Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties Waddenfonds 2024

Geldend van 01-05-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties Waddenfonds 2024

Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds, gelet op:

  • artikel 5 van de Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds;

  • artikel 1.4 van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017;

  • Het Uitvoeringskader Waddenfonds 2021-2027;

  • Het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2024-2027;

besluit de Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties Waddenfonds 2024 als volgt vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder Subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017.

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking is de Subsidieverordening van toepassing.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van lokale gemeenschappen verbeteren. Ook dienen de activiteiten bij te dragen aan nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken in het werkingsgebied van het Waddenfonds, zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 5 van het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2024-2027.

Artikel 1.4 Verdeelsystematiek en subsidieplafond

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst, met inachtneming van artikel 2.2 van de Subsidieverordening.

  • 2. Wanneer door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het eerste lid, die dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 3. Het subsidieplafond bedraagt € 500.000,-.

Artikel 1.5 Aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen vanaf 1 mei 2024 10.00 uur tot dinsdag 3 december 2024 12.00 uur worden ingediend bij het Waddenfonds.

  • 2. Bij de subsidieaanvraag wordt het door het dagelijks bestuur vastgestelde formulier voor aanvragen gebruikt. Een subsidieaanvraag wordt samen met de in het format aangegeven documenten ingediend.

Artikel 1.6 Kring van aanvragers

Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Rijk(sdiensten), waterschappen en provincies;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

  • d.

    groepen van ten minste vijf natuurlijke personen;

  • e.

    kerkgenootschappen;

  • f.

    samenwerkingsverbanden van bovengenoemde partijen

Artikel 1.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie is niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten en maximaal € 50.000 per aanvraag;

  • 2. Het subsidiepercentage of subsidiebedrag wordt in ieder geval naar beneden bijgesteld wanneer er sprake is van overfinanciering.

  • 3. Er wordt geen subsidie verstrekt wanneer het subsidiebedrag lager is dan € 5.000,-.

  • 4. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor kosten voor de bouw of verbouwing van dorpshuizen inclusief de bijbehorende kosten maximaal € 20.000,-.

Artikel 1.8 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen is het bepaalde in artikel 2.6 van de Subsidieverordening van toepassing. Daarnaast moet worden voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteit is op lokale schaal vernieuwend;

  • b.

    het project heeft een eigenstandig karakter;

  • c.

    in het geval van subsidie voor een evenement moet het gaan om een vanuit de lokale gemeenschap georganiseerd evenement waar niet eerder door het Waddenfonds subsidie aan is verleend en waarbij een directe koppeling bestaat met de kernwaarden van het Waddengebied;

Artikel 1.9 Niet-subsidiabele kosten

Het bepaalde in artikel 1.7 van de Subsidieverordening blijft van toepassing. Daarnaast komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    eigen arbeids- en loonkosten, met uitzondering van vrijwilligersuren. De kosten voor vrijwilligersuren mogen nooit meer bedragen dan het totaal aan overige subsidiabele kosten;

  • b.

    exploitatiekosten;

  • c.

    kosten van fondsenwerving en kosten ter voorbereiding van fondsenwerving;

  • d.

    de aanschaf en plaatsing van rendabele energiemaatregelen, waaronder in ieder geval zonnepanelen en warmtepompen.

Artikel 1.10 Verantwoording van de subsidie

  • 1. Met toepassing van artikel 3.4, derde lid, van de Subsidieverordening, is artikel 3.4, eerste lid, van de Subsidieverordening ook van toepassing op subsidies op grond van deze regeling van € 25.000,- of meer.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als het dagelijks bestuur, met toepassing van artikel 3.6 van de Subsidieverordening, in de subsidieverleningsbeschikking bepaalt dat de subsidieontvanger door middel van een subsidievaststelling moet verklaren dat de activiteiten zijn verricht. Dit gebeurt door middel van een overzicht van de werkelijke kosten en opbrengsten van het project.

Hoofdstuk 2 Slotbepaling

Artikel 2.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als BLI 2024 en treedt in werking op 1 mei 2024.

Ondertekening

Bijlage 1: Kaart Werkingsgebied Waddenfonds

afbeelding binnen de regeling

Via onderstaande link kan de inzoombare kaart van het werkingsgebied ook worden bezocht.

https://waddenfonds.nl/wp-content/uploads/2021/03/04-03-2021-Werkingsbebied-Waddenfonds-algemeen-met-energietransitiegrens.pdf

Toelichting bij de subsidieregeling budget lokale innovaties

In deze toelichting zijn de hoofdzaken uit dit openstellingsbesluit, de Algemene subsidieverordening Waddenfonds en het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2024-2027 samengevat. Deze documenten zijn te vinden op de website van het Waddenfonds (www.waddenfonds.nl) onder het kopje Documenten & Formulieren.

