kan aan de ambtenaar, naast een tevredenheidsbetuiging, een bijzondere beloning worden toegekend in de vorm van:

    • a.

      extra verlof;

    • b.

      gratificatie.

Paragraaf 1 Bijzondere toelage

Artikel 3:1:1:10 lokaal beleid

Aan de ambtenaar, die belast is met door burgemeester en wethouders opgedragen nevenwerkzaamheden buiten de voor hem geldende werktijden, kan in de door hen te bepalen gevallen en overeenkomstig nader door hen te stellen regels een toelage worden toegekend. Ook in andere door burgemeester en wethouders te bepalen gevallen kan een toelage worden toegekend.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 3:1:1:11 lokaal beleid

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd regelen te stellen ter uitvoering van de artikelen 3:1:1:1 tot en met 3:1:1:11

  • 2 In gevallen, waarin toepassing van dit hoofdstuk aanleiding geeft tot onbillijkheden ten opzicht van de ambtenaar, treffen zij bijzondere voorzieningen.

Paragraaf 1 Waarnemingstoelage

Artikel 3:1:2 (CAR/UWO)

  • 1 De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens burgemeester en wethouders verstrekte opdracht volledig een andere betrekking waarneemt, ontvangt, indien voor die betrekking een hogere schaal geldt dan voor zijn betrekking, over de tijd van deze waarneming een vergoeding overeenkomstig het bepaalde in het volgende lid.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, bedraagt 8% van het eigen salaris gedurende de periode van de waarneming. De vergoeding tezamen met de bezoldiging bedraagt gedurende de waarneming niet meer dan de ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij was ingeschaald in de bij de waargenomen betrekking behorende schaal, hoogste periodiek. Voor de ambtenaar wiens salaris hoger is dan het maximum van een bij besluit van burgemeester en wethouders voor de toepassing van deze bepaling aangewezen schaal, bestaat eerst aanspraak op deze vergoeding, indien de waarneming in een aaneengesloten tijdvak van zes weken ten minste twintig volle werkdagen heeft geduurd, in welk geval hem de vergoeding over de dagen waarop hij reeds waargenomen heeft alsnog wordt uitbetaald.

  • 3 De ambtenaar die ingevolge hem daartoe door of namens burgemeester en wethouders verstrekte opdracht een andere betrekking volledig waarneemt waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn betrekking gelden, ontvangt -zulks onverminderd het bepaalde in het eerste lid- in zoverre op de waar te nemen betrekking het bepaalde in artikel 3:3 van toepassing is een vergoeding overeenkomstig de in dat artikel bedoelde regels.Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij evenwel voor de uren welke liggen buiten de voor zijn betrekking geldende werktijd ten minste een bedrag gelijk aan de vergoeding als bedoeld in artikel 3:2:1. Wordt achtereenvolgens en zonder onderbreking meer dan een betrekking als hier bedoeld waargenomen, dan geldt dit als een geval van waarneming.

  • 4 Geen vergoeding ingevolge het eerste en derde lid wordt genoten door de ambtenaar voor wie krachtens zijn aanstelling een bijzondere regeling geldt.

  • 5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in andere gevallen van waarneming een naar hun oordeel, gelet op de aard en de omvang van de ingevolge de waarneming verrichte werkzaamheden, alsmede op de duur en de wijze van de waarneming, billijke vergoeding toe te kennen.

Paragraaf 1 Overwerkvergoeding

Artikel 3:2 (CAR/UWO)

De ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor overwerk met inachtneming van het hieronder nader bepaalde.

Artikel 3:2:1 (CAR/UWO)

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 3:2, bestaat uit verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk, alsmede uit het bedrag dat voor die uren wordt berekend overeenkomstig het in het vierde lid bepaalde.

  • 2 Het verlof bedoeld in het vorige lid wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip.Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst en de belangen van de andere ambtenaren dit toelaten wordt het verlof verleend - zonodig in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - op een tijdstip dat de ambtenaar dat wenst.