Het Budget Lokale Innovaties is bedoeld voor eenmalige investeringen in activiteiten vanuit de lokale gemeenschappen in het werkingsgebied van het Waddenfonds. Onder lokaal verstaan wij plaatselijk en van beperkte omvang, zoals een dorp. Deze activiteiten moeten nieuw zijn voor deze gemeenschap (dit wordt verderop toegelicht onder ‘lokaal vernieuwend’). Ook moeten de activiteiten bijdragen aan de sociaaleconomische duurzaamheid en aan de vitaliteit en leefbaarheid van deze gemeenschappen. Daarnaast moeten die activiteiten bijdragen aan nieuwe samenwerkingen/netwerken in het werkingsgebied van het Waddenfonds of bestaande versterken. Met name (semi-) publieke en collectieve voorzieningen dragen hieraan bij. Belangrijk voorwaarde is dat de activiteiten waddenspecifiek moeten zijn en in overwegende mate bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds. Activiteiten mogen daarnaast geen afbreuk doen aan de kernwaarden van het gebied (zie verderop onder het kopje ‘Algemene subsidieverordening’).

Voortraject

Bovengenoemde doelstellingen van het BLI liggen vaak in het verlengde van de doelstellingen van regionale programma’s op het gebied van wonen, plattelandsbeleid en leefbaarheid. Indien een activiteit goed bij de BLI regeling past, is het mogelijk om BLI-subsidie te stapelen met andere subsidies. Zoals aangegeven in 1.7 moet er hierbij geen sprake zijn van overfinanciering en subsidiering mag niet in strijd zijn met de staatssteunregelgeving.

Regionale adviesloketten hebben een belangrijke functie wat betreft voorlichting en informatieverstrekking voor het BLI en kunnen meedenken over combinaties met andere lokale subsidies. Dit kan via bijeenkomsten, maar ook in één op één gesprekken met geïnteresseerden. Vanuit de adviesloketten kan met name bekeken worden of combinaties met de regionale programma’s mogelijk en gewenst zijn. Ook kunnen zij goed inschatten hoe lokaal en lokaal vernieuwend een initiatief is. Een gesprek met een regionaal adviesloket is ook in het belang van potentiële aanvragers omdat in het gesprek wordt gekeken of een initiatief niet strijdig is met het provinciale beleid.

Aanvragen worden daarna ingediend bij het Waddenfonds, waar de inhoudelijke beoordeling plaatsvindt. Tussentijds vindt er regelmatig contact plaats tussen adviesloketten en het Waddenfonds om de kansrijkheid van projecten te bespreken. Op de website van het Waddenfonds is er meer informatie te vinden over de regionale adviesloketten.

Lokaal vernieuwend

Onder “lokaal vernieuwend” verstaan wij projecten die op een nieuwe of innovatieve wijze zorgen voor sociale binding in de lokale gemeenschap en bijdragen aan de sociaaleconomische duurzaamheid. Hierbij wordt het als vernieuwend gezien wanneer de activiteit nog niet bestaat of niet eerder heeft plaatsgevonden in de betreffende lokale gemeenschap. Onder lokaal verstaan wij plaatselijk en van beperkte omvang, zoals een dorp of groep van dorpen/woonkernen. Twijfelt u of het project lokaal vernieuwend is? Neem dan contact op met één van de regionale adviesloketten.

Beoordelingstraject

Aanvragen worden ingediend via een digitaal platform. Daarvoor maakt het Waddenfonds gebruik van het e-loket van het SNN. - De aanvraag wordt beoordeeld door het Waddenfonds. Eerst volgt een toets op volledigheid van de aanvraag, waarmee ook de behandelvolgorde van de aanvragen wordt bepaald. Vervolgens wordt van de volledige aanvragen bekeken of ze voldoen aan de vereisten die in de regeling staan en of de gevraagde subsidie volledig kan worden toegekend.

Hierover wordt een advies uitgebracht aan het dagelijks bestuur van het Waddenfonds. Als het dagelijks bestuur positief over de aanvraag besluit, wordt de beschikking tot subsidieverlening afgegeven.

Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Subsidieverstrekking

Op subsidieverstrekking door het Waddenfonds is de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 van toepassing. Door het opnemen van dit artikel wordt het belang van deze verordening benadrukt. Eisen en voorwaarden uit de Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 zijn van toepassing en gelden naast de vereisten van deze subsidieregeling.