  • 3 Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het in het tweede lid bepaalde, dan bestaat de in artikel 3:2 bedoelde vergoeding uitsluitend uit een bedrag. Dit bedrag wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid, met dien verstande, dat de in dat lid genoemde percentages worden vermeerderd met 100.

  • 4

    • a.

      Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt voor elk van de in aanmerking komende uren berekend naar een percentage van het uurloon van de ambtenaar met dien verstande dat het bedrag van de vergoeding voor overwerk verricht op andere dagen dan zaterdag of zondag, of een dag genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, slechts wordt toegekend indien en voor zover dit overwerk meer bedraagt dan twee uur per week.Dit percentage bedraagt:100 voor overwerk op een zondag tussen 0 en 24 uur;75 voor overwerk op een zaterdag tussen 0 en 24 uur;75 voor overwerk op een maandag tussen 0 en 6 uur;50 voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0 en 6 uur;50 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag tussen 20 en 24 uur;50 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag, indien dit is verricht tussen 6 uur en het tijdstip gelegen twee uur voor het begin van de voor de betrekking van de ambtenaar vastgestelde werktijd;50 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag, indien dit is verricht tussen het tijdstip gelegen twee uur na het einde van de voor de betrekking van de ambtenaar vastgestelde werktijd en 20 uur;25 voor overwerk op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur behoudens het eerder bepaalde omtrent uren gelegen twee uur voor het begin dan wel na het einde van de voor de betrekking van de ambtenaar vastgestelde werktijd.

    • b.

      Voor overwerk op een feestdag, als bedoeld in artikel 4:2:1, derde lid, en op de dag volgende op die feestdag tussen 0 en 6 uur, geldt het percentage ingevolge het voorgaande, onderscheidenlijk voor een zondag en voor een maandag tussen 0 en 6 uur, bepaald.

    • c.

      Is voor de ambtenaar volgens rooster in plaats van een zondag, een feestdag, als bedoeld in artikel 4:2:1, derde lid, of een zaterdag, een andere vrije dag aangewezen dan wordt overwerk op die dag beschouwd als overwerk op overeenkomstige uren verricht op onderscheidenlijk een zondag, een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:1, derde lid, of een zaterdag.Burgemeester en wethouders zijn echter bevoegd om, indien zulks naar hun oordeel wenselijk is, een regeling vast te stellen waarbij in afwijking van het hier bepaalde voor overwerk op vorenbedoelde vrije dag, ongeacht of deze is aangewezen in de plaats van een zondag of een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:1, derde lid, of een zaterdag, een gelijke vergoeding wordt vastgesteld van 80%.

    • d.

      Voor de bepaling van de twee uur die, op grond van het gestelde onder punt a, niet voor het bedrag van de vergoeding in aanmerking komen, worden allereerst de uren in aanmerking genomen waarvoor op grond van dit lid het laagste percentage geldt.

  • 5 Geen vergoeding of andere compensatie vindt plaats aan ambtenaren, die zijn ingedeeld in een salarisschaal hoger dan schaal 9.

  • 6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor werkzaamheden welke door ambtenaren met een verschillende bezoldiging en eventueel een verschillende betrekking tezamen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een naar hun oordeel billijke voor deze ambtenaren gelijke vergoeding vast te stellen.

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op overwerk dat voortvloeit uit een van de in artikel 15:1:11 bedoelde verplichtingen. Burgemeester en wethouders regelen afzonderlijke de vergoeding voor zodanig overwerk.

Paragraaf 1 Toelage onregelmatige dienst

Artikel 3:3 (CAR/UWO met nadere uitwerking op lokaal niveau)

De ambtenaar heeft recht op een vergoeding over de werktijd vastgesteld op:Maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur;Zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;Zondag tussen 0.00 en 24.00 uur.

Paragraaf 1 Toelage consignatiedienst

Artikel 3:3:2 lokaal beleid

  • 1 De ambtenaar, aan wie de verplichting is opgelegd, bedoeld in artikel 15:1:10 tweede lid sub c en die volgens een daarvoor vastgesteld rooster consignatiedienst verricht, en daarbij strikt aan huis of werkadres is gebonden, ontvangt daarvoor een toelage.Deze toelage bedraagt:

    • a.

      Een vast bedrag per week, als de ambtenaar is geconsigneerd voor storingen, gladheidbestrijding of beveiliging gemeentehuis.

Paragraaf 1 Afbouw genoten toelagen

Artikel 3:3:3 lokaal beleid

  • 1

    • a.

      belanghebbende is hij, die 2 of meer achtereenvolgende jaren zonder wezenlijke onderbreking een van de volgende toelagen heeft genoten: inconviëntentoelage, toelage onregelmatige dienst en toelage consignatiedienst.Onder wezenlijke onderbreking dient te worden verstaan een periode van langer dan 2 maanden.

    • b.

      eveneens belanghebbende is hij, die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en bedoelde toelage of toelage 10 jaar of langer zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2

    • a.

      bij verval of vermindering onder het eerste lid sub a genoemde toelagen heeft de belanghebbende in geval dat de vermindering tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage bedraagt, recht op doorbetaling van deze toelage volgens het bepaalde in het derde en vierde lid.

    • b.

      indien het verval of de vermindering van de toelage is te wijten aan eigen schuld of toedoen, heeft de belanghebbende geen recht op de in dit lid sub a bedoelde doorbetaling.

  • 3 Wanneer het vervallen of de vermindering van de toelage plaatsvindt in de eerste helft van de maand, wordt over die maand het volle bedrag van de toelage uitbetaald.Vervalt of wordt de toelage verminderd in de tweede helft van de maand, dan wordt de volledige toelage nog uitbetaald over de volgende maand.

  • 4 Na afloop van de in het derde lid bedoelde tijd wordt de toelage doorbetaald als volgt:1e jaar - 75% van de inkomstenderving;2e jaar - 50% van de inkomstenderving;3e jaar - 25% van de inkomstenderving.

  • 5 Op de volgens de voorgaande leden berekende bedragen wordt in mindering gebracht 25% van individuele salarisverhogingen, met dien verstande, dat indien de belanghebbende wederom een toelage als in het eerste lid bedoeld, gaat genieten of een hogere toelage dan voorheen, herberekening daarvan plaatsvindt of de doorbetaling komt te vervallen.

  • 6 Als vermindering of verval van de toelage plaatsvindt, terwijl de belanghebbende de leeftijd van 55 jaar reeds heeft bereikt en de toelage gedurende 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, blijft de toelage gegarandeerd tot het einde van het dienstverband of het bereiken van de 65-jarige leeftijd.Indien een belanghebbende, die de in het vierde lid bedoelde doorbetaling geniet, de 55-jarige leeftijd bereikt, vindt van dat tijdstip af geen verdere vermindering van het afbouwpercentage plaats.De doorbetaling blijft op het op die leeftijd bereikte niveau gehandhaafd tot het einde van het dienstverband, doch uiterlijk tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

Paragraaf 1 Vergoeding Bedrijfszelfbescherming

Artikel 3:3:5 lokaal beleid

De ambtenaar, die door het diensthoofd is aangewezen om in voorkomende gevallen aan bedrijfshulpverleningsoefeningen deel te nemen of in het kader van de bedrijfshulpverlening op te treden, geniet een door burgemeester en wethouders vast te stellen vergoeding.

Paragraaf 1 Vergoeding voor inconvenienten

Artikel 3:3:4 lokaal beleid

  • 1 Aan de ambtenaar, aan wie het verrichten van zware, onaangename of gevaarlijke arbeid wordt opgedragen, wordt na evenredigheid van het aantal uren gedurende welke per kalenderjaar die arbeid is verricht een toelage toegekend.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen nader bepalen welke arbeidsomstandigheden als zwaar, onaangenaam of gevaarlijk aangemerkt moeten worden.

  • 3 De in het eerste lid genoemde toelage bedraagt 2% van het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximum schaalbedrag van schaal 4.

Paragraaf 1 Ambtsjubileumgratificaties

Artikel 3:5 (nadere uitwerking van 3:5 CAR/UWO. Bestaand lokaal beleid)

De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie conform het hierna bepaalde.