Houd er rekening mee dat een subsidieaanvraag aan meer regelgeving en (beleids)kaders wordt getoetst dan alleen aan de Algemene subsidieverordening Waddenfonds. Welke dit zijn vindt u onder het kopje toetsing van uw aanvraag bij BLI-aanvragen Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties – Waddenfonds.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten volgen direct uit het Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2024-2027.

Activiteiten moeten ten eerste bijdragen aan de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van lokale gemeenschappen verbeteren. Hiermee wordt bedoeld dat projecten een positief effect hebben op gemeenschappen en de leefbaarheid in het gebied verbeteren. Sociaaleconomische duurzaamheid houdt in dat de activiteit bijdraagt aan het verbeteren van het welzijn en de leefkwaliteit van mensen, voor huidige en toekomstige generaties.

Daarnaast moeten de activiteiten bijdragen aan nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken. Hiermee wordt bedoeld dat projecten nieuwe sociale binding en nieuwe samenwerkingsvormen in de lokale gemeenschap mogelijk maken en stimuleren. Daarnaast kunnen initiatieven bijdragen aan het versterken van al bestaande netwerken in de lokale gemeenschap.

Artikel 1.4 Verdeelsystematiek en subsidieplafond

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij de datum waarop een aanvraag volledig is, telt. Wanneer meer subsidie wordt aangevraagd dan in totaal beschikbaar is, is het subsidieplafond bereikt. Aanvragen die zijn ontvangen nadat het subsidieplafond is bereikt, moeten worden afgewezen. Voor het bepalen van de volgorde waarin aanvragen zijn binnengekomen, worden alleen volledige aanvragen meegenomen.

Artikel 1.5 Aanvraag

Een aanvraag wordt binnen de openstellingsperiode digitaal ingediend bij het Waddenfonds. Dit doet u via het digitale platform van SNN dat te bereiken is via de website van het Waddenfonds Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties – Waddenfonds.

De aanvraag moet volledig zijn en omvat naast het volledig ingevulde format voor aanvragen, ten minste het projectplan, de begroting en een financieringsplan.

Artikel 1.6 Kring van subsidieontvangers

De eisen voor de kring van subsidieontvangers gelden voor alle partijen die als aanvrager in een aanvraag deelnemen. De kring is ruim opgesteld, zodat veel initiatieven mogelijk worden gemaakt. Omdat de insteek van deze regeling is dat projecten een bottom-up en lokaal karakter hebben, waarbij de sociale cohesie van plaatselijke gemeenschappen voorop staat, zijn Rijk(sdiensten), waterschappen en provincies geen gewenste aanvragers bij BLI en daarom uitgesloten. Voorbeelden van privaatrechtelijke rechtspersonen zijn een BV, NV en een stichting. Voorbeelden van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn een eenmanszaak, vof, maatschap en commanditaire vennootschap.

Artikel 1.7 Hoogte van de subsidie

Het uitgangspunt van BLI is om 50% van de subsidiabele kosten te subsidiëren. Mocht vanwege overige financiering in dat geval sprake zijn van overfinanciering, of strijd met de staatssteunregelgeving, dan wordt de bijdrage naar beneden bijgesteld. Indien de bijdrage van het Waddenfonds lager uit zou komen dan € 5.000,- wordt geen subsidie verstrekt. Ook is de bijdrage vanuit BLI nooit hoger dan € 50.000,-.

De bijdrage voor dorpshuizen is gemaximeerd op € 20.000. Met het oog op de brede gemeenschappelijke functie van dorpshuizen wordt verwacht dat andere (lokale) partijen meefinancieren. Om die reden is de hoogte van de subsidie voor dorpshuizen beperkt. Voor een toelichting op de begrenzing van subsidie voor dorpshuizen, zie uitleg bij 1.9 onder Waddenspecifiek.

Verder is artikel 1.6 van de Algemene subsidieverordening van belang, dat ook gaat over de hoogte van de subsidie. Wij wijzen u in het bijzonder op lid 3 van dat artikel waaruit naar voren komt dat Europese staatssteunregels bepalend kunnen zijn voor de hoogte van de subsidie. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat op grond van de subsidieregels van het Waddenfonds een subsidie van 50% voor bepaalde activiteiten mogelijk is, maar dat de staatssteunregels voor die activiteiten een maximum stellen van 35%. Omdat die regels voorgaan, betekent dat in dit voorbeeld dat u maximaal 35% subsidie kunt krijgen voor die activiteiten.