Artikel 3:5:1 (nadere uiwerking van 3:5:1 CAR/UWO. Bestaand lokaal beleid)

  • 1 Aan de ambtenaar die gedurende 25 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een gratificatie toegekend overeenkomende met de helft van de bezoldiging en de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft. De ambtenaar die gedurende veertig respectievelijk vijftig jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, ontvangt een gratificatie gelijk aan het bedrag, overeenkomende met de gehele bezoldiging, vermeerderd met de vakantietoelage over de maand waarin hij deze jubilea gedenkt.

  • 2 Als diensttijd, zoals bedoeld in het vorige lid, voor de toekenning van een ambtsjubileumgratificatie, geldt de tijd doorgebracht:

    • a.

      in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid, waaronder mede wordt begrepen de N.V. Nederlandse Spoorwegen en de voormalige N.V. Artillerie-Inrichtingen;

    • b.

      in een betrekking als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Pensioenwet 1922 (vóór 1 januari 1966), in een betrekking als bedoeld in artikel B 2 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet of in een betrekking als bedoeld in artikel B 3 van evengenoemde wet, alsmede (vóór en na 1 januari 1966) in een betrekking als bedoeld in artikel U 2 van die wet;

    • c.

      in burgerlijke dienst bij de overheid in de landen Suriname en de Nederlandse Antillen, bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curaçao en Nieuw Guinea en (tot 27 december 1949) bij de voormalige Nederlands-Indische Overheid, waaronder mede wordt begrepen de voormalige Indische Pensioenfondsen;

    • d.

      in dienst bij het niet-openbaar onderwijs in de onder c genoemde landen en voormalige overzeese rijksdelen, voorzover dit de belanghebbende onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht, indien hij in vaste dienst was geweest;

    • e.

      tot en met 31 december 1954 in dienst van de Republiek Indonesië, voorzover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;

    • f.

      in Nederlandse militaire of daarmede voor de toepassing van het Algemeen Ambtenaren-reglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalig K.N.I.L. en de troepen in Suriname en de Nederlandse Antillen;

    • g.

      als volontair met een volledige dagtaak;

    • h.

      de tijd waarover rechtsherstel is verleend. De overheidsdienst behoeft, evenals de gemeentedienst, niet een aaneengesloten periode te zijn.

  • 3 Als diensttijd in de zin van deze regeling wordt in afwijking van het vorenstaande, niet aangemerkt diensttijd, welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt. Voorts komt als diensttijd niet in aanmerking de tijd, welke is doorgebracht buiten het genot van inkomsten uit de dienstbetrekking, behoudens -onverminderd het bepaalde in de vorige volzin- voor zover het tijd betreft, gedurende welke de betrokkene buitengewoon verlof heeft genoten mede dan wel overwegend in het algemeen belang, als bedoeld in artikel 6:4:5.

  • 4 Evenmin wordt als diensttijd aangemerkt fictieve diensttijd, onverminderd het in het vorige lid onder h bepaalde.

  • 5 Indien krachtens het vorenstaande een gratificatie zou kunnen worden toegekend, doch de betrokkene ter zake van zijn dienstvervulling reeds -bijvoorbeeld als militair- een gratificatie of uitkering heeft ontvangen, welke naar haar aard overeenkomt met de gratificatie volgens deze regeling, vindt geen toekenning van een gratificatie plaats.Indien de betrokkene tijdens een hem verleend buitengewoon verlof als bedoeld onder het derde lid tweede volzin, jubileert, wordt op de datum van het ambtsjubileum geen gratificatie toegekend.Mits hij in de betrekking welke tijdens het verlof werd vervuld, geen ambtsjubileumgratificatie of daarmede overeenkomende uitkering heeft ontvangen, kan toekenning van de gratificatie alsnog geschieden zodra hij na beëindiging van het verlof zijn werkzaamheden heeft vervat.