Artikel 1.8 Toetsingscriteria

In dit artikel zijn enkele inhoudelijke criteria opgesteld. In het aanvraagformulier en projectplan kunt u motiveren op welke wijze u voldoet aan deze criteria.

Dat een project een eigenstandig karakter moet hebben, betekent dat het eindresultaat van het subsidieproject op zichzelf moet staan en geen onderdeel mag zijn van een groter, meeromvattend project. Het is dus niet de bedoeling dat grotere projecten in fases worden opgeknipt die elk subsidie op grond van een openstelling ontvangen.

Algemene subsidieverordening

Daarnaast is van belang dat het Waddenfonds een algemeen beoordelingskader heeft waaraan alle aanvragen moeten voldoen, waaronder ook de aanvragen in het kader van BLI. Dit beoordelingskader is weergegeven in artikel 2.6 van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds. Hierin staat ook een omschrijving van de eis dat een project duurzaam en waddenspecifiek moet zijn.

Deze algemene gronden voor weigering van de subsidie geven een eerste houvast bij de vraag of uw project voor subsidie in aanmerking kan komen. U kunt de volledige Algemene subsidieverordening Waddenfonds 2017 vinden op de website van het Waddenfonds. Artikel 2.6 van de Algemene subsidieverordening Waddenfonds bepaalt dat geen subsidie wordt verstrekt als:

  • a.

    de activiteit niet of niet in overwegende mate bijdraagt aan de doelstelling van het Waddenfonds;

  • b.

    de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op het Waddengebied;

  • c.

    de activiteit niet voldoet aan ten minste twee van de volgende criteria:

    • er wordt geen substantieel afbreuk gedaan aan de kernwaarden;

    • bijdragen aan behoud of versterking van de kernwaarden;

    • bijdragen aan het oplossen van problemen of het benutten van kansen van voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen;

  • d.

    de activiteit betrekking heeft op regulier beleid, beheer of onderhoud, met inbegrip van het voldoen aan internationaal en nationaalrechtelijke (wettelijke) verplichtingen;

  • e.

    er een gegronde reden bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzame ontwikkeling;

  • f.

    de activiteit, gelet op aard en schaal, onvoldoende integraal wordt uitgevoerd;

  • g.

    de activiteit niet past binnen de door provinciale staten respectievelijk het algemeen bestuur vastgestelde beleids- en uitvoeringskaders met betrekking tot het werkingsgebied van het Waddenfonds;

  • h.

    de subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan een vastgesteld drempelbedrag;

  • i.

    de gevraagde financiële bijdrage niet in een redelijke verhouding staat tot het beoogde projectresultaat (value for money);

  • j.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • k.

    de aanvrager van de subsidie een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • l.

    er een gegronde reden bestaat dat het project in financiële, organisatorische, technische of economische zin niet haalbaar is;

  • m.

    er een gegronde reden bestaat dat de exploitatie na de projectperiode niet kan worden gerealiseerd;

  • n.

    er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Kernwaarden

De onder c bedoelde kernwaarden zijn:

  • dynamische natuur van de Waddenzee;

  • rust;

  • ruimte;

  • stilte;

  • duisternis en

  • waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee.

Waddenspecifiek

In het Uitvoeringsprogramma wordt het begrip “waddenspecifiek” genoemd en uitgelegd aan de hand van vier criteria. Het is bijvoorbeeld niet voldoende dat een project plaatsvindt in het waddengebied. Er moet voldaan worden aan meer eisen, wil het project passend zijn voor het Waddenfonds. Deze vier criteria uit het Uitvoeringsprogramma zijn daarom vastgelegd in onze Algemene subsidieverordening. Het Waddenfonds beoordeelt een aanvraag als (voldoende) waddenspecifiek als de aanvraag voldoet aan minimaal drie van onderstaande bepalingen. De aanvraag moet altijd aan de eerste bepaling voldoen. Deze vier criteria zijn:

  • Te subsidiëren activiteiten vinden plaats in en/of moeten effect hebben op het werkingsgebied van het Waddenfonds;

  • te subsidiëren activiteiten doen geen substantieel afbreuk aan de kernwaarden (zie hiervoor) van het Waddengebied;

  • maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan behoud of versterking van de kernwaarden;

  • maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan het oplossen van problemen en/of het benutten van kansen. Bij problemen en kansen gaat het om voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen. Vaak zijn die verbonden met de gebiedsspecifieke kwaliteiten en cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het Waddengebied. Bij economische activiteiten gaat het om activiteiten die gericht zijn op een duurzame economische ontwikkeling en/of energietransitie.