  • 6 Onder bezoldiging wordt voor de berekening van de gratificatie verstaan de bezoldiging bedoeld in artikel 3:1 tweede lid, welke voor de belanghebbende op de datum van het ambtsjubileum geldt, vermeerderd met de vakantietoeslag.Het bedrag der gratificatie wordt naar boven afgerond op een veelvoud van vijf gulden.

  • 7 Indien de belanghebbende op de datum van zijn ambtsjubileum geen bezoldiging als zodanig geniet, omdat hem buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging als bedoeld in artikel 6:4:5 is verleend, dient voor de berekening van zijn ambtsjubileumgratificatie zijn bezoldiging vastgesteld te worden overeenkomstig het bovenstaande, uitgaande van de bezoldiging die hij op de datum van zijn ambtsjubileum zou hebben genoten, indien hij op die datum (in de rang en met de salarisanciënniteit, welke hij had op de datum voor de dag van ingang van zijn verlof) in actieve dienst was geweest.

  • 8 Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen:

    • a.

      op grond van artikel 8:4;

    • b.

      op grond van artikel 8:5 bij een arbeidsongeschiktheid van 80 procent of meer;

    • c.

      op grond van artikel 8:10 of 8:11 indien er voor zover het een volledig ontslag betreft;

    en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend.

  • 9 Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal dienstjaren dat vervuld had moeten zijn om voor gratificatie in aanmerking te komen.De op grond van de vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van vijf gulden.

Paragraaf 1 Eindejaarsuitkering

Artikel 3:6 (CAR/UWO)

  • 1 De ambtenaar heeft recht op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,8% van het voor hem in een kalenderjaar geldende salaris op jaarbasis vermeerderd met de vakantietoelage over dat salaris. De uitkering bedraagt bij een volledige betrekking minimaal f. 400,--. Bij een deeltijdbetrekking wordt het bedrag naar rato vastgesteld.

  • 2 De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 3 Bij indiensttreding na 1 januari van een kalenderjaar bouwt de ambtenaar naar evenredigheid aanspraken op een eindejaarsuitkering op. Bij ontslag van de ambtenaar vindt betaling van de eindejaarsuitkering plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de ambtenaar in dienstverband werkzaam is geweest.

  • 4 In april 2000 wordt een eenmalige uitkering verstrekt van f 350,-- bruto aan alle medewerkers die op 1 april 2000 in dienst van de gemeente zijn. Bij een deeltijdbetrekking wordt dit bedrag naar rato vastgesteld. De uitkering werkt door naar de postactieven. Verwezen wordt voorts naar de vastgestelde CAO.

Paragraaf 1 Militaire dienst

Artikel 3:7:1 (CAR/UWO)

  • 1 De ambtenaar die als militair in werkelijke dienst is, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn.

  • 2 Hij behoudt over de tijd van deze dienst het genot van de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging, slechts voor zover hem bij of krachtens de artikelen 3:7:2 tot en met 3:7:5 daarop aanspraak is verleend.Voor zover die werkelijke dienst wordt vervuld tijdens aan de ambtenaar verleende vakantie, behoudt hij in ieder geval het genot van de volle aan zijn betrekking verbonden bezoldiging.

Artikel 3:7:2 (CAR/UWO)

De ambtenaar die ingevolge wettelijke verplichtingen anders dan voor herhalingsoefeningen als militair in werkelijke dienst is, behoudt -onverminderd het bepaalde in artikel 8:15:2- de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging tot een bedrag dat gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenpremie.

Artikel 3:7:3 (CAR/UWO)

  • 1 De ambtenaar die voor een herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging slechts voor zoveel deze meer bedraagt dan zijn militaire beloning.

  • 2 Zo nodig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid behoudt de ambtenaar de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging tot een bedrag dat gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenpremie.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de militaire beloning verminderd met een eventuele aftrek wegens genot van voeding en huisvesting.

  • 4 Onder militaire beloning wordt verstaan de bij verblijf in Nederland geldende bezoldiging, bedoeld in de voor de betrokkene van kracht zijnde militaire bezoldiging, vermeerderd met de bij verblijf in Nederland op grond van bedoelde bezoldigingsregeling toegekende vlieg-, of brevettoelage.