Wanneer het niet duidelijk is in welke gevallen een project bijdraagt aan het laatste punt van ‘waddenspecifiek’, biedt de omschrijving van de thema’s in het Uitvoeringsprogramma van het Waddenfonds enkele aanknopingspunten. Zo staat er bijvoorbeeld in het Uitvoeringsprogramma wat er verstaan wordt onder ‘waddenspecifieke kansen en bedreigingen voor de landbouw’. Ook wordt er beschreven aan welke gespecificeerde doelen toeristische activiteiten moeten voldoen en wat de verhaallijnen van VisitWadden zijn. Daarnaast wordt er toelichting gegeven op wat er verstaan wordt onder cultureel erfgoed, landschappelijke kenmerken en kernkwaliteiten van het Waddengebied. Hier kan naar gekeken worden met betrekking tot het aanbod van nieuwe activiteiten in het Waddengebied.

Speeltuinen en groene schoolpleinen zijn op zichzelf niet waddenspecifiek ondanks de ligging in het werkingsgebied. Daardoor zijn de kosten voor de aanleg en (her)inrichting van (onderdelen van) speeltuinen en groene schoolpleinen die geen inhoudelijke relatie hebben met de kernwaarden van het Waddengebied niet subsidiabel. Een project dat gaat over waddengerelateerde elementen van speeltuinen en groene schoolpleinen, kan eventueel wel waddenspecifiek zijn.

Dorpshuizen in het werkingsgebied van het Waddenfonds leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en sociale cohesie in het werkingsgebied. Een dorpshuis heeft een plaatselijke impact, is nauw verbonden met de cultuur en identiteit van de lokale inwoners en faciliteert uitwisseling hierover. Het brede aanbod aan activiteiten in het dorpshuis draag bij aan behoud en versterking van de plaatselijke cultuur en het benutten van kansen in het Waddengebied. Dat samen maakt dat dorpshuizen in beginsel worden gezien als subsidiabel.

Hierin onderscheiden dorpshuizen zich van een multifunctionele accommodatie (MFA) of een wijkcentrum. Daarom wordt een MFA of een wijkcentrum als niet subsidiabel beschouwd.

Twijfelt u of het project voldoende waddenspecifiek is? Neem dan contact op met het Waddenfonds.

Evenementen

Voor evenementen kan bij het Waddenfonds eenmalig subsidie aangevraagd worden.

Artikel 1.9 Niet-subsidiabele kosten

Enkele kosten zijn niet subsidiabel gesteld, omdat deze niet mogen worden gesubsidieerd of omdat het subsidiëren ervan onwenselijk is in relatie tot de doelstellingen van het Waddenfonds.

Voor het BLI is in dit artikel een maximum gesteld aan het subsidiëren van personeelskosten met uitzondering van vrijwilligersuren (tarief € 22,-). Ook zijn exploitatiekosten en de aanschaf en plaatsing van rendabele energiemaatregelen, waaronder in ieder geval zonnepanelen en individuele warmtepompen, uitgesloten.

Daarnaast zijn er niet-subsidiabele kosten die voor alle Waddenfondsprojecten gelden. Deze staan vermeld in artikel 1.7 van de Algemene subsidieverordening. Zo zijn reguliere kosten volgend uit wettelijke verplichtingen en reguliere onderhoudskosten zoals normaal onderhoud van bijvoorbeeld een gebouw en de inrichting daarvan niet-subsidiabel. Kosten voor herbestemming en de inrichting van een gebouw zouden wel voor subsidie in aanmerking kunnen komen, als deze kosten niet volgen uit wettelijke verplichtingen of voor rendabele energiemaatregelen worden ingezet.

Artikel 1.10 Verantwoording van de subsidie

Om de administratieve lasten te verminderen, is het uitgangspunt om het lichtste verantwoordingsregime zoals omschreven in de Algemene subsidieverordening, op alle BLI-projecten van toepassing te laten zijn. Het uitgangspunt is dat het verantwoordingsregime dat geldt voor subsidies tot € 25.000,- ook voor alle projecten binnen BLI wordt gehanteerd. Hiermee worden de administratieve lasten verkleind. Op basis van de beleidsregel voorbereiding, toezicht en handhaving subsidieverstrekking Waddenfonds, is het Waddenfonds verplicht om steekproefsgewijs te controleren of activiteiten volgens beschikking zijn uitgevoerd en of het projectresultaat nog steeds zichtbaar is. Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om extra verantwoordingseisen op te leggen in de verleningsbeschikking.