  • 5 Als herhalingsoefening wordt beschouwd de militaire dienst, die door de minister van defensie als zodanig wordt aangemerkt.

  • 6 Onverminderd het bepaalde in artikel 8:15:2 worden, voor de toepassing of voortgezette toepassing van het eerste lid, met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in de Kaderwet dienstplicht of in de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht 1985, met herhalingsoefeningen gelijkgesteld:

    • a.

      het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven voor een onderzoek, omtrent een strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp, waarvan de militair verdacht of beklaagd wordt;

    • b.

      het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven ten einde rekening en verantwoording af te leggen van gevoerd beheer;

    • c.

      het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven wegens:1 ziekte;2 het niet tijdig bereiken van de vereiste graad van geoefendheid als gevolg van ziekt3 het heersen of geheerst hebben van een besmettelijke ziekte;a het in dienst komen om gehoord te worden omtrent een bij de Kroon of bij de minister van defensie ingediend bezwaarschrift.

Artikel 3:7:4 (CAR/UWO)

Indien de ambtenaar, in werkelijke dienst zijnde, overlijdt, wordt de uitkering, bedoeld in artikel 8:16:2 verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkering welke uit hoofde van militaire dienst ter zake van dit overlijden wordt gedaan.

Artikel 3:7:5 (CAR/UWO)

Het bepaalde in de artikelen 3:7:1 tot en met 3:7:4 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van:1) de ambtenaar die te werk is gesteld in de zin van artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;2) de ambtenaar die in werkelijke dienst is op grond van een verbintenis bij het Korps nationale reserve.

Artikel 3:7:6 (CAR/UWO)

Op de ambtenaar die tijdelijk is aangesteld zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 3:7:1 tot en met 3:7:5, slechts van toepassing tot en met de dag waarop de aanstelling zou zijn geëindigd, indien hij daaraan niet de militaire dienst zou zijn onttrokken.

Artikel 3:7:7 (CAR/UWO)

  • 1 De ambtenaar die op grond van een verbintenis als vrijwilliger ambtenaar van politie in de zin van artikel 2, eerste lid, onder a of b, van het Besluit rechtstoestandregeling reservepolitie in werkelijke dienst is, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn.

  • 2 Gedurende dit verlof blijft de ambtenaar, onverminderd het bepaalde in artikel 8:15:2, in het genot van de aan zijn betrekking verbonden bezoldiging, met dien verstande dat deze bezoldiging, indien het verlof langer dan veertien dagen duurt, voor de verdere duur van het verlof wordt verminderd met de beloning waarop de ambtenaar als vrijwilliger aanspraak heeft.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde vermindering wordt slechts toegepast tot een zodanig bedrag dat de ambtenaar in het genot blijft van een bedrag gelijk aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenpremie.

  • 4 Voor zover de werkelijke dienst wordt vervuld in aan hem verleende vakantie behoudt de ambtenaar in ieder geval het genot van de volle aan zijn betrekking verbonden bezoldiging.

  • 5 Het bepaalde in artikel 3:7:6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 1 Persoonlijke toelage

Artikel 3:7:8 (CAR/UWO)

  • 1 Aan de ambtenaar, die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan door burgemeester en wethouders een toelage worden toegekend, wanneer daartoe op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat.

  • 2 De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn, dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Ondertekening

De raad van de gemeente Haaren heeft in zijn vergadering van 26 oktober jl. goedkeuring verleend om aan de Bezoldigingsverordening Gemeente Haaren 2000 het navolgende artikel toe te voegen.
Arbeidsmarkttoelage
1. Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.3. De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal het verschil tussen het maximum van de functionele schaal en het maximum van de naast-hogere functionele schaal.4. De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.
De regeling treedt in werking op 1 juni 2000 en kan worden aangehaald als de "Bezoldigingsverordening gemeente Haaren 2000.De raad van de gemeente Haaren
Secretaris                                 Voorzitter
J.van der Mark.                         J.E.A. Haas.